air filter OPEL VIVARO B 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2018Pages: 247, PDF Size: 5.53 MB
Page 107 of 247
Instrumenten en bedieningsorganen105Info-Display
Het centrale display op het Infotain‐
mentsysteem toont de tijd (en / of de
buitentemperatuur, afhankelijk van
de versie) en gegevens van het Info‐
tainmentsysteem.
Schakel het Infotainmentsysteem
met X in. Het schakelt eventueel
automatisch in wanneer het contact wordt ingeschakeld.
Afhankelijk van het systeem werkt het
Infotainmentsysteem via knoppen en
draaiknoppen op de console van het Infotainmentsysteem, de knoppen op
de stuurkolom, het stemherkennings‐
systeem (mits beschikbaar) of via het aanraakschermdisplay.
Bediening met aanraakscherm Gewenste optie uit de beschikbare
menu's en opties selecteren door het
displayscherm met de vinger aan te
raken.
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding Infotainment.Boordinformatie
Er verschijnen berichten op het Driver
Information Center en wellicht brandt
daarbij controlelamp F of C op de
instrumentengroep.
Informatieberichten
Informatieberichten m.b.t. bijv. start‐
problemen, het Stop/Start-systeem, het aantrekken van de handrem, de
centrale vergrendeling, het stuurslot
enz. melden de huidige status van
bepaalde boordfuncties en instructies voor het gebruik.
StoringsmeldingenStoringsmeldingen m.b.t. bijv. het
brandstoffilter, airbags, emissie enz.
verschijnen in combinatie met contro‐
lelamp F. Rijd voorzichtig door en
raadpleeg zo spoedig mogelijk een
werkplaats.
Druk op de knop aan het uiteinde van
de ruitenwisserhendel om storings‐
meldingen, bijv. " CONTROLEER
INSPUITING ", van het display te
wissen. Na enkele seconden
Page 121 of 247
Klimaatregeling119KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............119
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................119
Airconditioning ......................... 120
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 121
Verwarming achterin ...............124
Airconditioning achterin ...........124
Hulpverwarming ......................125
Luchtroosters ............................. 131
Verstelbare luchtroosters ........131
Vaste luchtroosters ..................132
Koeling handschoenenkastje ..132
Onderhoud ................................. 132
Luchtinlaat ............................... 132
Pollenfilter ................................ 132
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 132
Service .................................... 132Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
Verwarmbare achterruit Ü 3 46.
Temperatuur
Rood:warmBlauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet Luchtdebiet instellen door de ventila‐torknop in de gewenste stand te
zetten.
LuchtverdelingM:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimteJ:naar de voorruit, de voorste
zijruiten en de voetenruimteV:naar de voorruit en de voorste
zijruiten
Tussenstanden zijn mogelijk.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
Page 134 of 247
132KlimaatregelingLuchtroosters achteraanAfhankelijk van de auto bevinden zich
extra verstelbare luchtroosters in de
passagiersruimte achter.
Vaste luchtroosters
Tussen de voorruit en de deurruiten,
in de beenruimtes en, afhankelijk van de auto, achterin bevinden zich extra
luchtroosters.
Koeling
handschoenenkastje
De airconditioning kan ook objecten
in het handschoenenkastje koelen.Onderhoud
Luchtinlaat De luchtinlaat vóór de voorruit in demotorruimte schoon houden om lucht
te laten instromen. Eventuele blade‐
ren, vuil of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter
Het pollenfilter ontdoet de lucht die
via de luchtinlaat in de auto komt van stof, roet, pollen en sporen.
Let op
Alleen auto's met airconditioning
hebben een pollenfilter.
Airconditioning regelmatig aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐ keld. Bij te lage buitentemperaturenkan de koeling niet worden ingescha‐ keld.Service
Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐ ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen
● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
Let op
Koelmiddel R-134a bevat gefluo‐
reerde broeikasgassen met een
factor wereldwijde opwarming van
1430.
De airconditioning voorin is gevuld
met 0,58 kg en heeft een CO 2-equi‐
valent van 0,83 ton, de airconditio‐
ning voor- en achterin is gevuld met
0,88 kg en heeft een CO
2-equivalent
van 1,26 ton.
Page 136 of 247
134Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 134
Economisch rijden ...................134
Controle over de auto ..............135
Sturen ...................................... 135
Starten en bediening .................136
Nieuwe auto inrijden ................136
Contactslotstanden ..................136
Aan/Uit-knop ............................ 136
Motor starten ........................... 138
Regeling stationair toerental ....139
Motor afzetten ......................... 139
Uitrol-brandstofafsluiter ...........140
Stop/Start-systeem ..................140
Parkeren .................................. 143
Uitlaatgassen ............................. 144
Roetfilter .................................. 144
Katalysator .............................. 145
AdBlue ..................................... 145
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 151
Remmen .................................... 152
Antiblokkeersysteem ...............152
Handrem .................................. 153
Remassistentie ........................153
Hellingrem ............................... 153Rijregelsystemen.......................154
Traction Control .......................154
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) .. 155
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 157
Cruise control .......................... 157
Snelheidsbegrenzer ................160
Parkeerhulp ............................. 160
Achteruitkijkcamera .................163
Brandstof ................................... 165
Brandstof voor dieselmotoren . 165
Tanken .................................... 166
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot
........................... 167
Trekhaak .................................... 168
Algemene informatie ...............168
Rijgedrag en aanhangertips ....168
Aanhanger trekken ..................168
Aanhangerstabilisatie ..............169Rijtips
Economisch rijden
Modus ECO De ECO-modus is een functie voor
een optimaal brandstofverbruik. Deze
is van invloed op het motorvermogen
en het koppel, het acceleratievermo‐
gen, de schakelindicatie, de verwar‐
ming, de airconditioning en de
stroomverbruikers.
Inschakelen
Page 144 of 247
142Rijden en bediening● het Stop/Start-systeem is niethandmatig uitgeschakeld
● de motorkap is volledig gesloten
● het bestuurdersportier is geslo‐ ten of de veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt
● de accu is voldoende opgeladen en in goede staat
● de motor is opgewarmd
● de koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog
● de buitentemperatuur is niet te laag of te hoog (bijv. onder 0 °C
of boven 30 °C)
● de ontdooifunctie is niet geacti‐ veerd
● het aircosysteem verhindert geen Autostop
● het remvacuüm is voldoende
● de zelfreinigende functie van het roetfilter is niet actief 3 144
● de rijregelsystemen antiblok‐ keersysteem (ABS) 3 152, Trac‐
tion Control-systeem 3 154 enElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP® Plus
) 3 155 zijn
niet actief ingeschakeld
● de auto is verreden sinds de laat‐
ste Autostop
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Bepaalde instellingen van de klimaat‐
regeling kunnen eveneens een Auto‐
stop verhinderen. Zie het hoofdstuk
Klimaatregeling voor nadere informa‐
tie 3 121.
Onmiddellijk na een snelwegrit kan
mogelijk geen Autostop plaatsvinden.
Nieuwe auto inrijden 3 136.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar herstarten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten.Let op
Trap als er een versnelling inge‐
schakeld is het koppelingspedaal
geheel in om de motor te starten.
Trap als de motor niet meteen start
het koppelingspedaal stevig in.
Druk eventueel op de knop Î om de
motor tijdens een Autostop weer te
starten.
Controlelamp Ï 3 103 op de instru‐
mentengroep dooft wanneer de motor opnieuw wordt gestart.
Herstarten van de motor door het
stop-startsysteem
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten
mogelijk te maken.
Als er zich een van de volgende
omstandigheden voordoet tijdens een Autostop, dan zal de motor auto‐ matisch door het stop-startsysteem
worden herstart:
● de accu is ontladen
● de buitentemperatuur is te laag of
te hoog (bijv. onder 0 °C of boven
30 °C)
Page 146 of 247
144Rijden en bediening30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Auto stallen 3 171.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Roetfilter
Het roetfilter verwijdert schadelijke
roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Het
systeem heeft een zelfreinigende
functie die tijdens het rijden automa‐
tisch wordt geactiveerd, zonder dat hier een bericht over verschijnt.
Het filter wordt geregenereerd door
achtergebleven roetdeeltjes perio‐
diek bij een hoge temperatuur te
verbranden. Dit proces vindt automa‐
tisch plaats onder bepaalde rijom‐
standigheden. Autostop is niet
beschikbaar en het brandstofverbruik ligt mogelijk hoger. Enige geur- enrookontwikkeling tijdens deze proce‐
dure is normaal.
Onder bepaalde rijomstandigheden,
bijv. bij korte ritten, kan het systeem
zichzelf niet automatisch reinigen.
Wanneer het filter gereinigd moet
worden en als de recente rijomstan‐
digheden geen automatische reini‐
ging toelieten, gaat controlelampen F
3 100 en Z 3 100 op de instrumen‐
tengroep branden. Onmiddellijk de
hulp van een werkplaats inroepen.
Page 241 of 247
239Auto reinigen.............................. 208
Auto slepen ................................ 206
Auto stallen ......................... 171, 177
Autostop ............................. 138, 140
Auto wassen ............................... 208
B
Bagageruimte ........................ 36, 80
Bagageruimte-afdekking .............81
Bagageruimteverlichting .............117
Bak op instrumentenbord .............75
Banden ...................................... 193
Banden- en wielmaat, verwisselen ............................. 197
Bandenreparatieset ...................198
Bandenspanning .......................194
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 102, 195
Bandenspanningswaarden ........230
Banden verwisselen ...................201
Bedieningselementen telefoon .....87
Bedieningsorganen ......................87
Bekerhouders .............................. 77
Bekleding .................................... 210
Beladingsinformatie .....................84
Beslagen lampglazen ................115
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 157
Beveiliging van de auto ................38
Binnenspiegels ............................. 43Binnenverlichting ...............115, 186
BlueInjection ............................... 145
Bochtlicht .................................... 113
Bolle vorm .................................... 41
Boordgereedschap .............192, 206
Boordinformatie .........................105
Brandstofbesparingsmodus ........103
Brandstofblokkeersysteem .........139
Brandstofmeter ............................ 94
Brandstoftank ............................. 229
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 167
Brandstofverbruikcijfer ........105, 107
Brandstofverbruikmeter ................95
Brandstof voor dieselmotoren ...165
Buitenspiegels .............................. 41
Buitentemperatuur .......................89
Buitenverlichting .........................111
Bijrijdersbank ................................ 78
C
Car Pass ...................................... 22
Centrale vergrendeling ................26
Claxon ................................... 15, 87
Compact reservewiel ..................203
Conformiteitsverklaring ...............231
Contactslotstanden ....................136
Controlelampen ......................93, 96
Controle over de auto ................135
Controles .................................... 172
Cruise control ....................104, 157D
Dagrijlicht ............................ 112, 113
Dagteller ...................................... 93
Dakbelasting ................................. 84
Dakdrager .................................... 84
Dashboard .................................... 11
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
DEF ............................................ 145
De functie Meer tractie .......154, 155
Derde remlicht ........................... 184
Diefstalalarmsysteem ..................39
Diefstalvergrendeling ....................26
Dieselbrandstof........................... 165
Dieselbrandstoffilter ...................179
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 179
Dieseluitlaatvloeistof ...................145
Dimlicht of grootlicht ...........111, 112
Documentenbak ........................... 77
DPF (Diesel Particle Filter, roetfilter) .................................. 144
Draairichtingsgebonden banden ............................ 193, 203
Driepuntsgordel ........................... 57
Driver Information Center ...........104
Dubbele cabine ............................ 78
Page 243 of 247
241LLaadsysteem ............................. 100
Laadvloernet ................................. 81
Lampenkappen, beslagen ..........115
Leeslampen ............................... 117
Leeslampjes met LED's ..............115
Leeslamp vooraan ......................117
Lekke band ................................. 201
Lichtschakelaar .......................... 111
Lichtsignaal ................................ 112
Luchtinlaat ................................. 132
Luchtrecirculatie .................120, 206
M
Maximumsnelheidsbegrenzer ....160
Meldingen ................................... 105
Meters........................................... 93
Mistachterlicht ...104, 111, 115, 186
Mistlamp .................................... 104
Mistlampen .................111, 114, 182
Mistlampen voor ........................114
Modus ECO ................................ 134
Momentsleutel ............................ 192
Motoraanduiding .........................218
Motor afzetten ............................ 139
Motorgegevens .......................... 220
Motor-ID...................................... 218
Motorkap .................................... 172
Motorluchtfilter ............................ 174
Motorolie ............173, 214, 219, 229Motorolieadditieven ....................214
Motoroliedruk ............................. 102
Motoroliepeil .............................. 107
Motorolieviscositeitsindexen .......214
Motorremmomentregeling ..........155
Motor starten ........................ 18, 138
Muntenhouder .............................. 75
N Neerklapbare rugleuning midden. 77
Nieuwe auto inrijden ..................136
Noodontgrendeling achterklep .....36
O
Obstakeldetectiesystemen .........160
Olie ............................................. 173
Oliedruk ...................................... 102
Olie, motor .................. 173, 214, 219
Ontlaadbeveiliging accu ............118
Ontwasemen en ontdooien ..........16
Opbergruimte................................ 75
Opbergruimte plafond ..................80
Opbergruimte portierbekleding .....78
Opbergruimte voor........................ 77
Opbergvak .............................. 77, 78
Opbergvakken .............................. 75
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................75
Opbergvak onder passagiersstoel 78
Opschakelen............................... 101Opwarmen van de turbomotor ....138
Overzicht instrumentenpaneel .....11
P
Panne ......................................... 206
Parkeerhulp ............................... 160
Parkeerrem - zie Handrem .........153
Parkeren .............................. 19, 143
Park pilot met ultrasoonsensoren 160
Partikelfilter ................................. 144
Passagiersstoel middenvoor neerklappen .............................. 51
Pedalen ...................................... 135
Pollenfilter .................................. 132
Portieren ....................................... 33
Portier open ............................... 104
Portiersloten ................................. 26
Profieldiepte ............................... 197
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 236
REACH ....................................... 235
Regelbare instrumentenverlichting ...........115
Regeling stationair toerental .......139
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 235
Remassistentie .......................... 153
Rem- en koppelingsvloeistof ......214
Remmen ............................ 152, 176