radio OPEL VIVARO B 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2018Pages: 247, PDF Size: 5.53 MB
Page 24 of 247
22Sleutels, portieren en ruitenCar Pass
Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze
autogegevens nodig.
Handzender
Wordt gebruikt voor: ● centrale vergrendeling 3 26
● bagageruimte 3 36
● vergrendelingssysteem 3 38
● diefstalalarmsysteem 3 39
De afstandsbediening heeft een
bereik van ongeveer vijf meter. Dit
kan beperkt worden door invloeden
van buitenaf. Brandende alarmknip‐
perlichten dienen als bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig gebruik vermijden.
Afhankelijk van het model werkt de
auto met een handzender met
2 toetsen of 3 toetsen of een elektro‐
nische sleutel met de functionaliteit
van de bediening op afstand.
Elektronisch sleutelsysteem 3 24.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het
gevolg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor het systeem
opnieuw moet worden gepro‐
grammeerd in een werkplaats.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Bediening met fysieke sleutel 3 26.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Page 27 of 247
Sleutels, portieren en ruiten25door een geluidssignaal als een
bepaalde snelheid wordt overschre‐
den) dat deze buiten het ontvangst‐
bereik is.
Zo wordt bijv. voorkomen dat u
wegrijdt na het afzetten van een
passagier die de elektronische sleu‐
tel heeft.
Het bericht verdwijnt wanneer de
elektronische sleutel weer wordt
gedetecteerd.
Handenvrije bediening wordt automa‐
tisch gedeactiveerd wanneer de toet‐
sen op de elektronische sleutel zijn
gebruikt of de centrale vergrende‐
lingstoets e 3 26 wordt ingedrukt.
Start de motor om de handenvrije
bediening weer te activeren.
Aan/Uit-knop 3 136.
Batterij elektronische sleutel
vervangen
Batterij meteen vervangen zodra het
systeem niet meer goed werkt of het
bereik ervan afneemt. Een bericht op
het Driver Information Center geeft
aan dat de batterij moet worden
vervangen 3 105.Batterij vervangen, zie 'Handzender'
3 22.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet kan
worden bediend of als de motor niet
kan worden gestart, kan dit de
volgende oorzaken hebben:
● storing in elektronische sleutel
● elektronische sleutel buiten het ontvangstbereik
● batterijspanning te laag
● overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de handzender, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken
● storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogenFysieke noodsleutel
Ontgrendelingsknop aan de zijkant
van de elektronische sleutel ingedrukt houden en fysieke noodsleutel uit de
bovenkant trekken.
Deuren handmatig vergrendelen of
ontgrendelen door de sleutel in het
slot te draaien.
Steek de fysieke noodsleutel na
gebruik weer in de behuizing van de
elektronische sleutel.
Page 43 of 247
Sleutels, portieren en ruiten41Het aantal en de duur van de alarm‐signalen zijn voorgeschreven door de
wetgever.
Indien de accu van de auto wordt
losgekoppeld of de stroomvoorzie‐
ning wordt onderbroken, zal de
alarmsirene afgaan. Daarom vóór het
loskoppelen van de voertuigaccu het
diefstalalarmsysteem uitschakelen.
Om een alarmsirene uit te zetten
(indien geactiveerd) en hiertoe het
diefstalalarmsysteem uit te schake‐
len, de accu opnieuw aansluiten en
de auto ontgrendelen of het contact
inschakelen.
Startbeveiliging De startbeveiliging is onderdeel van
het contactslot en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.
De startbeveiliging wordt automatisch
geactiveerd na het verwijderen van
de sleutel uit het contactslot, of
wanneer de motor wordt afgezet
zonder de sleutel uit het contactslot te verwijderen.Als de motor niet kan worden gestart,
contact uitschakelen en sleutel eruit
trekken, ongeveer twee seconden
wachten en opnieuw proberen te star‐
ten. Als dat niet lukt, kunt u proberen
om de motor met de reservesleutel te
starten en daarna de hulp van een
werkplaats inroepen.
Let op
RFiD-tags (Radio Frequency Identi‐
fication) kunnen de werking van de
sleutel storen. Houd de tag bij het
starten uit de buurt van de sleutel.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 26, 3 39.Buitenspiegels
Bolle vorm De bolle buitenspiegel bevat eenasferisch gebied en verkleint de dode
hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Handmatig verstellen
Spiegels instellen door deze in de
gewenste richting te draaien.
Page 140 of 247
138Rijden en bedieningsommige functies, bijv. Infotainment‐
systeem, kunnen nog ongeveer
10 minuten worden gebruikt.
Na het openen van de bestuurders‐
deur en het vergrendelen van de auto
werken deze functies niet meer.
Let op
Neem bij het uitstappen altijd de
elektronische sleutel mee.
Bij het achterlaten van de elektroni‐
sche sleutel in de kaartlezer klinkt er een geluidssignaal 3 106 en
verschijnt er een bericht op het
Driver Information Center 3 105 bij
het openen van de bestuurdersdeur.9 Gevaar
Laat nooit een elektronische sleu‐
tel achter in de auto bij kinderen of dieren, om onbedoeld bedienen
van ruiten, deuren of motor te
voorkomen. Kans op fataal letsel.
Storing
Als de motor niet kan worden gestart, kan dit de volgende oorzaken
hebben:
● Storing in elektronische sleutel.
● Elektronische sleutel buiten het ontvangstbereik.
● Batterijspanning te laag.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de handzender, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Vervangen van de accu 3 22.
Centrale vergrendeling 3 26.
Elektronisch sleutelsysteem 3 24.Motor starten
Handgeschakelde versnellingsbak:
trap de koppeling in.
Geef geen gas.
Dieselmotoren: sleutel naar stand 2
draaien om voor te verwarmen totdat
controlelamp ! op de instrumenten‐
groep dooft 3 102.
Draai de sleutel naar stand 3 en laat
deze los.
Het verhoogde motortoerental wordt
automatisch verlaagd tot het normaal stationaire toerental naarmate de
motortemperatuur stijgt.
Page 193 of 247
Verzorging van de auto191Nr.Stroomkring1Reserveaccu (met elektronisch
sleutelsysteem)2Aanpassingen3Aanpassingen4Accu (met elektronisch sleutel‐
systeem)5Extra verwarming en ventilatie/
airconditioning6Aanvullend verwarmings- en
ventilatiesysteem7Elektrische buitenspiegels/extra aanpassingen8Verwarmbare buitenspiegels9Radio/multimedia/elektrische
buitenspiegels/diagnoseaan‐
sluiting10Multimedia/trekhaak11Interieurverlichting/ontlaadbe‐
veiliging accu12Grootlicht rechts/dimlicht links/
zijmarkeringslichten/dagrijlicht
rechtsNr.Stroomkring13Alarmknipperlichten/richting‐
aanwijzers14Centrale vergrendeling15Grootlicht links/dimlicht rechts/
achterlichten/dagrijlicht links16Mistlampen voor/mistachter‐
lichten/kentekenverlichting17Alarm/claxon/verlichting/wisser18Instrumentengroep19Verwarmings- en recirculatie‐
systeem20Achterruitwisser/sproeierpomp
voorruit/claxon21Accu algemeen22Achteruitrijlichten23Remschakelaar24Brandstofinspuiting/startmotor25Airbag/stuurslot26Elektrisch verstelbare passa‐
giersruit27Stuurbekrachtiging28RemlichtenNr.Stroomkring29Reserveaccu (met elektronisch
sleutelsysteem)30Servicedisplay31Aansteker/elektrische aanslui‐
ting32Verwarmings- en recirculatie‐
systeem33Remlichten/ABS/startbeveili‐
ging34Interieurverlichting/airco35Starten met elektronisch sleutel‐
systeem36Achterruitwisser37Waarschuwingssignalen3812V-aansluiting bagageruimte39Elektrisch verstelbare bestuur‐
dersruit4012V-aansluiting achterin41Starten/carrosserieregelmodule42Stoelverwarming43Tachograaf
Page 197 of 247
Verzorging van de auto195Bandenspanningswaarden op het
etiket bandenspanningsinformatie en
het overzicht bandenspanningswaar‐
den gelden voor koude banden,
d.w.z. bij 20 °C. Bij elke 10 °C meer neemt de spanning met zo'n 10 kPa
(0,1 bar) toe. Houd hiermee rekening
wanneer u warme banden contro‐
leert.
Rijden met een aanhanger Bij het trekken van een aanhanger
met een volledig beladen auto moet
de bandenspanning worden
verhoogd met 20 kPa/0,2 bar
(3,0 psi) en de maximumsnelheid
worden beperkt tot 100 km/h.
Rijden met een aanhanger 3 168.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem gebruikt radiografische en
sensortechnologie ter controle van de
bandenspanningswaarden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk
vereist is, vervalt de typegoedkeu‐
ring van de auto bij het gebruik van
wielen zonder spanningssensoren.
De sensoren van het bandenspan‐
ningscontrolesysteem controleren de
spanningswaarden van de banden en verzenden de meetwaarden naar een
ontvanger in de auto.
Overzicht bandenspanningswaarden
3 230.
Bandenspanning te laag
Een te lage bandenspanning wordt
aangegeven door het oplichten van
controlelamp w 3 102 en een bijbe‐
horend bericht op het Driver Informa‐ tion Center.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 230.
Na het op spanning brengen moet u mogelijk een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden in het
systeem bij te werken. Hierbij kan w
oplichten.
Page 233 of 247
Klantinformatie231KlantinformatieKlantinformatie........................... 231
Conformiteitsverklaring ............231
REACH .................................... 235
Reparatie ongevalschade ........235
Gedeponeerde handelsmerken .......................235
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 235
Event Data Recorders (EDR) ..235
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 236Klantinformatie
Conformiteitsverklaring Radiozendsystemen
Deze auto heeft systemen die radio‐
golven versturen en/of ontvangen
volgens de Richtlijn 1999/5/EG of
2014/53/EU. De fabrikanten van de
onderstaande systemen verklaren
conformiteit volgens Richtlijn 1999/5/
EG of 2014/53/EU . De volledige tekst
van de EU-conformiteitsverklaring
voor elk systeem is beschikbaar
gesteld op het volgende interneta‐
dres: www.opel.com/conformity.
De importeur is
Opel / Vauxhall, Bahnhofsplatz,
65423 Ruesselsheim am Main,
Germany.
Elektronische sleutelzender
Continental Automotive
1 Rue de Clairefontaine, 78120
Rambouillet, France
Bedrijfsfrequentie: 433 MHz
Maximaal vermogen: 10 mW ERPStartonderbreker
Visteon Electronics
04 Rue Nelson Mandela, Zone Indu‐
strielle Borj Cedria, 2055 Bir El Bey,
Tunisia
Bedrijfsfrequentie: 125 kHz
Maximaal vermogen:
42 dBµA/m @ 10 m
Startonderbreker
Continental Automotive
1 Rue de Clairefontaine, 78120
Rambouillet, France
Bedrijfsfrequentie: 125 kHz
Maximaal vermogen:
42 dBµA/m @ 10 m
IntelliLink Touch
Continental Automotive
1 Rue de Clairefontaine, 78120
Rambouillet, France
Bedrijfsfrequentie: n.v.t.
Maximum uitgangsvermogen: n.v.t.
NAVI 50 IntelliLink/NAVI 80 IntelliLink LGE
Page 238 of 247
236Klantinformatie●reacties van de auto in specifieke
verkeerssituaties (bijv.
ontplooien van een airbag, acti‐
veren van de stabiliteitsregeling)
● omgevingscondities (bijv. tempe‐
ratuur)
Deze gegevens zijn uitsluitend tech‐
nisch en helpen fouten identificeren
en corrigeren alsook de functies van
de auto optimaliseren.
Bewegingsprofielen die op afgelegde routes duiden, kunnen niet met deze
gegevens worden aangemaakt.
Als er services worden gebruikt (bijv.
reparatiewerkzaamheden, onder‐
houdsprocessen, garantieclaims,
kwaliteitsborging), kunnen medewer‐
kers van het servicenetwerk (inclusief de fabrikant) deze technische infor‐
matie met speciale diagnoseappara‐
tuur uit de voorvaal- en foutgege‐
vensopslagmodules aflezen. Raad‐
pleeg desgewenst deze werkplaat‐
sen voor meer informatie. Na het
corrigeren van een fout worden de
gegevens gewist uit de foutopslag‐
module of worden ze constant over‐
schreven.Bij het gebruik van deze auto kunnen
er zich situaties voordoen waarin
deze technische gegevens in
verband met andere informatie (o.a.
ongevalmelding, schade aan de auto,
getuigenverklaringen) met een
persoon kunnen worden geassoci‐
eerd - mogelijk met behulp van een
expert.
Bij extra contractueel met de klant
overeengekomen functies (bijv. loka‐
liseren van de auto in noodgevallen)
mogen er bepaalde gegevens m.b.t.
de auto vanuit de auto worden
verzonden.Radiofrequentie-
identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het
ontstekingssysteem. Het wordt ook
samen gebruikt met apparaten zoals
handzenders voor het vergrendelen/
ontgrendelen van de deuren en star‐
ten en zenders in de auto voor het
openen van garagedeuren. RFID-
technologie in Opel-voertuigen
gebruikt geen persoonlijke informatie, houdt ze niet bij of koppelt deze niet
aan andere Opel-systemen die
persoonlijke informatie bevatten.
Page 243 of 247
241LLaadsysteem ............................. 100
Laadvloernet ................................. 81
Lampenkappen, beslagen ..........115
Leeslampen ............................... 117
Leeslampjes met LED's ..............115
Leeslamp vooraan ......................117
Lekke band ................................. 201
Lichtschakelaar .......................... 111
Lichtsignaal ................................ 112
Luchtinlaat ................................. 132
Luchtrecirculatie .................120, 206
M
Maximumsnelheidsbegrenzer ....160
Meldingen ................................... 105
Meters........................................... 93
Mistachterlicht ...104, 111, 115, 186
Mistlamp .................................... 104
Mistlampen .................111, 114, 182
Mistlampen voor ........................114
Modus ECO ................................ 134
Momentsleutel ............................ 192
Motoraanduiding .........................218
Motor afzetten ............................ 139
Motorgegevens .......................... 220
Motor-ID...................................... 218
Motorkap .................................... 172
Motorluchtfilter ............................ 174
Motorolie ............173, 214, 219, 229Motorolieadditieven ....................214
Motoroliedruk ............................. 102
Motoroliepeil .............................. 107
Motorolieviscositeitsindexen .......214
Motorremmomentregeling ..........155
Motor starten ........................ 18, 138
Muntenhouder .............................. 75
N Neerklapbare rugleuning midden. 77
Nieuwe auto inrijden ..................136
Noodontgrendeling achterklep .....36
O
Obstakeldetectiesystemen .........160
Olie ............................................. 173
Oliedruk ...................................... 102
Olie, motor .................. 173, 214, 219
Ontlaadbeveiliging accu ............118
Ontwasemen en ontdooien ..........16
Opbergruimte................................ 75
Opbergruimte plafond ..................80
Opbergruimte portierbekleding .....78
Opbergruimte voor........................ 77
Opbergvak .............................. 77, 78
Opbergvakken .............................. 75
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................75
Opbergvak onder passagiersstoel 78
Opschakelen............................... 101Opwarmen van de turbomotor ....138
Overzicht instrumentenpaneel .....11
P
Panne ......................................... 206
Parkeerhulp ............................... 160
Parkeerrem - zie Handrem .........153
Parkeren .............................. 19, 143
Park pilot met ultrasoonsensoren 160
Partikelfilter ................................. 144
Passagiersstoel middenvoor neerklappen .............................. 51
Pedalen ...................................... 135
Pollenfilter .................................. 132
Portieren ....................................... 33
Portier open ............................... 104
Portiersloten ................................. 26
Profieldiepte ............................... 197
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 236
REACH ....................................... 235
Regelbare instrumentenverlichting ...........115
Regeling stationair toerental .......139
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 235
Remassistentie .......................... 153
Rem- en koppelingsvloeistof ......214
Remmen ............................ 152, 176