PEUGEOT 2008 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2015Pages: 340, PDF Size: 8.42 MB
Page 11 of 340

9
2008_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2015
10. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters.
11.
Zijruitontwaseming.
12 .
Instrumentenpaneel.
13.
Voorruitontwaseming.
14 .
Zonnesensor.
15.
D
ashboardkastje / Uitschakeling
frontairbag passagier.
16.
F
rontairbag passagier.
17.
T
ouchscreen / Autoradio.
18.
M
iddelste verstelbare en afsluitbare
ventilatieroosters.
Dashboard / Middenconsole
1. Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer.
2. S tuurkolomschakelaars touchscreen.
3.
S
chakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
4.
F
rontairbag bestuurder.
Claxon.
5.
S
chakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
6.
H
endel motorkapontgrendeling.
7.
H
endel stuurwielverstelling.
8.
Koplampverstelling.
9.
R
ij drukschakelaars.
A.
U
itschakelen van de parkeerhulp achter
of
I
nschakelen van de Park Assist.
B.
U
itschakelen van het CDS/ASR-
systeem.
C.
U
itschakelen van het Stop & Start-
systeem.
D.
R
esetten van het
bandenspanningscontrolesysteem
(uitvoering zonder touchscreen).
E.
U
itschakelen van de interieurbeveiliging.
F.
In
schakelen van de elektrische
kinderbeveiliging. 19. S
chakelaar alarmknipperlichten en centrale
vergrendeling.
20.
B
edieningspaneel verwarming/
airconditioning.
21.
1
2V-aansluiting.
USB-/Jack-aansluiting.
22.
O
pen opbergvak.
Bekerhouder.
23.
V
ersnellingshendel.
24.
S
chakelaar Grip Control.
25.
Parkeerrem.
26.
S
chakelaar openen/sluiten zonnescherm
panoramadak.
2 7.
A
fsluitbaar opbergvak.
28.
1
2V-aansluiting.
.
Overzicht
Page 12 of 340

10
2008_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2015
Onderhoud - Technische gegevens
Identificatie 230
Afmetingen 2 29
Lampen vervangen
1
85-191
-
voor
-
achter Brandstoftank leeg (diesel)
1
63
Motorkapontgrendeling
211
Onder de motorkap (benzine)
2
12
Onder de motorkap (diesel)
2
13
Benzinemotoren
220-221
Dieselmotoren
224-225 12V-accu
1
98-200
Spaar fase accu, eco-mode
2
01
Zekeringen motorruimte
19
2-193, 197
Gewichten (benzine)
2
22-223
Gewichten (diesel)
2
26-228
Additief AdBlue
® en SCR-systeem
(BlueHDi-dieselmotor) 164-171
Niveaus controleren
2
14-216
-
olie
-
remvloeistof
-
koelvloeistof
-
ruitensproeiervloeistof
-
b
randstofadditief (diesel
met roetfilter)
Controle van onderdelen
2
17-218
-
accu
-
luchtfilter/interieurfilter
-
oliefilter
-
r
oetfilter (diesel)
-
remblokken/-schijven
Overzicht
Page 13 of 340

11
2008_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2015
.
Overzicht
Page 14 of 340

12
2008_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2015
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak,
rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in
en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een
elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die
het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een
automatische transmissie wordt de opschakelindicator uitsluitend in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
CO
2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van
ongeveer 40
km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50
km/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging
kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller
op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-
speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Eco-rijden
Page 15 of 340

13
2008_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2015
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste
voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal,
fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een
dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u
daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de
portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oor een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen
van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter,
luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het
aan uw situatie aangepaste onderhoudsschema van de fabrikant.
Uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: bij een storing in het SCR-
systeem stoot de auto schadelijke stoffen uit. Ga zo spoedig mogelijk
naar het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om
de uitstoot van stikstofoxiden terug te brengen tot onder de wettelijke
normen.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000
km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
.
Eco-rijden
Page 16 of 340

14
Instrumentenpaneel met LCD-display
1. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
2. T oerenteller (x 1000 t /min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de
motoruitvoering (benzine of diesel).
3.
Motorolieniveaumeter*.
4.
O
pschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie
selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of
automatische transmissie).
5.
D
igitale snelheidsmeter (km/h of mph).
D
oor lang op de toets B te drukken kan
deze functie worden uitgeschakeld. A. D
immer verlichting.
B. I nformatie over het onderhoud.
R
esetten van de geselecteerde functie
(onderhoudsindicator of dagteller).
I
nstellen van de tijd.
I
nschakelen/uitschakelen van de digitale
snelheidsmeter.
6. A
anwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
7.
O
nderhoudsindicator, vervolgens
kilometerteller (km of miles).
D
eze functies worden na het aanzetten van
het contact achter elkaar weergegeven.
8.
D
agteller (km of miles).
9.
A
naloge snelheidsmeter (km/h of mph).
10.
Brandstofniveaumeter.
Meters en displays Bedieningstoetsen
* Volgens uitvoering.
Controle tijdens het rijden
Page 17 of 340

15
2008_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Instrumentenpaneel met matrixdisplay
Meters en displaysBedieningstoetsen
1. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
2. T oerenteller (x 1000 t /min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de
motoruitvoering (benzine of diesel).
3.
A
anwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
4.
O
pschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie
selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of
automatische transmissie).
5.
D
igitale snelheidsmeter (km/h of mph). A. D
immer verlichting.
B. S feerverlichting van het
instrumentenpaneel.
C.
I
nformatie over het onderhoud.
R
esetten van de geselecteerde functie
(onderhoudsindicator of dagteller).
6. O
nderhoudsindicator, vervolgens
kilometerteller (km of miles).
D
eze functies worden na het aanzetten van
het contact achter elkaar weergegeven.
7.
D
agteller (km of miles).
8.
A
naloge snelheidsmeter (km/h of mph).
9.
Brandstofniveaumeter.
1
Controle tijdens het rijden
Page 18 of 340

16
Verklikkerlampjes
Een aantal verklikkerlampjes heeft
beide mogelijkheden. Of het constant
branden of knipperen van een
verklikkerlampje duidt op een storing,
is afhankelijk van de werkingsfase van
de auto.Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel en/of op het display
van het instrumentenpaneel enkele
seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van het
instrumentenpaneel of op het multifunctionele
display.
Verklikkerlampjes kunnen constant branden of
knipperen.
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder
in het geval van een storing (waarschuwingslampje).
Controle tijdens het rijden
Page 19 of 340

17
2008_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is
ingeschakeld.Controlelampje StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Richtingaanwijzer
linksknippert, met
geluidssignaal.Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechtsknippert, met
geluidssignaal.Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlichten permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten".
Dimlicht permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
" D imlic ht ".
Grootlicht permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen
naar dimlicht.
Mistlampen vóór permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld
met de ring van de lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar twee standen
naar achteren om de mistlampen vóór uit te
schakelen.
Mistachterlicht permanent. Het mistachterlicht is ingeschakeld
met de ring van de lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar naar achteren om
het mistachterlicht uit te schakelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek.
1
Controle tijdens het rijden
Page 20 of 340

18
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Voorgloeien
dieselmotor permanent.
Het contactslot staat in de tweede
stand (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden (in extreme gevallen
30
seconden).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.
Zet het contact dan weer aan en wacht opnieuw tot
het lampje uitgaat voordat u de motor start.
Handrem permanent. De handrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet. Zet de handrem vrij zodat het verklikkerlampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de handrem.
Voet op het
rempedaal permanent.
Het rempedaal moet worden
ingetrapt. Trap bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak het
rempedaal in om de motor te starten (selectiehendel
in stand N
).
Bij de automatische versnellingsbak moet u bij een
draaiende motor en voordat u de handrem vrijzet het
rempedaal intrappen om de selectiehendel vanuit
stand P in een andere stand te kunnen zetten.
Als u de handrem vrijzet zonder het rempedaal in te
trappen, zal dit verklikkerlampje blijven branden.
knippert.
Als u de auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak op een
helling te lang probeert tegen te houden
door het gaspedaal in te trappen, raakt
de koppeling oververhit.Gebruik het rempedaal en/of de handrem.
Controle tijdens het rijden