PEUGEOT 2008 2016 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2016Pages: 450, PDF Size: 12.88 MB
Page 81 of 450

79
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:Belangrijk!
Rijden op een
overstroomde weg
- kijk of het water niet meer dan 15 cm
diep is, houd daarbij rekening met golven
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
s
chakel het Stop & Start-systeem uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10
km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Rijd nooit met aangetrokken handrem -
kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Kans op brand!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm.
Parkeer daarom uw auto niet en zet uw
auto niet met draaiende motor stil op
een plaats waar brandbaar materiaal
(gras, afgevallen blad enz.) in contact
kan komen met het uitlaatsysteem.
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P
, afhankelijk van het
type versnellingsbak.
5
Rijden
Page 82 of 450

80
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Starten-afzetten van de motor
1. Stand Stop.
2. S tand Contact .
3.
Stand Starten .
Contactslot
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen aan het contactslot
veroorzaken.
Bovendien kunnen deze voorwerpen
bij het activeren van de airbag vóór
ernstige verwondingen veroorzaken.
Starten
Auto met een handgeschakelde versnellingsbak :
zet de versnellingshendel in de neutraalstand en
trap het koppelingspedaal volledig in.
Auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak : selecteer de stand N en trap
het rempedaal volledig in.
Auto met een automatische transmissie :
selecteer de stand P of N en trap het
rempedaal volledig in. F
S
teek de sleutel in het contactslot.
H
et systeem herkent de code van de
startblokkering.
F
O
ntgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan
het stuur wiel en aan de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld als
de wielen niet in de rechtuitstand staan)
moet veel kracht worden gezet bij het
draaien aan het stuurwiel.
F
D
raai de sleutel rechtsom in de stand
3
(Star ten).
F
L
aat zodra de motor draait de sleutel los.
Rijden
Page 83 of 450

81
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand
2 (Contact) van het contactslot blijft
staan, zal het contact na een uur
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
(Stop)
en vervolgens opnieuw in de stand
2
(Contact) om het contact weer aan
te zetten.
F
Z
et de auto stil.
F
D
raai de sleutel linksom in de stand
1
(Stop) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Afzetten
Neutraalstand
Rijd uit veiligheidsoverwegingen
nooit met de versnellingsbak in de
neutraalstand.
Bepaalde functies van de auto kunnen
anders namelijk zijn uitgeschakeld.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Plaats de wielen in de rechtuitstand
voordat u de motor afzet: dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van
het stuurslot.
5
Rijden
Page 84 of 450

82
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Parkeerrem
F Trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten. F
Trek,
met het rempedaal ingetrapt , de
hefboom van de parkeerrem licht omhoog,
druk de knop in en duw de hefboom geheel
omlaag. Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel
een versnelling in en zet het contact uit.
Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het
verklikkerlampje STOP branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, geeft
dit aan dat de parkeerrem nog (iets)
is aangetrokken.
Op een vlakke ondergrond hoeft u
de hefboom van de parkeerrem niet
maximaal aan te trekken.
Aantrekken
Vrijzetten
Rijden
Page 85 of 450

83
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
F Beweeg de versnellingshendel naar rechts en vervolgens naar achteren.
Inschakelen van de
achteruitversnelling Inschakelen van de 5e of de
6e versnelling
F Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e
versnelling in te schakelen.
F
T
rek de ring onder de pookknop omhoog
en beweeg de versnellingshendel eerst
naar links en dan naar voren.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Als dit advies niet wordt nageleefd,
kan de versnellingsbak onherstelbaar
beschadigd raken (per ongeluk
inschakelen van de 3
e of 4e versnelling).
5
Rijden
Page 86 of 450

84
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak
met 5 versnellingen kunt u kiezen tussen het
comfort van automatische bediening en het
plezier van handmatig schakelen.
Deze versnellingsbak heeft drie rijstanden:
-
een automatische stand om automatisch
te schakelen, zonder dat de bestuurder iets
hoeft te doen,
-
een handmatige stand om zelf
te schakelen, met behulp van de
selectiehendel of de flippers achter het
stuurwiel,
-
een auto-sequentiële stand , waarmee u
in de automatische stand op ieder moment
zelf kunt schakelen, bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre.
Elektronisch gestuurde versnellingsbak met 5 versnellingen
Selectiehendel
R. Achteruit.
F
T rap het rempedaal in en beweeg de
selectiehendel naar voren om deze stand
te selecteren.
N .
Neutraalstand.
F
T
rap het rempedaal in en selecteer deze
stand om de motor te kunnen starten.
A.
A
utomatische stand.
F
B
eweeg de selectiehendel naar achteren
om deze stand te selecteren.
M. + / -
H
andmatig schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel naar achteren
en vervolgens naar links om deze stand te
selecteren en:
-
b
eweeg de selectiehendel kort naar
voren om op te schakelen,
-
o
f beweeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.
Flippers achter het stuurwiel
+. Opschakelen.
F D ruk op de achterzijde van de flipper "+"
om op te schakelen.
-.
T
erugschakelen.
F
D
ruk op de achterzijde van de flipper "-"
om terug te schakelen.
Het selecteren van de neutraalstand
en het in- en uitschakelen van de
achteruitversnelling is niet mogelijk met
de flippers.
Laat uw hand tijdens het rijden niet
permanent op de selectiehendel rusten:
de versnellingsbak zou dan beschadigd
kunnen raken.
Rijden
Page 87 of 450

85
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N. Neutral (neutraalstand).
R. R everse (achteruitversnelling).
1
2 3 4 5.
V
ersnellingen in de
handgeschakelde stand.
AUTO.
Verschijnt bij de selectie van de
automatische stand en verdwijnt weer als
de handbediende stand wordt geselecteerd.
F Zet om de motor te starten de selectiehendel in de stand N .
F
T
rap het rempedaal helemaal in.
F
S
tart de motor.
Starten van de auto
Wanneer de motor niet wil starten:
F
T
rap het rempedaal in als dit
pictogram knippert (bijv.: starten
van de motor).
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een
geluidssignaal.
Geef bij het wegrijden op een helling
geleidelijk gas ter wijl u de handrem
vrijzet.
F
S
electeer een stand (stand M of A ) of de
achteruitversnelling (stand R ).
F
Z
et de handrem vrij.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los en geef
gas.
AUTO et 1
ou R worden
weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Stoppen - Wegrijden op een helling
Gebruik nooit het gaspedaal om de auto op
een helling stil te laten staan, maar gebruik
daarvoor de handrem.
Handbediende stand
AUTO De aanduidingles verdwijnt
en de ingeschakelde versnellingen
verschijnen achtereenvolgend op het
instrumentenpaneel.
F
B
eweeg na het starten van de auto de
selectiehendel in de stand M om de
handbediende stand in te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling is
alleen mogelijk als de snelheid van de auto en
het motortoerental dit toestaan.
Als de auto vrijwel geheel tot stilstand is
gekomen, bijvoorbeeld voor een verkeerslicht,
schakelt de versnellingsbak automatisch terug
naar de eerste versnelling.
Automatische stand
F Selecteer vanuit de handbediende stand de stand A om terug te keren naar de
automatische stand.
- als de aanduiding N knippert
op het instrumentenpaneel:
zet de selectiehendel in de
stand A en vervolgens in de
stand N,
- als het pictogram "Voet op het
rempedaal" knippert op het
instrumentenpaneel: trap het
rempedaal steviger in.
AUTO p het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduiding
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
o
ptimaal brandstofverbruik,
-
de
rijstijl,
-
h
et profiel van de weg,
-
d
e belading van de auto.
5
Rijden
Page 88 of 450

86
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Tijdens het starten van de motor
moet het rempedaal volledig worden
ingetrapt.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden
nooit in de stand N (neutraalstand).
Zet de selectiehendel alleen in de
stand R (achteruit) als de auto volledig
stilstaat en het rempedaal is ingetrapt.
Trek altijd de handrem aan om de auto
volledig stil te zetten.
Trap om krachtig te accelereren,
bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre,
het gaspedaal met kracht in, tot voorbij
het zware punt.
Auto-sequentiële stand
In de automatische stand kan de bestuurder
altijd zelf ingrijpen door gebruik te maken van
de flippers.
De flippers kunnen gebruikt worden
in omstandigheden waarbij sneller
terugschakelen gewenst is (naderen van een
rotonde, verlaten van een parkeergarage met
een steile helling, inhalen...).
De versnellingsbak wordt dan in de
desbetreffende versnelling geschakeld, als de
snelheid van de auto en het motortoerental dit
toestaan. De aanduiding AUTO
blijft op het
display staan.
Na enige tijd gaat de versnellingsbak weer over
op de automatische stand.
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand N bewegen om de
neutraalstand te selecteren.
Trek in dat geval altijd de handrem aan om de
auto volledig stil te zetten.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest, moet de
versnellingsbak gereset worden.
F
Z
et het contact aan.
AUTO en - Op het
instrumentenpaneel verschijnen de
aanduidingen.
F
S
electeer de stand N .
F
T
rap het rempedaal volledig in.
F
W
acht ongeveer 30 seconden tot op het
instrumentenpaneel de aanduiding N of de
ingeschakelde versnelling verschijnt.
F
L
aat het rempedaal los.
De versnellingsbak werkt dan weer normaal.
Storing
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
en de aanduiding AUTO gaat
knipperen in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, duidt dit op een
storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Rijden
Page 89 of 450

87
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Elektronisch gestuurde versnellingsbak met 6 versnellingen
Bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak
met 6
versnellingen kunt u kiezen tussen het
comfort van automatische bediening en het
plezier van handmatig schakelen.
Deze versnellingsbak heeft twee
bedieningsmogelijkheden:
-
a
utomatische bediening, waarbij het op-
en terugschakelen volledig automatisch
wordt geregeld,
-
h
andmatige bediening, waarbij de
bestuurder zelf sequentieel kan schakelen.
Bij de automatische bediening blijft het altijd
mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers achter het stuur wiel, bijvoorbeeld
om even snel in te halen.Selectiehendel
R. Achteruit.
F T rap het rempedaal in, trek de
selectiehendel omhoog en duw deze naar
voren.
N.
N
eutraalstand.
F
T
rap het rempedaal in en selecteer deze
stand om de motor te kunnen starten.
A.
A
utomatische bediening.
F
D
uw de selectiehendel naar achteren om
deze stand te selecteren.
M. + / -.
H
andmatig, sequentieel schakelen.
F
D
uw de selectiehendel naar links om deze
stand te selecteren en:
-
d
uw de selectiehendel naar voren om op
te schakelen,
-
o
f duw de selectiehendel naar achteren
om terug te schakelen. +. O
pschakelen.
F T rek de flipper "+" een keer naar u toe om
op te schakelen.
-.
T
erugschakelen.
F
T
rek de flipper "-" een keer naar u toe om
terug te schakelen.
Flippers achter het stuurwiel
Met de flippers is het niet mogelijk de
neutraalstand of de achteruitversnelling
in te schakelen of uit de
achteruitversnelling te schakelen.
Laat uw hand tijdens het rijden niet
permanent op de selectiehendel rusten:
de versnellingsbak zou dan beschadigd
kunnen raken.
5
Rijden
Page 90 of 450

88
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een
geluidssignaal.Wanneer de motor niet wil starten:
Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met
kracht in, tot voorbij het zware punt.
Weergave op het instrumentenpaneelStarten van de autoAutomatische bediening
Standen van de selectiehendel
N. Neutral (neutraalstand).
R. Reverse (achteruitversnelling).
1
2 3 4 5 6.
V
ersnellingen bij handmatig
schakelen.
AUTO.
G
aat branden als u kiest voor
automatische bediening en gaat uit als
u kiest voor handmatige bediening.
F
T
rap het rempedaal in als
dit verklikkerlampje knippert
(bijvoorbeeld: starten van de
motor). F
Z
et om de motor te starten de
selectiehendel in de stand N .
F
H
oud het rempedaal ingetrapt.
F
S
tart de motor.
-
a
ls de aanduiding
N knippert op het
instrumentenpaneel: zet
de selectiehendel in de
stand A en vervolgens in
de stand N ,
F
S
electeer een stand (stand A
(automatische stand) of stand
M (handbediende stand)) of de
achteruitversnelling (stand R ).
F
Z
et de handrem vrij.
F
N
eem uw voet van het rempedaal en geef
gas.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen AUTO en 1, 1
o
f R . F
S
tart de auto en selecteer de stand A om
voor de automatische bediening te kiezen.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen
de aanduiding AUTO en de
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
de
rijstijl,
-
h
et profiel van de weg.
-
a
ls de melding "Voet op het
rempedaal" wordt weergegeven:
trap het rempedaal steviger in.
Rijden