airbag Peugeot 308 2014 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2014Pages: 400, PDF Size: 10.15 MB
Page 5 of 400
Inhoud
308_nl_Chap00a_sommaire_ed02-2013
Spiegels 170
Verlichting 173
dagrijverlichting 177
Automatische verlichting 178
Koplampen verstellen 180
Ruitenwissers 181
Automatische ruitenwissers 183
Plafonniers 185
Sfeerverlichting 186
Bandenreparatieset 221
Wiel verwisselen 227
Sneeuwkettingen 234
Een lamp vervangen 235
Zekering vervangen 245
12V-accu 251
Eco-mode 255
Wisserbladen vervangen 256
Slepen van uw auto 257
Sneeuwscherm 259
Trekken van een aanhanger 260
.Allesdragers monteren 262
Accessoires 264
Motorkap 267
Benzinemotor 268
Dieselmotor 269
Brandstoftank leeg (Diesel) 270
Additif AdBlue® en SCR -systeem ® en SCR -systeem ®
(Blue HDi diesel) 271
Niveaus controleren 280
Controles 283
Motoren 285
Gewichten 285
Afmetingen 286
Identifi catie 287
Richtingaanwijzers 187
Alarmknipperlichten 187
Urgence-oproep of Assistance-oproep 188
Claxon 188
Bandenspanningscontrolesysteem 189
ESP-systeem 193
Veiligheidsgordels 196
Airbags 199
Kinderzitjes 204
Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde 207
ISOFIX-kinderzitjes 213
Kinderbeveiliging 220
Zicht
Veiligheid Praktische informatie
Onderhoud Technische gegevens
.
Urgence-oproep of Assistance-oproep 289
DENON-systeem 291
Touchscreen 293
Peugeot Connect Sound
365
Audio en telematica
Index
Page 7 of 400
5
.Visuele index
308_nl_Chap00b_aide visuelle_ed02-2013
Interieur
Voorzieningen bagageruimte 90 Gevarendriehoek (opbergen) 94 AdBlue 271-279
Veiligheidsgordels 196-198
Voorstoelen 75 - 80 - handmatige verstelling - elektrische verstelling - hoofdsteun - stoelver warming - elektrisch verstelbare lendensteun - massage PEUGEOT i- Cockpit 75
Kinderzitjes 204-219 ISOFIX-kinderzitjes 213-218 Mechanisch kinderslot 220
Airbags 199 -203 Stuurwiel (verstellen) 75
Voorzieningen interieur 84-88 - matten - armsteun vóór - 12V-accessoireaansluiting - USB-aansluiting/Jack-aansluiting - 230V-aansluiting Uitschakeling passagiersairbag 207
Achterzitplaatsen 81 Armsteun achter, skiluik 89
Berline
Page 8 of 400
6
Visuele index
308_nl_Chap00b_aide visuelle_ed02-2013
Voorzieningen bagageruimte 91 Bagageafdekking 92-93 Gevarendriehoek (opbergen) 94 AdBlue 271-279
Veiligheidsgordels 196-198
Voorstoelen 75 - 80 - handmatige verstelling - elektrische verstelling - hoofdsteun - stoelver warming - elektrische verstelling - massage PEUGEOT i- Cockpit 75
Kinderzitjes 204-219 ISOFIX-kinderzitjes 213-218 Mechanisch kinderslot 220
Airbags 199 -203 Stuurwiel (verstellen) 75
Voorzieningen interieur 84-88 - matten - armsteun vóór - 12V-accessoireaansluiting - USB-aansluiting/Jack-aansluiting - 230V-aansluiting Uitschakeling passagiersairbag 207
Achterzitplaatsen 82-83 Armsteun achter, skiluik 89
SW
Page 18 of 400
16
Controle tijdens het rijden
308_nl_Chap01_controle de marche_ed02-2013
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Automatische ruitenwissers permanent. De ruitenwisserschakelaar is naar beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is geactiveerd. Beweeg om de automatische stand van de ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand.
Passagiersairbag permanent. De schakelaar in het dashboard aan passagierszijde staat in de stand " ON ". De passagiersairbag is ingeschakeld. Plaats in dit geval geen kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel.
Zet de schakelaar in de stand " OFF " om de passagiersairbag uit te schakelen. U kunt nu een kinderzitje plaatsen met de "rug in de rijrichting".
Stop & Star t permanent. Het Stop & Start-systeem heeft de motor in de STOP-stand gezet (verkeerslicht, stopbord, opstopping, enz.).
Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart als u wilt wegrijden.
knippert enkele seconden en gaat dan uit.
De STOP-stand is nu niet beschikbaar. of De motor wordt automatisch in de START-stand gezet.
Raadpleeg voor meer informatie over de bijzonderheden van de STOP- en START-stand de rubriek "Stop & Start".
Dodehoekbewaking permanent. De functie dodehoekbewaking is geactiveerd. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie.
Page 19 of 400
17
1
Controle tijdens het rijden
308_nl_Chap01_controle de marche_ed02-2013
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Airbag vóór aan passagierszijde permanent, op het display van de verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde.
De schakelaar op de zijkant van het dashboard aan passagierszijde staat in de stand " OFF ".
De airbag vóór aan passagierszijde is uitgeschakeld. U kunt een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorpassagiersstoel plaatsen.
Zet de schakelaar in de stand " ON " om de airbag vóór aan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje met de rug in
de rijrichting.
Elektronisch stabiliteitsprogramma (CDS/ASR)
permanent. De toets is ingedrukt en het verklikkerlampje brandt. De functie CDS/ASR is uitgeschakeld. CDS: dynamische stabiliteitscontrole. ASR: antislipregeling.
Druk op de toets om de functie CDS/ASR in te schakelen. Het verklikkerlampje dooft. De functie CDS/ASR wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart. Na uitschakelen van het systeem wordt het automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden
hoger dan ongeveer 50 km/h. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de functie CDS/ASR.
Page 25 of 400
23
1
Controle tijdens het rijden
308_nl_Chap01_controle de marche_ed02-2013
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Laadstroom accu * permanent. Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet correct gespannen of gebroken...).
Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
* Volgens land van bestemming.
Autogordel(s) niet vastgemaakt of weerlosgemaakt
permanent of knippert in combinatie met een geluidssignaal.
Een van de autogordels is niet vastgemaakt of weer losgemaakt. Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de gesphouder.
Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact wordt aangezet.
Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een van de airbags of de pyrotechnische gordelspanners.
Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 199 of 400
197
6
Veiligheid
308_nl_Chap06_securite_ed02-2013
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert (knipperen) het pictogram (de pictogrammen) gedurende twee minuten in combinatie met een geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft (blijven) het pictogram (de pictogrammen) branden zolang de bestuurder of passagier(s) zijn gordel (hun gordels) niet heeft (hebben) vastgemaakt.
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) losgemaakt/niet vastgemaakt
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) voor en achter
Bij het aanzetten van het contact gaat het pictogram 1 op het instrumentenpaneel en de desbetreffende pictogrammen ( 2 t /m 6 ) op het pictogrammendisplay 6 ) op het pictogrammendisplay 6van de veiligheidsgordels en passagiersairbag rood branden als de desbetreffende veiligheidsgordel niet is vastgemaakt of weer is losgemaakt.
1. Pictogram veiligheidsgordels voor en/of achter losgemaakt/niet vastgemaakt, op het instrumentenpaneel. 2. Pictogram veiligheidsgordel links voor. 3. Pictogram veiligheidsgordel rechts voor. 4. Pictogram veiligheidsgordel rechts achter. 5. Pictogram veiligheidsgordel midden achter. 6. Pictogram veiligheidsgordel links achter. Als een veiligheidsgordel achter niet is vastgemaakt, gaat het desbetreffende pictogram ( 4 t /m 6 ) gedurende ongeveer 30 seconden branden.
Page 200 of 400
198
Veiligheid
308_nl_Chap06_securite_ed02-2013
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief. De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt. Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold. De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje. De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden. Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel: - dient deze strak om het lichaam te worden gedragen, - moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt, - mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen, - mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen, - mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd. Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert. Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels beschadigingen vertonen. Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk. Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding , vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 201 of 400
199
6
Veiligheid
308_nl_Chap06_securite_ed02-2013
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter). De elektronische schoksensoren registreren de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld: - bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te helpen beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten, - bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels helpen u in deze situaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het contact aan is. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór. B. Impactzone opzij.
Page 202 of 400
200
Veiligheid
308_nl_Chap06_securite_ed02-2013
Uitschakelen airbag aan passagierszijde
Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld. Zet het contact af en steek de sleutel in Zet het contact af en steek de sleutel in Zet het contact afde schakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde. Draai deze in de stand "OFF" . Ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. Bij het aanzetten van het contact brandt dit waarschuwingslampje in het display van de veiligheidsgordels. Het blijft branden zolang de airbag is uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Opnieuw inschakelen airbag aan passagierszijde
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan met afgezet contact de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw voorpassagier te garanderen.
Frontairbags
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de airbag aan passagierszijde wanneer deze is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A) , in de lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De frontairbag wordt opgeblazen tussen de bestuurder en het stuur of tussen de passagier voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.
De frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen. De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in het dashboard boven het dashboardkastje.
Bij het aanzetten van het contact gaat dit waarschuwingslampje in het display van de veiligheidsgordels gedurende ongeveer één minuut branden om aan te geven dat de airbag aan passagierszijde weer is
ingeschakeld.