Peugeot 308 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2017Pages: 393, PDF Size: 9.55 MB
Page 271 of 393

269
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12
V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait. F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de
auto met de hulpaccu).
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
Een aantal functies, waaronder het Stop
& Start-systeem, is niet beschikbaar
als de laadtoestand van de accu
onvoldoende is.
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
S
tart de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F S tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
8
Storingen verhelpen
Page 272 of 393

270
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
12V-accu opladen met een acculader
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en
die een nominale spanning van 12
V
heeft.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken. De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld. Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de
verkeerde polen.
Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig
en corrosief zuur).
F
Z
et het contact uit.
F
S
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F S chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de
pluspool omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
S
chakel na het laden de lader B uit
alvorens de kabels los te maken van de
accu A .
Storingen verhelpen
Page 273 of 393

271
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Forceer de hendel niet bij het
omlaagduwen, aangezien de
accupoolklem niet kan worden
vergrendeld als deze niet correct is
geplaatst; herhaal de procedure.Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt de functie pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
Aansluiting met snelkoppeling
Loskoppelen van de pluspool (+)
F Trek de hendel D zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem E te ontgrendelen.
Weer aansluiten van de pluspool (+)
F Plaats de geopende accupoolklem E op de pluspool (+) van de accu.
F
D
ruk verticaal op de accupoolklem E om
hem goed tegen de accu aan te drukken.
F
Z
et de accupoolklem vast door de pasnok
opzij te bewegen en vervolgens de hendel
D omlaag te duwen.
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Doe het volgende voordat u de accu loskoppelt:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak),
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting enz.) uit,
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.Na het weer aansluiten van de
accu
Zet het contact aan en wacht 1 minuut alvorens
d e motor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als er zich na deze
handeling toch nog problemen voordoen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen (afhankelijk van de uitvoering):
-
d
e sleutel met afstandsbediening,
-
h
et elektrische zonnescherm / de
elektrische zonneschermen,
-
...
8
Storingen verhelpen
Page 274 of 393

272
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
SlepenU kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog.
Toegang tot het
gereedschap
Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat
van de bagageruimte:
F
o
pen de achterklep,
F
t
il de vloerplaat op,
F
n
eem het sleepoog uit de houder. Zet de versnellingshendel in de
neutraalstand.
Als u dit niet doet, is het mogelijk
dat bepaalde onderdelen van het
remsysteem beschadigd raken en dat
de rembekrachtiger na het starten niet
meer werkt.
F D ruk op het klepje in de voorbumper (zoals
hierboven aangegeven) om het los te
maken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van uw
auto in.
F
R
ijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid
en houd de afstand waarover de auto wordt
gesleept beperkt.
Slepen van uw auto
Storingen verhelpen
Page 275 of 393

273
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet
beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen
en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet voorzichtig wegrijden.
Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging
uitgeschakeld.
Laat uw auto in de volgende gevallen slepen door een professioneel bergingsbedrijf :
-
a
ls de auto is gestrand op de autosnelweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te
ontgrendelen of de handrem los te zetten,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op de grond,
-
bij
het ontbreken van een goedgekeurde sleepstang...
F
D
ruk op het klepje in de achterbumper
(zoals hierboven aangegeven) om het los
te maken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
F
R
ijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid
en houd de afstand waarover de auto wordt
gesleept beperkt.
Slepen van een andere auto
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem , en met name over het parkeren van de auto met vrijgezette parkeerrem.
8
Storingen verhelpen
Page 276 of 393

274
308_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval
van een lege brandstoftank noodzakelijk om
het brandstofsysteem te ontluchten.
Raadpleeg voor alle uitvoeringen, uitgezonderd
die met een BlueHDi-motor, de afbeelding van
de desbetreffende motorruimte.
Brandstoftank leeg (diesel)
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
dieseltankbeveiliging.F
V ul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
O
pen de motorkap.
F
M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F
B
edien de handopvoerpomp totdat er
weerstand wordt gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten (als de motor niet gelijk aanslaat,
wacht dan ongeveer 15
seconden en start
de motor opnieuw).
F
A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en vervolgens de startmotor opnieuw.
F
P
laats de sierkap terug en klem deze vast.
F
S
luit de motorkap.
1.6 HDi-motor
(behalve BlueHDi)
Als de motor niet direct aanslaat,
beëindig dan uw startpoging en herhaal
de procedure.
BlueHDi-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal de handelingen 10
keer.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
Storingen verhelpen
Page 277 of 393

275
308_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016
Benzinemotoren en versnellingsbakken
* Het maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de Europese regelgeving (richtlijn 1999/99/CE).
M
otor
1. 2
PureTech 821.2 PureTech 110 1 .2 PureTech 130 S&S
Versnellingsbak
BVM5 (handgeschakeld,
5 versnellingen)BVM5 (handgeschakeld,
5 versnellingen) BVM6
(handgeschakeld,
6 versnellingen)EAT6
(automatisch,
6 versnellingen)
Type Variant Uitvoering LPHMZLPHNZ - LRHNZ LPHNY - LRHNY LPHNY - LRHNY
Carrosserievariant Berline BerlineSWBerline SWBerline SW
Cilinderinhoud (cm
3) 11 9 911 9 9 11 9 9
Boring x slag (mm) 75
x 90,575
x 90,575
x 90,5
Max.vermogen: ECE-norm (kW)* 6081 96
Toerental bij max.vermogen (t/min) 57505500 5500
Max. koppel: ECE-norm (Nm) 118205 230
Toerental bij max.koppel (t/min) 2750150 0 175 0
Brandstof LoodvrijLoodvrij Loodvrij
Katalysator JaJa Ja
Inhoud car ter (in liter)
Motor (met vervangen filter) 3,253,5 3,5
9
Technische gegevens
Page 278 of 393

276
308_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016
* Het maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de Europese regelgeving (richtlijn 1999/99/CE).
** Voor Rusland.
*** Landen buiten Europa. Motor
1.6 VTi 115
1.6 THP 135** / 150*** / 165***
Versnelllingsbak BVM5
(handgeschakeld, 5
versnellingen)
EAT6
(automatisch, 6
versnellingen)
Type Variant Uitvoering LWNFP - LXNFP
L35GL / L35GX / L35GY - L45GL / L45GX / L45GY
CarrosserievariantBerlineSWBerline SW
Cilinderinhoud (cm
3) 15 87159 8
Boring x slag (mm) 78,5
x 8277
x 85,8
Max. vermogen: ECE-norm (kW)* 85
/ 11599,3
/ 110 / 121,4
Toerental bij max. vermogen (t/min) 60506000
Max. koppel: ECE-norm (Nm) 150221
/ 240 / 240
Toerental bij max. koppel (t /min) 4000140 0
Brandstof LoodvrijLoodvrij
Katalysator JaJa
Inhoud car ter (in liter)
Motor (met vervangen filter) 3,54,25
Technische gegevens
Page 279 of 393

277
308_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016
Benzinemotoren en versnellingsbakken GT en GTi
* Het maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de Europese regelgeving (richtlijn 1999/99/CE).
Motor
1.6 THP 205 S&S
GT 1.6 THP 250 / 270 S&S
GTi
Versnellingsbak BVM6
(handgeschakeld, 6
versnellingen) BVM6
(handgeschakeld, 6
versnellingen)
Type Variant Uitvoering L35GT - L45GTL35GP / L35GN
Carrosserievariant BerlineSW Berline
Cilinderinhoud (cm
3) 159 8159 8
Boring x slag (mm) 77
x 85,877
x 85,8
Max. vermogen: ECE-norm (kW)* 151184
/ 200
Toerental bij max. vermogen (t/min) 60006000
Max. koppel: ECE-norm (Nm) 285330
Toerental bij max. koppel (t /min) 175 019 0 0
Brandstof LoodvrijLoodvrij
Katalysator JaJa
Inhoud car ter (in liter)
Motor (met vervangen filter) 4,254,25
9
Technische gegevens
Page 280 of 393

278
308_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016
Gewichten en aanhangergewichten (in kg) (benzine)
* Het gewicht rijklaar staat gelijk aan het ledig gewicht + bestuurder (75 kg).
M otor
1.2
PureTech
821.2 PureTech 110 1 .2 PureTech 130 S&S
Versnellingsbak
BVM5 (handgeschakeld,
5 versnellingen)BVM5 (handgeschakeld,
5 versnellingen) BVM6
(handgeschakeld,
6 versnellingen)EAT6
(automatisch,
6 versnellingen)
Type Variant Uitvoering LPHMZLPHNZ - LRHNZ LPHNY - LRHNY LPHNY - LRHNY
Carrosserievariant Berline BerlineSWBerline SWBerline SW
Ledig gewicht 1075 108011 9 0109 0 11 9 0 115 0 120 0
Gewicht rijklaar* 115 0 115 5126 511 6 5126 5 12 25 1275
Maximaal technisch toegestane massa totaal 1670172 01825 175 018 40 17 701855
Maximaal toegestaan treingewicht
helling max. 12% 2395 2920
29253 0 413040 29702955
Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan
treingewicht)
helling max. 10% of 12% 750
120 0 11 0 013 0 0 120 0 120 0 11 0 0
Aanhanger ongeremd 570575630 580 630 610635
Aanbevolen kogeldruk 7575 7175 71 --
Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1000
meter; het opgegeven aanhangergewicht
dient voor elke extra 1000
meter met 10% te worden verminderd.
Bij het trekken van een aanhanger mag niet harder worden gereden dan 100
km/h of de plaatselijk geldende snelheidslimiet (in Nederland wettelijk
90
km/h).
Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37°C
bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.
Technische gegevens