ESP PEUGEOT 4008 2015 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 4008, Model: PEUGEOT 4008 2015Pages: 368, PDF Size: 12.06 MB
Page 16 of 368

14
Waarschuwingslampjes
Als een van de volgende lampjes bij een draaiende motor of onder
het rijden gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende
systeem en moet de bestuurder actie ondernemen.
Het lampje brandt op het instrumentenpaneel of op het display van het
instrumentenpaneel.Controlelampje brandtOorzaak Acties / Opmerkingen
Handrem/
Remvloeistofniveau/
Elektronische
remdrukregelaarpermanent.Het lampje gaat enkele seconden
branden en gaat vervolgens uit wanneer
u het contact in de stand "ON" zet.
De handrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet. In combinatie met een melding. Zet de handrem vrij; het
lampje dooft.
Te laag remvloeistofniveau. In combinatie met een melding. Vul remvloeistof bij en
raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Storing van de elektronische
remdrukregelaar (REF). Zet de auto op een veilige plaats stil.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Zelfdiagnose
motor knippert.
Er is een storing in het
motormanagementsysteem. Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door
een gekwalificeerde werkplaats.
permanent. Er is een storing in de
emissieregeling.
Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als dit niet het geval is.
Laadstroom
accu* permanent.
Er is een storing in het laadstroomcircuit
van de accu (vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet
correct gespannen of gebroken...). Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als dit niet het geval is.
Een waarschuwingslampje kan branden in combinatie met een
aanvullende melding om u te helpen bij het opsporen van de storing.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
* Volgens land van bestemming.
Instrumentenpaneel
Page 17 of 368

15
4008_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016
ControlelampjebrandtOorzaak Acties / Opmerkingen
Antiblokkeersysteem
(ABS)permanent.Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel mogelijk
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordel
vóór losgemaakt/
niet vastgemaakt
permanent, en
knippert vervolgens
in combinatie met
een geluidssignaal.De bestuurder heeft zijn
veiligheidsgordel losgemaakt of niet
vastgemaakt.
Doe de gordel om en steek de gesp in de gordelsluiting.
Airbags en
gordelspanners tijdelijk.
Als u het contact aanzet, gaat dit
lampje een paar seconden branden
en gaat vervolgens uit. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als het lampje blijft branden.
permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Te lage
bandenspanning permanent, in
combinatie met
een melding.De spanning van één of meer banden
is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Doe dit bij voorkeur bij koude banden.
U moet het systeem resetten nadat u de spanning van één
of meer banden hebt aangepast en wanneer één of meer
wielen zijn gewisseld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie
over het bandenspanningscontrolesysteem
.
knipperend
en vervolgens
permanent, in
combinatie met
een melding. Een storing in het systeem en/of ten
minste één sensor van een wiel wordt
niet gedetecteerd.
De bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het Peugeot-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
1
Instrumentenpaneel
Page 42 of 368

40
Als u de parameter "- - -" selecteert,
worden er in het geval van een melding
geen schermteksten weergegeven.
Als de accukabels worden losgenomen,
wordt het geheugen van de parameter
gewist en wordt automatisch de
standaardtaal ingesteld (ENGLISH).
F
d
ruk op de knop INFO
om de talen elkaar
te laten opvolgen (Japans, English,
Deutsch, Français, Espanol, Italiano,
Russisch, "---" en RETURN),
F
d
ruk op de knop INFO
en houd deze
gedurende enkele seconden ingedrukt om
uw selectie te bevestigen.
Ta a l k e u z e
(LANGUAGE)
In het menuscherm:
F
d ruk op de knop INFO om "LANGUAGE"
te selecteren:
F
d
ruk op de knop INFO en houd deze
gedurende enkele seconden ingedrukt om
het scherm "LANGUAGE" weer te geven:
Instrumentenpaneel
Page 50 of 368

48
Scherm van het audio-/telematicasysteem met touchscreen
Algemene werkingGebruik de toetsen links en rechts van het
scherm of raak met uw vingers de op het
scherm weergegeven knoppen aan om het
systeem te bedienen.1.
P
WR / VOL: inschakelen/uitschakelen
van het audiosysteem, instellen van het
geluidsvolume.
2.
AU
DIO: weergeven van de laatst gebruikte
audiobron.
3.
S
EEK TR ACK: veranderen van
geluidsbron, snel vooruit of achteruit
spoelen, automatisch zoeken van
radiofrequenties.
4.
M
ODE: selecteren van een audiobron.
5.
O
PEN: toegang tot de CD-/DVD-speler.
6.
S
ETTINGS: toegang tot de
systeeminstellingen.
7.
I
NFO: toegang tot de informatie (kalender,
gesproken commando's enz.). 8.
N
AV I M E NU: toegang tot de instellingen
van het navigatiesysteem.
9.
F
OLDER / TUNE SOUND: selecteren van
een map of zoeken van een radiozender.
10.
M
AP: op de kaart weergeven van de
huidige locatie van de auto.
11.
Z
OOM: in- of uitzoomen op de kaart.
12 .
T
oegang tot de navigatieparameters en de
keuze voor de bestemming.
13.
Dag-/nachtstand.
Dit scherm is verbonden met het audio-/
telematicasysteem met touchscreen en kan de
volgende informatie weergeven:
-
d
e tijd,
-
d
e informatie met betrekking tot de
autoradio en het navigatiesysteem.
Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de Audio en telematica .
Instrumentenpaneel
Page 116 of 368

114
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Het bandenspanningscontrolesysteem
is een hulpsysteem; de bestuurder moet
altijd waakzaam blijven.
Bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch en permanent de spanning van de vier banden zodra het contact is aangezet.
In het ventiel van elke band (met uitzondering van het reservewiel) is een druksensor gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra het een daling van de spanning van een of meer banden ten opzichte van de in het systeem opgeslagen
referentiespanning detecteert. Deze referentiespanning moet worden gereset als de spanning van een band is aangepast of een wiel is verwisseld.
Het systeem functioneert als de identificatiecodes van de sensoren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats in het systeem zijn
opgeslagen.
U kunt twee sets banden in het geheugen van het systeem laten opslaan (bijvoorbeeld: wielen met zomerbanden en wielen met winterbanden).Een te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik.Ondanks de aanwezigheid van dit
systeem dient u maandelijks en voor
elke lange reis de bandenspanning (ook
die van het reservewiel) handmatig te
controleren.
Een te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de wegligging,
verlengt de remweg en versnelt de
bandenslijtage, met name onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheid, lange rit).
De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning staat
vermeld op de bandenspanningssticker.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
identificatie
.
De bandenspanning moet bij "koude"
banden worden gecontroleerd (auto
die langer dan 1
uur heeft stilgestaan
of na een traject van maximaal 10
km
met gematigde snelheid). Is dit niet het
geval, verhoog dan de op de sticker
vermelde waarden met 0,3
bar.
Rijden
Page 117 of 368

115
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning
brandt dit verklikkerlampje
permanent in combinatie met de
weergave van een melding.
F
V
erlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
F
Z
et uw auto stil zodra de verkeerssituatie
dit toelaat.
Een lagere bandenspanning is niet altijd
zichtbaar aan een vervorming van de
band. Beperk u daarom niet alleen tot
een visuele controle. De waarschuwing wordt weergegeven
totdat de referentiespanning, na het
op spanning brengen, repareren of
vervangen van de band(en), is gereset.
Als een band of meerdere banden
is/zijn gerepareerd of vervangen,
moeten de identificatiecodes van de
sensoren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
worden opgeslagen.
Het reservewiel is niet voorzien van een
sensor. Daarom heeft het geen zin om
het systeem te resetten na de montage
van het reservewiel.
F
C ontroleer de spanning van de vier
banden (bij koude banden) als u over een
compressor beschikt, bijvoorbeeld die van
de bandenreparatieset.
R
ijd voorzichtig met lage snelheid verder
als u niet direct de bandenspanning kunt
controleren.
of
F
G
ebruik in geval van een lekke band
de noodreparatieset of het reservewiel
(volgens uitrusting).
Resetten van de
referentiespanning
Controleer voordat u het systeem
reset of de spanning van de vier
banden is aangepast aan de
gebruiksomstandigheden van de auto
en overeenkomt met de voorgeschreven
waarden die zijn vermeld op de
bandenspanningssticker.
Het bandenspanningscontrolesysteem
waarschuwt niet als de spanning op het
moment van resetten onjuist is.
Elke keer dat de spanning van een of meer
banden is aangepast of een of meer wielen zijn
gewisseld, moet het systeem worden gereset.
4
Rijden
Page 119 of 368

117
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Selecteren van de set
banden
Als u een tweede set banden in het systeem
hebt laten opslaan door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats, moet u
elke keer dat een set banden (winterbanden
bijvoorbeeld) is gewisseld, de set die zojuist
is gemonteerd in het configuratiemenu
selecteren.Controleer na de montage van de
nieuwe set banden of de banden de
juiste spanning hebben (vermeld op
de bandenspanningssticker). Breng
de banden indien nodig op de juiste
spanning.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
identificatie , en met name over de
bandenspanningssticker. Via het menuscherm kunt u, bij aangezet
contact en stilstaande auto, de desbetreffende
set banden selecteren.
F
D
ruk meerdere keren op de knop INFO om
het menu voor het selecteren van de set
banden te selecteren (in het menu 3/3) .
F Houd vervolgens de knop INFO minimaal
3 seconden ingedrukt om in plaats van
de set banden nummer 1
de set banden
nummer 2
te selecteren, of omgekeerd. De spanning van de banden van de
nieuwe set wordt door het systeem
automatisch als referentiespanning
opgeslagen (het verklikkerlampje te
lage bandenspanning knippert tijdens
deze bewerking).
4
Rijden
Page 149 of 368

147
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.
Omdoen
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting A .
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting A .
Hoogteverstelling
F Druk op de knop B en schuif de
gordelbevestiging C naar beneden om het
bevestigingspunt lager te plaatsen.
F
D
ruk op de knop B en schuif de
gordelbevestiging C naar boven om het
bevestigingspunt hoger te plaatsen.
6
Veiligheid
Page 151 of 368

149
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Veiligheidsgordel middelste
zitplaats achter
De veiligheidsgordel van de middelste zitplaats
achter is in de hemelbekleding geïntegreerd.
Het is een driepuntsgordel met oprolautomaat.
Vast maken
F Trek de gordel naar buiten en voer hem door de gordelgeleider A .
F
T
rek aan de gordel en steek de gesp B in
de gordelsluiting.
F
S
teek de gesp C in de rechter
gordelsluiting.
F
C
ontroleer of elke gesp correct is
vergrendeld door aan de riem te trekken.
Losmaken en opbergen
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting C en vervolgens op die van
gordelsluiting B .
F
H
oud de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt en voer de gordel door de
gordelgeleider A .
F
B
erg de gesp C op in de bovenste opening
D en de gesp B in de onderste opening E .
Veiligheidsgordels links- en
rechtsachter
De buitenste zitplaatsen achter zijn voorzien
van driepuntsgordels met oprolautomaat.
Gordel vastmaken
F Trek aan de gordel en steek vervolgens de
gesp in de gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gesp goed vergrendeld is
door even aan de riem te trekken.
Gordel losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
6
Veiligheid
Page 152 of 368

150
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Adviezen
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1 ,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel
niet goed werkt, niets aan worden
gewijzigd.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, die tevens voor de garantie
zorgt en de werkzaamheden volgens de
voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Veiligheid