PEUGEOT 5008 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 5008, Model: PEUGEOT 5008 2018Pages: 364, PDF Size: 13.09 MB
Page 111 of 364

109
Opbergen achter de stoelen van de
3e zitrij
Om de derde zitrij in te klappen met de rol
opgeborgen aan de achterkant, is het noodzakelijk
om de harmonicapanelen omhoog te zetten om
toegang te krijgen tot de stoelontgrendeling (rode
riemen).Bij een noodstop of een aanrijding kunnen op
de bagageafdekking geplaatste voorwerpen
veranderen in gevaarlijke projectielen.
Bagagenet voor hoge belading
Dit bagagenet biedt bescherming voor de
inzittenden bij zeer krachtig afremmen.
Achter de voorstoelen
F Controleer of derde zitrij is weggeklapt.
F
V ouw de twee eerste harmonicapanelen op.
F
K
antel het scherm enigszins om het in de ruimte
boven de armsteunen te plaatsen, de ene zijde
voor de andere zijde.
F
S
chuif het scherm tot in de uitsparingen aan de
achterzijde van de bagageruimte, met de twee
scharnierende delen omlaag gericht.
F
K
lap de stoelen van de derde zitrij uit.
De opgevouwen harmonicapanelen kunnen in
horizontale of verticale positie worden aangebracht. Met dit uitneembare bagagenet kan de auto tot aan
het dak worden beladen:
-
a
chter de voorstoelen (1
e zitrij) wanneer de
achterbank is neergeklapt,
-
a
chter de achterbank (2
e zitrij) wanneer het
bagageafdekscherm is verwijderd. F
K
lap de achterbank neer.
F
S
teek de uiteinden van de stang één voor één in
de bevestigingspunten van het dak.
F
B
evestig de riemen van het net aan de onderste
bevestigingspunten die zich in de behuizing
van de bevestigingen van de bovenste riem
bevinden.
F
S
pan het net met behulp van de riemen.
3
Ergonomie en comfort
Page 112 of 364

110
12V-aansluiting
Het aansluiten van elektrische apparatuur die
niet door PEUGEOT is goedgekeurd, zoals
een lader met USB-aansluitingen, kan leiden
tot storingen in de werking van de elektrische
componenten van de auto, zoals een slechte
radio-ontvangst of storingen in de weergave
van de displays.
Bagageruimteverlichting
De verlichting van de bagageruimte gaat
automatisch branden zodra de bagageruimte wordt
geopend en dooft zodra deze wordt gesloten.De brandduur van de bagageruimteverlichting
hangt af van de situatie:
-
b
ij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,
-
i
n de eco-mode: ongeveer 30 seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt.
Achter de achterstoelen
F Verwijder het bagageafdekscherm.
F
S teek de uiteinden van de stang één voor één in
de bevestigingspunten van het dak.
F
B
evestig de riemen van het net aan de onderste
ringen op elk zijpaneel van de bagageruimte.
F
S
pan het net met behulp van de riemen. F
A
ansluiten van een 12V-apparaat (max.
vermogen: 120 W): open het kapje en sluit een
geschikte adapter aan.
F
Z
et het contact aan.
Ergonomie en comfort
Page 113 of 364

111
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Selecteren van de stand van de
hoofdverlichting
F Draai aan ring A om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Automatisch inschakelen van het
dimlicht als het donker wordt.
Dagrijverlichting/Dimlicht/Grootlicht.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.
" Highway-functie "
Bij de uitvoeringen met "Full led"-koplampen
wordt vanaf een wagensnelheid van 110
km/h
het bereik van de lichtbundel van de dimlichten
automatisch vergroot.
Zonder automatische verlichting
Met automatische verlichting
Overschakelen van dim- naar grootlicht
Lichten uit (afgezet contact)/
Dagrijverlichting (draaiende motor). Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer alleen
de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u
een
lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te
trekken.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
geeft aan dat de geselecteerde verlichting is
ingeschakeld.
F
T
rek de hendel B naar u
toe om over te
schakelen van dim- naar grootlicht en terug of
om de grootlichtassistent te activeren. Een defecte lamp wordt gesignaleerd
door het permanent branden van dit
lampje in combinatie met de weergave
van een melding en een geluidssignaal.
Mistverlichting
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht verblindend
voor medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan. Gebruik de mistlampen vóór en
de mistachterlichten uitsluitend bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u
de
mistlampen vóór en het dimlicht handmatig in
te schakelen, omdat de lichtsensor voldoende
licht kan waarnemen.
Schakel de mistverlichting uit zodra deze niet
meer nodig is.
4
Verlichting en zicht
Page 114 of 364

112
Mistachterlichten
Het dimlicht of het grootlicht moet zijn
ingeschakeld.
Draai aan ring C en laat deze los:
F
n
aar voren om de mistachterlichten in te
schakelen,
F
n
aar achteren om de mistachterlichten uit te
schakelen.
Mistlampen vóór en mistachterlichten Parkeer verlichting, dimlicht of grootlicht moet
zijn ingeschakeld.
Draai aan ring C en laat deze los:
F
e
enmaal naar voren om de mistlampen vóór in te
schakelen,
F
e
en tweede maal naar voren om de
mistachterlichten in te schakelen.
F
e
enmaal naar achteren om de mistachterlichten
uit te schakelen,
F
e
en tweede maal naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
De verlichting uitschakelen na het afzetten
van het contact
Als u
het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve als de
automatische "follow me home"-verlichting is
geactiveerd.
De verlichting inschakelen na het afzetten
van het contact
Om de verlichting weer aan te zetten, draait
u
de ring A in de stand 0 - lichten gedoofd, en
kiest u
ver volgens de door u gewenste stand.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te geven
dat de verlichting nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
e c o - m o d e). Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten vormen; dit
verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van
de koplampen.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtstraal van de
"Full led"-koplampen. U kunt daarbij ernstig
oogletsel oplopen.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u
uw auto gaat gebruiken in een land
waarin het verkeer aan de andere kant van de
weg rijdt, moet de afstelling van de koplampen
worden gewijzigd om te voorkomen dat
tegemoetkomend verkeer wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Dagrijverlichting/parkeerlichten
De LED's van de lampen aan de voorkant en de
achterkant van de auto gaan automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart.
Verlichting en zicht
Page 115 of 364

113
De verlichting doet dienst als:
- Dagrijverlichting (lichtschakelaar in de stand " 0"
of " AUTO " als er voldoende licht in de omgeving
i s).
-
P
arkeerlicht (lichtschakelaar in de stand " AUTO"
als er weinig licht in de omgeving is of in de
stand "alleen parkeerlicht" of "dim-/grootlicht").
Richtingaanwijzers
Wanneer bij een snelheid van meer dan
60 km/h de richtingaanwijzers na meer dan
20
seconden nog niet zijn uitgeschakeld, wordt
automatisch het verklikkergeluid versterkt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De
desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie
keer knipperen.
Bij uitvoeringen met richtingaanwijzers met LED-
verlichting knipperen de LED's sequentieel.
De sterkte van de dagrijverlichting wordt minder
tijdens het knipperen van de richtingaanwijzers.
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door het
inschakelen van de parkeerlichten aan de kant van
het verkeer.
F
A
fhankelijk van de uitvoering: duw de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag om
de parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van de
weg parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het
verklikkerlampje van de desbetreffende
richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
F
L
inks: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag
voorbij het weerstandspunt.
F
R
echts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het weerstandspunt.
4
Verlichting en zicht
Page 116 of 364

114
Koplampen verstellen
Handmatige verstelling van de
halogeen koplampen
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto om
verblinding van medeweggebruikers te voorkomen.
0Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier.
1 Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier + 3e zitrij.
2 7
personen.
3 7
personen + belading in de bagageruimte.
4 Niet gebruikt.
5 Bestuurder + belading in de bagageruimte.
6 Niet gebruikt.
Stand 0 : basisinstelling.
Automatische verstelling van
de koplampen met " Full led"-
technologie
In het geval van een storing
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Raak de "Full led"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
Automatische verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en het
dimlicht automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is. De verlichting
kan ook, in geval van neerslag, gelijktijdig met het
automatisch inschakelen van de ruitenwissers vóór
worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving weer voldoende is of nadat het
wissen is gestopt.
Inschakelen
Om verblinding van andere weggebruikers te
voorkomen corrigeert dit systeem automatisch de
hoogte van de lichtbundel van dit type koplampen
overeenkomstig de belading van de auto.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in de
laagste stand.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. F
D
raai de ring in de stand "AUTO".
Als de functie wordt geactiveerd, verschijnt er tevens
een melding.
Verlichting en zicht
Page 117 of 364

115
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd door
een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en/of een melding.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de met de regensensor gecombineerde
lichtsensor, die zich in het midden aan
de bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de
sensor gekoppelde functies worden dan niet
meer bediend.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten onrechte
voldoende licht waarnemen; de verlichting wordt dan niet
automatisch ingeschakeld. Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in aan de bovenzijde
van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Automatische follow me home-
verlichting
Als de functie "Automatische verlichting" is
geactiveerd, worden onder donkere omstandigheden
de parkeerlichten, het dimlicht de instapverlichting in
de buitenspiegels automatisch ingeschakeld bij het
afzetten van het contact.
Het in- of uitschakelen van de functie en de tijdsduur
van de follow me home-verlichting zijn in te stellen
via het configuratiemenu op het scherm van de auto.
Handbediende follow me
home-verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten van het
contact de dimlichten nog even blijven branden om
het uitstappen in het donker te vergemakkelijken.
Inschakelen
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie
uit te schakelen.
Uitschakelen
Bij uitvoeringen zonder "Automatische verlichting"
wordt de handbediende follow me home-verlichting
na 30
seconden automatisch uitgeschakeld.
Bij uitvoeringen met "Automatische verlichting" is
de duur van de handbediende follow me home-
verlichting gelijk aan de ingestelde duur van de
automatische follow me home-verlichting.
Automatische instapverlichting
buitenzijde
Als de functie "automatische verlichting" is
geactiveerd, gaan bij een geringe lichtsterkte van
de omgeving na het vergrendelen van de auto de
parkeerlichten, het dimlicht en de instapverlichting in
de buitenspiegels branden.
Het in- en uitschakelen en de duur van het branden
van de instapverlichting kunnen worden ingesteld via
het configuratiemenu op het scherm van de auto.
4
Verlichting en zicht
Page 118 of 364

116
Instapverlichting
De beschikbaarheid van deze functie is afhankelijk
van de uitvoering.F
D
ruk kort op deze toets van de
afstandsbediening.
Door de toets nogmaals in te drukken ter wijl
de verlichting nog brandt, wordt de verlichting
onmiddellijk uitgeschakeld.
Instapverlichting
buitenspiegels
Inschakelen
Als de knop van de plafonnier
vóór in deze stand staat, wordt
de instapverlichting automatisch
ingeschakeld:
Ongeacht de stand van de knop van de plafonnier
vóór wordt de instapverlichting in de buitenspiegels
ook ingeschakeld in combinatie met de
instapverlichting buitenzijde en de follow me home-
verlichting.
Uitschakelen
De verlichting dooft na 30 seconden automatisch.
Grootlichtassistent
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto, voor de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht, het verkeer en voor het
naleven van de verkeersregels.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf 25
km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt, werkt
de functie niet meer.
De parkeerlichten, het dimlicht, de
kentekenplaatverlichting en de instapverlichting in
de buitenspiegels gaan gedurende 30
seconden
branden. Om de toegang tot de auto te vergemakkelijken,
worden de volgende delen verlicht:
-
h
et opper vlak naast het bestuurders- en het
passagiersportier,
-
h
et opper vlak voor de spiegel en achter de
voorportieren.
-
bij
het ontgrendelen,
-
a
ls er een portier geopend wordt,
-
a
ls een verzoek wordt ontvangen van de
afstandsbediening voor het lokaliseren van de
auto. Dit systeem schakelt automatisch tussen dim- en
grootlicht, afhankelijk van het omgevingslicht en
de rijcondities met behulp van een camera aan de
bovenzijde van de voorruit.
Verlichting en zicht
Page 119 of 364

117
Inschakelen/uitschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand "AUTO ".
De systeemstatus blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.
Werking Onderbreken
F Selecteer in het menu Auto/Rijden
het tabblad " Rijfuncties" en daarna
" Automat. aan/uit grootlicht ".
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of als de
verkeerssituatie het gebruik van het grootlicht niet
toelaat: -
d
e dimlichten blijven ingeschakeld:
op het instrumentenpaneel gaan
deze lampjes branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat: -
h
et grootlicht wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden. Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als het
dichte mist detecteert.
Zodra de auto de mistbank uit rijdt, wordt de functie
automatisch weer ingeschakeld.
Dit verklikkerlampje gaat uit als de
functie wordt uitgeschakeld.
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf
de verlichting omschakelen.
F
G
eef een lichtsignaal om de werking van de
functie te onderbreken; het verlichtingssysteem
wordt overgeschakeld op de stand "automatische
verlichting":
-
a
ls de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Dimlicht" groen brandden, zal het systeem
overschakelen op het grootlicht,
-
a
ls de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Grootlicht" blauw brandden, zal het systeem
overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie weer
te activeren.
4
Verlichting en zicht
Page 120 of 364

118
Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
b
ij slecht zicht (sneeuw, zware regenval
e n z .),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-
a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
-
w
eggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers,
-
v
oertuigen waar van de verlichting wordt
afgeschermd (bijvoorbeeld door een
vangrail op de snelweg),
-
v
oertuigen die zich aan de top of de voet
van een steile helling, in een bocht of op
een zijweg bevinden.Statische bochtverlichting
Inschakelen/uitschakelen
De statische bochtverlichting kan
worden in- en uitgeschakeld via het
menu Auto/Rijden van het touchscreen.
Inschakelen
De bochtverlichting wordt in de volgende gevallen
ingeschakeld:
-
b
ij het inschakelen van een richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt verdraaid.
Uitschakelen
De verlichting werkt in de volgende gevallen niet:
- b ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Deze functie, aanwezig op uitvoeringen met "Full
led"-koplampen, zorgt er voor dat tijdens het rijden
met dim- of grootlicht de mistlamp vóór wordt
ingeschakeld om de binnenkant van de bocht extra
te verlichten bij snelheden tot 40
km/h (handig
in de stad, op bochtige wegen, kruispunten,
parkeergarages enz.).
Met statische bochtverlichting Zonder statische bochtverlichting
Verlichting en zicht