tow Peugeot 508 2020 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: 508, Model: Peugeot 508 2020Pages: 276, PDF Size: 8.45 MB
Page 134 of 276

132
Rijden
langzamer voertuig, staat de
snelheidsregelaar tijdelijk toe dat u de
voorligger dichter nadert om het inhalen te
vergemakkelijken; de ingestelde snelheid
wordt hierbij niet overschreden.
Sommige voertuigen op de weg worden
mogelijk niet goed gedetecteerd of
verkeerd geïnterpreteerd door de camera en/
of radar (bijvoorbeeld een vrachtwagen), wat
kan leiden tot een slechte inschatting van de
afstanden en het onjuist versnellen of
afremmen van de auto.
Stuurkolomschakelaars
1. ON (stand CRUISE)/OFF
2. Activeren van de snelheidsregelaar met de
actuele rijsnelheid/verlagen van de ingestelde
snelheid
3. Activeren van de snelheidsregelaar met
de actuele rijsnelheid/verhogen van de
ingestelde snelheid
snelheidsinstellingen opslaan. Deze kunt u
vervolgens gebruiken om de systemen te
configureren.
U kunt voor beide functies meerdere snelheden
opslaan in het geheugen van het systeem.
Er zijn standaard al enkele snelheden
opgeslagen.
Om veiligheidsredenen mogen de
geprogrammeerde snelheden alleen
worden gewijzigd als de auto stilstaat.
Een geprogrammeerde
snelheid wijzigen
Het instellen van de snelheid kan worden
in- en uitgeschakeld, geselecteerd en
gewijzigd in het menu Rijverlichting/Auto van
het touchscreen.
Toets "MEM"
Met deze toets kunt u een opgeslagen snelheid
selecteren om deze te gebruiken voor de
snelheidsbegrenzer of de programmeerbare
snelheidsregelaar.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de snelheidsbegrenzer of de
snelheidsregelaar.
Drive Assist Plus
Alleen beschikbaar op uitvoeringen met een automatische transmissie.
Dit systeem past automatisch de snelheid
aan en corrigeert de koers van de auto, met
behulp van de adaptieve cruise control met
Stop
& Go-functie en de Lane Positioning Assist.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
Dit systeem is vooral geschikt voor gebruik op
snelwegen en autowegen.
Zie de desbetreffende hoofdstukken voor meer
informatie over de adaptieve cruise control en
de Lane Positioning Assist.
Het systeem assisteert de bestuurder bij
het besturen, accelereren en remmen
van de auto binnen de natuurkundige grenzen
en de mogelijkheden van de auto. Bepaalde
elementen van de infrastructuur en sommige
voertuigen op de weg kunnen niet goed
worden gedetecteerd of slecht worden
geïnterpreteerd door de camera en de radar.
Dit kan leiden tot onverwachtse
koersveranderingen, het uitblijven van een
stuurcorrectie en/of het onjuist regelen van
het accelereren of remmen.
adaptieve cruise control
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen en het
gedeelte Snelheidsregelaar - specifieke
adviezen:
Met behulp van dit systeem wordt automatisch
de door de bestuurder ingestelde snelheid
aangehouden (snelheidsinstelling), terwijl
voldoende afstand tot de voorligger wordt
gehouden. Dit systeem regelt automatisch het
accelereren en decelereren van de auto.
Met de Stopfunctie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen.
Met de Stop&Go-functie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen en wordt de motor opnieuw gestart.
Hiervoor is de auto voorzien van een camera
boven aan de voorruit en, afhankelijk van de
uitvoering, een radar in de voorbumper.
Dit systeem is vooral bedoeld voor
gebruik op snelwegen en autowegen.
Het werkt alleen bij bewegende voertuigen
die in dezelfde richting als uw auto rijden.
Als de bestuurder een richtingaanwijzer inschakelt bij het inhalen van een
Page 138 of 276

136
Rijden
(oranje)
Storing in het systeem.
Als de bestuurder het systeem langere tijd niet
wil gebruiken, kan hij het systeem uitschakelen
door nogmaals op de toets te drukken.
Het lampje in de toets gaat uit en het symbool op
het instrumentenpaneel verdwijnt.
De status van het systeem wordt
opgeslagen bij het uitzetten van het
contact.
Snelheidsregelaar
De bestuurder moet het stuurwiel goed
vasthouden.
Als de snelheidsregelaar is geactiveerd, wordt
het symbool groen weergegeven: het systeem
maakt kleine stuurbewegingen om de auto in
de door de bestuurder gekozen positie op de
rijstrook te houden. Deze positie hoeft niet het
midden van de rijstrook te zijn.
U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
controle over de auto weer overnemen door aan
het stuurwiel te draaien, waardoor de functie
wordt gepauzeerd. De bestuurder stuurt de
auto naar de gewenste positie op de rijstrook.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabellen worden de weergaven beschreven die behoren b\
ij de belangrijkste rijsituaties. Deze waarschuwingen worden niet
opeenvolgend weergegeven.
– Bij het rijden achter een smal voertuig.
Schakel de snelheidsregelaar weer in zodra de
omstandigheden dit toelaten.
Situaties waarin de bestuurder onmiddellijk
de controle moet overnemen:
–
De voorligger remt zeer sterk af.
– Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw
auto en de voorligger .
Let vooral op:
– Bij de aanwezigheid van motorfietsen
en bij het invoegen van voertuigen.
–
W
anneer u een tunnel binnenrijdt of over
een brug rijdt.
Gebruik het systeem niet:
– Na een schok tegen de voorruit ter
hoogte van de camera of een schok tegen de
voorbumper (uitvoeringen met radar).
–
Als de remlichten niet werken.
Het systeem mag niet worden gebruikt:
– Als lange voorwerpen op dakdragers
worden vervoerd.
–
Als de auto een aanhanger trekt of wordt
gesleept.
–
Als de voorkant van de auto is aangepast
(bijvoorbeeld door de montage van verstralers
of het overspuiten van de voorbumper).
Lane Positioning Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Met behulp van een boven aan de voorruit
geplaatste camera identificeert het systeem
rijstrookmarkeringen en houdt het de auto op de
door de bestuurder gekozen positie binnen de
rijstrook.
Deze functie is vooral geschikt voor het rijden op
snelwegen en autowegen.
Werkingsvoorwaarden
– Adaptieve snelheidsregelaar actief.
– Rijstrook gemarkeerd met lijnen aan beide
zijden.
–
ESP
in werkende staat. –
ASR-systeem ingeschakeld.
–
Er wordt geen aanhanger gedetecteerd.
–
Er wordt geen noodreservewiel gebruikt.
–
De auto wordt niet blootgesteld aan hoge,
zijdelingse g-krachten.
–
Richtingaanwijzers niet ingeschakeld.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk terwijl de adaptieve cruise control met
Stop & Go-functie is ingeschakeld op deze toets.
Dit wordt bevestigd door:
–
Het lampje in de toets gaat groen branden.
–
Het volgende symbool wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
De kleur van het symbool op het
instrumentenpaneel is afhankelijk van de
werkingsstatus van het systeem:
(grijs)
Er is aan een of meerdere
werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem
is gepauzeerd.
(groen)
Er is aan alle werkingsvoorwaarden
voldaan; het systeem is actief.
Page 145 of 276

143
Rijden
6Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld via het
touchscreenmenu Rijverlichting/Auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Driver Attention Warning
Het systeem geeft een waarschuwing
zodra het detecteert dat de bestuurder
langer dan twee uur heeft gereden met een
snelheid van meer dan 65
km/h zonder dat deze
een pauze heeft genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding die
de bestuurder adviseert een pauze te nemen, en
een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de auto
wordt stilgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
–
De auto staat langer dan 15 minuten stil met
draaiende motor
.
–
Het contact is enkele minuten afgezet
geweest.
–
De veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de
snelheid hoger is dan 65
km/h.
Driver Attention Alert
Met behulp van een boven aan de
voorruit geplaatste camera beoordeelt het
systeem de waakzaamheid, vermoeidheid of
afleidingen van de bestuurder door afwijkingen in
de koers van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden hoger dan 65
km/h).
In eerste instantie wordt de bestuurder
gewaarschuwd door de melding “ Voorzichtig!”,
samen met een geluidssignaal.
Als het systeem drie waarschuwingen heeft
gegeven, geeft het systeem een nieuwe
waarschuwing met de melding " Doorrijden
gevaarlijk: Las een rustpauze in!", en wordt
het geluidssignaal harder.
Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het
systeem waarschuwingen geven zonder dat
er sprake is van vermoeidheid bij de
bestuurder.
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk minder goed of
helemaal niet:
–
wegmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar (door sneeuw of modder), of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden enz.);
–
geringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen);
–
smalle of bochtige weg.
Lane Keeping Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Het systeem detecteert met behulp van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit
rijstrookmarkeringen en bermranden (afhankelijk
van de uitvoering), corrigeert de koers van
de auto en waarschuwt de bestuurder zodra
overschrijding van de rijstrookmarkering of
bermrand dreigt (afhankelijk van de uitvoering).
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
autowegen.
Page 187 of 276

185
Praktische informatie
7Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en
de motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
►
Zet het contact weer aan.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de
selectiehendel naar voren of naar achteren om
stand
N te bevestigen.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en druk op de
hendel om de parkeerrem vrij te zetten.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Als de limiet van 5 seconden wordt
overschreden, schakelt de transmissie stand P
in; u moet de procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Keyless entry and start
U mag het rempedaal niet intrappen
wanneer u het contact aan of uit zet. Als u
dat wel doet, start de motor waardoor u de
procedure opnieuw moet volgen.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende voorschriften om
beschadiging van uw auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer
lage temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, verwijder de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de functie (Handsfree toegang) uit.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de auto
vaker wassen om geïodeerde afzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden),
modder en zout (in natte of koude gebieden)
te verwijderen, omdat die zeer bijtend zijn.
Neem voor het verwijderen van lastige
vlekken waarvoor een speciaal product
vereist is (zoals teer- of insectenverwijderaar)
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan
nooit een waterslang of hogedrukreiniger
om de binnenkant te reinigen.
Uit bekers of andere open houders kan
vloeistof lopen die schade kan veroorzaken
aan bedieningselementen op het dashboard
en de middenconsole. Wees voorzichtig
hiermee!
Carrosserie
Glanzende lak
Gebruik nooit schurende producten of
oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in
de lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
Gebruik een zachte spons met
zeepwater of een pH-neutraal product.
Neem de carrosserie met een schone
microvezeldoek af zonder er hard op te
wrijven.
Page 212 of 276

210
In geval van pech
Toegang tot het
gereedschap
Berline
Na het aansluiten van de kabels
Als de accukabels weer zijn aangesloten,
moet u het contact aanzetten en vervolgens 1
minuut wachten voordat u de motor start, zodat
de elektronische systemen kunnen worden
geïnitialiseerd.
Wanneer er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, neem dan
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Aan de hand van het desbetreffende hoofdstuk
moet u bepaalde uitrustingselementen resetten:
–
Elektronische sleutel.
–
Schuif-/kanteldak en elektrisch zonnescherm.
–
Elektrische ruitbediening.
–
Datum en tijd.
–
Voorkeuzezenders.Slepen van de auto
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Controleer of het gewicht van de trekkende
auto hoger is dan van de auto die wordt
gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de
gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon
moet beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
kabels, touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem- en
stuurbekrachtiging niet.
Neem contact op met een
professioneel bergingsbedrijf:
–
Als de auto is gestrand op de autosnelweg
of autoweg.
–
Als het niet mogelijk is de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te
ontgrendelen of de parkeerrem vrij te zetten.
–
Als het bij een auto met automatische
transmissie niet mogelijk is om deze te slepen
met draaiende motor
.
–
Bij het slepen met slechts twee wielen op
de grond.
–
Bij auto's met vierwielaandrijving.
–
Bij het ontbreken van een goedgekeurde
sleepstang.
Hybride auto's
Trap eerst het rempedaal in terwijl het contact aan is en selecteer modus N. Schakel vervolgens het hybridesysteem uit (verklikkerlampje READY
uit).
Roep altijd de hulp in van een professioneel bergingsbedrijf om uw auto \
met een bergingsauto of oplegger te bergen.
Gebruik het sleepoog alleen
om de auto los te trekken of vast te zetten totdat hij wordt geborgen me\
t een bergingsauto of oplegger.
Page 275 of 276

Automobiles PEUGEOT verklaart dat er in overeenstemming met de voorschriften van de Europes\
e regelgeving (Richtlijn 2000/53) met betrekking tot
autowrakken wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen en da\
t er recyclebare materialen worden gebruikt voor de productie van produc\
ten die
door het bedrijf worden verkocht.
Reproductie of vertaling van dit document, zelfs gedeeltelijk, is verbod\
en zonder schriftelijke toestemming van Automobiles PEUGEOT.Gedrukt in de EU
11-19