PEUGEOT 807 2013 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2013, Model line: 807, Model: Peugeot 807 2013Pages: 234, PDF Size: 10.17 MB
Page 21 of 234

Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
19
Druk één keer op één van de
knoppen om de schuifdeur
(rechts of links) te openen
of te sluiten.
Lokaliseren van de auto
Waarschuwingssignaal sleutel
Als het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de sleutel nog in
het contact steekt, klinkt er een
geluidssignaal.
Inklappen/uitklappen sleutel
Ontgrendelen
Druk één keer op het
geopende hangslot om de
auto te ontgrendelen.
Dit wordt bevestigd
door het snel knipperen van de
richtingaanwijzers.
Als de auto is vergrendeld en per
ongeluk wordt ontgrendeld zonder
dat binnen 30 seconden een van de
portieren wordt geopend, wordt de
auto automatisch weer vergrendeld.
Indien de auto nog is vergrendeld,
wordt deze voordat de schuifdeur
op deze manier wordt geopend
volledig ontgrendeld.
Openen/sluiten van de
elektrische schuifdeuren
Druk op de knop om
de sleutel in te klappen
in het huis van de
afstandsbediening.
Druk op de knop om de
sleutel uit te klappen.
Met behulp van deze
functie kunt u de eerder
vergrendelde auto lokaliseren
op een parkeerplaats.
Druk op het gesloten
hangslot, de plafonniers gaan branden
en de knipperlichten knipperen
gedurende enkele seconden.
Door langer dan 2 seconden
op het gesloten hangslot te
drukken
wordt niet alleen
de normale vergrendeling
of supervergrendeling
ingeschakeld, maar worden ook de
ruiten automatisch gesloten en de
schuif-/kanteldaken in gekantelde
stand gezet, als deze geopend waren.
Als u deze geheel wilt sluiten, moet
u op desbetreffende knop drukken
voordat u de auto verlaat.
Page 22 of 234

Toegang tot de auto
20
Batterij van afstandsbediening
vervangen
Batterij: CR1620/3 V.
Als de batterij leeg is, verschijnt een
melding op het multifunctionele display,
in combinatie met een geluidssignaal.
Wip het huis met een muntstuk bij
het oog los om de batterij te kunnen
vervangen.
Als de afstandsbediening na het
vervangen van de batterij niet werkt,
moet deze opnieuw gesynchroniseerd
worden.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de
batterij of het losnemen van
de accukabels kan het zijn
dat de afstandsbediening
gesynchroniseerd moet worden.
Gooi de batterijen van de
afstandsbediening niet weg, deze
bevatten stoffen die schadelijk zijn
voor het milieu.
Lever de batterijen in bij het
PEUGEOT netwerk of een ander
erkend inzamelpunt. Wacht ten minste
1 minuut voordat u de
afstandsbediening gebruikt.
Steek de sleutel in het
contactslot met de knoppen
(hangslot) van de afstandsbediening
naar u toe.
Zet het contact aan.
Druk binnen 10 seconden op de
vergrendelknop (gesloten hangslot)
en houd deze ten minste 5 seconden
ingedrukt.
Zet het contact af.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u
de afstandsbediening gebruikt.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Page 23 of 234

Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
21
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo
het starten van de motor bij
een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht
die over een specifieke code beschikt.
Bij het aanzetten van het contact moet
de code van de sleutel worden herkend
door de startblokkering, waarna de
motor gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem zal, als
het contact wordt aangezet (2e stand
van de sleutel), het verklikkerlampje
van de schakelaar centrale
vergrendeling in de plafonnier snel
gaan knipperen.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
PEUGEOT netwerk .
Gebruiksvoorschrift
Bij verlies van de sleutels
Het PEUGEOT -netwerk kan de
sleutelcode en transpondercode
achterhalen om sleutels na te
bestellen. U dient hiervoor uw
kentekenbewijs en een geldig
legitimatiebewijs te kunnen tonen.
Sleutel, afstandsbediening
Houd de afstandsbediening vrij van
vet, stof en vocht.
Een zwaar voorwerp dat aan de sleutel
hangt terwijl deze in het contactslot
zit (sleutelhanger, ...) kan storingen
veroorzaken.
De radiografische afstandsbediening
is een gevoelig systeem; het is
raadzaam om niet met de knop van
de afstandsbediening te spelen om te
voorkomen dat de auto per ongeluk
ontgrendeld wordt.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik
van uw auto. De afstandsbediening
kan dan onbruikbaar worden en
moet in dat geval opnieuw worden
gesynchroniseerd.
De afstandsbediening kan niet
functioneren als de sleutel in het
contactslot zit, zelfs als het contact uit
staat, behalve voor het synchroniseren.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Veiligheid
Bij een ernstige aanrijding worden
de opengaande carrosseriedelen
automatisch ontgrendeld om de
toegankelijkheid van de auto voor
hulpdiensten te verbeteren.
Neem als er kinderen in de auto zitten
de sleutel met afstandsbediening mee
als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte tijd.
Aanschaffen van een gebruikte auto
Controleer of u in het bezit bent van de
dopsleutel voor de slotbouten van de
lichtmetalen velgen (noteer de code
die in de bovenzijde van de dopsleutel
is gegraveerd).
Laat uw sleutels door het PEUGEOT -
netwerk in het elektronische geheugen
opslaan, zodat u er zeker van kunt
zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels
de enige zijn waarmee de auto kan
worden gestart.
Page 24 of 234

Toegang tot de auto
22
ALARMSYSTEEM
Het alarmsysteem (afhankelijk van de
uitvoering) bestaat uit twee soorten
beveiliging:
- de omtrekbeveiliging treedt in
werking als een portier, de achterklep
of de motorkap wordt geopend.
- de interieurbeveiliging treedt in
werking als er beweging in het
interieur wordt waargenomen
(breken van een ruit, iets of iemand
in het interieur).
Het rode lampje in het midden van
het dashboard geeft de hieronder
beschreven informatie.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, vergrendel
de auto dan met de sleutel in het slot
(bijvoorbeeld om de auto te wassen).
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Waarschuwing - alarm afgegaan: als het rode
lampje snel knippert, steek dan de sleutel in
het contactslot en zet het contact aan om het
alarmsysteem uit te schakelen.
Als het alarm tien keer achter elkaar is
afgegaan, wordt het systeem bij de elfde keer
uitgeschakeld. Voer dan de procedure voor het
inschakelen opnieuw uit.
-
Sluit de schuifdaken. -
Zet het contact af. -
Druk binnen tien seconden op de
knop A
links op het dashboard totdat
het rode lampje continu blijft branden.
- Verlaat de auto.
-
Schakel het alarmsysteem binnen
vijf minuten in door de auto te
vergrendelen of de supervergrendeling
in te schakelen met behulp van de
afstandsbediening (het rode lampje zal
één keer per seconde knipperen).
Breng geen wijzigingen aan aan
het alarmsysteem, dit kan leiden
tot storingen.
Inschakelen
-
Zet het contact af en verlaat de auto.
-
Schakel binnen vijf minuten
na het verlaten van de auto
het alarmsysteem in door de
auto te vergrendelen of de
supervergrendeling in te schakelen
met behulp van de afstandsbediening
(het rode lampje zal één keer per
seconde knipperen).
Uitschakelen
Ontgrendel de auto met behulp van de
afstandsbediening (het rode lampje gaat uit).
Alleen de omtrekbeveiliging
inschakelen
Schakel alleen de omtrekbeveiliging in
als u tijdens uw afwezigheid een ruit
een stukje open wilt laten of als er een
huisdier in de auto achterblijft.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode
lampje gedurende 10 seconden blijft branden, duidt
dit op een storing in de verbinding met de sirene.
Raadpleeg het PEUGEOT netwerk om het syteem
te laten controleren.
Automatisch inschakelen
Het alarmsysteem (ahankelijk van
de uitvoering) wordt 2 minuten nadat
het laatste portier of de achterklep is
gesloten, automatisch ingeschakeld.
Om het afgaan van het alarm bij
het openen van een portier of de
achterklep te voorkomen, moet
nogmaals op de ontgrendelknop op de
afstandsbediening worden gedrukt. Als het alarmsysteem
is ingeschakeld en de
afstandsbediening niet meer werkt:
-
Ontgrendel de portieren met de
sleutel en open het portier. Het
alarm zal afgaan.
-
Zet binnen tien seconden het
contact aan. Het alarm stopt.
Page 25 of 234

Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
23
PORTIEREN
Automatische centrale
vergrendeling
Zodra sneller wordt gereden dan
10 km/h, worden de portieren
automatisch vergrendeld.
U kunt deze functie desgewenst
inschakelen of uitschakelen.
Uitschakelen
Druk bij aangezet contact
lang op het hangslot.
Bij het uitschakelen van de
functie is een geluidssignaal te horen.
Openen van buitenaf
Openen van binnenuit
Als de normale vergrendeling of
supervergrendeling van buitenaf
is ingeschakeld, knippert het
rode lampje en kunnen de portieren
niet worden ontgrendeld door op het
hangslot te drukken. Gebruik dan de
sleutel of de afstandsbediening om van
buitenaf te ontgrendelen.
De portieren kunnen niet met de
portiergrepen worden geopend wanneer
de supervergrendeling is ingeschakeld.
Vergrendelen/ontgrendelen
van binnenuit
Druk op het hangslot, het
rode lampje gaat branden bij
het vergrendelen en het gaat
uit bij het ontgrendelen.
Met deze knop kunnen de portieren en
de achterklep worden vergrendeld en
ontgrendeld.
Inschakelen
Druk bij aangezet contact
lang op het hangslot.
Bij het inschakelen van de
functie is een geluidssignaal te horen
in combinatie met een melding op het
display
.
Waarschuwingsmelding
"portier open"
Als een portier of de achterklep niet goed is
gesloten:
-
worden bij draaiende motor
gedurende
enkele seconden een grafische voorstelling
en een melding weergegeven op het display,
-
gaat tijdens het rijden
(wagensnelheid
hoger dan 10 km/h) het verklikkerlampje
service branden, in combinatie met een
geluidssignaal, een grafische voorstelling
en een melding op het display gedurende
enkele seconden.
Page 26 of 234

Toegang tot de auto
24
Openen/sluiten met de
afstandsbediening
Druk op de toets om de
desbetreffende schuifdeur te
openen of te sluiten (rechts
of links).
Openen/sluiten vanaf de
voorstoelen
Druk op de desbetreffende
schakelaar.
Bij het openen en sluiten klinkt een
geluidssignaal.
ELEKTRISCH BEDIENDE SCHUIFDEUREN
Zorg ervoor dat de schuifdeuren
gesloten zijn wanneer de auto
gedurende langere tijd stilstaat.
Als de schuifdeuren zijn geopend,
is het elektrische systeem van de
schuifdeuren in de stand-by-stand,
waarbij het energieverbruik relatief
hoog is.
Begeleidt de schuifdeur met de hand
bij het sluiten, indien de auto op een
steile helling staat.
Openen/sluiten vanaf
zitrij 2:
Druk op de desbetreffende
schakelaar.
Algemene voorschriften
Bedien de schuifdeuren uitsluitend bij
stilstaande auto.
Controleer voordat u een schuifdeur
bedient altijd of de omstandigheden
veilig zijn. Zorg ervoor dat zich zowel
in het interieur als buiten de auto
geen personen, dieren of voorwerpen
bevinden die het openen of sluiten van
de deur kunnen verhinderen.
Zorg ervoor dat bij geopende ruiten
tijdens het openen of sluiten van de
schuifdeur niets door de ruitopening
steekt.
Laat kinderen en dieren nooit zonder
toezicht in de buurt van de bediening
van de schuifdeuren komen.
Detectie van obstakels
Als de schuifdeur tegen een obstakel
met een bepaalde weerstand stuit,
treedt het detectiesysteem in werking.
Als een obstakel wordt gedetecteerd
tijdens het:
- sluiten van de schuifdeur, gaat
deze weer volledig open,
- openen van de schuifdeur, stopt
deze.
Druk nadat het obstakel is verwijderd
nogmaals op de knop van de
afstandsbediening of de schakelaar in
het interieur om het openen of sluiten
te hervatten.
Het niet in acht nemen van deze
voorschriften kan leiden tot letsel door
het bekneld raken van lichaamsdelen.
Page 27 of 234

Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
25
ELEKTRISCHE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
VOOR KINDEREN
Achterklep gelijktijdig met
de portieren ver- of ontgrendelen
De achterklep wordt vergrendeld of
ontgrendeld met de afstandsbediening
of één van de portiersloten voor.
Open de achterklep met de handgreep C
en til de achterklep omhoog.
Noodbediening
De achterklep wordt automatisch
vergrendeld zodra sneller
wordt gereden dan 10 km/h en
wordt weer ontgrendeld zodra een
voorportier wordt geopend.
ACHTERKLEP
Waarschuwingsmelding "achterklep open"
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden
de achterklep niet goed gesloten is, wordt
u gewaarschuwd door het verschijnen
van een pictogram op het display in
combinatie met een geluidssignaal.
Hiermee kan bij een eventuele storing
in de centrale vergrendeling, de
achterklep ontgrendeld worden.
-
Klap een van de zitplaatsen van
zitrij 2 neer,
-
Klap een van de zitplaatsen of de
achterbank van zitrij 3 neer om bij
het achterklepslot te komen,
-
Steek een kleine schroevendraaier
in de opening D
van het slot en
duw het uiteinde naar links om de
achterklep te ontgrendelen.
B - Elektrisch
De bediening van de volgende systemen kan
worden uitgeschakeld voor de passagiers
achterin:
-
elektrisch bedienbare ruiten,
-
schuifdeuren,
-
schuif-/kanteldaken zitrij 2 en 3.
Druk met het contact aan op de schakelaar B
.
Er verschijnt een melding op het display in
combinatie met een geluidssignaal. Deze
melding geeft aan of de functie is in- of
uitgeschakeld.
Controleer dit voor elke rit.
Deze veiligheidsvoorziening werkt
onafhankelijk van de centrale vergrendeling.
Bij een ernstige aanrijding worden de
opengaande carrosseriedelen automatisch
ontgrendeld om de auto beter toegankelijk te
maken voor hulpdiensten.
Neem voor het verlaten van de
auto, zelfs voor korte periodes,
altijd de sleutel uit het contact.
Page 28 of 234

Toegang tot de auto
26
SCHUIF-/KANTELDAKEN
U hebt de beschikking over drie
schuif-/kanteldaken met elk een eigen
bediening.
Het is tevens mogelijk de achterste twee
schuif-/kanteldaken met de schakelaars
van het voorste dak te bedienen.
Kantelen:
Houd het gedeelte A
van de
schakelaar ingedrukt.
Openen:
Druk kort op het gedeelte A
van de schakelaar.
Sluiten:
Druk kort op het gedeelte B
van
de schakelaar om het schuif-/kanteldak
verder dicht te schuiven en houd de
schakelaar vervolgens ingedrukt om
het schuif-/kanteldak volledig dicht te
schuiven.
Storing
Als het schuifdak in het geval van
een storing (bijv. door vorst) of na het
losnemen en weer aansluiten van de
accukabels niet wil sluiten:
- druk dan op A
tot het dak volledig
geopend is,
- druk binnen 1 seconde op B
om
het dak te sluiten,
- druk als het dak niet sluit
meermaals op B
tot het dak
volledig is gesloten,
- laat de schakelaar B
los en houd
deze na het sluiten van het dak
nog ongeveer 5 seconden
ingedrukt.
Tijdens deze handelingen is
de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld.
Uitschakelen van de bediening
van de schuif-/kanteldaken van
zitrij 2 en 3
Druk op de blokkeerschakelaar van de
elektrische bediening van de achterste
schuif-/kanteldaken.
Het zonnescherm wordt handmatig
bediend.
Open het zonnescherm door aan de
handgreep te trekken en het scherm naar
achteren te schuiven.
Sluit het zonnescherm door het naar voren
te trekken tot de handgreep is vergrendeld.
Gebruiksvoorschrift
Open de schuif-/kanteldaken
niet direct na een regenbui of na het
wassen van de auto.
Controleer bij het verlaten van de auto
altijd of de schuif-/kanteldaken goed
zijn gesloten.
Wanneer het dak tijdens het bedienen
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend of gesloten. Druk
daarvoor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder het dak
bedient, moet deze ervan verzekerd
zijn dat niets het correcte sluiten van
het dak verhindert. Let op de kinderen
tijdens het bedienen van het dak.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de
elektrische dakbediening.
Beveiliging tegen beknellen
Als het schuifdak bij het sluiten tegen
een obstakel stuit, stopt het dak
automatisch en gaat het gedeeltelijk
weer open.
Page 29 of 234

Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
27
COCKPIT
CONTROLEDISPLAY
Display
Page 30 of 234

Cockpit
28
INSTRUMENTENPANELEN
Met monochroom display
Met kleurendisplay
1.
Toerenteller.
2.
Snelheidsmeter.
3.
Brandstofniveau en
koelvloeistoftemperatuur.
4.
Display.