reset Peugeot Bipper 2015 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: Bipper, Model: Peugeot Bipper 2015Pages: 193, PDF Size: 8.33 MB
Page 14 of 193

12
Bipper_nl_Chap01_vue-ensemble_ed02-2014
BESTUURDERSPLAATS
Instrumentenpaneel, displays, tellers ....25
V
erklikkerlampjes........................26-33
Meters.........................................34-35 Stuurwiel, verstellen
........................
53
Claxon ........................................... 11 2
Dashboard/ middenconsole
........................18-19
l
ichtschakelaar...........................46-47
Follow me home verlichting
............. 47
Parkeerlichten.................................. 46
Snelheidsregelaar.......................49-50
Configuratie/persoonlijke
instellingen
............................... 84-87
Tijd instellen
................................ 84-85
k
oplampverstelling
.......................... 47
Dimmer dashboardverlichting
.......... 35
Antispinregeling / Intelligent Traction Control
.......
............ 113-115
Bandenspanningscontrolesysteem resetten
....................................... 11 7
Mistlampen vóór/mistachterlicht
...... 47
Zekeringen..............................167-169
Motorkap openen........................... 144 Starten, contactslot
....................39, 59
Ruitenwissers voor/achter
...............48
Ruitensproeiers
...............................48
Boordcomputer
................................83
Ruitbediening................................... 52
Buitenspiegels
.................................51
Lokalisatie
Page 16 of 193

14
Bipper_nl_Chap01_vue-ensemble_ed02-2014
BESTUURDERSPLAATS
Stuurwiel, verstellen ........................53
Claxon
........................................... 11 2
Dashboard/ middenconsolet
.......................20-21
l
ichtschakelaar...........................46-47
Follow me home verlichting
............. 47
Parkeerlichten.................................. 46
Snelheidsregelaar.......................49-50Instrumentenpaneel, displays, tellers .... 25
V
erklikkerlampjes........................26-33
Meters.........................................34-35
Schakelindicator
.............................. 58
Bediening aan het stuurwiel van de autoradio / handsfree set
...90, 93-110
Ruitenwissers voor/achter
...............48
Ruitensproeiers
............................... 48
Boordcomputer
................................ 83
Starten, contactslot
....................39, 59
Configuratie - persoonlijke
instellingen
............................... 84-87
Tijd instellen
................................ 84-85
k
oplampverstelling
..........................47
Dimmer dashboardverlichting
..........35
Antispinregeling / Intelligent Traction Control
.......
............113-115
Bandenspanningscontrolesysteem resetten
....................................... 11 7
Mistlampen vóór/ mistachterlicht
............................... 47
Zekeringen..............................167-169
Ruitbediening................................... 52
Buitenspiegels
................................. 51
Lokalisatie
Page 21 of 193

19
Bipper_nl_Chap01_vue-ensemble_ed02-2014
Centraal bedieningspaneel
A.
V
erklikkerlampje uitschakeling airbag vóór
aan passagierszijde.
B.
Uitschakeling Stop & Start-systeem.
C.
Alarmknipperlichten.
D.
Achterruit- en buitenspiegelverwarming.
E.
V
ergrendeling/ontgrendeling laadruimte
(bestelwagen). Bedieningspaneel links van het stuurwiel
1.
Mistlampen vóór
.
2.
Mistachterlichten.
3.
Intelligent T
raction Control
of
Antispinregeling (ASR).
4.
Resetten
bandenspanningscontrolesysteem.
5.
Hoger afstellen van de koplampen /
Configuratie van de auto (omhoog
scrollen, een waarde verhogen).
6.
l ager afstellen van de koplampen /
Configuratie van de auto (omlaag scrollen,
een waarde verlagen).
7.
Configuratie van de auto (toegang tot
de menu's, bevestigen, afsluiten van de
menu's).
1
OVERZICHT
Presentatie
Page 23 of 193

21
Bipper_nl_Chap01_vue-ensemble_ed02-2014
Centraal bedieningspaneel
A.
V
erklikkerlampje uitschakeling airbag vóór
aan passagierszijde.
B.
Uitschakeling Stop & Start-systeem.
C.
Alarmknipperlichten.
D.
Achterruit- en buitenspiegelverwarming.
E.
V
ergrendeling/ontgrendeling laadruimte
(bestelwagen). Bedieningspaneel links van het stuurwiel
1.
Configuratie van de auto (toegang tot
de menu's, bevestigen, afsluiten van de
menu's).
2.
Hoger afstellen van de koplampen /
Configuratie van de auto (omhoog
scrollen, een waarde verhogen).
3.
l ager afstellen van de koplampen /
Configuratie van de auto (omlaag scrollen,
een waarde verlagen).
4.
Intelligent T
raction Control
of
Antispinregeling (ASR).
5.
Resetten
bandenspanningscontrolesysteem.
6.
Mistlampen vóór
.
7.
Mistachterlichten.
1
OVERZICHT
Presentatie
Page 59 of 193

57
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
Resetten
Zet het contact in de stand MAR.
Binnen 10 seconden moet de ingeschakelde
versnelling op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen.
Als dat niet het geval is, zet dan het contact
in de stand STOP
en wacht tot het display
van het instrumentenpaneel uitgaat.
Zet het contact nogmaals in de stand MAR. Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een melding op
het display, duidt dit erop dat de
versnellingsbak op de verkeerde
manier wordt bediend door de bestuurder.
Als bij aangezet contact dit lampje
gaat knipperen in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
l
aat het systeem controleren door
het P
e UG e OT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
l aat als het probleem niet is verholpen het
systeem controleren door het P
e UG e OT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden
nooit in de neutraalstand (stand N).
Zet de selectiehendel alleen in de achteruit
(stand R) als de auto volledig stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
Wanneer u gelijktijdig het gaspedaal en
het rempedaal intrapt, kan schade aan de
versnellingsbak ontstaan.
Noodloopfunctie - vertraagd wegrijden
Deze procedure moet worden toegepast
als het systeem het intrappen van het
rempedaal niet signaleert of in het geval
van een storing in de versnellingsbak bij het
starten van de motor.
Trap het rempedaal stevig in.
Draai de contactsleutel ten minste
7
seconden in de stand AV V .
De motor wordt gestart.
Het systeem blijft werken in de
noodloopfunctie: de versnellingsbak gebruikt
de 3
e versnelling als hoogste versnelling en
de automatische stand is niet beschikbaar.
laat als de motor niet kan worden gestart het
systeem controleren door het P e UG e OT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
StoringAls de auto lang stilstaat met
draaiende motor, is het raadzaam de
versnellingsbak in de neutraalstand
(stand N) te houden.
Als de auto stilstaat met draaiende
motor en de eerste of tweede
versnelling of de achteruitversnelling is
ingeschakeld, selecteert de versnellingsbak
in de volgende gevallen automatisch de
neutraalstand, waarbij een geluidssignaal
klinkt:
-
het gas- en/of rempedaal wordt
gedurende 3
minuten niet ingetrapt,
-
het rempedaal wordt al 10
minuten
ingetrapt,
-
het bestuurdersportier is geopend en het
gas- en/of rempedaal wordt gedurende
1,5
seconde niet ingetrapt,
-
storing in de versnellingsbak. W
anneer uw auto gesleept wordt,
dient u ervoor te zorgen dat de
versnellingsbak in de neutraalstand
(stand N) staat.
Rijd altijd stapvoets als de weg onder
water staat of bij het oversteken van
een wed.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
Page 85 of 193

83
Bipper_nl_Chap05_technologie_ed02-2014
BOORDCOMPUTER
Als in het configuratiemenu van de auto de
optie TRIP B is geactiveerd:-
T
raject B,
-
Gemiddeld brandstofverbruik B,
-
Gemiddelde snelheid B,
-
Reisduur B.
Resetten
Druk langer dan twee seconden op de toets
TRIP om de weergegeven gegevens te
resetten.
Druk op de toets TRIP op het uiteinde
van de ruitenwisserschakelaar om
achtereenvolgens de volgende informatie
weer te geven:
-
Buitentemperatuur,
-
Actieradius,
-
T
raject A,
-
Gemiddeld
brandstofverbruik A,
-
Momenteel
brandstofverbruik A,
-
Gemiddelde
snelheid A,
-
Reisduur A. Druk langer dan twee seconden op de toets
SET/Terug om terug te keren naar het
beginscherm.
5
TECHNOLOGIE aan BOORD
Boordcomputer
Page 91 of 193

89
Bipper_nl_Chap05_technologie_ed02-2014
Geluidsvolume verhogen/
verlagen.
Aan.Uit.
Geluid onderbreken/
herstellen.
Selecteren van de geluidsbron: CD/CD MP3.
Selecteer de vorige/volgende track met de
pijlen links/rechts.Spoel de geselecteerde track snel terug/
vooruit met de pijlen links/rechts.
CD MP3: selecteer de vorige/volgende map
met de pijlen omhoog/omlaag. Instellen van de audio-opties: bass (lage tonen), treble (hoge tonen)\
, fader
(voor/achter), balance (links/rechts), loudness,
e Q Preset (equalizer).
Selecteer de opties met de pijlen omhoog/omlaag.
Verhoog of verlaag de waarde van de optie of stel de equalizer in met
de pijlen links/rechts.
Toegang tot het menu.
Selecteer een van de
volgende functies met de
pijlen omhoog/omlaag:●
AF switching.
●
T
raffic info.
●
Regional mode.
●
MP3
display.
●
Speed volume.
●
External audio vol.
●
Radio of
f.
●
Restore default.
Wijzig de instelling van de
geselecteerde functie met
de pijlen links/rechts.
Uitwerpen van de CD.
Selecteren van het golfbereik FM. Automatisch opslaan van zenders
(autostore AS). Selecteren van het golfbereik AM.
Stem automatisch op zenders af met de pijlen links/rechts.
Stem handmatig op zenders af met de pijlen omhoog/omlaag.
1/2/3/4/5/6: selecteren van een voorkeuzezender. Opslaan van een zender.
Bedieningspaneel
BASISFUNCTIESDruk de toets
lang in.
5
TECHNOLOGIE aan BOORD
Autoradio
Page 93 of 193

91
Bipper_nl_Chap05_technologie_ed02-2014
MENU "AUDIOFUNCTIES"
RDS "AF Switching"
De functie RDS (Radio Data System) biedt de
mogelijkheid om naar een zender te luisteren,
ongeacht de verschillende frequenties die voor
deze zender gebruikt worden in de diverse
regio's. De radio zoekt steeds de sterkste
zender die hetzelfde programma uitzendt.
Druk op de toets "3" of "4" om de
RDS-functie in te schakelen (ON) of uit te
schakelen (OFF).
Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt
"AF" op het display als de RDS-functie is
geselecteerd en de radio op een
RDS-zender is afgestemd.
Verkeersinformatie "Traffic Info"
De geluidsbron die op dat moment te horen is,
wordt onderbroken om voorrang te verlenen
aan de ontvangen verkeersinformatie.
Het systeem
e ON ( e nhanced Other
Networks) maakt koppelingen tussen
zenders in hetzelfde gebied. Bij dit systeem
is het mogelijk om automatisch naar andere
zenders binnen het gebied over te schakelen
die verkeersinformatie uitzenden.
Regionale functie "Regional Mode"
Sommige gekoppelde zenders zenden op
bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie
verschillende, regionale programma's
uit. Met deze functie kan een regionaal
programma worden beluisterd.
Druk op de toets "3 " of "4" om de
R
e G-functie in te schakelen (ON) of uit te
schakelen (OFF).
Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt
"
l OC" op het display als de R e G-functie is
ingeschakeld en de zender een regionaal
programma uitzendt.
Weergave MP3-functie "MP3 Display"
Druk op de toets "3 " of "4" om het nummer
van de track weer te geven of informatie van
de MP3-CD weer te geven (Artiest / Album /
Map / Bestand / Titel / Verstreken tijd).
Automatische volumeregeling
"Speed Volume"
De automatische volumeregeling past
het geluidsvolume automatisch aan de
wagensnelheid aan. Druk op de toets "3 "
of "4 " om het effect van de automatische
volumeregeling te verkleinen (
l OW) of te
vergroten (HIGH) of om de regeling uit te
schakelen (OFF).
Het geluidsvolume van de verkeersinformatie
is onafhankelijk van het normale volume van
de radio. U kunt dit tijdens de uitzending
van de verkeersinformatie instellen met de
volumeknop; de instelling wordt opgeslagen en
gebruikt bij volgende berichten.
Druk op de toets "3" of "4" om de TA-functie
in te schakelen (ON) of uit te schakelen (OFF).
Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt
"TA" op het display als de TA-functie is
ingeschakeld en verschijnt "TPM" op het
display als de radio is afgestemd op een
zender die verkeersinformatie uitzendt.
Geluidsvolume externe geluidsbron
"External Audio Vol"
Druk op de toets "3
" of "4" om het
geluidsvolume van de externe geluidsbron
(bijv.: handsfree set) te verlagen (tot 0),
te verhogen (tot 40) of om het geluid te
onderbreken (OFF).
Geprogrammeerd uitschakelen "Radio Off"
Druk op de toets "3 " of "4" om het uitschakelen
te programmeren op"00 MIN" of "20 MIN".
Het aftellen begint op het moment dat de
portieren zijn gesloten en het contact in de
stand STOP wordt gezet.
Standaardinstellingen "Restore Default"
Druk op de toets "3 " of "4" om uw
instellingen te bewaren (NO) of de
standaardinstellingen te kiezen (Y
e S).
Tijdens het resetten van de ingestelde
functies verschijnt de melding "Restoring"
op het display. Als de functie is ingeschakeld en de
CD MP3's bevat, verschijnt "MP3"
op het display.
Druk op de toets MENU van
de autoradio om het menu
"Audiofuncties" weer te geven.
Druk op de toets "5
" of "6"
om een van de onderstaande
te configureren audiofuncties
te selecteren.
5
TECHNOLOGIE aan BOORD
Autoradio
Page 118 of 193

11 6
Bipper_nl_Chap06_securite_ed02-2014
BANDENSPANNINGSCONTROLESySTEEM
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de
vier banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat
de banden op spanning zijn gebracht of
na het verwisselen van een wiel moeten
worden gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een
of meer banden te laag is.Het bandenspanningscontrolesysteem
is niet meer dan een hulpmiddel,
hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid
en verantwoordelijkheid van de bestuurder
niet door het systeem kunnen worden
vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die van
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het
weggedrag en de remweg van de auto en
veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage,
vooral onder zware omstandigheden (zware
belading, hoge snelheden, een lange rit).
Het rijden met een te lage bandenspanning
veroorzaakt bovendien een hoger
brandstofverbruik.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil of
er is minder dan 10
km gereden met een
beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden (bij warme
banden) moet de bandenspanning ten
opzichte van de op de sticker vermelde
spanning met 0,3
bar worden verhoogd.
Waarschuwing te lage bandenspanning
U krijgt deze waarschuwing als dit
lampje blijft branden in combinatie met
een melding (volgens uitvoering).
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
Stop zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats.
e
en te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien.
e en visuele
controle is dus niet voldoende.
F
Gebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
of
F
controleer als u een compressor in
de auto hebt, bijvoorbeeld die van de
set voor tijdelijke bandenreparatie, de
spanning van de vier banden als deze
zijn afgekoeld,
of
F
rijd voorzichtig verder als het niet
mogelijk is om deze controle onmiddellijk
uit te voeren.
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 119 of 193

11 7
Bipper_nl_Chap06_securite_ed02-2014
Resetten
elke keer nadat u een of meer banden
op spanning hebt gebracht en na het
verwisselen van een of meer wielen, moet u
het systeem resetten.
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met de
bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem geeft
geen meldingen als de bandenspanning bij
het resetten onjuist is. F
Druk met aangezet contact en stilstaande
auto gedurende ongeveer drie seconden
op deze knop en laat de knop vervolgens
los; het resetten wordt bevestigd door
een geluidssignaal.
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen betrouwbaar als bij het
resetten van het systeem de vier banden de
correcte spanning hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset te
worden na het aanbrengen of verwijderen
van sneeuwkettingen. Als het waarschuwingslampje
te lage bandenspanning gaat
knipperen en vervolgens blijft
branden in combinatie met een
melding (volgens uitvoering), wijst
dit op een storing in het systeem.
Controleer na werkzaamheden aan het
systeem altijd de spanning van de vier
banden en reset het systeem vervolgens.
Storing
In dat geval werkt de
bandenspanningscontrole mogelijk niet
goed.
l
aat het systeem controleren door
het P
e UG e OT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
6
VEILIGHEID
Veiligheid tijdens het rijden