Peugeot Boxer 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: Boxer, Model: Peugeot Boxer 2018Pages: 232, PDF Size: 9.15 MB
Page 91 of 232

89
Koeling
Het trekken van een aanhanger op een helling
veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet
afhankelijk van het motortoerental.
F
P
as uw snelheid aan om het motortoerental te
beperken.
Het maximale aanhangergewicht op een helling
is afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur in de
gaten.
F
A
ls dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met het
verklikkerlampje STOP, stop dan zo
snel mogelijk en zet de motor af.
Nieuwe auto
Koppel geen aanhanger achter de auto
voordat deze een kilometerstand van ten
minste 1000
km heeft.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de
remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen over verhit raken. In
dat geval is het raadzaam om op de motor af te
remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de
juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen van uw
auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de handmatige
hoogteverstelling van de koplampen .
Om bij het gebruik van een originele
PEUGEOT-trekhaak het onnodig activeren
van het geluidssignaal te voorkomen, wordt
de parkeerhulp achter hierbij automatisch
uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Elektronische
startblokkering
De sleutels zijn voorzien van een chip voor de
elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem van de
motor en wordt automatisch ingeschakeld zodra de
sleutel uit het contact wordt ver wijderd.
Als de sleutel wordt herkend, gaat dit
verklikkerlampje uit, wordt het contact
aangezet en kan de motor worden gestart.
Als de sleutel niet wordt herkend, kan de
motor niet worden gestart. Start de auto met
een andere sleutel en laat de defecte sleutel
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Noteer het sleutelnummer zorgvuldig. Het
PEUGEOT-netwerk kan dan bij verlies snel
voor een nieuwe sleutel zorgen wanneer u
dit
nummer en de codekaart meebrengt.
Bij het aanzetten van het contact moet de code van
de sleutel worden herkend door de startblokkering.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de afstandsbediening
andere apparaten bevinden die in hetzelfde
frequentiegebied werken (mobiele telefoons,
alarmsystemen van gebouwen), kan de
werking van de afstandsbediening tijdelijk
verstoord worden.
De afstandsbediening werkt niet als de sleutel
in het contact zit, ook niet als het contact
is afgezet. Dit geldt niet voor het opnieuw
synchroniseren.
6
Rijden
Page 92 of 232

90
Het rijden met vergrendelde portieren kan in
geval van nood de toegang tot het interieur
belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen
in de auto) de sleutel met afstandsbediening
mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte duur.
Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:
-
u i
n het bezit bent van een codekaart,
-
u
w sleutels door het PEUGEOT-netwerk
in het elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u
er zeker van kunt zijn
dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige
zijn waarmee de auto kan worden gestart.
Codekaart
Op deze kaart staat de identificatiecode die het
PEUGEOT-netwerk nodig heeft bij werkzaamheden
aan de elektronische startblokkering. De code
is afgedekt, ver wijder de film alleen als dit strikt
noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten
de auto.
Neem de codekaart mee wanneer u
een verre
reis maakt en bewaar de kaart bij uw persoonlijke
documenten.
Starten – afzetten van de
motor
Contactslot
Hang geen zware voor werpen aan de sleutel
of de afstandsbediening: dit kan namelijk
storingen aan het contactslot veroorzaken.
Starten van de motor
F Zet het contact in de stand MAR terwijl
de parkeerrem is aangetrokken en de
versnellingsbak in de neutraalstand staat.
Hoe lang het lampje brandt, is afhankelijk van de
weersomstandigheden.
Als de motor warm is, brandt het lampje slechts een
kort ogenblik en kunt u
de motor direct starten.
F
L
aat de sleutel los zodra de motor draait. Verklikkerlampje startblokkering
Gebruik als dit lampje brandt een
andere sleutel en laat de defecte
sleutel controleren door het PEUGEOT-
netwerk.
Afzetten van de motor
F Breng de auto tot stilstand.
F Draai de contactsleutel in de stand STOP .
Strand
STOP: stuurslot.
Het contact is afgezet.
Stand MAR: contact aan.
Verschillende accessoires functioneren.
Stand AV V (Avviemento): startmotor.
De startmotor wordt in werking gezet. F
W
acht tot dit lampje uitgaat en zet
ver volgens de startmotor in werking
(stand AV V) tot de motor aanslaat.
De codekaart wordt u
bij aflevering van de auto
samen met de twee sleutels overhandigd.
Rijden
Page 93 of 232

91
Bij lage temperaturen
In bergachtige en/of koude gebieden wordt
aanbevolen zogenaamde "winter" brandstof te
tanken die speciaal geschikt is voor (zeer) lage
temperaturen.
Opslagmodus van de
accu
Wanneer uw auto langdurig niet gebruikt wordt,
bijvoorbeeld als deze in een winterstalling staat, is
het sterk aan te bevelen de accu in de opslagmodus
te zetten om deze te beschermen en langer te laten
meegaan.Tijdens de opslagmodus van de accu
is de auto alleen toegankelijk door het
bestuurdersportier met de sleutel in het slot te
ontgrendelen.
Nadat de accu is uitgeschakeld, wordt de
informatie (tijd, datum, radiozenders, enz.)
opgeslagen in het geheugen.
Activeren van de accu:
F
Z
et het contact in de stand MAR.
F
S
tart de auto op de gebruikelijke wijze (stand
AV V ).
Inschakelen van de opslagmodus van de accu:
F
Z
et de motor af (stand STOP) .F
D
ruk op de rode knop en draai de contactsleutel
in de stand B AT T .
Na ongeveer 7 minuten wordt de opslagmodus van
de accu geactiveerd.
Deze tijd is nodig om:
-
U d
e gelegenheid te geven de auto te verlaten
en de portieren te vergrendelen met de
afstandsbediening.
-
E
r van verzekerd te zijn dat alle elektrische
systemen van de auto zijn uitgeschakeld.
Parkeerrem
Aantrekken
F Trek de hendel van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.
F
C
ontroleer voordat u uitstapt of de parkeerrem
goed is aangetrokken.
Het is niet voldoende om alleen een versnelling in te
schakelen bij het parkeren van de auto, zeker niet bij
een beladen auto.
Als de auto stilstaat op een helling, draai
dan de wielen richting trottoir en trek de
parkeerrem aan.
Trek, in het uitzonderlijke geval dat de
parkeerrem wordt gebruikt als de auto rijdt,
deze voorzichtig aan om de achter wielen niet
te blokkeren (slipgevaar).
6
Rijden
Page 94 of 232

92
Ontgrendelen
Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje
brandt, geeft dit aan dat de parkeerrem
nog (iets) is aangetrokken.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Trap om soepel te kunnen schakelen het
koppelingspedaal altijd volledig in.
Om te voorkomen dat de werking van het pedaal
wordt gehinderd:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
-
l
eg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Laat tijdens het rijden niet uw hand op de
versnellingshendel rusten. Zelfs een lichte belasting
op de pook kan na verloop van tijd slijtage aan de
onderdelen in de versnellingsbak veroorzaken.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Schakel de achteruit pas in als de auto volledig
stilstaat.
De parkeerhulp (afhankelijk van de
uitvoering) wordt bij het inschakelen van de
achteruitversnelling automatisch ingeschakeld;
hierbij klinkt een geluidssignaal.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de parkeerhulp .
F
T
rek licht aan de hendel van de parkeerrem en
druk op de knop om de parkeerrem vrij te zetten.
Schakelindicator
Afhankelijk van de uitvoering of de motor adviseert
dit systeem de bestuurder op te schakelen om het
brandstofverbruik te verminderen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen
ook daadwerkelijk in te schakelen. De keuze van
de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van
de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de
veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd zelf
verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen van
de aanwijzing.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
Werking
De bestuurder wordt geadviseerd een
hogere versnelling in te schakelen door
het branden van het pictogram SHIFT
en de weergave van een omhoog
wijzende pijl op het display van het
instrumentenpaneel.
Het systeem past het schakeladvies aan de
rijomstandigheden (helling, belading van de
auto enz.) en de rijstijl van de bestuurder (veel
vermogen nodig, accelereren, remmen enz.)
aan.
Het systeem zal nooit adviseren om de eerste
versnelling of de achteruitversnelling in te
schakelen, noch om terug te schakelen.
F
T
rek de ring onder de pookknop omhoog om de
achteruit in te schakelen.
Zet de pook met beleid in de achteruitversnelling om
bijgeluiden te beperken.
Rijden
Page 95 of 232

93
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af
(STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, files enz.).
De motor wordt automatisch gestart (START-stand)
als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem, dat per fect is aangepast
aan het stadsverkeer, zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke
stoffen en het comfort van totale stilte in het interieur
tijdens het wachten.
Overgang naar de STOP-
stand
Zet, ter wijl de auto stilstaat, de versnellingsbak in de
neutraalstand en laat het koppelingspedaal los.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt afgezet.
Om te voorkomen dat de motor te vaak wordt
uitgezet als u
langzaam rijdt, wordt de motor
uitsluitend automatisch afgezet als de auto
een snelheid van minimaal 10
km/h heeft
bereikt. Verlaat nooit de auto zonder eerst het contact
met de sleutel te hebben afgezet.
Tank nooit ter wijl de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Bijzonderheden: STOP-
stand niet beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
-
h et systeem wordt geïnitialiseerd,
-
he
t bestuurdersportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder niet is
vastgemaakt,
-
d
e airconditioning in werking is,
-
d
e achterruitverwarming ingeschakeld is,
-
d
e ruitenwissers vóór in de stand hoge snelheid
werken,
-
d
e achteruitversnelling is ingeschakeld, tijdens
het inparkeren,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
regeneratie van het roetfilter, rembekrachtiging,
buitentemperatuur enz.) dat niet toelaten. -
h
et Stop & Start-systeem zeer intensief
wordt gebruikt. In dat geval kan het systeem
worden uitgeschakeld om de startfunctie
te beschermen. Neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk om de functie weer te laten
activeren.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knippert enkele
seconden en gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Overgang naar de START-
stand
Als een versnelling is ingeschakeld, wordt de
motor alleen automatisch opnieuw gestart als het
koppelingspedaal volledig wordt ingetrapt.
Dit verklikkerlampje gaat uit en de motor
wordt gestart.
Als de motor automatisch is gestart (START-stand)
en de bestuurder gedurende de daaropvolgende
drie minuten de auto niet bedient, zet het systeem
de motor definitief af. De motor kan dan uitsluitend
weer met de contactsleutel worden gestart.
6
Rijden
Page 96 of 232

94
Bijzonderheden: START-
stand wordt automatisch
geactiveerd
De START-stand kan automatisch worden
geactiveerd als:
-
d
e auto wegrolt op een helling,
-
d
e ruitenwissers vóór in de stand hoge snelheid
werken,
-
d
e airconditioning in werking is,
-
d
e motor ongeveer drie minuten geleden is
afgezet door het Stop & Start-systeem,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.) die
vereisen dat de motor draait.
In dat geval wordt een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat dit
verklikkerlampje gedurende enkele
seconden knipperen om vervolgens te
doven.
Dit is volkomen normaal.
Als u bij een auto met een handgeschakelde
v ersnellingsbak in de STOP-stand een versnelling
inschakelt, maar daarbij het koppelingspedaal
niet helemaal intrapt, wordt de motor in sommige
gevallen niet weer gestart.
Er gaat dan een verklikkerlampje branden en/of er
wordt een melding weergegeven die aangeeft dat
u
het koppelingspedaal volledig moet intrappen
om de motor weer te laten starten.
Als de motor automatisch is afgezet
(STOP-stand) en de bestuurder zijn
veiligheidsgordel losmaakt en een
voorportier opent, dan kan de motor
uitsluitend weer met de contactsleutel
worden gestart. Er klinkt een
geluidssignaal in combinatie met het
knipperen van dit verklikkerlampje en
een melding op het display.
Uitschakelen
Als het systeem met de motor in de STOP-
stand wordt uitgeschakeld, dan wordt de motor
onmiddellijk opnieuw gestart.
Als u
wilt dat de airconditioning continu blijft
werken, moet u
het Stop & Start-systeem
uitschakelen.
Het lampje van de toets blijft branden.
F
D
ruk op deze toets om het systeem uit te
schakelen.
Het lampje van de toets gaat branden en er
verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel om aan te geven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Rijden
Page 97 of 232

95
Weer inschakelen
Storing
F Druk nogmaals op deze toets.
Het systeem is dan opnieuw actief; het lampje
van de toets gaat uit en er wordt een melding
weergegeven.
Bij een storing in het Stop & Start-systeem
wordt het systeem uitgeschakeld, gaat dit
verklikkerlampje branden en wordt er een
melding weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel.
Onderhoud
Schakel het Stop & Start-systeem altijd uit
als u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te voorkomen.
Het Stop & Start-systeem maakt gebruik van
geavanceerde technologie. Werkzaamheden
aan dit type accu mogen dan ook
uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan de motor gestart worden door het
koppelingspedaal volledig in te trappen of door de
versnellingsbak in de neutraalstand te zetten. Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt
gebruik van een speciale accu (raadpleeg voor
meer informatie het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door PEUGEOT
voorgeschreven accu's kan leiden tot storingen in
het systeem.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de accu
.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op
een helling ongeveer 2
seconden op zijn plaats. In
die tijd kunt u
uw voet van het rempedaal naar het
gaspedaal verplaatsen.
Deze in de dynamische stabiliteitscontrole
geïntegreerde functie (ook bekend onder de naam
HHC (Hill Holder Control)) wordt geactiveerd onder
de volgende omstandigheden:
-
d
e auto moet stilstaan met draaiende motor en
het rempedaal ingetrapt,
-
d
e helling moet steiler zijn dan 5%,
-
b
ij het omhoog rijden op een helling moet de
versnellingsbak in de neutraalstand staan
of moet een andere versnelling dan de
achteruitversnelling zijn ingeschakeld,
-
b
ij het afdalen van een helling moet de
achteruitversnelling zijn ingeschakeld.
De Hill Start Assist is een voorziening om het
rijcomfort te vergroten en kan niet gebruikt
worden als elektrische parkeerrem.
6
Rijden
Page 98 of 232

96
Werking
Als u het rempedaal en het koppelingspedaal hebt
ingetrapt, hebt u zodra u het rempedaal loslaat
ongeveer 2
seconden de tijd om, zonder dat de auto
de helling af begint te rollen, gas te geven en weg
te rijden.
Bij het wegrijden wordt de functie automatisch
gedeactiveerd door de remdruk geleidelijk te laten
afnemen. Gedurende deze fase is het mogelijk dat
de remmen hoorbaar zijn, het teken dat de auto in
beweging komt. Verlaat de auto niet in de korte periode dat de
Hill Start Assist in werking is.
Als u
de auto moet verlaten ter wijl de motor
draait, trek de parkeerrem dan handmatig aan
en controleer of het verklikkerlampje van de
parkeerrem brandt.
De Hill Start Assist wordt uitgeschakeld:
-
a
ls u
het koppelingspedaal laat opkomen,
-
a
ls de parkeerrem wordt aangetrokken,
-
a
ls de motor wordt afgezet,
-
a
ls de motor afslaat.
Storing
In het geval van een storing in het
systeem gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display. Laat
het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Verkeersbordherkenning
Bij dit rijhulpsysteem is de auto voorzien van een
camera boven aan de voorruit.
De camera detecteert de volgende
verkeersbordtypen en geeft de betreffende
informatie in het instrumentenpaneel weer.
-
snelheidslimieten,
-
inhaalverboden,
-
e
inde van hierboven vermelde limieten/
verboden.
Het systeem detecteert hoog en laag aangebrachte
verkeersborden aan de linker- en rechterzijde van
de weg, evenals boven elkaar geplaatste borden.
Het systeem detecteert alleen ronde
verkeersborden.
Rijden
Page 99 of 232

97
De eenheid van de snelheidslimiet (mph of
km/h) hangt af van het land waarin u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen dat
u
de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u
in een ander land bent, moet de eenheid
van snelheid die door het instrumentenpaneel
wordt aangegeven gelden voor het land waarin
u
rijdt; anders werkt het systeem niet correct.
Het snelheidslimietherkenningssysteem is
een hulpsysteem; het geeft niet altijd de juiste
snelheidslimiet aan.
De snelheidslimietborden langs of boven de
weg hebben altijd prioriteit boven de door het
systeem weergegeven snelheidslimieten.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven vestigen.
De bestuurder moet zich houden aan de
verkeersregels en de snelheid van het voertuig
aanpassen aan het weer en het verkeer.
Het is mogelijk dat het systeem de
snelheidslimiet niet weergeeft wanneer
binnen een vooraf ingestelde periode geen
snelheidslimietbord wordt gedetecteerd.
Het systeem is ontworpen voor het detecteren
van borden die voldoen aan de regels
van het Verdrag van Wenen betreffende
verkeersborden. Voor een correcte werking van het systeem:
-
R einig het gedeelte van de voorruit vóór de
camera regelmatig.
-
V
oer geen reparaties uit in het gedeelte
van de voorruit bij de camera.
Bij het ver vangen van lampen wordt ten zeerste
aangeraden originele vervangingsonderdelen te
gebruiken.
Bij het gebruik van andere lampen werkt het
systeem mogelijk minder goed.
Werkingsprincipes Weergave op het
touchscreen en vervolgens
op het instrumentenpaneel
Een verkeersbord wordt twee fasen weergegeven:
-
D e eerste keer dat een verkeersbord
wordt gedetecteerd, wordt het gedurende
40
seconden weergegeven in een pop-up op het
touchscreen.
-
V
er volgens wordt het verkeersbord op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Het systeem kan twee verkeersborden
(snelheidslimiet en inhaalverbod/einde
inhaalverbod) parallel op de twee daartoe bestemde
zones van het instrumentenpaneel weergeven.
Als een aanvullend verkeersbord wordt
gedetecteerd, zoals een verkeersbord met een
lagere snelheidslimiet bij nat wegdek, wordt dit
in een leeg venster onder het desbetreffende
verkeersbord weergegeven. Dit systeem detecteert met behulp van de boven
aan de voorruit geplaatste camera aanduidingen
van snelheidslimieten en inhaalverboden en
borden die het einde van de snelheidslimiet of het
inhaalverbod aanduiden.
Het verkeersbord wordt door de camera gelezen
en wordt nadat de auto het bord passeert in het
instrumentenpaneel weergegeven.
6
Rijden
Page 100 of 232

98
De aanvullende verkeersborden worden als volgt
gefilterd:
-
V
erkeersborden met betrekking tot sneeuw of
ijzel worden uitsluitend weergegeven als de
buitentemperatuur lager is dan 3
°C.
-
V
erkeersborden met betrekking tot sneeuw,
regen of mist worden uitsluitend weergegeven
als de ruitenwissers zijn ingeschakeld ter wijl de
buitentemperatuur lager is dan 3
°C.
-
V
oor het vrachtverkeer bedoelde
verkeersborden worden niet weergegeven als
ze betrekking hebben op voertuigen met een
gewicht van minder dan 4
ton.
-
V
oor landbouwverkeer bedoelde
verkeersborden worden niet weergegeven.
Verkeersborden zoals die voor een inhaalverbod
verdwijnen na ongeveer 40
seconden in het
instrumentenpaneel.
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden geconfigureerd via de toets
MODE ; selecteer "ON" of "OFF" in het menu "Traffic
Sign".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de configuratie van de
auto .
Beperkingen van de
werking
De regelgeving met betrekking tot snelheidslimieten
verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen van
kracht kunnen zijn:
-
s
lecht weer (regen, sneeuw),
-
luchtvervuiling,
-
t
rekken van een aanhanger, caravan,
-
r
ijden met sneeuwkettingen,
-
r
ijden met een niet-originele verenset,
-
r
ijden met een band die met een
bandenreparatieset is gerepareerd,
-
b
eginnende bestuurders. Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
- sl
echt zicht (verblindend zonlicht,
onvoldoende verlichting van de weg,
sneeuwval, harde regen, dichte mist,
te grote afstand tussen de auto en het
verkeersbord),
-
z
eer lage temperaturen of zeer slechte
weersomstandigheden,
-
g
edeelte van de voorruit voor de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een
s t i c ke r,
-
s
toring van de camera,
-
v
erouderde of onjuiste kaartgegevens,
-
a
fgeschermde of onleesbare borden (door
andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),
-
v
erkeersborden die niet aan de norm
voldoen, of die beschadigd of ver vormd
zijn,
-
h
ellingshoek van de weg waardoor het
bord uit het zicht van de camera valt (bijv.
aan één zijde),
-
o
ngelijk verdeelde lading waardoor de
camera een grote hoek moet maken (het
systeem werkt mogelijk even niet zodat de
camera zichzelf kan kalibreren).
Rijden