PEUGEOT EXPERT 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: EXPERT, Model: PEUGEOT EXPERT 2021Pages: 324, PDF Size: 10.89 MB
Page 141 of 324

139
Veiligheid
5Allure, Business VIP
Gewicht van het kind/leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(categorie 0) Tot ca. 6
maanden Tot 10 kg
(categorie 0) Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg (1)Rug in de rijrichting Rug in de
rijrichtingGezicht in de rijrichting
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1 B2 B3
Zitrij 1 (a)
Passagiersstoel met
passagiersairbag uitgeschakeld "OFF " of
ingeschakeld "ON" Geen ISOFIX
Zitrij 2
Zitplaats achter bestuurder of
voorpassagier X IL (5)
IL IL (5)ILIUF, IL N.v.t. N.v.t.
Middelste zitplaats
(b) X IL (5)
IL IL (5)ILIUF, IL N.v.t. N.v.t.
Page 142 of 324

140
Veiligheid
Allure, Business VIP
Gewicht van het kind/leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(categorie 0) Tot ca. 6
maanden Tot 10 kg
(categorie 0) Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg (1)Rug in de rijrichting Rug in de
rijrichtingGezicht in de rijrichting
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1 B2 B3
Zitplaatsen achterIL (1-5) ILIL IUF, IL
Zitrij 3
Buitenste
zitplaatsen X
IL (4)IL IL (4) IUF, ILN.v.t. N.v.t.
Middelste zitplaats
(b) X
IL (4)IL IL (4) IUF, ILN.v.t. N.v.t.
Zitplaatsen achter IL (1-4)X IL (4) X IL (4) IUF, ILX
Page 143 of 324

141
Veiligheid
5IUF:Zitplaats geschikt voor de bevestiging
van een Universeel Isofix-zitje, "met het
gezicht in de rijrichting", vastgezet met de
bovenste riem.
IL: Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een
semi-universee lIsofix-kinderzitje:
–
"met de rug in de rijrichting", bevestigd
met behulp van een bovenste riem of een
steun,
–
"met het gezicht in de rijrichting",
bevestigd met behulp van een steun,
–
een reiswieg voorzien van een bovenste
riem of een steun.
X: Zitplaats niet geschikt voor een ISOFIX-
kinderzitje of reiswieg uit de aangegeven
gewichtscategorie.
N.v.t.: Niet van toepassing
(a) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van het
land waar u rijdt voordat u een kinderzitje op
deze plaats bevestigt.
(b) Als een kinderzitje op de middelste
zitplaats is bevestigd, kunnen de buitenste
zitplaatsen niet worden gebruikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het vastzetten van de
bovenste riem met de
ISOFIX-bevestigingen .
(1) Als er een reiswieg op deze zitplaats is
bevestigd, kunnen één of meer andere
zitplaatsen van dezelfde zitrij mogelijk niet
meer worden gebruikt. (2)
Uitsluitend geschikt voor bevestiging achter
de bestuurdersstoel.
(3) Uitsluitend geschikt voor bevestiging achter
de bestuurdersstoel bij uitvoeringen met
individuele passagiersstoel.
(4) De zitplaats van de tweede zitrij moet zo zijn
afgesteld dat het kind op de derde zitrij de
zitplaats ervoor niet raakt.
(5) De voorstoel moet zo zijn afgesteld dat het
kind op de tweede zitrij de stoel ervoor niet
raakt.
(6) De voorstoel moet zo zijn afgesteld dat het
kind op zitrij 2 de stoel ervoor niet raakt (met
de voorstoel afgesteld op de 2 inkepingen
vóór het midden van de rail).
i-Size-kinderzitjes
i-Size-kinderzitjes A) moeten worden bevestigd.
Deze i-Size-kinderzitjes zijn ook uitgerust met:
–
een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan bevestiging\
sring B
.
–
of een steun die op de vloer rust, vóór de voor i-Size-kinderzitje\
s geschikte zitplaats van de auto.
Ze voorkomen dat het kinderzitje bij een ongeval naar voren kantelt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over ISOFIX- en i-Size-bevestigingen.
Page 144 of 324

142
Veiligheid
Overzicht voor het bevestigen van i-Size-kinderzitjes
Volgens de nieuwe Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden\
aan voor het bevestigen van een i-Size-kinderzitje op een plaats in de \
auto
voorzien van ISOFIX-bevestigingen die voor i-Size-kinderzitjes zijn goed\
gekeurd.
Zitplaatsi-Size-bevestigingssysteem
Zitrij 1 (a)
Passagiersstoel met
passagiersairbag uitgeschakeld "OFF " of ingeschakeld " ON" Geen i-Size
Zitrij 2 Met tweezitsbank op zitrij 1
Buitenste zitplaatsen
Geen i-Size
Middelste zitplaats Geen i-Size
Met individuele stoelen op zitrij 1
Buitenste zitplaatsen Geen i-Size
Middelste zitplaats Geen i-Size
Page 145 of 324

143
Veiligheid
5Zitplaatsi-Size-bevestigingssysteem
Combi, Business, Active
Zitrij 2 Met tweezitsbank op zitrij 1
Vaste eendelige bank, buitenste
zitplaatsen en middelste zitplaats (b) i-UF
Stoel en bank, buitenste zitplaatsen
en middelste zitplaats (b) i-UF
Met individuele stoelen op zitrij 1
Vaste eendelige bank, buitenste
zitplaatsen en middelste zitplaats (b) i-U
Stoel en bank, buitenste zitplaatsen
en middelste zitplaats (b) i-U
Combi, Business, Active
Zitrij 3
Vaste eendelige bank, buitenste
zitplaatsen en middelste zitplaats (b) i-U (c)
Stoel en bank, buitenste zitplaatsen
en middelste zitplaats (b) i-U (c)
Page 146 of 324

144
Veiligheid
Zitplaatsi-Size-bevestigingssysteem
Allure, Business VIP
2e en 3e zitrij
Achterzitplaatsen met stoel en bank i-U (c)
Achterzitplaatsen met 2 individuele
stoelen Geen i-Size
Achterzitplaatsen met 1 individuele
stoel Geen i-Size
i-U: Geschikt voor "Universele" i-Size-kinderzitjes met het gezicht in de rij\
richting en de rug in de rijrichting.
i-UF: Alleen geschikt voor "universele" i-Size-kinderzitjes met het gezicht in\
de rijrichting.
(a) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van het land waar u rijdt voordat u e\
en kinderzitje op deze plaats bevestigt.
(b) Als een kinderzitje op de middelste zitplaats is bevestigd, kunnen de bu\
itenste zitplaatsen niet worden gebruikt.
(c) De zitplaats op rij 2 kan niet worden gebruikt wanneer er een i-Size-kin\
derzitje direct achter is geplaatst.
Mechanische
kinderbeveiliging
Beide schuifdeuren zijn voorzien van een
kinderbeveiliging om het openen van binnenuit
te verhinderen.
Vergrendelen/ontgrendelen
► Draai de knop op de zijkant van de schuifdeur
omhoog om deze te vergrendelen en omlaag
om deze te ontgrendelen.
Page 147 of 324

145
Veiligheid
5Elektrisch kinderslot
Het elektrische kinderslot, dat
met een toets voorin kan worden
ingeschakeld, voorkomt dat de
deuren achter (schuifdeur(en),
achterdeuren of achterklep
(afhankelijk van de uitvoering))
van binnenuit worden geopend.
Deze functie voorkomt dat de achterdeuren
kunnen worden geopend met de
binnenhandgrepen en dat de elektrische
achterruiten kunnen worden bediend.
Activeren/Deactiveren
► Druk met het contact ingeschakeld op
deze toets om de kinderbeveiliging in of uit te
schakelen.
Er wordt een melding weergegeven, om het
in- en uitschakelen van de kinderbeveiliging te
bevestigen.
Als het controlelampje brandt, is de
kinderbeveiliging ingeschakeld.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld.
Als het controlelampje een andere status aangeeft, wijst dit op een storing in de
elektrische kinderbeveiliging.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld, kunnen de deuren nog altijd van buitenaf
worden geopend.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de
centrale vergrendeling; gebruik het nooit
in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van het contact
altijd de stand van de kinderbeveiliging.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor
een korte periode, altijd de sleutel mee.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld, zodat de achterpassagiers de
auto kunnen verlaten.
Kinderslot op de zijruiten
achter
Met dit mechanische systeem
kan het openen van de zijruit
links en/of rechts achter worden
voorkomen.
► Het systeem wordt vergrendeld/ontgrendeld
met de sleutel in de afstandsbediening of
de reservesleutel van het Keyless entry and
start-systeem.
Page 148 of 324

146
Rijden
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
►
Let goed op uw omgeving en houd uw
handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
►
Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer
op situaties waarbij u moet remmen en houd
afstand van de auto's voor u, vooral bij slecht
weer
.
►
V
oer handelingen die veel aandacht vergen
(bijvoorbeeld afstellingen) altijd uit terwijl de auto
stilstaat.
►
Bij lange ritten is het raadzaam om elke 2 uur
pauze te nemen.
V
oor een lange levensduur van uw auto en
voor uw eigen veiligheid is het raadzaam om de
volgende voorzorgsmaatregelen te nemen bij het
gebruik van de auto:
Manoeuvreer voorzichtig en met lage
snelheid
Rijd langzaam tijdens het manoeuvreren.
Controleer alvorens te draaien of er zich
halverwege de hoogte van de auto geen
obstakels naast de auto bevinden.
Controleer alvorens achteruit te rijden met name
of er zich geen hoog geplaatste obstakels achter
de auto bevinden.
Wees erop bedacht dat bijvoorbeeld ladders de
buitenmaten van de auto vergroten.
Rijd voorzichtig met de auto
Neem bochten met lage snelheid.
Houd rekening met een langere remweg, met
name op nat of glad wegdek.
Wees bedacht op zijwind.
Onderhoud
Pomp de banden op tot de minimale
bandenspanning die op de sticker is aangegeven
of 0,2 tot 0,3 bar extra voor lange ritten.
Belangrijk!
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat de motor bij zeer winterse
omstandigheden (temperaturen lager
dan -23 °C) gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk
voor de goede werking en de levensduur van
de mechanische onderdelen van uw auto (de
motor en de transmissie).
Rijd nooit met aangetrokken
parkeerrem . Kans op oververhitting en
beschadiging van het remsysteem!
Parkeer de auto niet of laat de motor
niet draaien op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren
enz).Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten van de
motor nog enkele minuten warm.
Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter.Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten, schakel
de parkeerrem in en zet de versnellingsbak in
de neutraalstand of in de stand N of P,
afhankelijk van het type versnellingsbak.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in
de auto achter.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, de versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Als u toch over een overstroomde weg moet
rijden:
► Controleer of het water nergens meer dan
15 cm diep is en houd daarbij rekening met de
golven die kunnen worden veroorzaakt door
andere gebruikers.
► Schakel de functie Stop & Start uit.
► Rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10 km/h.
► Zet de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter
u hebt gelaten, rem dan meerdere keren licht
af zodra de verkeerssituatie dat toelaat om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Geluid (elektrisch)
Buiten
De auto maakt onder het rijden bijna geen
geluid; daarom moet de bestuurder extra goed
opletten.
Bij snelheden tot 30 km/h waarschuwt het
geluidssignaal voor voetgangers andere
weggebruikers dat uw auto eraan komt.
Koelen van de tractiebatterij
De ventilator gaat tijdens het laden
aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Page 149 of 324

147
Rijden
6► Controleer of het water nergens meer dan
15 cm diep is en houd daarbij rekening met de
golven die kunnen worden veroorzaakt door
andere gebruikers.
►
Schakel de functie Stop & Start uit.
►
Rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10
km/h.
►
Zet de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter
u hebt gelaten, rem dan meerdere keren licht
af zodra de verkeerssituatie dat toelaat om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met een PEUGEOT
-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Geluid (elektrisch)
Buiten
De auto maakt onder het rijden bijna geen
geluid; daarom moet de bestuurder extra goed
opletten.
Bij snelheden tot 30 km/h waarschuwt het
geluidssignaal voor voetgangers andere
weggebruikers dat uw auto eraan komt.
Koelen van de tractiebatterij
De ventilator gaat tijdens het laden
aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Binnen
Onder het rijden kunt u bepaalde geluiden horen
die bij een elektrische auto horen. Deze geluiden
zijn bijvoorbeeld:
–
Het relais van de tractiebatterij bij het starten.
–
De vacuümpomp bij het remmen.
–
Afrolgeluiden van de banden of windgeruis
tijdens het rijden.
–
Schokkende en kloppende geluiden bij het
wegrijden op een helling.
Trekken van een aanhanger
Wanneer de auto met een aanhanger
rijdt, wordt de auto zwaarder belast en
moet u extra voorzichtig zijn.
Overschrijd nooit het maximaal
toegestane aanhangergewicht.
Op hoogte: verlaag het maximale
aanhangergewicht met 10% voor elke extra
1000 meter; door de lagere luchtdichtheid op
grote hoogte nemen de motorprestaties af.
Nieuwe auto: gebruik de auto pas om
een aanhanger te trekken als deze
minstens 1000 kilometer heeft gereden.
Als de buitentemperatuur hoog is, raden wij u aan om de motor 1 tot 2 minuten
stationair te laten draaien voordat u de motor
afzet, zodat de motor sneller kan afkoelen.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst
bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane
kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder
deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto
en de aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhanger
en de hoogteverstelling van de koplampen van
uw auto.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld om een geluidssignaal te
vermijden als bij het aankoppelen van een
aanhanger een originele PEUGEOT-trekhaak
wordt gebruikt.
Tijdens het rijden
Koeling
Wanneer u met de auto een aanhanger sleept
terwijl u een helling op rijdt, dan stijgt de
temperatuur van de koelvloeistof. Het maximale
aanhangergewicht is afhankelijk van het
hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het
Page 150 of 324

148
Rijden
koelvermogen van de ventilator neemt niet toe
met het motortoerental.
►
V
erlaag de snelheid en het motortoerental
zodat er minder warmte wordt gegenereerd.
Let altijd goed op de koelvloeistoftemperatuur.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Remsysteem
Met een aangekoppelde aanhanger heeft de
auto een langere remweg. Vermijd langdurig
gebruik van de remmen om te voorkomen dat de
remmen oververhit raken. Dan is het beter om
op de motor af te remmen.
Zijwind
Vergeet niet dat de auto tijdens het slepen meer
last heeft van de wind.
Diefstalbeveiliging
Elektronische
startblokkering
In de afstandsbediening is een chip met
een specifieke code aangebracht. Om te
kunnen starten moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering. Enkele seconden na het uitschakelen van
het contact vergrendelt dit systeem het
motormanagementsysteem om te voorkomen
dat de motor na een eventuele inbraak in de
auto gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display.
Uw auto kan dan niet gestart worden.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk.
Starten/afzetten van de
motor
Starten
De parkeerrem moet zijn aangetrokken.
►
Zet bij een
handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand, trap het koppelingspedaal volledig
in en houd het pedaal ingetrapt totdat de motor
start.
►
Zet bij een automatische transmissie de
keuzeschakelaar van de transmissie in stand P
en trap het rempedaal in.
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
1. Stand Stop.
2. Stand Contact AAN.
3. Stand Starten.
►
Steek de sleutel in het contactslot. Het
systeem herkent de code van de startblokkering.
►
Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan
het stuurwiel en de sleutel te draaien.
Onder bepaalde omstandigheden moet u
veel kracht uitoefenen om het stuurwiel
te kunnen draaien (bijvoorbeeld als de auto
met de wielen tegen het trottoir staat).
►
Draai de sleutel in de stand 2
(contact aan)
om de motor te laten voorgloeien.
► Activeer, zodra dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel is gedoofd, de
startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen; geef daarbij