ESP PEUGEOT EXPERT 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: EXPERT, Model: PEUGEOT EXPERT 2022Pages: 324, PDF Size: 10.45 MB
Page 183 of 324

181
Rijden
6Activeren
Het systeem wordt automatisch geactiveerd bij het
inschakelen van de achteruitversnelling, bij een
rijsnelheid lager dan 10 km/h.
U kunt op elk gewenst moment de weergavemodus
kiezen door op deze zone te drukken.
Wanneer het submenu wordt weergegeven, kunt u
een van de vier weergavemodi kiezen:
"Standaardweergave".
"180°-weergave".
"Ingezoomde weergave".
"Stand AUTO".
De functie wordt uitgeschakeld:
– Zodra er een aanhanger wordt
aangekoppeld of een fietsendrager op de
trekhaak wordt gemonteerd (bij auto's met een
trekhaak die volgens de voorschriften van de
fabrikant is gemonteerd).
–
Als de snelheid hoger wordt dan ongeveer
10
km/h.
–
W
anner de achterklep wordt geopend.
–
Als er uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld wordt dan nog 7 seconden
weergegeven).
–
Als op de witte pijl linksboven in de hoek van
het touchscreen wordt gedrukt.
Stand AUTO
Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer een obstakel zich ter hoogte van de
rode lijn bevindt (minder dan 30
cm van de auto)
wordt dankzij de sensoren in de achterbumper
automatisch overgeschakeld van de weergave van
de omgeving achter de auto (standaard) naar de
weergave van het beeld van bovenaf (ingezoomd)
van de auto.
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt weergegeven op
het scherm.
De blauwe lijnen (1 ) geven de breedte van de auto
weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze verplaatsen
zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel.
De rode lijn (2 ) geeft een afstand van 30
cm vanaf
de achterbumper weer; de twee blauwe lijnen (3 ) en
( 4 ) een afstand van respectievelijk 1 m en 2 m.
Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO
of door deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave.
Page 186 of 324

184
Praktische informatie
Compatibiliteit van
brandstoffen
Diesel die voldoet aan de normen EN590, EN16734
en EN16709, met een methylvetzuurgehalte tot
respectievelijk 7%, 10%, 20% en 30%. Bij het
gebruik van B20- of B30-brandstof, zelfs af en toe,
gelden speciale onderhoudsvoorschriften die onder
"Zware omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof ( bijvoorbeeld zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie) is
nadrukkelijk verboden – kans op schade aan de
motor en het brandstofcircuit!
Alleen dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen
in de motor veroorzaken. Bij deze temperaturen is
het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor
minimaal 50% gevuld te houden. Bij temperaturen beneden -15
°C is het beter om de
auto binnen te parkeren (verwarmde garage) om
problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van uw
auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek
octaangetal, specifieke commerciële benaming
enz.) om de goede werking van de motor te
garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 69 liter.
Reservevolume: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
Als de brandstoftank bijna leeg is, gaat een van deze
waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel
branden, in combinatie met een melding en een
geluidssignaal. Als het lampje gaat branden, bevat
de tank nog ongeveer 8 liter brandstof.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u
met een lege tank strandt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over een lege brandstoftank (diesel).
Een pijltje bij het waarschuwingslampje
geeft aan aan welke zijde de
brandstofvulklep zich bevindt.
Stop & Start Tank nooit als de motor in de STOP-stand
staat. Zet in dat geval altijd het contact af.
Tanken
Voor een juiste waarde op de brandstofniveaumeter
moet er minimaal 8 liter brandstof worden getankt.
Bij het openen van de brandstofvuldop kan er een
aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is normaal
en wordt veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat
door de afdichting van het brandstofcircuit.
Veilig tanken:
►
Zet altijd de motor uit.
►
Ontgrendel de auto met het systeem Keyless
Entry and Start.
► Open de brandstofvulklep.
Page 193 of 324

191
Praktische informatie
7– Als de zekering is gesprongen, neem dan contact
op met een elektricien om te controleren of uw
elektrische systeem geschikt is en om eventuele
reparaties uit te voeren.
–
Als de zekering niet is gesprongen, gebruik de
laadkabel dan niet meer en neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Label regeleenheid - Aanbevelingen
Lees voor gebruik het instructieboekje.
1.Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel
kunnen er brand, schade aan eigendommen
en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie
ontstaan!
2. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact,
beschermd door een aardlekschakelaar van
30 mA. 3.
Gebruik altijd een stopcontact met zekering,
geschikt voor de stroomsterkte van het
elektrische circuit.
4. Het gewicht van de regeleenheid mag niet
door het stopcontact, de stekker en de kabels
worden gedragen.
5. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect of
beschadigd is.
6. Probeer deze laadkabel nooit te repareren of
te openen. Deze kabel heeft geen onderdelen
die kunnen worden gerepareerd - vervang de
laadkabel als deze beschadigd is.
7. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
8. Gebruik deze laadkabel nooit met een
verlengsnoer, een multistekker, een
omvormeradapter of een beschadigd
stopcontact.
9. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
10. Als de laadkabel of het stopcontact zeer heet
aanvoelen, moet u onmiddellijk stoppen met
laden door de auto met de afstandsbediening te
vergrendelen en daarna te ontgrendelen. 11 .
Deze laadkabel bevat onderdelen die
elektrische bogen of vonken kunnen
veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
ontvlambare dampen.
12. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van het
merk PEUGEOT.
13. U mag de stekker nooit met natte handen in het
stopcontact steken of eruit halen.
14. Forceer de stekker niet als deze op de
aansluiting van de auto is vergrendeld.
Label regeleenheid - Status van
controlelampjes
Status van
controlelampje
Uit
Aan
Knippert
POWER CHARGE FAULT PictogramBeschrijving
Niet aangesloten op de voedingsbron of het stroomnet
levert geen stroom.
Page 199 of 324

197
Praktische informatie
7Het rode controlelampje in de klep gaat uit om aan
te geven dat de laadstekker is ontgrendeld.
►
In Mode 2 en 3 moet u de laadstekker binnen
30
seconden verwijderen.
Het controlelampje voor het laden gaat wit branden.
Druk met de selectieve ontgrendeling van de portieren geactiveerd twee keer op de
ontgrendelknop om de laadstekker los te
koppelen.
Wanneer het laden is voltooid, gaat het groene controlelampje voor het laden in de
klep na ongeveer 2 minuten uit.
Opladen via een normaal stopcontact, Mode 2
Als het laden is beëindigd, gaan het groene
controlelampje CHARGE op de regeleenheid en
het groene controlelampje voor het laden in de klep
permanent branden.
►
Plaats de beschermkap terug op de laadstekker
en sluit de laadklep.
►
Haal de laadkabel aan de zijde van de
regeleenheid uit het stopcontact.
Versneld opladen, Mode 3
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven
door de laadregeleenheid en door het permanent
branden van het groene controlelampje in de klep.
►
Hang de laadstekker aan de wallbox en sluit de
laadklep.
Snelladen, Mode 4
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven door
de lader en door het permanent branden van het
groene controlelampje in de klep.
► U kunt het laden ook onderbreken door
op deze toets in de klep te drukken (alleen bij
Mode 4).
►
Hang de laadstekker aan de lader
.
►
Afhankelijk van de uitvoering moet u de
beschermkap terug op het onderste gedeelte
plaatsen en de laadklep sluiten.
Wanneer de laadstekker wordt losgekoppeld, verschijnt er een melding op
het instrumentenpaneel dat het laden is voltooid,
ook al was de laadstekker losgekoppeld voordat
de auto volledig is opgeladen.
Eco-mode
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur
van bepaalde functies bij afgezet contact om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, het dimlicht en de
interieurverlichting in totaal nog maximaal ongeveer
30 minuten gebruiken.
Activering van de modus
Er wordt een melding weergegeven als de eco-
mode wordt geactiveerd: de actieve functies worden
in stand-by gezet.
Als u op dat moment aan het telefoneren bent, kunt u het gesprek nog ongeveer 10
minuten via het handsfree systeem van het
audiosysteem voortzetten.
Afsluiten van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de motor
wordt gestart.
Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start dan
de motor en laat deze draaien:
–
Minder dan 10 minuten om de functies ongeveer 5
minuten te kunnen gebruiken.
–
Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer 30
minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk of continu starten van de
motor om de accu bij te laden.
Als de accu leeg is, kan de motor niet gestart worden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de 12V-accu.
Page 200 of 324

198
Praktische informatie
Spaarfase
Dit systeem regelt het gebruik van bepaalde functies
van de auto afhankelijk van de laadtoestand van de
accu.
Tijdens het rijden kunnen enkele functies, zoals
de airconditioning en achterruitverwarming,
tijdelijk worden uitgeschakeld in verband met de
laadtoestand van de accu.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit
toelaat.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van
de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien van
een sneeuwketting.
Neem de geldende wetgeving in uw land in acht met betrekking tot het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik alleen kettingen die speciaal zijn bedoeld
voor het type velg dat op uw auto is gemonteerd.
Oorspronkelijke bandenmaat Type ketting
215/65 R16 Schakel 12
mm
215/60 R17 KONIG K-SUMMIT VAN K84
225/55 R17
Het gebruik van sneeuwsokken is eveneens
mogelijk.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg
op een vlakke ondergrond stil.
►
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
►
Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.
►
Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een snelheid
van maximaal 50
km/h rijden.
►
Zet de auto stil en controleer of de
sneeuwkettingen goed zijn gespannen.
We raden u aan om het monteren van sneeuwkettingen altijd op een vlakke, droge
ondergrond te oefenen voordat u op reis gaat.
Rijd niet met de sneeuwkettingen op wegen zonder sneeuw, omdat de banden van de
auto en het wegdek dan beschadigd raken. Als
de auto lichtmetalen velgen heeft, controleer dan
of geen enkel deel van de kettingen of
bevestigingen de velg raakt.
Trekhaak
Verdeling van de lading
► V erdeel het gewicht in de aanhanger gelijkmatig,
plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de
as en probeer de maximaal toegestane kogeldruk
zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te
overschrijden.
Door lagere luchtdichtheid nemen de prestaties van
de motor af als men op grotere hoogte boven de
zeespiegel komt. Trek daarom voor elke 1000 m
hoogte 10% van het maximale aanhangergewicht af.
Gebruik een trekhaak en de betreffende bedrading die door PEUGEOT zijn
goedgekeurd. Laat de trekhaak door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een PEUGEOT-dealer
wordt gemonteerd, moet de montage altijd
volgens de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer er een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Houd u aan het maximale aanhangergewicht dat op het
Page 207 of 324

205
Praktische informatie
7Handgeschakelde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Selectiehendel (elektrisch)
De bediening van de transmissie (elektrische auto) is onderhoudsvrij.
Handbediende parkeerrem
Als u merkt dat de parkeerremhendel veel speling heeft of dat de parkeerrem minder
goed werkt, dan moet de parkeerrem worden
afgesteld. Dit kan ook tussen twee
onderhoudsbeurten in noodzakelijk zijn.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats controleren.
Elektrische parkeerrem
Dit systeem is onderhoudsvrij. Laat het systeem bij problemen altijd door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats
controleren.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de elektrische parkeerrem.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Het kan gebeuren
dat u de remblokken vaker tussen twee
onderhoudsbeurten moeten laten controleren.
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent een
daling in het remvloeistofniveau dat de remblokken
zijn versleten.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht of onder winterse omstandigheden ijs
vormen op de remschijven en remblokken: de
remwerking kan daardoor afnemen. Rem een
paar keer lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij
te maken.
Slijtage van remschijven /
remtrommels
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van de slijtage van
de remschijven / remtrommels.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden, inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker gelden
voor koude banden. Als u langer dan 10 minuten of
meer dan 10 km met een snelheid van meer dan
50 km/h hebt gereden, moet u een 0,3 bar (30 kPa)
hogere bandenspanning ten opzichte van de op de
sticker aangegeven waarden aanhouden.
Bij een te lage bandenspanning neemt het energieverbruik toe. Wanneer de spanning
van de banden niet correct is, kunnen ze
voortijdig slijten. Bovendien kan dit een negatief
effect hebben op de wegligging: risico van een
ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden
vermindert de remwerking en heeft een negatieve
invloed op het wegligging. Controleer de staat
van de banden (loopvlak en flanken) en de
velgen regelmatig, en controleer dan ook of de
ventieldoppen nog aanwezig zijn.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder het
loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de groeven
minder dan 1,6 mm. De banden moeten zo snel
mogelijk worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van de
banden, de bodemvrijheid en de waarde op de
snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op de
wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESC) niet meer op het juiste
moment ingrijpen.
Markeer altijd de draairichting van de banden die
worden opgeslagen bij het monteren van de winter-
of zomerbanden. Berg ze op een koele, droge plek
op, uit de buurt van direct zonlicht.
Page 217 of 324

215
In geval van pech
8
E.Opbergruimte met een kabel en een adapter
voor een 12V-aansluiting.
F. Flacon met afdichtmiddel.
G. Witte slang met dop voor de reparatie en het op
spanning brengen.
H. Sticker met de snelheidslimiet.
De elektrische installatie van de auto biedt
de mogelijkheid een compressor aan te
sluiten en te gebruiken voor de duur die nodig is
om een gerepareerde lekke band op spanning te
brengen.
Gebruik alleen de twee 12V-aansluitingen voorin
voor het aansluiten van de compressor.
Reparatie- en
afdichtingsprocedure
► Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en trek de parkeerrem aan.
►
V
olg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek, dragen van
een reflecterend veiligheidsvest enz.) conform de
regels die gelden in het land waar u zich bevindt.
►
Zet het contact af.
► Draai de schakelaar ( A) in de stand
"Reparatie".
►
Controleer of de schakelaar
B in de stand "O "
staat.
Verwijder niet het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt uit de band.
► Rol de witte slang G volledig uit.
► Draai de dop van de witte slang los.
►
Sluit de witte slang aan op het ventiel van de
lekke band.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op de
12V-aansluiting van de auto.
► Bevestig de sticker met snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in het
interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar te
herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is
gerepareerd.
►
Start de motor en laat de motor draaien.
Schakel de compressor niet in voordat de witte slang is aangesloten op het ventiel van
de band: het afdichtmiddel wordt anders buiten
de band gespoten.
►
Schakel de compressor in door de schakelaar
B
in de stand I te zetten, tot de bandenspanning 2,0
bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk
in de band gespoten; maak de slang gedurende
deze handeling niet los van de aansluiting (kans op
spatten).
Als de gewenste bandenspanning na ongeveer 7 minuten niet is bereikt, is de
band niet te repareren met de
bandenreparatieset; neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
►
V
erwijder de set en draai de dop van de witte
slang vast. Zorg ervoor dat restanten van de
vloeistof niet op of in de auto terecht kunnen komen.
Houd de set binnen handbereik.
Let op: het afdichtmiddel is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel staat
op de flacon vermeld.
Page 249 of 324

247
Bluetooth®-audiosysteem
10Stuurkolomschakelaars
Bedieningselementen op het
stuurwiel - Type 1
Radio:Vorige/volgende voorkeuzezender
selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst selecteren.
Radio: Kort indrukken: zenderlijst weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst bewerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.
Lang indrukken: sorteermogelijkheden weergeven.
Bij ander gebruik dan telefoon: Kort indrukken: geluidsbron wijzigen
(radio, USB-uitgang, AUX-uitgang (indien
draagbaar apparaat is aangesloten, CD-speler,
audiostreaming), bevestiging als het menu
"Telefoon" is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu "Telefoon".
Bij een binnenkomend gesprek:
Kort indrukken: gesprek aannemen.
Lang indrukken: gesprek weigeren.
Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het menu "Telefoon". Lang indrukken: gesprek beëindigen
Een selectie bevestigen.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/weer inschakelen door
het gelijktijdig indrukken van de
volumetoetsen.
Bedieningsfuncties op het
stuurwiel - Type 2
Toegang tot het hoofdmenu.
Verhogen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/herstellen.
Verlagen van het geluidsvolume.
Bij ander gebruik dan telefoon:
Kort indrukken: geluidsbron wijzigen
(radio, USB-uitgang, AUX-uitgang (indien
draagbaar apparaat is aangesloten, CD-speler,
audiostreaming), bevestiging als het menu
"Telefoon" is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu "Telefoon".
Bij een binnenkomend gesprek:
Kort indrukken: gesprek aannemen. Lang indrukken: gesprek weigeren.
Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het menu "Telefoon".
Lang indrukken: gesprek beëindigen
Starten van de spraakherkenning van uw
smartphone via het systeem.
Radio:Kort indrukken: zenderlijst weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst bewerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.
Lang indrukken: sorteermogelijkheden weergeven.
Radio: Vorige/volgende voorkeuzezender
selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst selecteren.
Indrukken van de draaiknop: bevestigen.
Menu's
Afhankelijk van de uitvoering." Multimedia": Parameters media,
Radio-instellingen.
" Telefoon": Bellen, Beheer index, Instelling
telefoon, Gespr. beëindigen.
" Boordcomputer".
"Onderhoud": Diagnose, Logboek
waarschuw., ... .
Page 252 of 324

250
Bluetooth®-audiosysteem
Actualiteiten, Entertainment en Speciale Flash-
berichten (afhankelijk van de zender).
Druk op "OK" zodra de radiogegevens op het scherm worden weergegeven om naar
het contextmenu te gaan.
(Zendervolgsysteem (RDS), Volgsysteem
digitale zender /
FM, Zenderinfo (TXT),
Zenderinformatie,...)
Volgsysteem DAB/FM
"DAB" dekt niet het hele land. Als het digitale signaal niet goed is, kunt
u met " -Volgsysteem digitale zender /
FM"
dezelfde zender blijven beluisteren doordat
het systeem automatisch overschakelt op de
desbetreffende analoge "FM"-zender (indien
beschikbaar).
Als het "Volgsysteem digitale zender /
FM" is
ingeschakeld, wordt automatisch de DAB-zender
geselecteerd.
Druk op de toets MENU.
Selecteer "Multimedia" en bevestig uw keuze.
Selecteer "Volgsysteem digitale zender / FM" en bevestig uw keuze.
Als "Volgsysteem digitale zender / FM" is
geactiveerd, kan er sprake zijn van een
vertraging van enkele seconden als het systeem
overschakelt op de analoge "FM"-radiozender en
kan het geluidsvolume soms veranderen.
Als de "DAB"-zender waarnaar u luistert niet beschikbaar is als "FM"-zender (optie "DAB/
FM" doorgestreept) of als "Volgsysteem digitale
zender /
FM" niet is geactiveerd, wordt het geluid
onderbroken als het digitale signaal te zwak
wordt.
Media
USB-aansluiting
Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het USB-apparaat via een kabel (niet
meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.
Het systeem schakelt automatisch over op de
USB-bron.
Gebruik geen USB-hub om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Apparaten die op het systeem worden aangesloten, moeten voldoen aan de norm
die van toepassing is op het product en/of aan de
norm IEC 60950-1.
Het systeem maakt afspeellijsten aan (in het
tijdelijke geheugen). Het aanmaken van deze lijsten
kan enkele seconden of soms enkele minuten
duren nadat het apparaat voor de eerste keer is
aangesloten.
Verminder het aantal niet-muziekbestanden en
het aantal mappen om de wachttijd te verkorten.
Telkens wanneer er een nieuwe USB-stick wordt
aangesloten, worden de afspeellijsten bijgewerkt.
Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting wordt het draagbare apparaat automatisch
opgeladen.
Afspeelmethode
Er zijn verschillende afspeelmethodes:
– Normaal : de nummers worden in de normale
volgorde volgens de afspeellijst afgespeeld.
–
Shuffle
: de nummers van een album of een map
worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.
–
W
illekeurig voor alle media: alle nummers
van alle mediaspelers worden in een willekeurige
volgorde afgespeeld.
–
Herhaling
: alleen de nummers van dit album of
deze map worden afgespeeld.
Druk op deze toets om naar het contextmenu van de functie Media te gaan.
Druk op deze toets om de gekozen afspeelmethode te selecteren.
Druk op deze toets om te bevestigen.
De keuze wordt boven in het scherm getoond.
Een nummer selecteren voor afspelen
Druk op een van deze toetsen om naar het vorige/volgende nummer te gaan.
Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende map te gaan.
Page 254 of 324

252
Bluetooth®-audiosysteem
Druk op een van de toetsen voor het selecteren van een map op de CD.
Druk op een van de toetsen voor het selecteren van een nummer op de CD.
Druk op de toets LIJST voor een lijst van de beschikbare bestanden op de
MP3-compilatie.
Houd een van de toetsen ingedrukt voor snel vooruit/achteruit zoeken.
Bluetooth® streaming audio
Streaming audio biedt de mogelijkheid om
muziekbestanden op de telefoon via de audio-
installatie in het voertuig af te spelen.
Koppel de telefoon.
(Zie het hoofdstuk "Koppelen van een
Bluetooth®-telefoon").
Activeer de bron Streaming door op de toets SOURCE te drukken.
In sommige gevallen moet het afspelen van
audiobestanden via het toetsenbord worden
geactiveerd.
Audiobestanden kunnen worden geselecteerd
met de toetsen op het bedieningspaneel van de
autoradio en de schakelaars op of rondom het
stuurwiel. Informatie over de audiobestanden kan op
het scherm worden weergegeven.
Als de telefoon deze functie ondersteunt. De
geluidskwaliteit hangt af van de kwaliteit van het
signaal van de telefoon.
Apple®-speler aansluiten
Sluit de Apple®-speler met een geschikte kabel (niet
bijgeleverd) aan op de USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in de
auto.
De beschikbare indeling is die van het aangesloten
apparaat (artiesten / albums / genres /
afspeellijsten).
De softwareversie van het audiosysteem kan
incompatibel zijn met de generatie van uw
Apple
®-speler.
Informatie en tips
De cd-speler speelt audiobestanden af met de
extensie .mp3, .wma, .wav en .aac met een bitrate
tussen 32 kbps en 320 kbps.
De cd-speler is ook compatibel met de modus TAG
(ID3 tag, WMA TAG).
Andere typen audiobestanden (".mp4" enz.) kunnen
niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie .wma moeten van het
type WMA 9 Standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn
11, 22, 44 en 48 kHz.
Via de USB-aansluiting speelt het systeem
audiobestanden af met de extensie. mp3, .wma,
.wav, .cbr, .vbr met een bitrate van 32 tot 320 Kbps.
Andere typen audiobestanden (".mp4" enz.) kunnen
niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie .wma moeten van het
type WMA 9 Standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn
11, 22, 44 en 48 kHz.
Geadviseerd wordt om voor bestandsnamen
maximaal 20 karakters te gebruiken; vermijd daarbij
speciale tekens (bijvoorbeeld: «
? ; ù) om problemen
met het afspelen of de weergave te voorkomen.
Voor het afspelen van een gebrande CDR of CDRW
moet bij het branden bij voorkeur de standaard ISO
9660 niveau 1, 2 of Joliet zijn geselecteerd.
Als de disc met een andere standaard is gebrand,
kan deze mogelijk niet correct worden afgespeeld.
Gebruik bij één disc altijd dezelfde standaard voor
het branden en selecteer bij het branden altijd de
laagste snelheid (maximaal 4x) voor een optimale
geluidskwaliteit.
Gebruik bij een multisessie-cd altijd de standaard
Joliet.
Gebruik geen USB-hub om beschadiging van het
systeem te voorkomen.
Gebruik USB-sticks die zijn geformatteerd naar FAT32 (File Allocation Table).
We raden u aan om originele USB-kabels van Apple® te gebruiken voor een goede
werking.