Seat Alhambra 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2018Pages: 340, PDF Size: 7.15 MB
Page 141 of 340

Lichten en zicht"Coming home": nodige handelingen
Uitschake-
len:
– Automatisch na beëindiging van de
uitschakelvertraging van de koplampen.
– Automatisch, wanneer 30 seconden na
het inschakelen van het contact nog een
portier of de achterklep geopend is.
– Draai de lichtschakelaar in stand
.
– Schakel het contact in.
"Leaving home": nodige handelingen
Inschake-
len:– Ontgrendel de wagen wanneer de
lichtschakelaar in de stand staat en
de lichtsensor detecteert dat het donker
is.
Uitschake-
len:
– Automatisch, na beëindiging van de
uitschakelvertraging van de koplampen.
– Vergrendel de wagen.
– Draai de lichtschakelaar in stand
.
– Schakel het contact in. Omgevingsverlichting in de buitenspiegels
D
e om
g
evingsverlichting in de buitenspie-
gels verlicht de directe omgeving van het
portier bij het in- en het uitstappen. Deze
gaat aan bij het ontgrendelen van de wagen,
het openen van een portier en het activeren
van de functie "Coming home" of "Leaving
home". Als de lichtsensor deel uitmaakt van
de uitrusting, wordt de omgevingsverlichting
in de buitenspiegels alleen ingeschakeld als
het donker is. Let op
● In het menu Licht & Zicht kan de duur
v
an de uitschakelvertraging van de koplam-
pen worden ingesteld en de functie worden
geactiveerd of gedeactiveerd ›››
pag. 28.
● Als de functie "Coming home" ingescha-
keld i
s, klinkt er bij het openen van het por-
tier geen akoestisch signaal als waarschu-
wing dat het licht nog aan is. Alarmlichten
Afb. 139
In het midden van het instrumenten-
p aneel: drukknop
v
oor alarmlichten. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 27
Raadpleeg de wettelijke vereisten voor con-
trole van een defecte wagen. In veel landen
is het bijvoorbeeld verplicht om alarmlichten
aan te zetten en een reflecterend vest te ge-
bruiken ››› pag. 85. Bij het gesleept worden en met de alarmlich-
ten aan, kan een
verandering van rijrichting
of van rijvak worden aangegeven met de hen-
del van de knipperlichten. Het knipperen van
de alarmlichten wordt tijdelijk onderbroken.
Als de wagen dienst weigert:
Parkeer de wagen op een veilige afstand
van het wegverkeer op een vlakke on-
dergrond ››› .
Sc h
ak
el de alarmlichten in met de toets
››› afb. 139.
Schakel de elektronisch parkeerrem in
››› pag. 196.
Zet de keuzehendel in de tussenstand of
in de stand P ››› pag. 201.
Zet de motor af en trek de sleutel uit het
contactslot ››› pag. 191.
Laat alle inzittenden uitstappen en op
voldoende afstand van het wegverkeer
wachten, bijvoorbeeld achter de van-
grail.
Neem bij het uitstappen alle autosleu-
tels mee.
Gebruik de gevarendriehoek om andere
verkeersdeelnemers te waarschuwen
voor de positie van uw wagen.
Laat de motor voldoende afkoelen en
vraag indien nodig hulp aan gespeciali-
seerd personeel. »
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
139
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 142 of 340

Bedienen
Werken de alarmlichten niet, dan moet u de
o v
erig
e verkeersdeelnemers op een andere -
wettelijk toegestane - wijze op uw wagen at-
tenderen. ATTENTIE
Een defecte wagen in het verkeer brengt een
verhoogd ri s
ico op ongevallen met zich mee,
zowel voor de inzittenden als voor de andere
weggebruikers.
● Breng de wagen tot stilstand zodra dit op
een vei
lige wijze mogelijk is. Parkeer de wa-
gen op een veilige afstand van het wegver-
keer en sluit alle deuren af in geval van nood.
Zet de alarmlichten aan om andere wegge-
bruikers te waarschuwen.
● Laat kinderen of gehandicapten nooit al-
leen acht
er in de wagen als alle portieren zijn
vergrendeld. Hierdoor zouden de inzittenden
in de wagen in geval van nood opgesloten
kunnen komen te zitten. Opgesloten perso-
nen kunnen aan extreem hoge of lage tempe-
raturen blootstaan. ATTENTIE
De onderdelen van het uitlaatsysteem kun-
nen enorm heet w or
den. Dit kan brand of aan-
zienlijke schade veroorzaken.
● Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel v
an het uitlaatsysteem in aanraking kan
komen met brandbare materialen (zoals
droog gras of brandstof). Let op
● De w ag
enaccu zal ontladen als de alarm-
lichten te lang aangeschakeld blijven (zelfs
met het contact uit).
● In sommige wagens knipperen de remlich-
ten bij het
bruusk remmen bij een snelheid
van ongeveer 80 km/u (50 mph) om voertui-
gen achter u te waarschuwen. Als u blijft rem-
men, zullen de alarmlichten automatisch wor-
den ingeschakeld bij een snelheid van minder
dan 10 km/u (6 mph). De remlichten blijven
aan. Als u gas geeft, worden de alarmlichten
automatisch weer uitgeschakeld. Koplampen afplakken of aanpassen
In die landen waar aan de andere kant van de
w
e
g w
ordt gereden dan in het land van her-
komst, kunnen tegenliggers door het asym-
metrisch dimlicht verblind worden. Daarom
dient u, als u in het buitenland rijdt, de ko-
plampen af te plakken of aan te passen.
De richting van de koplampen kan in het in-
strumentenpaneel worden aangepast, in het
submenu Reislamp van het menu Confi-
guratie ›››
pag. 32.
Bij wagens waarvan de koplampen niet van-
uit het menu kunnen worden afgesteld, moe-
ten bepaalde zones van het glas van de ko-
plampen met stickers worden afgeplakt of
moeten de koplampen in een gespecialiseer-
de werkplaats worden aangepast. Ga voor nadere informatie naar een gespecialiseerde
werkpl
aats. SEAT raadt u aan om een Techni-
sche Dienst te raadplegen. Let op
Het gebruik van de projectorlampen en
stic k
ers op de koplampen is alleen toege-
staan als deze gedurende een korte tijd ge-
bruikt zullen worden. Als u de projectie van
de koplampen definitief wilt veranderen,
wendt u zich dan tot een gespecialiseerde
werkplaats. SEAT raadt aan om de Technische
Dienst te raadplegen. Lichtbundelhoogteverstelling, instru-
ment
en- en s
c
hakelaarverlichting Afb. 140
Naast het stuur: regelaar instrumen-
t en- en s
c
hakelaarverlichting 1 en regelaar
lic ht
b
undel-hoogteverstelling 2 .
140
Page 143 of 340

Lichten en zicht
1 Instrumenten- en schakelaarverlichting
Bij in g
e
schakelde verlichting kunt u de sterk-
te van de instrumenten- en schakelaarverlich-
ting regelen door schakelaar ››› afb. 140 1te draaien.
2 Lichtbundel-hoogteverstelling
D e lic
ht
bundel-hoogteverstelling ››› afb. 140
2 past zich afhankelijk van de waarde van
de lic ht
b
undel van de koplampen aan de be-
ladingstoestand van de wagen aan. Hierdoor
heeft de bestuurder een zo goed mogelijk
zicht terwijl tegenliggers niet worden ver-
blind ››› .
U k u
nt
de koplampen alleen verstellen als
het dimlicht aan staat.
Draai voor afstellen de knop ››› afb. 140 2 :
WaardeBeladingstoestand
a)
van de wagen
Voorstoelen bezet en bagageruimte leeg
Alle plaatsen bezet en bagageruimte leeg
Alle plaatsen bezet en bagageruimte vol.
Met aanhangwagen met minimale kogeld-
ruk
Alleen de bestuurdersstoel bezet en baga-
geruimte vol. Rijden met aanhangwagen
met maximale kogeldruk.
a)
Indien de beladingstoestand van de wagen niet in het over-
zicht voorkomt, kunnen ook tussenstanden geselecteerd wor-
den.
Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling
De regelaar 2 is vervangen bij wagens met
dy n
ami
sche lichtbundel-hoogteverstelling.
De lichtbundel wordt automatisch aan de be-
ladingstoestand van de wagen aangepast
wanneer de koplampen worden ingescha-
keld. ATTENTIE
Een zware last aan de achterzijde van de wa-
gen k an er
toe leiden dat de koplampen ande-
re bestuurders verblinden en afleiden. Dit kan
ernstige ongevallen tot gevolg hebben.
● Pas de hoogte van de lichtbundel aan de
beladin
gstoestand van de wagen aan, zodat
de overige weggebruikers hierdoor niet ver-
blind worden. Binnenverlichting en leeslampjes
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 27
Verlichting van de opbergvakken en van de
bagageruimte
Bij het openen of sluiten van het dashboard-
kastje en de achterklep gaat automatisch een
lampje aan en uit.
Sfeerverlichting
De interieurverlichting in het voorste deel van
de hemelbekleding verlicht de bedieningsor- ganen van de middenconsole van boven af
wanneer het s
tads- of het dimlicht branden.
Ook kan de handgreep in de portierlijst wor-
den verlicht. Let op
De leeslampjes gaan uit als de wagen wordt
ver gr
endeld of na een paar minuten nadat de
sleutel uit het contact is genomen. Dat voor-
komt het ontladen van de accu. Zicht
Z onnek
l
eppen Afb. 141
Zonneklep. Mogelijke standen van de zonnekleppen
v
oor de be
s
tuurder en voorpassagier:
● De zonneklep omlaag klappen naar de
voorruit. »
141
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 144 of 340

Bedienen
● De
z
onneklep kan uit de steun worden ver-
wijderd en naar het portier worden toege-
draaid ››› afb. 141 1 .
● Kantel de zonneklep naar het portier, in de
l en
g
terichting naar achteren.
Lampje van de make-up spiegel
In de uitgeklapte zonneklep zit een make-up
spiegel die door een klepje wordt afgedekt.
Als u het klepje ››› afb. 141 2 wegschuift,
g aat
er een l
ampje branden.
Het lampje gaat uit, wanneer u het klepje
voor de make-up-spiegel terugschuift of de
zonneklep omhoog klapt. ATTENTIE
Uitgeklapte zonnekleppen en uitgerolde rol-
gor dijnen k
unnen het zicht verminderen.
● Klap de zonnekleppen altijd terug en rol de
rol
gordijnen altijd in de houder wanneer u ze
niet gebruikt. Let op
Het lampje dat boven de zonneklep zit, gaat
in bepaa l
de situaties na een paar minuten au-
tomatisch uit. Dat voorkomt het ontladen van
de accu. Gordijntjes van de achterzijruiten
Afb. 142
Bij de achterzijruit rechts: rolgordijn. De rolgordijnen voor de zijruiten in de passa-
gier
sruimt
e ac
hter zijn ondergebracht in de
zijbekleding onder de ramen.
● Trek het rolgordijn bij het trekoog ›››
afb.
142 A helemaal omhoog.
● Haak de bovenlat bij de beide ringen vast
in de hier v
oor be
stemde behuizing B . Con-
tr o
l
eer of het uitgetrokken rolgordijn goed
vastzit in de hiervoor bestemde behuizing B .
● Om het rolgordijn in te rollen haakt u het
bo v
en
aan los en laat u het met de hand zak-
ken ››› . VOORZICHTIG
Laat het rolgordijn niet "terugschieten" om
bes c
hadiging van het rolgordijn of de binnen-
bekleding te voorkomen. Ruitenwisser voor en achter
Contr o
lelampje
Springt aan
Ruitensproeier-
vloeistofpeil te
laag.Het ruitensproeierreservoir vullen
zodra u de gelegenheid hebt dit
te doen
››› pag. 298. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Ruitenwisserhendel Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 27 ATTENTIE
Het water van het reservoir kan op de voorruit
bevriezen a l
s er niet voldoende antivries in
zit en het zicht naar voren beletten. 142
Page 145 of 340

Lichten en zicht
●
Gebruik in de w
inter alleen ruitensproeiers
met voldoende antivries.
● Gebruik de ruitensproeierinstallatie niet bij
winter
se temperaturen zonder eerst de voor-
ruit met het ventilatiesysteem te verwarmen.
De antivries kan op de voorruit bevriezen en
zo het zicht bemoeilijken. ATTENTIE
Versleten of vieze ruitenwisserbladen vermin-
der en het
zicht en verhogen het risico op on-
gevallen en ernstig letsel.
● Vervang de ruitenwisserbladen altijd als ze
besc
hadigd of versleten zijn en de voorruit
niet goed schoonmaken. VOORZICHTIG
Voordat u de ruitenwissers bij vorst voor het
eers t
aanzet, controleer of de ruitenwisser-
bladen niet zijn vastgevroren. Bij koud weer
kan het helpen de ruitenwissers in de servi-
cestand te zetten wanneer u de wagen par-
keert ›››
pag. 56. VOORZICHTIG
Als het contact met ingeschakelde ruitenwis-
sers w
ordt uitgeschakeld, beginnen de rui-
tenwissers weer op hetzelfde niveau te wis-
sen wanneer u het contact opnieuw inscha-
kelt. Bij vorst, sneeuw en andere voorwerpen
kunnen de ruitenwissers en de ruitenwisser-
motor beschadigd raken. Let op
● De ac ht
erruitwisser werkt alleen bij inge-
schakeld contact en gesloten motorkap res-
pectievelijk achterklep.
● Het intervalwissen van de ruitenwissers is
afhankelijk
van de snelheid van de wagen.
Hoe hoger de snelheid is, des te vaker de rui-
tenwissers bewegen.
● De achterruitwisser gaat automatisch aan
wanneer de ruiten
wissers aan staan en de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Functies van de ruitenwisser
Reactie van de ruitenwissers op verschillende
situaties
Als de wagen
stilstaatDe geactiveerde stand gaat tijdelijk
naar de voorgaande stand.
Tijdens de
werking van
de wis/was-
automaatDe airco schakelt 30 seconden in de re-
circulatiefunctie in om te voorkomen
dat de ruitensproeiervloeistof in het in-
terieur van de wagen te ruiken is.
Bij interval-
wissenDe intervallen werken volgens de snel-
heid. Hoe hoger de snelheid, des te
korter het interval.
Verwarmbare ruitensproeiers
D
e
v
erwarming ontdooit alleen de bevroren
sproeiers, niet het water in de slangen. De
verwarmbare ruitensproeiers stellen hun ver-
warmingsvermogen automatisch bij het in- schakelen van het contact in, afhankelijk van
de omgev
ingstemperatuur.
Koplampwisser/-sproeiersysteem
Het koplampwisser/-sproeiersysteem dient
om de koplampen schoon te maken.
Na het inschakelen van het contact, en wan-
neer de ruitensproeiers voor het eerst en ie-
dere vijf keer worden ingeschakeld, worden
ook de koplampen schoongemaakt. Daarom
moet de ruitenwisserhendel naar het stuur
worden toegetrokken wanneer het dimlicht of
het grootlicht brandt. Het vuil dat zich moge-
lijk op de koplampen heeft vastgezet (zoals
insectenresten) moet regelmatig worden
schoongemaakt (bijv. bij het tanken).
Om de werking van het koplampsproeiersys-
teem in de winter te garanderen, moet de
sneeuw worden verwijderd die zich in de
sproeiers van de bumper kan hebben verza-
meld. Mocht het nodig zijn, dan kan het ijs
met een antivriesspray worden verwijderd. Let op
Bij een obstakel op de voorruit probeert de
ruiten w
isser dit obstakel weg te schuiven. In-
dien het obstakel de ruitenwisser blijft blok-
keren, blijft de ruitenwisser stil staan. Verwij-
der het obstakel en zet de ruitenwisser weer
aan. 143
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 146 of 340

Bedienen
Regensensor* Afb. 143
Ruitenwisserhendel: regensensor Aafstellen.
Afb. 144
Gevoelig oppervlak van de regen-
sen sor
. De geactiveerde regensensor stuurt de rui-
t
en
w
isserinterval afhankelijk van de regenval
››› . De gevoeligheid van de regensensor
k an h
andm
atig worden ingesteld. Ruitenwis-
sers handmatig bedienen ››› pag. 142. Hendel in de gewenste stand drukken
›››
afb.
143:
Regensensor gedeactiveerd.
Regensensor actief; wis/was-automaat
indien nodig.
De gevoeligheid van de regensensor af-
stellen– de knop naar rechts instellen: hogere
gevoeligheid.
– de knop naar links instellen: lagere ge-
voeligheid.
Na het uitschakelen en opnieuw inschakelen
van het contact, blijft de regensensor geacti-
veerd en werkt hij weer zodra de ruitenwis-
sers in stand 1 staan en er harder dan 4
km/u (2 mph) w or
dt
gereden.
Gewijzigd gedrag van de regensensor
Mogelijke oorzaken van storingen en verkeer-
de interpretaties in het gebied van het gevoe-
lige oppervlak ››› afb. 144 van de regensen-
sor zijn o.a.:
● Beschadigde wisserbladen: een laagje wa-
ter op de bes
chadigde wisserbladen kan de
activeringstijd verlengen, de sproei-interval-
len verminderen of snel en continu wissen
veroorzaken.
● Insecten: door de aanwezigheid van insec-
ten k u
nnen de ruitenwissers geactiveerd wor-
den. 0 1
A ●
Str ooiz
out
op straat: in de winter kan het
zout dat op de straten wordt gestrooid een
overdreven lang wissen met een vrijwel dro-
ge voorruit veroorzaken.
● Vuil: droog stof, was, glasbekleding (lotus-
effect) of r
esten reinigingsmiddel (wasstraat)
kunnen de effectiviteit van de regensensor
verminderen of tot gevolg hebben dat deze
later of langzamer reageert of niet werkt.
● Barstje in de voorruit: door de inslag van
een steen w
ordt één wisbeweging met inge-
schakelde regensensor teweeggebracht. Ver-
volgens detecteert de regensensor dat het
gevoelige oppervlak verminderd is en stelt
zichzelf af. Afhankelijk van de omvang van de
inslag van de steen kan het gedrag van de
sensor anders zijn. ATTENTIE
Het is mogelijk dat de regensensor de regen
niet v
oldoende detecteert en de ruitenwissers
inschakelt.
● Indien nodig schakelt u de ruitenwissers
met de hand in w
anneer het water het zicht
door de voorruit hindert. Let op
● Maak r
egelmatig het gevoelige oppervlak
van de regensensor schoon en controleer de
wisserbladen op mogelijke beschadigingen
››› afb. 144 (pijl).144
Page 147 of 340

Lichten en zicht
●
Om wa s
en afzettingen te verwijderen
wordt het gebruik van een glasreiniger met
alcohol aanbevolen. Achteruitkijkspiegel
Inl eidin
g tot thema ATTENTIE
De automatisch dimmende binnenspiegel be-
v at een el
ektrolytvloeistof die vrij kan komen
wanneer het glas van de spiegel breekt. Deze
vloeistof is irriterend voor de huid, de ogen
en de ademhalingsorganen.
● De elektrolytvloeistof is irriterend voor de
huid, de ogen en de ademh
alingsorganen,
met name voor personen die aan astma of an-
dere aandoeningen lijden. Zorg dat er vol-
doende frisse lucht de wagen inkomt en uit-
gaat als het niet mogelijk is om alle portieren
en ramen open te zetten.
● Als de ogen of huid met de elektrolytvloei-
stof
in contact komen, ten minste gedurende
15 minuten met ruim water spoelen en een
arts raadplegen.
● Als de schoenen of kleding met de elektro-
lytvloeis
tof in contact komen, ten minste ge-
durende 15 minuten met ruim water spoelen.
Voordat u ze weer gebruikt, uw schoenen en
kleding wassen.
● In geval van inname via de mond van de
elektro
lytvloeistof, de mond ten minste gedu- rende 15 minuten met ruim water spoelen.
Pro
beer niet
te braken tenzij dit op advies van
de arts gebeurt. Roep onmiddellijk medische
hulpverlening in. VOORZICHTIG
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende b innens
piegel breekt, kan er elektro-
lytvloeistof vrijkomen. Deze vloeistof kan de
kunststof oppervlakken aantasten. Daarom
dient u deze zo snel mogelijk met bijvoor-
beeld een spons schoon te maken. Binnenspiegel
Afb. 145
Handmatig dimmende binnenspie-
g el
. Afb. 146
Automatisch dimmende binnenspie-
gel . De bestuurder moet altijd de binnenspiegel
af
s
t
ellen zodat deze voldoende zicht via de
achterruit naar achteren biedt.
Handmatig dimmende binnenspiegel
● Basisstand: nok aan de onderkant van de
spieg
el naar voren laten wijzen.
● Om te dimmen de hendel naar achteren
trekken ›
›› afb. 145.
Automatisch dimmende binnenspiegel
Legenda van afb. 146:
Controlelampje
Knop
Sensor die de lichtinval detecteert
Deze functie kan in- en uitgeschakeld worden
door knop van de binnenspiegel ››› afb. 146 »
1 2
3
145
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 148 of 340

Bedienen
2 in te drukken. Wanneer deze ingescha-
k el
d i
s, licht het controlelampje 1 op.
Bij in g
e
schakeld contact zet de sensor 3 au-
tomatis c
h
de binnenspiegel in de antiverblin-
dingsstand afhankelijk van het van achter in-
vallende licht.
De automatische dimfunctie wordt uitgescha-
keld wanneer de achteruit wordt ingescha-
keld of de binnenverlichting of de leeslamp-
jes branden. Let op
Wanneer de lichtinval op de sensor belet
wor dt
of wordt tegengehouden, bijvoorbeeld
door een rolgordijn, werkt de binnenspiegel
met automatische dimfunctie niet helemaal
perfect. Buitenspiegels
Afb. 147
In het bestuurdersportier: knop van
de b uit
en
spiegels. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 18
Draaiknop in de gewenste stand draaien:
Elektrisch inklappen van de buitenspiegels
››› .
Buitenspiegelverwarming inschakelen. De
spiegels worden alleen verwarmd als de omge-
vingstemperatuur lager is dan +20°C (+68°F).
De linker buitenspiegel instellen door de knop
naar voren, achteren, rechts of links te draaien.
De rechter buitenspiegel instellen door de
knop naar voren, achteren, rechts of links te
draaien.
Nulstand. Buitenspiegel uitgeklapt, verwar-
ming van de buitenspiegel uitgeschakeld, de
buitenspiegel kan niet worden ingesteld. Synchrone spiegelverstelling
● Selecteer in het menu Instellingen -
Comfort als
de b
uitenspiegels synchroon
moeten worden ingesteld ›››
pag. 28.
● De knop in stand L draaien.
● De link
er buitenspiegel instellen. De rech-
ter buit
enspiegel wordt gelijktijdig (syn-
chroon) mee ingesteld.
● Indien nodig, de instelling van de rechter
buiten
spiegel corrigeren: draai de knop in de
stand R.
Automatisch dimmende buitenspiegel aan
bestuurderszijde
De automatisch dimmende buitenspiegel
wordt samen met de automatisch dimmende
binnenspiegel aangestuurd ››› pag. 145.
Instellingen van de buitenspiegel van de bij-
rijder opslaan voor het achteruitrijden ● Kies de wagensleutel waar de instelling
moet wor
den opgeslagen.
● Ontgrendel de wagen met de sleutel.
● Schakel de automatische parkeerrem in.
● Draai de knop van de buitenspiegel in
stand
R (bijrijderszijde).
● Contact inschakelen.
● Zet de versnellingsbak in neutraal.
146
Page 149 of 340

Lichten en zicht
● Ga n
aar het
menu Instellingen op het
display in het instrumentenpaneel met be-
hulp van het multifunctiestuurwiel en selec-
teer Comfort .
● Selecteer de functie Helling achter-
uitkijkspiegel (indien deze optie al g
e-
markeerd is, deselecteert u ze en selecteert u
ze opnieuw).
● Schakel de achteruitversnelling in.
● Stel de buitenspiegel aan bijrijderszijde zo
in dat u de s
toeprand goed kunt zien.
● De ingestelde positie van de spiegel wordt
automati
sch opgeslagen en toegewezen aan
de sleutel waarmee de wagen wordt ontgren-
deld. Bij wagens met stoelgeheugen, zie
››› pag. 152.
De instellingen van de buitenspiegel aan bij-
rijderszijde activeren
● Draai de knop van de buitenspiegel in
stand
R.
● Schakel de achteruitversnelling in bij inge-
sch
akeld contact.
● De opgeslagen stand van de buitenspiegel
aan bijrijders
zijde voor de achteruit wordt ge-
wist wanneer men zo'n 15 km/u (9 mph)
vooruit rijdt of de knop vanuit stand R in een
andere stand draait. ATTENTIE
Het onachtzaam in- en uitklappen van de bui-
ten s
piegel kan verwondingen veroorzaken.
● Klap de buitenspiegel alleen in of uit wan-
neer er zic
h niemand in de baan van de spie-
gel bevindt.
● Let er bij het bewegen van de buitenspiegel
op dat u
w vingers niet tussen de spiegel en
de spiegelsteun ingeklemd kunnen raken. ATTENTIE
Het niet goed inschatten van de afstand met
de acht er
opkomende wagen kan tot ongeval-
len met ernstige gevolgen leiden.
● Convexe of asferische spiegels vergroten
het blik
veld maar de voorwerpen worden klei-
ner en verderaf weerspiegeld.
● Het gebruik van deze spiegels om de af-
stand t
ot de volgende wagen in te schatten
wanneer u van rijstrook veranderd, is on-
nauwkeurig en kan ongevallen met ernstige
gevolgen veroorzaken.
● Gebruik zo mogelijk de binnenspiegel om
de afst
and tot het achteropkomend verkeer of
in andere omstandigheden te beoordelen.
● Zorg dat u voldoende zicht naar achteren
hebt. VOORZICHTIG
● U moet de b uit
enspiegels altijd inklappen
wanneer u door een wasstraat rijdt. ●
De el ektri
sch inklapbare buitenspiegels
mogen mechanisch worden uit- of ingeklapt
omdat hierdoor de elektrische bediening be-
schadigd kan worden. Milieu-aanwijzing
De verwarming van de buitenspiegels moet
niet lan
ger dan nodig aan blijven staan. An-
ders wordt onnodig veel brandstof verbruikt. Let op
● De v
erwarming van de buitenspiegels ver-
warmt in het begin op het hoogste vermogen,
na ongeveer 2 minuten verwarmt deze afhan-
kelijk van de buitentemperatuur.
● Bij een storing kunnen de elektrisch be-
diende buiten
spiegels met de hand worden
ingesteld door tegen de rand van het spiege-
loppervlak te drukken. 147
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 150 of 340

Bedienen
Stoelen en hoofdsteunen
St oel
en en hoof
dsteunen ver-
stellen
Stoelen handmatig verstellen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 15 ATTENTIE
Belangrijke informatie, tips, adviezen en
waar s
chuwingen die u in het belang van uw
eigen veiligheid en de veiligheid van uw pas-
sagiers moet lezen en in acht nemen, vindt u
in het hoofdstuk Veilig rijden ››› pag. 58. ATTENTIE
● Ver s
tel de voorstoelen uitsluitend terwijl de
wagen stil staat. Anders bestaat er gevaar
voor ongelukken.
● Voorzichtig bij het verstellen van de stoel-
hoogte! Door on
gecontroleerd of onachtzaam
te verstellen kunt u bekneld komen te zitten -
levensgevaarlijk!
● De rugleuningen van de voorstoelen mogen
niet te
veel achterover staan tijdens het rij-
den. Anders kunnen de veiligheidsgordels en
het airbagsysteem hun beschermfunctie niet
vervullen, met het bijbehorend risico op ern-
stige letsels bij ongeval. Bestuurdersstoel elektrisch verstel-
l
en* Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 16 ATTENTIE
Het onachtzaam of ongecontroleerd gebrui-
ken v
an de elektrische voorstoelen kan ern-
stig letsel veroorzaken.
● De voorstoelen kunnen ook elektrisch ver-
stel
d worden met het contact uitgeschakeld.
Laat nooit kinderen of hulpbehoevende per-
sonen alleen achter in de wagen.
● In geval van nood, onderbreekt u de elektri-
sche
verstelling door op een andere toets te
drukken. VOORZICHTIG
Om de elektronische onderdelen van de voor-
st oel
en niet te beschadigen, mag u nooit op
de stoelen knielen noch geconcentreerde
druk uitoefenen op een enkel punt van de zit-
ting of rugleuning. Let op
● Indien de acc u
van de wagen bijna leeg is,
is het mogelijk dat de stoel niet elektrisch
versteld kan worden.
● Bij het starten van de motor, wordt de mo-
gelijkheid om de s
toel te verstellen onderbro-
ken. Stoelen achterin verstellen
Afb. 148
Stoelen achterin verstellen.
FunctieNodige handelingen
1 Rugleuning ver-
stellen.
Trek aan de hendel en zet de rug-
leuning in de gewenste stand
›››
. De voorstoel moet vastklik-
ken wanneer de hendel wordt
losgelaten! In de derde zitrij en
de middelste stoel van de tweede
zitrij bevindt zich een handvat in
plaats van de hendel. De bedie-
ning gebeurt zoals met de hen-
del.
2 Enkel in de
tweede zitrij: Naar
voren of naar ach-
teren schuiven van
de stoel.Trek aan de hendel en verschuif
de stoel. De stoel moet vastklik-
ken wanneer de hendel wordt
losgelaten! 148