radio Seat Arona 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Arona, Model: Seat Arona 2018Pages: 332, PDF Size: 6.85 MB
Page 132 of 332

BedienenKnopRadioMedia (behalve AUX)AUXTelefoon
a)Navigatiesysteem a)
E /
Fa)Menu van instrumentenpaneel veranderen.
Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens).
GVerandert de audiobron op cyclische wijze: FM/AM – CD – SD – USB – AUX – BT Audio (enkel indien ze beschikbaar zijn).
Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens).
HDraaien
Instrumentenpaneel met kleu-
ren: Lijst van beschikbare zen-
ders (uitsluitend indien het in-
strumentenpaneel zich in het
menu Audio bevindt).Instrumentenpaneel met kleu-
ren: volgende titel (uitsluitend
indien het instrumentenpaneel
zich in het menu Audio be-
vindt).
Geen functie
– Er is geen actieve oproep:
Lijst van laatste oproepen.
– Actieve oproep: de lijst van
gespreksopties openen (ge-
sprek in de wacht, gesprek be-
eindigen, microfoon uitschake-
len, privénummer enz.).– Actieve route: naar het aan-
zicht gaan om de routebegelei-
ding stop te zetten.
– Geen actieve route: lijst van
laatste bestemmingen.
HDrukkenWerkt op het instrumentenpaneel of bevestigt de menu-optie van het instrumentenpaneel afhankelijk van de menu-optie
a)
Afhankelijk van de uitrusting van de wagen.
b) Deze handeling kan worden uitgevoerd wanneer u naar de radio luistert, de audio-radiofunctie hoeft niet gekozen te zijn.
c) Deze handelingen kunnen worden uitgevoerd wanneer u naar media luistert, de audio-radiofunctie hoeft niet gekozen te zijn. 130
Page 134 of 332

Bedienen
Openen en sluiten
Sl eut
el
s
Sleutelset Afb. 134
Sleutelset. Afhankelijk van de uitvoering van uw wagen
k
an de s
l
eutelset bestaan uit:
● een sleutel met afstandsbediening ›››
afb.
134 A ●
een sleutel zonder afstandsbediening B ,
● een kunststof sleutelhanger* C .
of
● twee sleutels met afstandsbediening A●
een kunststof sleutelhanger* C .Sleutels bij laten maken
A
ls
u een nieuwe sleutel nodig heeft, kunt u
met het chassisnummer van de wagen naar
een Technische Dienst gaan. ATTENTIE
● Verk eer
d gebruik van de contactsleutel kan
ernstig lichamelijk letsel als gevolg hebben.
● Laat nooit kinderen of hulpbehoevenden al-
leen in de wag
en, omdat zij in een noodgeval
de wagen niet uit kunnen en zichzelf niet
kunnen redden.
● Ongecontroleerd gebruik van de wagen-
sleut
el door derden kan ertoe leiden dat de
motor wordt gestart of elektrische uitrustin-
gen (bijv. elektrische ruiten) worden bediend
- gevaar voor ongevallen! De wagenportieren
kunnen via de sleutel met afstandsbediening
worden vergrendeld, waardoor hulp in nood-
situaties wordt bemoeilijkt.
● Laat nooit een bij de wagen behorende
sleut
el achter in de wagen. Als derden uw wa-
gen zonder toestemming gebruiken, kan dit
tot schade aan of diefstal van de wagen lei-
den. Neem daarom altijd de sleutel mee wan-
neer u de wagen verlaat.
● Trek nooit de sleutel uit het contactslot zo-
lang de w
agen in beweging is. Het stuurslot
zou het stuurwiel kunnen blokkeren en u bent
dan niet meer in staat de wagen te besturen. VOORZICHTIG
In de sleutel met afstandsbediening zitten
elektr oni
sche componenten. Bescherm de
sleutels tegen vocht en stoten. Radiografische afstandsbediening*
Afb. 135
Knoppen op de sleutel met afstands-
bedienin g. Afb. 136
Wagensleutel met alarmknop.132
Page 135 of 332

Openen en sluiten
Met de radiografische afstandsbediening kan
de w ag
en
van op afstand worden ont- en ver-
grendeld.
Met de toets 4
› ››
afb
. 135 van de afstands-
bedienin
g wordt de sleutelbaard ontgren-
deld.
Wagen ontgrendelen ››› afb. 135 1 .
W ag
en
vergrendelen ››› afb. 135 2 .
A c
ht
erklep ontgrendelen. Op knop ››› afb.
135 3 drukken, tot alle knipperlichten van
de w ag
en ev
en knipperen. Bij het indrukken
van ontgrendelingsknop 3 , beschikt u
o v
er 2 minut
en om de achterklep te openen.
Na verloop van deze tijd wordt die weer ver-
grendeld.
Bovendien knippert het controlelampje van
de sleutelbatterij (pijl) ››› afb. 135.
De zender met de batterijen is ondergebracht
in de sleutel met afstandsbediening. De ont-
vanger zit in het interieur van de wagen. Het
maximaal bereik hangt af van verschillende
factoren. Bij zwakker wordende batterijen
wordt de reikwijdte kleiner.
Alarmknop*
Druk de alarmknop ››› afb. 136 5 a
lleen in
een noodg ev
al in! Zodra de alarmknop is in-
gedrukt, hoort u de claxon van de wagen en
gaan de knipperlichten kort branden. Door
de knop nogmaals in te drukken, wordt het
alarm gedeactiveerd. ATTENTIE
Lees de betreffende waarschuwingsaanwij-
zin g
en ››› in Sleutelset op pag. 132 en v
o lg
deze op. Let op
● De r a
diografische afstandsbediening werkt
alleen als u zich in het werkingsgebied be-
vindt.
● Als u de wagen met de radiografische af-
stand
sbediening niet kunt ont- of vergrende-
len, moet u eerder genoemde sleutel opnieuw
laten synchroniseren. Ga hiervoor naar uw
technische dienst. De batterij vervangen
Afb. 137
Autosleutel: openen van het deksel
v an b att
erijcompartiment. Afb. 138
Autosleutel: batterij verwijderen. SEAT adviseert om de batterij te laten vervan-
g
en in de w
erkp
laats van een officiële dealer.
De batterij bevindt zich aan de achterzijde
van de autosleutel, onder een deksel.
Batterij vervangen ● De sleutelbaard van de wagensleutel uit-
klap
pen ››› pag. 132.
● Deksel op achterkant van wagensleutel
›››
afb. 137 in de richting van de pijl ››› ver-
w ijder
en.
● Haal
de batterij met een geschikt dun voor-
werp uit het
batterijvak ››› afb. 138.
● De nieuwe batterij in het batterijcomparti-
ment pl
aatsen en aandrukken zoals is aange-
geven ››› afb. 138, in tegenovergestelde rich-
ting van de pijl ››› .
● Het deksel in de behuizing van de wagen-
s l
eut
el plaatsen en aandrukken zoals is aan-
gegeven ››› afb. 137, in tegenovergestelde »
133
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 136 of 332

Bedienen
richting van de pijl, totdat het deksel vast-
k likt
. VOORZICHTIG
● Als
de batterij niet correct wordt vervangen,
kan de autosleutel beschadigd raken.
● Het gebruik van ongeschikte batterijen kan
de autos
leutel beschadigen. Vervang daarom
de lege batterij altijd door een nieuwe van de-
zelfde spanning en afmetingen, en met de-
zelfde kenmerken.
● Let bij het plaatsen van de batterij op de
juist
e poolrichting. Milieu-aanwijzing
Lever de gebruikte batterijen met het oog op
het mi lieu in b
ij een daartoe aangewezen in-
zamelpunt. Sleutel met radiografische afstands-
bedienin
g sy
nc
hroniserenIndien de wagen niet kan worden ontgren-
del
d of
vergrendeld met de sleutel met af-
standsbediening, moet deze opnieuw gesyn-
chroniseerd worden.
Met geopende wagen:
– Druk toets 2
› ›
›
afb. 135 op de afstands-
bediening in. –
Vergr
endel vervolgens de wagen met de
sleutelbaard binnen een minuut.
Met gesloten wagen: – Druk toets 1
› ››
afb
. 135 op de afstands-
bedienin
g in.
– Vergrendel vervolgens de wagen met de
sleut
elbaard binnen een minuut.
Als u vaak de -knop indrukt buiten het wer-
kingsgebied van de radiografische afstands-
bediening, kunt u de wagen misschien niet
meer ont- en vergrendelen met de afstands-
bediening. De sleutel met afstandsbediening
moet dan opnieuw worden gesynchroni-
seerd.
Nieuwe sleutels met afstandsbediening zijn
verkrijgbaar bij de Technische Dienst. Deze
sleutels moeten in dezelfde zaak worden ge-
synchroniseerd.
Er kunnen maximaal vijf sleutels met radio-
grafische afstandsbediening worden ge-
bruikt.
Centrale vergrendeling Bes
chrijving Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 15. De centrale vergrendeling maakt centraal
ont- en v
ergrendelen van alle portieren en de
achterklep mogelijk.
Met de volgende vergrendelsystemen kunt u
de centrale vergrendeling bedienen:
● de sleutel, door de sleut
el in de slotcilinder
van het bestuurdersportier te steken en in de
openstand draaien. Afhankelijk van de wa-
genuitvoering worden alle portieren ontgren-
deld of wordt enkel het bestuurdersportier
ontgrendeld. Bij het sluiten van de wagen
met de sleutel worden alle portieren vergren-
deld.
● met de drukknop voor de centrale vergren-
deling ›
›› pag. 137.
● de radiografische afstandsbediening, vi
a
de knoppen geïntegreerd in de sleutel
››› pag. 132.
Beschikt over verschillende functies die de
veiligheid van de wagen optimaliseren: "Safe*"-vergrendeling
Veiligheidsontgrendelen selectief*
Automatisch vergrendelen door onbe-
doeld openen
Automatisch vergrendelen door snelheid
en automatisch ontgrendelen*
Veiligheidsontgrendelen
–
–
–
–
–
134
Page 143 of 332

Openen en sluiten
verschijnen op het display van het instrumen-
tenp
aneel
. Dit zou kunnen gebeuren als er
een ander radiofrequentiesignaal zou interfe-
reren met het signaal van de sleutel (bijv. van
een of andere accessoire voor mobiele appa-
raten) of als de sleutel afgedekt wordt door
een voorwerp (bijv. door een metalen koffer).
● De werking van de sensoren van de portier-
grepen kan n
adelig worden beïnvloed als de
sensoren erg vuil zijn, bijvoorbeeld als er een
laagje zout op zit. Reinig zo nodig de wagen.
● Als de wagen uitgerust is met een automa-
tisc
he versnellingsbak, kan hij enkel vergren-
deld worden als de versnellingspook in de
stand P staat. Kinderslot
Afb. 144
Kinderslot in het linkerportier. De kindersloten voorkomen dat de achterpor-
tier
en
v
an binnenuit kunnen worden geo-
pend. Hierdoor wordt voorkomen dat kinde- ren per ongeluk een portier openen tijdens
het rijden.
Dez
e functie is onafhankelijk van het elektro-
nische ontgrendel- en vergrendelsysteem van
de wagen. Het is alleen van toepassing op de
achterste portieren Kan alleen mechanisch
in- of uitgeschakeld worden, zoals hieronder
wordt beschreven:
Kinderslot inschakelen
– Wagen ontgrendelen en het portier openen
dat bev
eiligd moet worden.
– Draai, met geopend portier, de gleuf met
de wagen
sleutel linksom bij de linkerpor-
tieren ››› afb. 144 en rechtsom bij de rech-
terportieren.
Kinderslot uitschakelen
– Wagen ontgrendelen en het portier openen
waarv
an het kinderslot uitgeschakeld moet
worden.
– Draai, met geopend portier, de gleuf met
de wagen
sleutel naar links voor rechterpor-
tieren en naar rechts voor linkerportieren
››› afb. 144.
Als de kindersloten zijn ingeschakeld, kun-
nen de portieren alleen van buitenaf worden
geopend. De kindersloten worden, met open
portier, met de sleutel in de gleuf in- of uitge-
schakeld (raadpleeg bovenstaande aanwij-
zingen). Anti-diefstal alarmsysteem*
Bes
chrijving van het alarmsysteem* Met behulp van het alarmsysteem moeten in-
braakpogin
g
en en diefstal van de wagen
worden bemoeilijkt. Hiertoe geeft het sys-
teem bij onbevoegd binnendringen in de wa-
gen akoestische en optische waarschuwings-
signalen.
Het alarmsysteem wordt bij het vergrendelen
van de wagen automatisch ingeschakeld. Het
systeem wordt onmiddellijk geactiveerd en
het controlelampje in het bestuurdersportier
en de knipperlichten knipperen om aan te
geven dat het alarmsysteem en het beveili-
gingssysteem (dubbele beveiliging) geacti-
veerd is.
Als een van de portieren of de klep bij het in-
schakelen van het alarmsysteem niet afge-
sloten is, maakt deze geen deel uit van de
beveiligde gebieden van de wagen. Indien u
later het portier of de kap sluit, worden deze
automatisch in de beschermingszones van
de wagen geïntegreerd en wordt een opti-
sche waarschuwing door de knipperlichten
gegeven wanneer de portieren sluiten.
● De knipperlichten zullen tweemaal knippe-
ren b ij het
openen en het uitschakelen van
het alarmsysteem. »
141
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 144 of 332

Bedienen
● De knip
perlic
hten zullen eenmaal knippe-
ren bij het afsluiten en inschakelen van het
alarmsysteem.
Wanneer treedt het alarmsysteem in werk-
ing?
Als bij de vergrendelde wagen de volgende
handelingen onbevoegd worden uitgevoerd.
● De wagen wordt met de sleutel mechanisch
geopend z
onder aanzetten van het contact
binnen de volgende 15 seconden (in sommi-
ge landen, bijv. Nederland, treedt het alarm-
systeem onmiddellijk in werking).
● Openen van een portier.
● De motorkap openen.
● Openen van achterklep.
● Inschakeling van het contact met ongeldige
sleut
el
● Bewegingen in de binnenruimte (wagens
met v
olumetrische sensor).
● Slepen van de wagen 1)
.
● Overhellen van de wagen 1)
.
● Verkeerde handeling aan het alarmsys-
teem.
● Lo
skoppelen van de accu.
In deze gev
allen worden gedurende ca. 30
seconden akoestische signalen en lichtsigna- len (knipperlichten) uitgezonden. Deze cy-
clus
kan zich tot 10 keer herhalen, afhanke-
lijk van het land.
Alle portieren handmatig openen
Bij wagens zonder alarm worden bij het
handmatig openen van het bestuurderspor-
tier alle portieren ontgrendeld.
Het alarm uitschakelen
Om het alarmsysteem uit te schakelen, dient
u de sleutel in de openingsrichting te draai-
en, het portier te openen en het contact in te
schakelen of de toets voor openen van de
afstandsbediening in te drukken.
Bij wagens die met een alarmsysteem uitge-
rust zijn, heeft men 15 seconden de tijd om
de sleutel in het contactslot te steken en het
contact in te schakelen als de wagen met de
sleutel via het bestuurdersportier geopend
wordt.
Anders gaat het alarm gedurende 30 secon-
den af en kan de motor niet worden gestart. Let op
● Na 28 dag en g
aat het controlelampje uit
om te voorkomen dat de accu leeg raakt als
de wagen voor langere tijd geparkeerd staat.
Het alarmsysteem blijft geactiveerd. ●
Als
na het afgaan van het alarm geprobeerd
wordt een ander beveiligd gebied binnen te
dringen, gaat het alarmsysteem opnieuw af.
● Het alarmsysteem kan met de radiografi-
sche af
standsbediening in- en uitgeschakeld
worden ››› pag. 132.
● Het alarmsysteem wordt
niet geactiveerd
als de wagen van binnenuit met de drukknop
voor de centrale vergrendeling vergrendeld
wordt.
● Als de wagenaccu helemaal of voor de helft
ontladen i
s, werkt het alarmsysteem niet cor-
rect.
● De wagenbewaking blijft ook gegarandeerd
als
de accukabels worden losgemaakt of de
accu niet meer werkt indien het alarmsys-
teem geactiveerd is.
● Als een van de beide accukabels bij een ge-
activeerd a
larmsysteem wordt losgemaakt,
treedt het alarmsysteem in werking. Interieurbewaking en wegsleepbevei-
ligin
g* Bewakings- of controlefunctie inbegrepen in
het
al
armsy
steem*, dat via ultrasoon geluid
de niet geautoriseerde toegang tot de wagen
opspoort. 1)
In wagens uitgerust met afsleepalarm
142
Page 148 of 332

Bedienen
●
De ruit bedienin
g werkt pas niet meer wan-
neer een van de voorportieren wordt geopend
en het contact wordt uitgeschakeld.
● Sluit de ruiten nooit onbeheerst of zonder
op te lett
en, omdat dit ernstig letsel voor u of
anderen tot gevolg kan hebben. Vergewis
uzelf ervan dat er zich niemand in het wer-
kingsgebied van de ruiten bevindt.
● Laat nooit personen achter in de wagen als
u de wagen
van buiten vergrendelt - de ramen
kunnen in geval van nood niet meer worden
geopend!
● De sluitkrachtbegrenzing voorkomt niet dat
ving
ers of andere lichaamsdelen tegen het
ruitframe worden gedrukt - gevaar voor ver-
wonding! Comfortopenen/comfortsluiten
Met de functie Comfortopenen en -sluiten
k
u
nt
u op eenvoudige wijze van binnenuit al-
le ruiten openen en sluiten.
Comfortopenen
– Druk de ontgrendelingsknop op de sleu-
t
el in tot alle ruiten in de gewenste stand
staan, of
– Ontgrendel eerst de wagen met de knop
op de sleut
el met afstandsbediening en
houd de knop voor het vergrendelen van
het portier aan bestuurderszijde ingedrukt totdat alle ruiten in de gewenste stand
staan.
C
omfortsluiten
– Druk de ontgrendelingsknop op de sleu-
t
el in tot alle ruiten gesloten zijn ››› , of
– Sleutel in het slot van het bestuurderspor-
tier in de v
er
grendelingsstand houden, tot
alle ruiten zijn gesloten.
Comfortopenen instellen in het Easy Con-
nect*-systeem
– Kies: toets > functietoets
SETUP > Ope-
nen en sluiten > Elektrische
ruitbediening om all
e ruit
en te kiezen
(Alle ), alleen die van de bestuurder ( Be-
stuurder ) of geen (Gedeactiveerd ). ATTENTIE
● Sluit de ruit en nooit
achteloos of ongecon-
troleerd. Gevaar voor verwondingen!
● Om veiligheidsredenen mogen de ruiten al-
leen op een afs
tand van ca. 2 meter van de
wagen met de sleutel met radiografische af-
standsbediening worden geopend en geslo-
ten. Tijdens het sluiten altijd naar het om-
hoogschuiven van de ruiten kijken, opdat nie-
mand klem komt te zitten. Als de vergrende-
lingsknop wordt losgelaten, wordt het sluiten
direct afgebroken. Sluit- en openingsautomaat*
Dankzij de sluit-/openingsautomaat hoeft u
de knop niet t
e b
lijven indrukken.
Knoppen ››› afb. 145 1 ,
2 ,
3 en
4 heb-
ben twee s t
anden voor het openen en twee
voor het sluiten van de ruiten. Daardoor is
het eenvoudiger het openen en sluiten ge-
controleerd uit te voeren.
Sluitautomaat
– Trek de knop voor de ruitbediening kort tot
in de tweede s t
and naar boven. De ruit sluit
volledig.
Openingsautomaat – Druk de knop voor de ruitbediening kort tot
in de tweede st
and naar beneden. De ruit
gaat helemaal open.
Weer activeren van de sluit- en openingsau-
tomaat – Als de kabels van de accu zijn los- en vast-
gemaakt, i
s de sluit- en openingsautomaat
buiten werking. Als volgt weer activeren:
– Ruit door het permanent omhoogtrekken
van de ruitbedienin
gsschakelaar tot de
aanslag omhoogschuiven.
– Schakelaar loslaten en opnieuw een secon-
de omhoogtrekk
en. De automaat is nu
weer geactiveerd.
146
Page 238 of 332

Bedienen
● bij s
l
echte weersomstandigheden;
● bij speciale constructies aan de zijkant,
zoal
s bijv. hoge of niet in lijn staande van-
grails.
Uitparkeerhulp (RCTA) Afb. 205
Schematische voorstelling van de
uitp ark
eerhu
lp: bewaakt gebied rond de wa-
gen die een parkeerplaats verlaat. De uitparkeerhulp bewaakt met behulp van
de r
a
d
arsensoren in de achterbumper ››› afb.
202 het verkeer in dwarsrichting achter de
wagen wanneer die achteruit uit een schuine
parkeerplaats rijdt of manoeuvreert, bijvoor-
beeld in onoverzichtelijke situaties. Wanneer het systeem een relevante wegge-
bruiker detect
eert die nadert aan de achter-
zijde van de wagen ››› afb. 205 , klinkt een ge-
luidssignaal.
Indien de wagen is uitgerust met het parkeer-
hulpsysteem, wordt naast het geluidssignaal de bestuurder ook op de hoogte gebracht via
een visuele aanwijzing op het scherm van de
radio. Deze aanwijzing wordt in de vorm van
een rode band getoond aan de achterzijde
van de afbeelding van de wagen op het
scherm van de radio. De band geeft de kant
van de wagen aan waar het verkeer in dwars-
richting nadert. 1)
Automatisch bedienen van de remmen om
schade te verminderen
Indien de uitparkeerhulp een weggebruiker
detecteert die nadert aan de achterzijde van
de wagen zonder dat de bestuurder het rem-
pedaal intrapt, bedient het systeem automa-
tisch de remmen.
Het uitparkeersysteem helpt de bestuurder
met remmen, zodat de omvang van de scha-
de beperkt blijft. De remmen worden automa-
tisch bediend indien men achteruit rijdt met
een snelheid van ca. 1-12 km/u (1-7 mpu).
Zodra het systeem detecteert dat de wagen stilstaat, wordt hij onbeweeglijk gehouden
gedurende c
a. 2 seconden.
Na het automatisch bedienen van de remmen
om de schade te verminderen, moeten onge-
veer 10 seconden voorbijgaan voordat het
systeem opnieuw kan ingrijpen in het rem-
systeem.
Het automatisch bedienen van de remmen
kan worden onderbroken door het gas- of
rempedaal krachtig in te trappen, waardoor
de bestuurder opnieuw de controle over de
wagen krijgt. ATTENTIE
De intelligente technologie in de uitparkeer-
hulp k an de limiet
en opgelegd door de na-
tuurkundige wetten niet overwinnen en werkt
enkel binnen de eigen grenzen van het sys-
teem. De functie van het inparkeersysteem
mag geen aanleiding zijn voor het nemen van
risico's. Ondanks het systeem moet de be-
stuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
● Gebruik het systeem nooit wanneer het
zicht
beperkt is of in complexe verkeerssitua-
ties, bijv. op erg drukke wegen of om ver-
scheidene rijstroken over te steken.
● Houd altijd de omgeving van de wagen in
het oog, aang
ezien het systeem bijv. fietsen
of voetgangers niet in alle situaties perfect
opmerkt. 1)
Dit wordt enkel getoond indien de wagen uitgerust
is met
het parkeersysteem.
236
Page 243 of 332

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● Onder s l
ec
hte klimatologische omstandig-
heden.
● Bij een sportieve rijstijl.
● Als de bestuurder in ernstige mate wordt
afgel
eid.
De detectie van vermoeidheid wordt gereset
zodra de wagen langer dan 15 minuten heeft
stilgestaan, het contact wordt uitgeschakeld
of de bestuurder de veiligheidsgordel heeft
ontgrendeld en het portier heeft geopend.
Als gedurende langere tijd langzaam wordt
gereden (trager dan 65 km/u (40 mph)), re-
set het systeem de vermoeidheidsbereke-
ning automatisch. Zodra weer sneller wordt
gereden, wordt de rijstijl opnieuw berekend.
Inparkeersysteem (Park As-
sis
t)*
Inleiding tot thema Het inparkeersysteem is een bijkomende
f
u
nctie
van ParkPilot ›››
pag. 249 en helpt de
bestuurder om:
● een geschikte plek te vinden om te parke-
ren
● een park
eermodus te selecteren
● recht en schuin achteruit te parkeren in een
ges
chikte plek ●
recht
vooruit te parkeren in een geschikte
plek
● vooruit een rechte parkeerplaats te verlaten
In auto's met
inparkeersysteem en in de fa-
briek ingebouwde radio worden het gebied
vooraan, achteraan en aan de zijkanten, als-
ook de positie van de obstakels ten opzichte
van de auto getoond.
Het inparkeersysteem heeft een aantal be-
perkingen die eigen zijn aan het systeem en
het gebruik ervan vereist bijzondere aan-
dacht door de bestuurder ››› .
ATTENTIE
De technologie van het inparkeersysteem
heeft een aant
al beperkingen die eigen zijn
aan het systeem zelf en aan het gebruik van
ultrasoonsensoren. Het gebruik van het in-
parkeersysteem mag nooit aanleiding zijn tot
het nemen van grotere risico's. Ondanks het
systeem moet de bestuurder te allen tijde op-
merkzaam blijven.
● Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan erns
tig letsel tot gevolg hebben.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer.
● Het oppervlak van bepaalde voorwerpen en
kledin
gstukken kan de signalen van de ultra-
soonsensoren niet weerkaatsen. Het systeem
kan deze voorwerpen en personen met de ge-
noemde kleding niet of niet goed detecteren. ●
Externe g eluid
sbronnen kunnen de signa-
len van de ultrasoonsensoren beïnvloeden. In
bepaalde omstandigheden kan dit ertoe lei-
den dat de aanwezigheid van personen of
voorwerpen niet vastgesteld wordt.
● De ultrasoonsensoren hebben dode hoeken
waarin personen en o
bjecten niet kunnen
worden waargenomen.
● Houd altijd de omgeving van de auto in het
oog, aangez
ien de ultrasoonsensoren kleine
kinderen, dieren en bepaalde voorwerpen
niet in alle situaties perfect opmerken. ATTENTIE
Het snel draaien van het stuur bij het in- of
uitpark er
en met het inparkeersysteem kan
ernstige letsels tot gevolg hebben.
● Neem het stuur niet vast tijdens manoeu-
vres
voor het in- en uitparkeren, zolang het
systeem dit niet vraagt. Doet u dit wel, dan
wordt het systeem buiten werking gesteld tij-
dens het manoeuvre en wordt het parkeerpro-
ces geannuleerd. VOORZICHTIG
● In bepaa l
de omstandigheden detecteren de
ultrasoonsensoren geen obstakels zoals bijv.
aanhangerdissels, stangen, vangrails, palen,
dunne bomen of een achterklep die openstaat
of wordt geopend; dergelijke obstakels kun-
nen de auto beschadigen. » 241
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 256 of 332

Bedienen
Met behulp van de segmenten voor de wa-
g en k
an de af
stand tot het obstakel worden
geschat.
De optische weergave van de segmenten
werkt op de volgende wijze:
worden weergegeven in-
dien het obstakel zich niet binnen het
traject van de wagen bevindt of indien in
tegengestelde richting ervan wordt gere-
den en het zich op meer dan 30 cm af-
stand van de wagen bevindt.
worden getoond indien de
obstakels zich binnen het traject van de
wagen bevinden op meer dan 30 cm af-
stand ervan.
worden getoond indien de
obstakels zich op minder dan 30 cm af-
stand bevinden.
Met de radio's SEAT Media System Plus/Navi
System geeft een geel spoor bovendien het
verwachte traject van de wagen aan volgens
de draaihoek van het stuur.
Wanneer het obstakel zich in de rijrichting
van de wagen bevindt, is steeds het overeen-
komstige waarschuwingssignaal te horen.
Zodra de wagen een obstakel nadert, worden
de segmenten dichter bij de wagen weerge-
geven. Ten laatste bij het aanduiden van het
voorlaatste segment, betekent dit dat de
botszone bereikt is. In de botszone worden
obstakels in rood weergegeven, evenals ob- Witte segmenten:
Gele segmenten:
Rode segmenten: stakels buiten de af te leggen weg. Niet door-
rijden (of acht
eruitrijden) ››› in Algemeen
op p ag. 249
, ›
›› in Algemeen op pag. 250 !
De aanwijzingen en akoestische sig-
n a
l
en aanpassen De indicaties en de akoestische signalen
ku
nnen w
orden ingesteld in het Easy Con-
nect*-systeem.
Automatische activering
on – activeer de optie Automatische
activering ››› pag. 253.
off – deactiveer de optie Automati-
sche activering ›››
pag. 253
Volume voor*
Het volume voorin en aan de zijkant.
Instellingen/scherpte van de klank voorin*
Toonregeling (frequentie) voor het voorste
gedeelte.
Volume achter*
Volume achterin.
Instellingen/scherpte van de klank achterin*
Toonregeling (frequentie) voor het achterste
gedeelte. Volume verlagen
Al
s
de parkeerhulp is ingeschakeld, wordt
het volume van actieve audio/video-bron ver-
laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschilt
per gekozen optie.
Foutmeldingen Indien met geactiveerde parkeerhulp of bij
het in
s
chakelen ervan op het instrumenten-
paneel een bericht verschijnt dat er een fout
is in de parkeerhulp, is er een storing in het
systeem.
Als deze storing niet is verdwenen voordat
het contact wordt uitgeschakeld, wordt ze
niet akoestisch aangegeven de volgende
keer dat de parkeerhulp wordt geactiveerd bij
het schakelen van de achteruitversnelling.
Parkeerhulp plus*
Als er een storing is in de parkeerhulp, ver-
schijnt er een overeenkomstig bericht op het
instrumentenpaneel en gaat de led van de
toets knipperen.
Als een sensor defect is, verschijnt op het
display van het Easy Connect-systeem het
symbool voor/achter de wagen. In geval
van een defect aan een sensor achter, wor-
den uitsluitend obstakels getoond in de zone A
› ›
›
afb. 215. In geval van een defect aan
254