sensor Seat Arona 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Arona, Model: Seat Arona 2018Pages: 332, PDF Size: 6.85 MB
Page 194 of 332

Bedienen
●
Bij wijzigingen aan het onderstel of aan het
remsysteem kan de werking van het ABS ern-
stig worden belemmerd. ATTENTIE
● Voordat u de motorkap opent, dient u reke-
ning te houden met de aanwijzingen ››› pag.
285, Werkzaamheden in de motorruimte.
● Als het remcontrolelampje en het ABS-
controlelampje gelijktijdig branden, on-
mid del
lijk de wagen stoppen en het remvloei-
stofpeil controleren ››› pag. 292, Remvloei-
stof. Als het remvloeistofpeil tot onder de
"MIN"-mark
ering is gedaald, niet verder rij-
den - gevaar voor ongevallen! Roep de hulp in
van een vakman.
● Als het remvloeistofpeil in orde is, kan de
storing in het remsysteem veroorzaakt zijn
door een storing in de werking van het ABS.
Hierdoor kunnen de achterwielen relatief snel
blokkeren als er wordt geremd. Dit kan onder
omstandigheden ertoe leiden dat de achter-
kant van de wagen uitbreekt - slipgevaar! De
wagen stoppen en de hulp van een garage in-
roepen. Elektronisch beheer van het aandrijf-
koppel (XDS)*
Bij het nemen van een bocht maakt het diffe-
rentieelmechanisme van de aandrijfas het
mogelijk dat het buitenwiel sneller draait dan
het binnenwiel. Op deze wijze ontvangt het wiel dat sneller draait (buitenwiel) minder
aandrijfkoppel dan het binnenwiel. Dit kan
veroorzaken dat in bepaalde omstandighe-
den het koppel afgeleverd aan het binnen-
wiel te hoog is en dit zou slippen veroorza-
ken. Het buitenwiel ontvangt daarentegen
minder aandrijfkoppel dan wat deze zou kun-
nen overbrengen. Dit effect veroorzaakt een
algemeen verlies van het wegvastheid aan
de zijkant in de vooras, die zich uit in onder-
stuur of "verlenging" van de baan.
Het XDS-systeem kan, via de sensoren en sig-
nalen van de ESC, dit effect waarnemen en
corrigeren.
De XDS remt via de ESC het binnenwiel, zodat
het effect van het teveel aan aandrijfkoppel
van dit wiel wordt opgeheven. Dit zal ertoe
leiden dat de door de bestuurder gekozen
lijn preciezer zal worden uitgevoerd.
Het XDS-systeem werkt in combinatie met de
ESC en blijft altijd actief, hoewel de aandrijfs-
lipregeling ASR uitgeschakeld zou zijn of de
ESC in Sport-modus staat.
Re m
vo
or meervoudige aanrijdingen De rem voor meervoudige aanrijdingen helpt
de bestuurder in geval van een ongeluk door
in te grijpen op de remming en zo het risico
op doorslippen tijdens het ongeluk en daar-
mee verdere aanrijdingen te voorkomen.De rem voor meervoudige aanrijdingen (mul-
ti-collision) grijpt in bij een frontale botsing,
zijdelingse botsing en botsing van achteren,
zodra de airbagregeleenheid constateert dat
activering noodzakelijk is, mits de aanrijding
bij een snelheid hoger dan 10 km/u (6 mpu)
gebeurt. De ESC remt de wagen automatisch
wanneer de ESC, de hydraulische reminstal-
latie en de elektrische installatie niet bescha-
digd zijn.
Tijdens het ongeluk zijn de volgende acties
bepalend voor automatische remming:
● Wanneer de bestuurder het gaspedaal in-
trapt, vindt geen automatische remming
plaats.
● Zodra de remdruk veroorzaakt door het
rempedaal hoger is dan de remdruk in het
systeem, zal de wagen handmatig remmen.
● Als zich een storing voordoet in de ESC is
de rem voor meervoudige aanrijdingen niet
beschikbaar.
Rembekrachtiger De rembekrachtiger versterkt de druk die u
met het rempedaal bewerkstelligt. Deze
werkt
alleen bij draaiende motor.
Werkt de rembekrachtiger niet, omdat bijv.
de wagen moet worden gesleept of omdat er
schade aan de rembekrachtiger is ontstaan,
192 *
Page 212 of 332

Bedienen
●
Trek
nooit de sleutel uit het contactslot zo-
lang de wagen in beweging is. Het stuurslot
zou het stuurwiel kunnen blokkeren en u bent
dan niet meer in staat de wagen te besturen.
● Om verwondingen te voorkomen, moet u al-
tijd ervoor
zorgen dat het start/stop-systeem
is uitgeschakeld zodra u in het motorcompar-
timent werkt ››› pag. 211. VOORZICHTIG
Het start/stop-systeem moet altijd uitgescha-
k el d
zijn als u met de wagen door water
waadt ››› pag. 211. Motor afzetten/starten
Wagens met versnellingsbak
– Voordat u de wagen tot stilstand brengt of
wanneer de w
ag
en stilstaat, zet u de ver-
snelling in de vrijstand en laat u het koppe-
lingspedaal los. De motor gaat uit. Op het
display in het instrumentenpaneel ver-
schijnt het controlelampje . De motor kan
uitschakelen voordat de wagen tot stil-
stand komt tijdens de vertragingsfase (bij 7
km/u).
– Zodra u het koppelingspedaal weer intrapt,
star
t de motor weer. Het controlelampje
gaat uit. Wagens met automatische versnellingsbak
– Rem de wagen af totdat deze stilstaat en
houd de voet
op het rempedaal. De motor
gaat uit. In het display verschijnt het con-
trolelampje . De motor kan uitschakelen
voordat de wagen tot stilstand komt tijdens
de vertragingsfase (bij 7 km/u of 2 km/u
afhankelijk van het type versnellingsbak
van de wagen).
– Zodra u het rempedaal weer intrapt, start
de motor weer
. Het controlelampje gaat uit.
Aanvullende informatie over de automati-
sche transmissie
De motor stopt als de keuzehendel in de
standen P, D, N en S staat, alsmede in de
handbediende stand. Als de keuzehendel in
de stand P staat, blijft de motor ook uit als u
uw voet van het rempedaal neemt. Om de
motor opnieuw te starten, moet u het gaspe-
daal intrappen of naar een andere rijstand
schakelen en de rem loslaten.
Als u de keuzehendel in de stand R zet tij-
dens stilstand, start de motor weer.
Wissel van D naar P om te voorkomen dat de
motor per ongeluk start als u bij schakelen R
passeert.
Bijkomende informatie over wagens met
Adaptive Cruise Control (ACC)
In wagens met ACC start de motor in bepaal-
de omstandigheden opnieuw indien de ra- darsensor detecteert dat de voorligger weer
begint t
e rijden. Let op
● In wag en
s met automatische versnellings-
bak kunt u zelf bepalen of de motor moet
worden afgezet of niet door minder of meer
kracht op het rempedaal uit te oefenen. Als u
het rempedaal slechts voorzichtig intrapt,
bijv. in een file waarin regelmatig wordt opge-
trokken en afgeremd, dan wordt de motor
niet afgezet bij stilstand van de wagen. Zodra
u het rempedaal flink intrapt, stopt de motor.
● Bij wagens met schakelbak moet u tijdens
stil
stand het rempedaal ingetrapt houden om
te voorkomen dat de wagen wegrolt.
● Als bij wagens met schakelbak de motor
"afsl
aat", kan die direct opnieuw worden ge-
start door het koppelingspedaal in te trap-
pen. Het volgende is van toepassing:
Het systeem kan de start/stop-stand om di-
v
er
se r
edenen onderbreken.
De motor stopt niet
Na stilstand controleert het systeem of aan
bepaalde voorwaarden is voldaan. De motor
stopt niet in onder andere de volgende geval-
len:
210
Page 221 of 332

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
●
In moeilijk e rij
situaties kan de Front Assist
uitzonderlijk waarschuwen en ingrijpen op de
remmen zonder dat dit nodig is, zoals bij-
voorbeeld in het geval van vluchtheuvels.
● Als de werking van de Front Assist ver-
stoor
d is, bijvoorbeeld door vuil of de ontre-
geling van de radarsensor, kan het systeem
onnodige waarschuwingen zenden en ontoe-
passelijk ingrijpen op de remmen.
● Front Assist reageert niet bij dieren, noch
bij krui
sende wagens of bij een tegemoetko-
mende wagen op dezelfde rijstrook.
● Front Assist reageert ook niet bij voetgan-
gers
die dezelfde richting uitgaan of uit te-
gengestelde richting naderen op dezelfde
rijstrook.
● U moet als bestuurder altijd paraat zijn om
de contro
le van de wagen over te nemen. Let op
● Bij ing e
schakelde Front Assist, kunnen de
aanwijzingen van het display van het instru-
mentenpaneel van andere functies verborgen
zijn, bijvoorbeeld een binnenkomende op-
roep.
● Wanneer de Front Assist remt, is het rempe-
daal
"zwaarder".
● Automatische ingrepen op de remmen van
de Front As
sist kunnen worden onderbroken
door het koppelingspedaal of het gaspedaal
in te trappen, of door te draaien aan het
stuurwiel. ●
Front As
sist kan de auto doen vertragen tot
zelfs volledige stilstand. Het remsysteem
doet de wagen echter niet permanent stil-
staan. Trap het rempedaal in!
● Als de Front Assist niet werkt zoals be-
schr
even in dit hoofdstuk (bv. indien het sys-
teem verschillende keren onnodig ingrijpt),
schakel het dan uit. Laat het systeem door
een gespecialiseerde werkplaats controleren.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen. Radarsensor
Afb. 190
Op de voorbumper: radarsensor. Op de voorbumper is een radarsensor inge-
bou
wd om de
v
erkeerssituatie te herkennen
››› afb. 190 1 .
Het
z
icht van de radarsensor kan belemmerd
worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of nevel. In dit geval werkt Front Assist niet. De
informatiet
ekst op het display in het instru-
mentenpaneel luidt: Front Assist: Sen-
sor zonder zicht! Indien nodig de ra-
darsensor reinigen ››› .
W anneer de r
a
darsensor opnieuw correct
werkt, is de Front Assist automatisch op-
nieuw beschikbaar. De foutmelding verdwijnt
van het display van het instrumentenpaneel.
De werking van de Front Assist kan beïnvloed
worden in geval van sterke weerkaatsing van
het signaal van de radar. Dit kan bijvoorbeeld
het geval zijn in een gesloten parkeerruimte
of wegens metalen voorwerpen (bv. rails op
de rijbaan of platen gebruikt bij werkzaamhe-
den).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de Front Assist beïnvloeden.
Bij een verkeerde reparatie van de voorkant
van de auto of structurele wijzigingen, bij-
voorbeeld indien de ophanging wordt ver-
laagd, kan de werking van Front Assist wor-
den beïnvloed. Om die reden beveelt SEAT
aan om naar een SEAT-dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
bes c
hadigd is, schakel dan de Front Assist
uit. Op die wijze worden mogelijk gevaarlijke
situaties door een verkeerde werking van het » 219
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 222 of 332

Bedienen
systeem vermeden. Laat hem in dat geval af-
st
el
len.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijv
oorbeeld bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan.
● Een kentekenplaat of kentekenplaathouder
aan de voor
zijde met afmetingen die groter
zijn dan de opening voor de kentekenplaat, of
een slecht geplaatste kentekenplaat kan lei-
den tot een gebrekkige werking van de radar.
● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met
een ontdooispray zonder oplos-
middelen. Bediening van het noodremhulpsys-
t
eem (Fr
ont
Assist) Afb. 191
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: indic
atie van Front Assist uitge-
schakeld. Front Assist is altijd actief bij het inschakelen
v
an het
c
ontact.
Wanneer de Front Assist uitgeschakeld is,
zijn ook de functie van voorwaarschuwing
(voorafgaande waarschuwing) en de waar-
schuwing van de afstand uitgeschakeld.
SEAT raadt aan de Front Assist altijd geacti-
veerd te laten. Uitzonderingen ››› pag. 221,
Front Assist tijdelijk uitschakelen in de vol-
gende situaties. Front Assist in- en uitschakelen
Met in
geschakeld contact kan de Front Assist
als volgt worden in- en uitgeschakeld:
● Selecteer de juiste optie in het menu via de
toets
van de hulpsystemen voor de bestuur-
der ›››
pag. 37.
● OF: activeer of deactiveer het systeem in
het E
asy Connect-systeem met de toets en de functieknoppen
S
ETUP en
B e
s
tuurdershulpsysteem
› ››
p
ag. 34.
W
anneer Front Assist uitgeschakeld is, zal
het instrumentenpaneel hierover informeren
met de volgende indicator ››› afb. 191.
De voorwaarschuwing in- of uitschakelen
De voorwaarschuwing (voorafgaande waar-
schuwing) kan worden in- of uitgeschakeld in
het Easy Connect-systeem met de toets en de functieknoppen
S
ETUP en
B e
s
tuurdershulpsysteem
› ›
›
pag. 34.
Het systeem behoudt de uitgevoerde instel-
ling de volgende keer dat het contact inge-
schakeld wordt.
SEAT raadt aan de voorwaarschuwing altijd
ingeschakeld te houden.
Naargelang het infotainmentsysteem gemon-
teerd in de wagen kan de voorwaarschu-
wingsfunctie als volgt worden aangepast:
● Vroegtijdig
● Middel
220
Page 223 of 332

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● Laat
● Uit
S EA
T bev
eelt aan te rijden met de functie in
stand "Middel".
In- of uitschakelen van de waarschuwing van
de afstand
Als de veiligheidsafstand tot de voorligger
niet wordt gerespecteerd, wordt op het dis-
play van het instrumentenpaneel een waar-
schuwing hieromtrent weergegeven . In
dat geval de veiligheidsafstand verhogen.
De waarschuwing van de afstand kan worden
in- of uitgeschakeld in het Easy Connect-sys-
teem met de toets en de functieknoppen
S ETUP en
B
e
s
tuurdershulpsysteem
› ›
›
pag.
34.
Het systeem behoudt de uitgevoerde instel-
ling de volgende keer dat het contact inge-
schakeld wordt.
SEAT raadt aan de waarschuwing van de af-
stand altijd ingeschakeld te houden.
Front Assist tijdelijk uitschakelen in
de vo
lgende situaties In onderstaande omstandigheden wordt het
aanbev
o
l
en Front Assist uit te schakelen van-
wege beperkingen van dit systeem: ●
Wanneer de wag
en weggesleept wordt.
● Wanneer de wagen op een rolllenbak staat.
● Wanneer de radarsensor defect is.
● Wanneer de radarsensor een schok krijgt,
bijv
oorbeeld bij een botsing aan de achter-
kant.
● Wanneer hij verschillende keren onnodig
ingrijpt.
● A
ls de radarsensor tijdelijk afgedekt wordt
met een acc
essoire, zoals bijvoorbeeld een
bijkomende koplamp e.d.
● Wanneer de wagen in een vrachtwagen,
een veerpont
of een trein zal worden gela-
den.
Beperkingen van het systeem Front Assist heeft bepaalde fysieke beperkin-
g
en eig
en aan het
systeem. Zo kunnen bij-
voorbeeld sommige reacties van het systeem
onder bepaalde omstandigheden ongeschikt
zijn vanuit het standpunt van de bestuurder.
Daarom moet de bestuurder altijd aandach-
tig zijn om in te grijpen waar nodig.
Onderstaande omstandigheden kunnen ver-
oorzaken dat Front Assist niet of te laat zou
reageren:
● Tijdens de eerste momenten van het rijden
na in s
chakeling van het contact, door de ini-
tiële zelfkalibratie van het systeem. ●
Bij het nemen v
an scherpe bochten of com-
plexe trajecten.
● Als het gaspedaal helemaal ingetrapt
wordt
.
● Als de Front Assist uitgeschakeld of defect
is.
● Wanneer het
ASR uitgeschakeld is of het
ESC in de modu
s Sport handmatig ››› pag.
189 geactiveerd is.
● Als de ESC regelt.
● Verschillende lichten van de wagen of van
de elektris
ch vastgekoppelde aanhanger zijn
defect.
● Als de radarsensor vuil of bedekt is.
● Als er zich metalen voorwerpen bevinden
zoal
s bijv. rails op de rijbaan of platen ge-
bruikt bij werkzaamheden.
● Als de wagen achteruit rijdt.
● Als de wagen krachtig versneld wordt.
● Bij sneeuw of hevige regenval.
● Bij smalle voertuigen zoals bijvoorbeeld
motorfietsen.
● Bij
voertuigen die uit de lijn rijden.
● Bij voertuigen die elkaar kruisen.
● Bij voertuigen die naderbij komen in tegen-
ges
telde richting.
● De speciale lading en accessoires van an-
dere v
oertuigen die aan de zijkant, achterzij-
de of bovenzijde uitsteken.
221
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 225 of 332

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
bij dieren of voertuigen die kruisen of in te-
gen
g
estelde richting over dezelfde rijstrook
komen.
● Indien de ACC de snelheid niet voldoende
vermindert, r
em dan de wagen onmiddellijk
met het rempedaal.
● Bij het rijden met noodreservewiel wordt de
ACC
-functie mogelijk automatisch uitgescha-
keld tijdens de rit. Schakel het systeem uit
wanneer u begint te rijden.
● Indien de wagen zich onbedoeld blijft ver-
plaat
sen na de oproep tot ingreep door de be-
stuurder, rem dan de wagen met het rempe-
daal.
● Indien op het display van het instrumenten-
paneel e
en oproep tot ingreep van de be-
stuurder weergegeven wordt, regel dan zelf
de afstand.
● De bestuurder moet klaar zijn om zelf op
elk ogenb
lik te versnellen of te remmen. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
defect i
s, schakel dan de ACC uit. Zo vermijdt
u mogelijke schade. Laat hem in dat geval af-
stellen.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan. Let op
● Als
de ACC niet werkt zoals beschreven in
dit hoofdstuk, gebruik het dan niet en ga
naar een gespecialiseerde werkplaats. Om
die reden beveelt SEAT aan om naar een
SEAT-dealer te gaan.
● De maximumsnelheid met ingeschakelde
ACC
bedraagt 210 km/u (150 mph).
● Wanneer de ACC ingeschakeld is, kunnen
vreemde geluiden hoorb
aar zijn tijdens het
automatisch remmen, veroorzaakt door het
remsysteem. Aanwijzingen op het scherm, waar-
s
c
hu
wings- en controlelampjes Afb. 194
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: (A) A
CC niet actief (standby). (B)
ACC actief. Statusweergave op het display
W
eer
g
ave op het display ››› afb. 194:
Voorligger gedetecteerd. De ACC is niet
actief en regelt de snelheid niet.
Afstand tot de voorligger. De ACC is niet
actief en regelt de afstand niet. »
1 2
223
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 226 of 332

Bedienen
Voorligger gedetecteerd. De ACC is actief
en r e
g
elt de snelheid.
Afstandsniveau 2 ingesteld door de be-
stuurder.
De ACC is actief en regelt de afstand af-
hankelijk van de snelheid.
Symbolen in het display van het instrumen-
tenpaneel en controlelampjes.
››› in Waarschuwingssymbolen op
p ag. 124
.
De snelheidsafname door de ACC om
de afstand tot de voorligger te behou-
den is onvoldoende.
Rem! trap het rempedaal in! Oproep tot ingreep door be-
stuurder.
ACC is momenteel niet beschikbaar.
a)
Met stilstaande wagen de motor uitschakelen en op-
nieuw inschakelen. Een visuele controle van de radar-
sensor uitvoeren
››› afb. 195 (op vuil, ijs of schok). Is hij
nog altijd onbeschikbaar, vraag dan in een gespeciali-
seerde werkplaats om het systeem na te kijken.
a) Het symbool heeft een kleur op het instrumentenpaneel met
kleurendisplay.
ACC is actief.
Er wordt geen voorligger gedetecteerd. De geprogram-
meerde afstand blijft constant.3
4
5
Heeft het symbool een witte kleur:
ACC is actief.
Er is een voorligger herkend. ACC regelt de snelheid en
de afstand tot de voorligger.
Heeft het symbool een grijze kleur:
De ACC is niet actief (standby)
Het systeem is ingeschakeld maar regelt niet.
Gaat groen branden.
ACC is actief.
Na het inschakelen van het contact gaan ter
c
ontr
o
le kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
ssymbolen op pag. 124 in acht nemen. Let op
Bij ingeschakelde ACC kunnen de aanwijzin-
gen v
an het display van het instrumentenpa-
neel verborgen zijn door aanwijzingen van
andere functies, bijvoorbeeld een binnenko-
mende oproep. Radarsensor
Afb. 195
Op de voorbumper: radarsensor. Op de voorbumper is een radarsensor inge-
bou
wd om de
v
erkeerssituatie te herkennen
››› afb. 195 1 .
Het
z
icht van de radarsensor kan belemmerd
worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of
nevel. In dit geval werkt de automatische af-
standsregeling (ACC) niet. De informatietekst
op het display in het instrumentenpaneel
luidt: ACC: Sensor zonder zicht! In-
dien nodig de radarsensor reinigen ››› .
W anneer de r
a
darsensor opnieuw correct
werkt, is de ACC automatisch opnieuw be-
schikbaar. Het bericht van het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC
wordt opnieuw geactiveerd.
224
Page 227 of 332

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
De werking van de ACC kan negatief beïn-
vloed w or
den in g
eval van sterke weerkaat-
sing van het signaal van de radar. Dit kan bij-
voorbeeld het geval zijn in een gesloten par-
keerruimte of wegens metalen voorwerpen
(bv. rails op de rijbaan of platen gebruikt bij
werkzaamheden).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de ACC aantasten.
Bij een verkeerde reparatie van de voorkant
van de auto of structurele wijzigingen, bij-
voorbeeld indien de ophanging wordt ver-
laagd, kan de werking van de ACC worden
beïnvloed. Om die reden beveelt SEAT aan
om naar een officiële SEAT-dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
bes c
hadigd is, schakel dan de ACC uit. Zo ver-
mijdt u mogelijke schade. Laat hem in dat ge-
val afstellen.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijv
oorbeeld bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan. ●
Ver w
ijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met een ontdooispray zonder oplos-
middelen. Bediening van Adaptive Cruise Control
AC
C
(automatische afstandsregeling) Afb. 196
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut
om
atische afstandsregeling te
bedienen. Afb. 197
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut om
atische afstandsregeling te
bedienen. Wanneer de automatische afstandsregeling
(A
C
C) in
geschakeld is, brandt op het instru-
mentenpaneel het groene controlelampje
en wordt op het display de geprogrammeer-
de snelheid en de toestand van de ACC
››› afb. 194 getoond.
Welke instellingen kunnen in de ACC worden
ingevoerd? ● Snelheid instellen ›››
pag. 226.
● Afstandsniveau instellen ›››
pag. 226.
● ACC inschakelen en activeren ›››
pag. 226.
● ACC uitschakelen en deactiveren ›››
pag.
226.
● Standaardafstandsniveau aan het begin
van de rit in
stellen ››› pag. 226.
● Rijprofiel instellen ›››
pag. 227. »
225
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 229 of 332

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
zijn ingesteld bij het inschakelen van de af-
s t
and
sregeling (ACC) met toets en de
f u
nctieknop
pen SETUP en
B e
s
tuurdershulpsysteem
› ››
p
ag. 34.
Rijpr
ofiel instellen
Bij wagens met SEAT Drive Profile kan het ge-
kozen rijprofiel het acceleratie- en remgedrag
van de ACC beïnvloeden ››› pag. 237.
Bij wagens zonder SEAT Drive Profile kan het
gedrag van de ACC worden beïnvloed door
het selecteren van een van de onderstaande
rijprofielen in het Easy Connect-systeem:
● Normal
● Sport
● Eco
● Comfort
In dit gev
al krijgt men toegang tot de instel-
lingen van de ACC middels de toets en de
f u
nctieknop
pen SETUP >
Onder s
t
euning van de bestuurder >
A
C
C ›››
pag. 34
.
Onder
staande voorwaarden kunnen tot ge-
volg hebben dat de ACC niet reageert:
● Ingetrapt gaspedaal.
● Geen versnelling ingeschakeld.
● Als de ESC regelt.
● De bestuurder heeft de veiligheidsgordel
niet om g
egespt. ●
Vers
chillende lichten van de wagen of van
de elektrisch vastgekoppelde aanhanger zijn
defect.
● Als de wagen achteruit rijdt.
● Men rijdt harder dan 210 km/u (150 mph).
Aanwijz
ingen voor de bestuurder
ACC niet beschikbaar
Het systeem kan de veilige herkenning van
wagens niet meer garanderen, daarom wordt
het uitgeschakeld. De sensor is ontregeld of
beschadigd. Rijd naar een gespecialiseerde
werkplaats om de storing te laten repareren. ACC en Front Assist: momen-
teel niet beschikbaar. Sensor
zonder zicht
Deze aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven als het zicht van de radarsen-
sor belemmerd is, bijv. door bladeren, snee-
uw, dichte mist of vuil. Sensor schoonmaken
››› afb. 195.
ACC: momenteel niet beschik-
baar. Helling te steil
De maximale helling van de rijbaan is over-
schreden, daarom kan de veilige werking van
de ACC niet worden gegarandeerd. De ACC
kan niet worden geactiveerd. ACC: enkel beschikbaar in D, S
of M
Stand van keuzehendel D/S of M selecteren. ACC: parkeerrem vastgezet
De AC
C wordt uitgeschakeld als de parkeer-
rem vastgezet wordt. De ACC is opnieuw be-
schikbaar na het loszetten van de parkeer-
rem.
ACC: momenteel niet beschik-
baar. Ingreep stabiliteitscon-
trole
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven wanneer de elektronische sta-
biliteitscontrole (ESC) ingrijpt. In dit geval
wordt de ACC automatisch uitgeschakeld. ACC: Grijp in!
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven indien, bij het vertrekken op
een lichte helling, de wagen zich naar achter-
en verplaatst ondanks dat de ACC ingescha-
keld is. Trap de rem in om te vermijden dat
de wagen zich zou verplaatsen / zou botsen
tegen een andere wagen. ACC: snelheidsgrens
De aanwijzing voor de bestuurder wordt
weergegeven in wagens met schakelbak als
de actuele snelheid te laag is voor de ACC-
modus.
De snelheid die u wenst op te slaan moet
minstens 30 km/u (18 mpu) bedragen. Bij
snelheden lager dan 20 km/u (12 mpu)
wordt het snelheidsregelsysteem uitgescha-
keld. »
227
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 231 of 332

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Automatische afstandsregeling (ACC)
onder bep aa
l
de omstandigheden tij-
delijk uitschakelen In onderstaande omstandigheden moet de
autom
ati
sche afstandsregeling (ACC) uitge-
schakeld worden wegens beperkingen van
het systeem ››› :
● Bij het wisselen van rijstrook, in scherpe
bocht en, op r
otondes, op invoeg- en uitvoeg-
stroken op de autobaan of bij wegwerkzaam-
heden om te vermijden dat onbedoeld ver-
sneld zou worden om de geprogrammeerde
snelheid te bereiken.
● Bij het rijden door een tunnel, aangezien
de werk in
g zou kunnen worden beïnvloed.
● Op wegen met verschillende rijstroken,
wanneer andere w
agens langzamer rijden op
de inhaalstrook. In dit geval zouden wagens
die langzamer rijden op de andere rijstroken
rechts voorbijgestoken worden.
● Bij hevige regenval, sneeuw of dichte nevel
is het
mogelijk dat de voorligger niet correct
herkend zou worden of, onder bepaalde om-
standigheden, helemaal niet herkend zou
worden. ATTENTIE
Als de ACC in de beschreven situaties niet uit-
ge s
chakeld wordt, kunnen ongevallen en ern-
stige letsels optreden. ●
Sch ak
el de ACC altijd uit in kritische situ-
aties. Let op
Als de ACC in de beschreven situaties niet uit-
g es
chakeld wordt, kunnen wettelijke overtre-
dingen begaan worden. Bijzondere rijsituaties
Afb. 199
(A) Wagen in een bocht. (B) Motorrij-
der die v
oor u rijdt, b
uiten de actieradius van
de radarsensor. Afb. 200
(C) Een wagen wisselt van rijstrook.
(D) W
ag
en die draait en een andere die stil-
staat. De automatische afstandsregeling (ACC)
heef
t
bep
aalde fysieke beperkingen die ei-
gen zijn aan het systeem. Sommige reacties
van de ACC kunnen onder bepaalde omstan-
digheden onverwacht lijken of slecht geti-
med uitgevoerd worden vanuit het standpunt
van de bestuurder. Daarom moet de bestuur-
der altijd aandachtig zijn om in te grijpen
waar nodig.
Volledige aandacht is bijvoorbeeld vereist in
onderstaande verkeerssituaties: »
229
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid