service Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2017Pages: 348, PDF Size: 5.98 MB
Page 145 of 348

Lichten en zicht
wanneer de wagen stopt. Deze worden auto-
m ati
sc
h uitgeschakeld wanneer de wagen
opnieuw gaat rijden. ATTENTIE
● Een op de we g s
tilgevallen wagen vormt
een groot gevaar. Gebruik altijd de alarmlich-
ten en een gevarendriehoek, om andere ver-
keersdeelnemers op uw stilstaande wagen
opmerkzaam te maken.
● Vanwege de hoge temperaturen van de ka-
talys
ator mag u de wagen nooit in de buurt
van licht ontvlambare materialen, zoals droog
gras of uitgelopen benzine, neerzetten –
brandgevaar! Let op
● De wag en
accu wordt (ook bij uitgeschakeld
contact) ontladen als de alarmlichten gedu-
rende langere tijd zijn ingeschakeld.
● Neem bij gebruik van de alarmlichten de
wettelijke bep
alingen in acht.Parkeerlicht
Wanneer het parkeerlicht ingeschakeld is
(r
ec
hter of
linker knipperlicht), gaan het
stadslicht voor en het achterlicht aan de des-
betreffende zijde van de wagen branden. Het
parkeerlicht kan uitsluitend worden inge-
schakeld als het contact uit staat en de knip- perlicht- en grootlichthendel in de midden-
stand st
aat na te zijn bediend.
Parkeerlicht aan beide zijden Als het contact uit en de lichtschakelaar in de
stand
staat, gaat bij het vergrendelen van
de wagen van buitenaf het parkeerlicht aan
beide zijden van de wagen branden. Hierbij
worden uitsluitend het stadslichten in beide
koplampen en de achterlichten gedeeltelijk
ontstoken.
Snelwegverlichting* Snelwegverlichting is beschikbaar voor wa-
g
en
s die
voorzien zijn van full-led koplam-
pen.
De in-/uitschakeling van de functie vindt
plaats via het overeenstemmende menu van
het Easy Connect-systeem.
● Activering: bij het ov
erschrijden van 110
km/u (68 mpu) gedurende meer dan 30 se-
conden wordt de bundel van het dimlicht iets
omhoog geplaatst voor een grote zichtbaar-
heid op de weg voor de bestuurder.
● Uitschakeling: bij het v
erlagen van de snel-
heid van de auto tot onder 100 km/u (62
mpu) wordt de lichtbundel onmiddellijk weer
teruggezet naar normale stand. In het buitenland rijden De lichtbundel van het dimlicht is asymme-
trisc
h: het
deel van de weg waarop wordt ge-
reden, wordt extra verlicht.
Indien een wagen die is geproduceerd voor
een land waarin rechts wordt gereden, naar
een land gaat waarin links wordt gereden (of
vice versa), moet normaliter een deel van het
glas van de koplamp worden afgeplakt met
zelfklevende maskers of de afstelling van de
koplampen worden aangepast om de overige
bestuurders niet te verblinden.
In dergelijke gevallen worden bepaalde ver-
lichtingswaarden voorgeschreven die moeten
worden ingehouden binnen het verlichtings-
veld. Dit wordt ook wel "reisverlichting" ge-
noemd.
De lichtverdeling die halogeen- en full-led ko-
plampen hebben maakt het mogelijk om te
voldoen aan de eisen gesteld aan "reisver-
lichting" zonder de noodzaak tot afplakken
of opnieuw afstellen. Let op
"Reisverlichting" is slechts voor een korte
periode toeg e
staan. Als iemand van plan is
om een grote afstand in een land waarin aan
tegenovergestelde zijde wordt gereden, af te
gaan leggen, dient deze naar een officiële
servicewerkplaats te gaan om de verlichting
te laten afstellen. 143
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 148 of 348

Bedienen
Let op
Het lampje dat boven de zonneklep zit, gaat
in bepaal de s
ituaties na een paar minuten au-
tomatisch uit. Dat voorkomt het ontladen van
de accu. Ruitenwisser voor en achter
Ruiten w
isserhendelLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 26 VOORZICHTIG
Als het contact wordt uitgeschakeld terwijl de
ruitenw i
ssers in werking zijn, maken deze de
slag af en keren terug in de ruststand. Wan-
neer het contact weer wordt ingeschakeld,
blijft de ruitenwisser werken in dezelfde wis-
stand. Bij vorst, sneeuw en andere obstakels
op de achterruit kunnen de ruitenwisser en
ruitenwissermotor worden beschadigd.
● Verwijder vóór het wegrijden sneeuw en ijs
van de ruitenw
isser.
● Maak een vastgevroren ruitenwisser voor-
zichtig los
van de ruit. SEAT beveelt daarvoor
een ontdooispray aan.
● Schakel de ruitenwisser niet in als de ruit
droog is. Bij het dr
oog wissen kunnen de rui-
tenwisserbladen beschadigd raken. ●
Voord at
u de ruitenwissers bij vorst voor de
eerste keer inschakelt, controleren of de rui-
tenwisserbladen niet zijn vastgevroren. Bij
koud weer kan het helpen de ruitenwissers in
de servicestand te zetten wanneer u de wa-
gen parkeert ›››
pag. 62. Let op
● De v oorruitw
isser en achterruitwisser wer-
ken alleen bij ingeschakeld contact en geslo-
ten motorkap respectievelijk achterklep.
● Het intervalwissen van de ruitenwissers is
afhankelijk
van de snelheid van de wagen.
Hoe hoger de snelheid is, des te vaker de rui-
tenwissers bewegen.
● De achterruitwisser gaat automatisch aan
wanneer de ruitenw
issers aan staan en de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Functies van de ruitenwissers
Reactie van de ruitenwissers op verschillende
situaties
Als de wagen stil-
staatDe geactiveerde stand gaat tijde-
lijk naar de voorgaande stand.
Tijdens de werking
van de wis/was-au-
tomaatDe airco schakelt 30 seconden in
de recirculatiefunctie in om te
voorkomen dat de ruitensproeier-
vloeistof in het interieur van de
wagen te ruiken is.
Reactie van de ruitenwissers op verschillende
situaties
Bij interval-wissenDe intervallen werken volgens de
snelheid. Hoe hoger de snelheid,
des te korter het interval. Verwarmbare ruitensproeiers
De v
er
warming ontdooit alleen de bevroren
sproeiers, niet het water in de slangen. De
verwarmbare ruitensproeiers stellen hun ver-
warmingsvermogen automatisch bij het in-
schakelen van het contact in, afhankelijk van
de omgevingstemperatuur.
Koplampwisser/-sproeiersysteem
Het koplampwisser/-sproeiersysteem dient
om de koplampen schoon te maken.
Na het inschakelen van het contact, en wan-
neer de ruitensproeiers voor het eerst en ie-
dere vijf keer worden ingeschakeld, worden
ook de koplampen schoongemaakt. Daarom
moet de ruitenwisserhendel naar het stuur
worden toegetrokken wanneer het dimlicht of
het grootlicht brandt. Het vuil dat zich moge-
lijk op de koplampen heeft vastgezet (zoals
insectenresten) moet regelmatig worden
schoongemaakt (bijv. bij het tanken).
Om de werking van het koplampsproeiersys-
teem in de winter te garanderen, moet de
sneeuw worden verwijderd die zich in de
146
Page 273 of 348

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen*
Trekhaak voor aanhangwa-
g en en aanh
ang
wagen*
Rijden met aanhangwagen Inleiding tot thema Houd rekening met de specifieke voorschrif-
ten v
an het
land in kwestie met betrekking
tot het rijden met aanhangwagen en het ge-
bruiken van een trekhaak.
De wagen werd in de eerste plaats ontwik-
keld voor het vervoer van personen, maar
kan ook worden gebruikt met aanhangwagen
als de geschikte technische uitrusting aan-
wezig is. Dit extra gewicht heeft invloed op
de levensduur, het brandstofverbruik en de
prestaties van de wagen, en onder bepaalde
omstandigheden kunnen de service-interval-
len korter op elkaar volgen.
Het rijden met aanhangwagen betekent een
extra inspanning voor de wagen en vereist
meer concentratie van de bestuurder.
In de winter moeten winterbanden geplaatst
worden aan de wagen en ook aan de aan-
hangwagen.
Maximaal toegestane disselkogeldruk
De maximaal toegestane disselkogeldruk van
de trekhaak is 85 kg. Wagens met start-stopsysteem
Als
de w
agen beschikt over af fabriek of na-
derhand door SEAT gemonteerde trekhaak,
werkt het start-stopsysteem zoals gebruike-
lijk. Er moeten geen bijzondere factoren in
acht worden genomen.
Als het systeem de aanhangwagen niet her-
kent of de trekhaak niet naderhand is inge-
bouwd door SEAT, moet het start-stopsys-
teem worden uitgeschakeld door te drukken
op de overeenkomstige toets aan de onder-
zijde van de middenconsole; dit moet gebeu-
ren voordat u begint te rijden met de aan-
hangwagen, het systeem moet ook geduren-
de de hele rit uitgeschakeld blijven ››› .
W ag
ens
met rijprofielkeuze
Als u gaat rijden met aangekoppelde aan-
hangwagen, wordt het gebruik van het rijpro-
fiel Eco niet aanbevolen. Selecteer bij voor-
keur een van de andere beschikbare rijprofie-
len voordat u begint te rijden met een aan-
hangwagen. ATTENTIE
Gebruik de aanhangwagen nooit om perso-
nen te v er
voeren, dit kan hun leven in gevaar
brengen en is bovendien mogelijk verboden. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de trekhaak kan licha-
melijk let sel
en ongevallen tot gevolg heb-
ben.
● Gebruik de trekhaak enkel indien hij in per-
fecte st
aat en correct bevestigd is.
● Wijzig of repareer de trekhaak in geen ge-
val.
● Om het
risico op letsels door aanrijdingen
van achter
en te beperken en te vermijden dat
voetgangers of fietsers gewond raken wan-
neer u parkeert, moet u de kogelkop altijd
wegklappen of uitbouwen wanneer u geen
aanhangwagen gebruikt.
● Monteer nooit een trekhaak "met verdeling
van het gew
icht" of "compensatie van de la-
ding". De wagen is niet geschikt voor dit type
trekhaken. De trekhaak kan falen en de aan-
hangwagen kan loskomen van de wagen. ATTENTIE
Het rijden met aanhangwagen en het trans-
porter en
van zware of grote voorwerpen heeft
invloed op de rijeigenschappen, waardoor on-
gevallen kunnen ontstaan.
● De last altijd bevestigen met geschikte rie-
men of banden die in een goede s
taat verke-
ren.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het w
eer, het wegdek en het verkeer.
● Aanhangwagens met hoog zwaartepunt
hebben meer kans
om te kantelen. » 271
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 299 of 348

Controleren en bijvullen
brandstofsysteem wordt beschadigd, indien
op deze brand
s
tof wordt gereden.
● Brandstoftoevoegingen, zogenaamde
"vloeistof
verbeteraars", benzine of dergelij-
ke middelen mogen niet aan de dieselolie
worden toegevoegd.
● Bij slechte kwaliteit van de diesel kan het
noodzakelijk
zijn om uit het brandstoffilter
ook tussen de in het Serviceplan vermelde in-
tervallen water af te tappen. Geadviseerd
wordt om dit in een gespecialiseerde werk-
plaats te laten uitvoeren. Een ophoping van
water in het filter kan tot motorstoringen lei-
den. Uitlaatgasreinigingssysteem
v
oor w
agen
s met dieselmotor
(AdBlue ®
)
Inleiding tot thema Om de uitstoot van verontreinigende stoffen
t
e beperk
en, ku
nnen in dieselmotoren SCR-
katalysatoren gebruikt worden (SCR = Selec-
tive Catalytic Reduction of Selectieve Katalyti-
sche Reductie). Met behulp van de speciale
ureumoplossing AdBlue ®
zet de SCR-kataly-
sator stikstofoxide om in stikstof en water.
De AdBlue ®
wordt in een afzonderlijke tank
van de wagen opgeslagen ››› pag. 298. ATTENTIE
Als het AdBlue ®
-peil t e l
aag is en het contact
wordt uitgeschakeld, kan de motor niet meer
gestart worden. Ook niet met de starthulp!
● Vul voldoende AdBlue ®
bij wanneer de auto
nog c
a. 1000 km kan rijden, of vroeger.
● Rijd de tank van AdBlue ®
nooit helemaa
l
leeg. ATTENTIE
AdBlue ®
is een irriterende en corrosieve
vloeis t
of die verwondingen kan veroorzaken
als ze in contact komt met de huid, ogen of
luchtwegen.
● Voordat u verpakkingen van AdBlue ®
ge-
bruikt, dient u altijd de g
ebruiksaanwijzing in
acht te nemen. Als de gebruiksaanwijzing
juist gevolgd wordt, is het niet waarschijnlijk
dat de gebruiker in contact komt met de Ad-
Blue ®
.
● Komt de AdBlue ®
in contact met
de ogen,
spoel ze dan onmiddellijk met overvloedig
water gedurende minstens 15 minuten en
raadpleeg een arts.
● Komt de AdBlue ®
in contact met
de huid,
spoel het betreffende gebied dan onmiddel-
lijk met overvloedig water gedurende min-
stens 15 minuten en raadpleeg een arts in ge-
val van irritatie van de huid.
● Indien u AdBlue ®
inneemt, spoel dan on-
mid
dellijk uw mond met overvloedig water
gedurende minstens 15 minuten. Het braken niet opwekken zolang een arts het niet aan-
beveelt. R
aa
dpleeg onmiddellijk een arts. VOORZICHTIG
AdBlue ®
tast de laklagen van de wagen,
ku n
ststof, kleren, tapijten enz. aan. Indien u
het product morst, reinig het dan zo snel mo-
gelijk met een vochtige doek en overvloedig
koud water.
● Verwijder gekristalliseerde AdBlue ®
met
warm water en een s
pons. Waarschuwings- en controlelampjes
Gaat rood branden
De motor kan niet
gestart worden!
Het AdBlue-niveau
is te laag.Parkeer de wagen op een geschik-
te en effen plaats, met naleving
van de veiligheidsmaatregelen, en
vul de minimaal vereiste hoeveel-
heid AdBlue
®
››› pag. 298 bij.
Gaat geel branden
Het AdBlue
®
-ni-
veau is laag.
Vul AdBlue ®
bij binnen het aange-
geven aantal kilometer ››› pag.
298. SEAT raadt aan om daarvoor
een gespecialiseerde werkplaats
te raadplegen.
» 297
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 304 of 348

Aanwijzingen
– Mot ork
ap in de v
ergrendeling laten vallen.
Niet nadrukken ››› .
ATTENTIE
● Om vei ligheid
sredenen moet de motorkap
tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn.
Controleer daarom altijd of de kap goed in het
slot is gevallen, nadat u de motorkap hebt
gesloten. Dat is het geval als de motorkap
nergens boven de aangrenzende carrosserie-
delen uitsteekt.
● Als u tijdens het rijden merkt dat de ver-
grendeling niet
vastzit, direct stoppen en de
motorkap sluiten. Anders bestaat er gevaar
voor ongelukken. Motorolie
A l
g emene aan
wijzingenDe motor wordt af fabriek voorzien van een
s
pec
ial
e multigrade-olie geschikt voor elk
jaargetijde.
Omdat het gebruik van een hoogwaardige
olie een voorwaarde is voor het correct functi-
oneren en de duurzaamheid van de motor,
dient uitsluitend olie volgens de VW-normen
gebruikt te worden als u olie bijvult of ver-
verst.
De specificaties die op de volgende bladzijde
staan (VW-normen) moeten op de verpakking vermeld staan; indien op de verpakking van
de olie zo
wel de normen voor zowel benzine-
als voor dieselmotoren vermeld staan, mag
de olie zonder onderscheid voor beide soor-
ten motoren gebruikt worden.
Geadviseerd wordt het verversen van de olie
uit te laten voeren door een Technische
Dienst of een gespecialiseerde werkplaats,
volgens het Onderhoudsprogramma.
De voor de motor in uw wagen geldende olie-
specificaties staan in ›››
pag. 51, Eigen-
schappen van de olie .
Onderhoudsintervallen
De onderhoudsintervallen kunnen flexibel
(service-interval met lange duur) of vast (af-
hankelijk van de tijd of het gereden aantal ki-
lometers).
Als op de binnenkant van de omslag van het
Onderhoudsprogramma de aanduiding PR
QI6 voorkomt, betekent dit dat voor de wa-
gen een service-interval met lange duur van
toepassing is, terwijl de aanduidingen QI1,
QI2, QI3, QI4 of QI7 staan voor een onder-
houdsinterval op basis van tijd of kilometers.
Variabele onderhoudsintervallen (Service-In-
tervallen met Lange Duur*)
Er zijn speciale oliën en controles ontwikkeld
die, afhankelijk van de rijomstandigheden en
rijstijl van de bestuurder, de verversingsinter- vallen kunnen verlengen (service-intervallen
met lang
e duur).
Het gebruik van deze oliën is een voorwaarde
voor het verlengen van deze onderhoudsin-
tervallen, neem daarbij altijd het volgende in
acht:
● Vermeng de olie niet met de voor vaste on-
derhoudsinter
vallen voorgeschreven olie.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil te l
aag is ››› pag. 303 en LongLife-olie
niet beschikbaar is, mag met oliesoorten
voor vaste onderhoudsintervallen
››› pag. 51 maximaal 0,5 liter eenmalig
worden bijgevuld.
Vaste onderhoudsintervallen*
Als er voor de wagen geen "Service-interval
met lange duur" van toepassing is of dit in-
terval op verzoek niet wordt toegepast, ge-
bruik dan olie voor vaste onderhoudsinter-
vallen die wordt vermeld in ›››
pag. 51,
Eigenschappen van de olie . In dit geval geldt
voor uw wagen een vast onderhoudsinterval
van 1 jaar of 15.000 km (wat het eerst wordt
bereikt) ››› brochure Onderhoudsprogramma.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil te l
aag is ››› pag. 303 en de voor uw wa-
gen voorgeschreven olie niet beschikbaar is,
mag met oliesoorten volgens specificatie
ACEA A2 of ACEA A3 (benzinemotoren) resp.
ACEA B3 of ACEA B4 (dieselmotoren) hoog-
stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld.
302
Page 308 of 348

Aanwijzingen
VOORZICHTIG
Vul geen koelvloeistof bij als geen vloeistof
meer aanwez ig i
s in het expansiereservoir! Er
kan zo lucht in het koelsysteem terechtko-
men. In dat geval, niet verder rijden. Roep de
hulp van vakmensen in. Gevaar voor motor-
schade! VOORZICHTIG
De originele additieven mogen niet worden
gemengd met k
oelvloeistoffen die niet zijn
goedgekeurd door SEAT. Deze mengsels kun-
nen ernstige schade veroorzaken aan de mo-
tor en het koelsysteem.
● Als de vloeistof in het expansiereservoir
niet lila i
s maar bijvoorbeeld bruin, dan is het
additief G13 waarschijnlijk gemengd met een
niet-geschikte koelvloeistof. In dat geval
moet de koelvloeistof direct worden ververst.
Anders kan de werking van de wagen ernstig
verstoord worden en kan de motor defect ra-
ken! Milieu-aanwijzing
De koelvloeistof en de toevoegingen kunnen
het milieu v
ervuilen. Indien een bedrijfsvloei-
stof vrijkomt, moet die op een daartoe ge-
schikte wijze worden opgevangen en op mili-
euvriendelijke wijze worden afgevoerd. Remvloeistof
R em
vloei s
tof bijvullen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 52
Remvloeistofpeil controleren
Het remvloeistofpeil moet tussen de marke-
ringen MIN en MAX liggen.
Als het vloeistofpeil echter in korte tijd sterk
daalt of onder de MIN-markering zakt, kan
het remsysteem lek zijn. Roep de hulp van
vakmensen in. Een controlelampje in het in-
strumentenpaneel bewaakt ook het remvloei-
stofpeil ›››
pag. 111.
Bij wagens met rechts stuur zit het reservoir
aan de andere zijde van het motorcomparti-
ment.
Remvloeistof verversen
In het Onderhoudsprogramma vindt u de re-
guliere intervallen voor vervanging van de
remvloeistof. Het wordt aanbevolen deze
vloeistof te laten vervangen in een erkend
servicecentrum van SEAT, tijdens een inspec-
tieservice. ATTENTIE
● Remvloei s
tof alleen in de gesloten origine-
le verpakking en buiten het bereik van kinde-
ren bewaren - vergiftingsgevaar!
● Bij te oude remvloeistof kan het bij grote
belastin
g van de remmen tot belvorming in
het remsysteem komen. Hierdoor worden de
remwerking en bijgevolg de rijveiligheid ver-
minderd. Gevaar voor ongelukken. VOORZICHTIG
De remvloeistof mag niet in contact komen
met de lak
van de wagen, omdat deze vloei-
stof etsend is. Reservoir ruitensproeiervloei-
s
t
of
R uit
ensproeiervloeistofpeil controle-
ren en vloeistof bijvullen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 52
Controleer regelmatig het ruitensproeier-
vloeistofpeil en vul dit zo nodig bij.
Het ruitensproeiervloeistofreservoir bevat rei-
nigingsvloeistof voor de voorruit, de achter-
ruit en de koplampsproeiers*.
● Open de motorkap ›››
p
ag. 300.
306
Page 320 of 348

Aanwijzingen
Verwijdering van het reservewiel in
w ag
ens
met SEAT SOUND-systeem 10
luidsprekers (met subwoofer)*Afb. 229
In de bagageruimte: de subwoofer
uit bou
wen. Om het reservewiel uit te kunnen nemen,
moet
eer
st
de subwoofer worden uitge-
bouwd.
● De bodem van de bagageruimte omhoog-
brengen en bev
estigen zoals uitgelegd in
››› pag. 161.
● Koppel de kabel van de subwoofer-luid-
s
preker los ››› afb. 229 1 .
● Draai het bevestigingswiel linksom ››
›
afb
.
229 2 . ●
Haal de
s
ub woofer
-luidspreker en het re-
servewiel eruit.
● Wanneer het reservewiel weer wordt ge-
monteerd, pl
aatst u de subwoofer-luidspre-
ker voorzichtig in de velgpassing. Wanneer u
dit doet, moet de punt van de pijl "FRONT" in
de subwoofer-luidspreker naar voren wijzen.
● Sluit de kabel van de luidspreker opnieuw
aan en draai het wieltj
e krachtig in wijzerzin
om het geheel van subwoofer en wiel stevig
te bevestigen.
Winterservice
Winterbanden –
Winterbanden op a l
l e
vier de wielen gebrui-
ken.
– Gebruik uitsluitend winterbanden die voor
uw wagen
zijn toegelaten.
– Let op dat voor winterbanden lagere top-
snelheden kunnen g
elden.
– Let erop dat de winterbanden voldoende
profiel hebben.
– Na het
monteren van de wielen de banden-
spanning c
ontroleren. Hierbij op de waar- den op de sticker aan de binnenzijde van
de tankklep l
etten ››› pag. 310.
Bij winterse omstandigheden worden de rij-
eigenschappen van de wagen door winter-
banden duidelijk verbeterd. Zomerbanden
hebben wegens hun constructie (breedte,
rubbersamenstelling, profielvorming) op ijs
en sneeuw minder grip. Dit geldt in het bij-
zonder voor wagens die met brede banden of
met hogesnelheidsbanden zijn uitgerust (co-
de H, V of Y op de zijkant).
Gebruik alleen winterbanden die voor uw wa-
gen zijn toegelaten. De maten van deze ban-
den vindt u in de wagenpapieren (bijv. Euro-
pese typegoedkeuring of certificaat van over-
eenstemming (CEE/COC) 1)
). De wagenpapie-
ren zijn afhankelijk van het land. Zie ook
››› pag. 312.
Winterbanden verliezen grotendeels hun win-
tereigenschappen, als het profiel tot op 4
mm is afgesleten.
Ook door veroudering verliezen winterban-
den verregaand hun eigenschappen, ook al
bedraagt de profieldiepte nog beduidend
meer dan 4 mm.
Voor winterbanden gelden afhankelijk van de
snelheidscode de volgende snelheidsbeper-
kingen: ››› 1)
COC = certificate of conformity (conformiteitsver-
klaring) .
318
Page 323 of 348

Technische kenmerken
Chassisnummer in Easy Connect-systeem
● Kies: functietoets CAR > bedieningsknop
(Car) * Systemen > Service & Control >
Chassisnummer .
Ch a
ss
isnummer
Het chassisnummer vindt u in het Easy Con-
nect-systeem, op de gegevenssticker van de
wagen en onder de voorruit, aan bestuur-
derszijde ››› afb. 231. Bovendien is het chas-
sisnummer te vinden in het motorcomparti-
ment, aan de rechterzijde. Het nummer is in-
gegraveerd in de bovenste langsligger, maar
is daar deels afgedekt.
Typeplaatje
Het typeplaatje zit op de portierstijl aan de
rechterzijde. Wagens voor bepaalde landen
hebben geen typeplaatje.
Sticker met wagengegevens
De sticker met wagengegevens zit in de ba-
gageruimte onder de tapijtafdekking in de
uitsparing van het reservewiel. Een sticker
met wagengegevens wordt voor de aflevering
van de wagen aan de binnenzijde van de om-
slag van het Onderhoudsprogramma geplakt.
Op de sticker met wagengegevens staan de
volgende gegevens: ›››
afb. 230
Chassisnummer (wagennummer)
1 Soort auto, model, cilinderinhoud, type
mot
or
, af w
erking, motorvermogen en ty-
pe versnellingsbak
Code motor, code versnellingsbak, code
lak buitenzijde en code interieuruitvoe-
ring
Optionele uitrusting en PR-nummers
Motorcode
De motorcode kan worden geraadpleegd in
het instrumentenpaneel bij uitgezette motor
en ingeschakeld contact.
● Houd de toets 0.0/SET
4
› ›
› afb . 115 lan-
g
er dan 15 sec. ingedrukt.
Gegevens inzake het brand-
stofv
erbruik
Brandstofverbruik Het goedgekeurde brandstofverbruik is afge-
l
eid uit
meting
en uitgevoerd door of onder
toezicht van keuringsinstanties die zijn ge-
certificeerd door de EG conform de geldende
voorschriften op elk moment (voor gedetail-
leerde informatie raadpleegt u het bureau
verantwoordelijk voor publicaties van de Eu-
ropese Unie op EUR-Lex: © Europese Unie,
http://eur-lex.europa.eu/) en geldt voor de
aangegeven wagenkenmerken. 2 3
4 Het brandstofverbruik en de CO
2-uits
t
oot
k u
nnen worden geraadpleegd in de docu-
mentatie die wordt overhandigd aan de ko-
per van de wagen op het moment van aan-
schaf.
Het brandstofverbruik en de CO 2-uitstoot
hangen af van de uitrusting/accessoires van
elk individueel voertuig alsook van de rijstijl,
de wegomstandigheden, de verkeerssituatie,
de omgevingscondities, de lading en het
aantal passagiers. Let op
In de praktijk kunt u, t.g.v. alle zojuist ge-
noemde factor en,
verbruikswaarden verkrij-
gen die afwijken van de berekende waarden
aan de hand van de geldende Europese richt-
lijnen. Gewichten
De waarde voor het leeggewicht geldt voor
het
b
as
ismodel met 90% gevulde brandstof-
tank zonder optionele uitrusting. In de aan-
gegeven waarde zijn 75 kg opgenomen voor
de bestuurder.
Bij speciale modellen en meeruitvoering of
door het naderhand monteren van accessoi-
res kan het leeggewicht toenemen ››› .
»
321
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 331 of 348

Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst Get a
ll
en en symbolen
4-wielaandrijving slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
A
Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
Aanhaalmomenten van de wielbouten . . . . . . . . 322
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271 aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . 277
aanhangwagenstabilisator . . . . . . . . . . . . . . . 279
aankoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273, 276
alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
disselkogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271, 277
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
een trekhaak achteraf inbouwen . . . . . . . . . . . 280
kabel van aanhangwagen . . . . . . . . . . . 273, 276
kogelkop elektrisch ontgrendelen . . . . . . . . . . 274
koplampen afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
Led-achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273, 276
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258, 262
rijden met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 278
stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
technische voorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 322 de aanhangwagen laden . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
Aanhangwagenstabilisator . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Aantal zitplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 Aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . . . 108
kilometer stand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Aanwijzingen op het scherm aanbevolen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
ACT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 210
bandenspanningscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . 316
bestuurdersinformatiesysteem . . . . . . . . . . . . . 30
bewakingssysteem Front Assist . . . . . . . . . . . 220
buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
ECO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
keuzehendelstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
kompas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
MKB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
portieren, motorkap en achterklep geopend . . 33
ritgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
SEAT Drive Profile . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
service-intervallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
snelheidswaarschuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
standen van de keuzehendel . . . . . . . . . . . . . 187
Start-Stop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
submenu assistenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
tweede snelheidsmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
verkeersborden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 242
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 210
waarschuwings- en informatieberichten . . . . . . 33
ABS zie Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
ACC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209 radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156, 282
Accu energiemanagement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308 ladingstoestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
vervan
gen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
Accu laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308
Accu van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52, 307 hulp bij het starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
los- en vastmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38, 307
winterse omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . 307
Achteraf inbouwen trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
Achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153 rugleuning neer- en terugklappen . . . . . . . . . . 153
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10, 11 zie ook Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Achterlampen in de achterklep fitting uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Achterlampen in het zijpaneel achterlicht demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Achterlichten een lamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45, 47
Achteruitkijkspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Achteruitrijhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268
Gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268
parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269
Achteruitrijhulpsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267
Achteruit (automatische transmissie) . . . . . . . . . 187
AdBlue bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297, 298
minimale vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . 298
specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297, 298
waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 327
329
Page 336 of 348

Trefwoordenlijst
Handrem zie P
arkeerr
em . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
HDC zie Bergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Hendels voor handmatig schakelen (automati- sche transmissie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Het contact in- en uitschakelen . . . . . . . . . . 24, 174
Hoedenplank bewaren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Hoofdairbags beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Hoofdsteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Hoofdsteunen achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
hoofdsteunen achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
hoofdsteunen voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Hoofdsteunen uitbouwen/inbouwen . . . . . . . . . 151
Hoofdsteunen verstellen voorste hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Hulp bij het starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Hulpsystemen bandenspanningscontrolesysteem . . . . . . . . . 314
bergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp(RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
filehulpsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229
functie Auto Hold . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
inparkeersysteem (Park Assist) . . . . . . . . . . . . 245
noodhulpsysteem (Emergency Assist) . . . . . . 231
omgevingsbewakingssysteem Front Assist . . 219
parkeerhulp achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Parkeerhulp plus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
Systeem voor perifeer gezichtsveld (Area View) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262 uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
verkeers
tekenherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 241
vermoeidheidsherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 244
Voetgangersherkenningssysteem . . . . . . . . . . 225
I Inbraakbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Indicatie van de versnellingen . . . . . . . . . . . . . . . 32
Inertiestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Infotainmentsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Ingang USB/AUX-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Inhoud brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Inparkeersysteem (Park Assist) . . . . . . . . . . . . . . 245 automatische remingreep . . . . . . . . . . . . . . . . 253
automatisch onderbreken . . . . . . . . . . . . . . . . 247
recht parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
schuin parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245
uitparkeren (enkel uit rechteparkeerplaatsen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
voortijdig beëindigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247
voorwaarden om te parkeren . . . . . . . . . . . . . . 250
voorwaarden om uit te parkeren . . . . . . . . . . . 252
Inrijden nieuwe banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
nieuwe motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
nieuwe remblokken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Inspectie Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 302
Instellen menu CAR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 113
Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 111
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107, 108
instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110 menu's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
service-int
erval-indicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Interieurbewaking en afsleepsysteem Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Interieurluchtfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
Interieurverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170 activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
bereik van de afstandsbediening . . . . . . . . . . 172
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171, 173
elektrische verbruikers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
radiografische afstandsbediening . . . . . . . . . 171
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
ISOFIX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 22
ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 22
J Juiste zithouding bestuurder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
inzittenden op de achterbank . . . . . . . . . . . . . . 67
K
Kabel van aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 273, 276
Katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197 storing in de werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
Keuzehendelvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Keuzehendel (automatische transmissie) noodontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Keuzehendel (automatische versnellingsbak) functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
standen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Keyless-Entry zie Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
334