banden TOYOTA BZ4X 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2023Pages: 586, PDF Size: 90.62 MB
Page 353 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Pak het stuurwiel stevig vast. Blijf
rechtuit sturen. Probeer de
aanhangwagen niet onder controle
te krijgen door aan het stuurwiel te
draaien.
• Laat het gaspedaal onmiddellijk maar
zeer geleidelijk los om snelheid te
minderen. Ga niet harder rijden. Rem
niet. Als u geen extreme correcties
uitvoert met sturen of remmen,
zullen uw auto en de aanhangwagen
zich stabiliseren. (→Blz. 193)
Secondary Collision Brake
Vertrouw niet uitsluitend op de
Secondary Collision Brake. Dit systeem
is ontworpen om te helpen de kans op
verdere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen, maar
het effect is afhankelijk van diverse
omstandigheden. Te veel vertrouwen
op het systeem kan dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg hebben.
5.5 Rijtips
5.5.1 Rijden in de winter
Tref voor het aanbreken van de winter de
noodzakelijke voorbereidingen en voer de
benodigde controles uit. Pas uw rijgedrag
altijd aan de actuele
weersomstandigheden aan.
Voorbereiding voor de winter
• Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn
voor winterse omstandigheden.
– Koelvloeistof
vermogensregeleenheid
– Koelvloeistof verwarming
– Ruitensproeiervloeistof
• Laat de toestand van de 12V-accu
controleren door een monteur.
• Laat vier winterbanden onder uw auto
monteren of schaf een set
sneeuwkettingen voor de voorwielen
aan.
Controleer of alle banden dezelfde
maat hebben en van hetzelfde merkzijn en controleer of de
sneeuwkettingen geschikt zijn voor de
bandenmaat van uw auto.
WAARSCHUWING!
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen, wat kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Gebruik winterbanden met de
voorgeschreven maat.
• Zorg ervoor dat de bandenspanning
aan de specificatie voldoet.
• Rijd niet harder dan de toegestane
snelheid of harder dan de
snelheidslimiet die geldt voor de
gebruikte winterbanden.
• Monteer winterbanden op alle
wielen.
Als wordt gereden met
sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kunnen een aanrijding en dodelijk of
ernstig letsel het gevolg zijn.
• Rijd niet harder dan de maximaal
toegestane snelheid voor de
gebruikte sneeuwkettingen of niet
harder dan 50 km/h, afhankelijk van
welke snelheid de laagste is.
• Vermijd het rijden over slechte
wegdekken en over gaten.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
plotseling regeneratief remmen
veroorzaken.
• Minder uw snelheid alvorens een
bocht aan te snijden zodanig, dat u
zeker weet dat de auto bestuurbaar
blijft.
• Gebruik de LTA (Lane Tracing Assist)
niet.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
351
5
Rijden
Page 354 of 586

OPMERKING
Repareren of vervangen van
winterbanden
Laat winterbanden repareren of
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige of door een
bandenspecialist. Het verwijderen en
plaatsen van winterbanden heeft
namelijk invloed op de werking van de
bandenspanningssensoren en -zenders.
Voordat u met de auto gaat rijden
Voer, afhankelijk van de omstandigheden,
de volgende handelingen uit:
• Probeer een vastgevroren ruit niet
met kracht te openen en zet de
ruitenwissers niet aan als deze
vastgevroren zijn. Giet warm water
over het bevroren gedeelte om het ijs
te laten smelten. Veeg het water
direct weg om te voorkomen dat het
bevriest.
• Verwijder de eventueel aanwezige
sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van
een juiste werking van de aanjager
van het airconditioningsysteem.
• Controleer of er sprake is van ijs- of
sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op het dak, op het
chassis, rond de banden of op de
remmen, en verwijder deze indien dat
het geval is.
• Verwijder sneeuw en modder van de
onderzijde van uw schoenen voordat u
in de auto stapt.
Tijdens het rijden
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd een
veilige afstand tussen u en uw voorligger
en pas de snelheid aan aan de conditie
van de weg.Bij het parkeren
• Schakel de automatische werking van
de parkeerrem uit. Anders kan de
parkeerrem vastvriezen en mogelijk
niet worden gedeactiveerd.
Maak ook geen gebruik van de
volgende systemen omdat hierdoor
de parkeerrem kan worden bediend,
zelfs wanneer de automatische
werking uitgeschakeld is.
– Brake Hold-systeem
– Parkeren met de
afstandsbedieningsfunctie
• Parkeer de auto en selecteer
schakelstand P, maar activeer de
parkeerrem niet. De parkeerrem kan
vastvriezen en bij het deactiveren niet
vrij komen. Blokkeer bij het parkeren
van de auto de wielen zonder de
parkeerrem te gebruiken. Het niet in
acht nemen hiervan kan gevaarlijk zijn
omdat de auto onverwacht in
beweging kan komen, hetgeen kan
leiden tot een ongeval. Wanneer de
parkeerrem in de automatische modus
staat, wordt de parkeerrem
gedeactiveerd wanneer schakelstand
P wordt geselecteerd. (→Blz. 209)
• Controleer als de auto geparkeerd is
zonder de parkeerrem te activeren of
de transmissie niet uit schakelstand P
kan worden gehaald.
• Als de auto stilstaat en de remmen
vochtig zijn terwijl de temperatuur
laag is, kunnen de remmen bevriezen.
WAARSCHUWING!
Bij het parkeren
Blokkeer bij het parkeren van de auto
de wielen zonder de parkeerrem te
gebruiken. Als u de wielen niet
blokkeert, kan de auto onverwachts in
beweging komen, waardoor een
ongeval kan ontstaan.
5.5 Rijtips
352
Page 355 of 586

Kiezen van sneeuwkettingen
Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen.
De maat van de sneeuwkettingen is
afgestemd op de bandenmaat.
Zijketting:
Adiameter 3 mm
Bbreedte 10 mm
Clengte 30 mm
Dwarsketting:
Ddiameter 4 mm
Ebreedte 14 mm
Flengte 25 mm
Wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen
De wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen verschilt
per land en per soort weg. Stel u op de
hoogte van lokale voorschriften alvorens
sneeuwkettingen te monteren.
Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht bij het monteren en verwijderen
van sneeuwkettingen:
• Monteer en verwijder de
sneeuwkettingen op een veilige
locatie.
• Monteer de sneeuwkettingen
uitsluitend op de voorwielen. Gebruik
geen sneeuwkettingen om de
achterwielen.• Plaats de sneeuwkettingen zo strak
mogelijk om de voorwielen. Zet de
sneeuwkettingen na 0,5 - 1,0 km
opnieuw vast.
• Monteer de sneeuwkettingen volgens
de meegeleverde gebruiksaanwijzing.
OPMERKING
Monteren van sneeuwkettingen
Als er sneeuwkettingen gemonteerd
zijn, werken de
bandenspanningssensoren en -zenders
mogelijk niet goed.
5.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's
Deze auto behoort tot de categorie auto's
die een grotere bodemvrijheid en een
kleinere spoorbreedte hebben in
verhouding tot de hoogte van het
zwaartepunt.
Kenmerken terreinauto's
• Vanwege het specifieke ontwerp
hebben terreinauto's een hoger
zwaartepunt dan gewone
personenauto's. Door dit specifieke
ontwerpkenmerk kan deze categorie
auto's eerder over de kop slaan.
Terreinauto's hebben meer kans om
over de kop te slaan dan andere
auto's.
• Een voordeel van de grotere
bodemvrijheid is een beter zicht op de
weg, waardoor u beter kunt
anticiperen.
• Een vierwielaangedreven auto is niet
ontworpen om bochten met dezelfde
snelheid te nemen als gewone
personenauto's, net als lage
sportwagens niet zijn ontworpen om
in het terrein te presteren. Daarom
kan de auto bij scherpe bochten bij te
hoge snelheid over de kop slaan.
5.5 Rijtips
353
5
Rijden
Page 391 of 586

7.1 Onderhoud en verzorging........390
7.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieur van uw auto.......390
7.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieur van uw auto.......393
7.2 Onderhoud...............395
7.2.1 Onderhoud en reparatie......395
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud......397
7.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te
voeren onderhoud.........397
7.3.2 Motorkap.............398
7.3.3 Plaatsen van een garagekrik. . . .399
7.3.4 Elektromotorcompartiment. . . .400
7.3.5 Banden..............406
7.3.6 Vervangen van een band......418
7.3.7 Bandenspanning..........424
7.3.8 Velgen...............425
7.3.9 Interieurfilter...........426
7.3.10 Batterij elektronische sleutel . . .429
7.3.11 Controleren en vervangen van
zekeringen............430
7.3.12 Lampen.............432
Onderhoud en verzorging7
389
Page 398 of 586

WAARSCHUWING!
Wanneer uw auto niet volgens de
voorschriften is onderhouden
Onjuist onderhoud kan ernstige schade
aan de auto en dodelijk of ernstig letsel
veroorzaken.
Omgaan met de 12V-accu
12V-accupolen, aansluitingen en
bijbehorende onderdelen bevatten
lood. Een loodvergiftiging kan
hersenbeschadiging veroorzaken. Was
daarom na werkzaamheden altijd uw
handen. (→Blz. 403)
Periodiek onderhoud
Laat het onderhoud aan uw auto
uitvoeren volgens het
onderhoudsschema.
Zie het onderhouds- en garantieboekje
voor het onderhoudsschema.
Zelf uit te voeren onderhoud
Hoe zit het met zelf uit te voeren
onderhoud?
Als u een beetje technisch inzicht en wat
eenvoudig gereedschap hebt, zijn veel
onderhoudswerkzaamheden zelf uit te
voeren.
Houd er echter rekening mee dat voor
bepaalde werkzaamheden speciaal
gereedschap en kennis benodigd zijn. Dit
soort werkzaamheden kunt u beter
overlaten aan een deskundig monteur.
Zelfs als u een ervaren doe-het-
zelfmonteur bent, raden wij u aan om
reparaties en onderhoud door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
uit te laten voeren. Een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
houdt de onderhoudshistorie van uw
Toyota bij, wat handig kan zijn als u ooit
werkzaamheden moet laten uitvoeren die
onder de garantie vallen. Indien u de
service- of onderhoudswerkzaamhedendoor een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
dan een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur laat uitvoeren,
raden wij u aan te vragen of de
onderhoudshistorie kan worden
bijgehouden.
Wanneer moet uw auto worden
gerepareerd?
Wees attent op veranderingen in de
prestaties en geluiden en op zichtbare
tekenen die erop wijzen dat onderhoud
noodzakelijk is. Een paar belangrijke
aanwijzingen zijn:
• Een merkbaar verlies aan trekkracht
• Vreemde geluiden
• Sporen van lekkage onder de auto (na
gebruik van de airconditioning is
waterlekkage echter normaal)
• Abnormaal zachte banden, ongewoon
veel bandengepiep bij het nemen van
bochten of ongelijkmatige
bandenslijtage
• De auto trekt naar één kant, terwijl u
rechtuitrijdt op een vlakke weg
• Vreemde geluiden die kennelijk in
verband staan met de bewegingen
van de wielophanging
• Verlies van remkracht; “sponzig”
aanvoelend rempedaal; het pedaal
kan bijna tot op de vloer worden
ingetrapt; scheeftrekken van de auto
bij remmen
Als u een van deze zaken merkt, laat dan
uw auto zo snel mogelijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Mogelijk moet uw auto
afgesteld of gerepareerd worden.
7.2 Onderhoud
396
Page 399 of 586

7.3 Zelf uit te voeren
onderhoud
7.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij
zelf uit te voeren onderhoud
Als u controles en
onderhoudswerkzaamheden uitvoert,
dient u dit precies te doen zoals in dit
hoofdstuk wordt beschreven.
Onderhoud
Onderwerp Benodigdheden
Conditie 12V-accu
(→blz. 403)■Warm water
■Zuiveringszout
■Vet
■Universele
sleutel (voor de
bouten van de
accukabels)
■Gedestilleerd
water
Koelvloeistofniveau
verwarming
(→blz. 401,
blz. 402)■Toyota Super
Long Life
Coolant of een
gelijkwaardige
hoogwaardige
koelvloeistof op
basis van
ethyleenglycol
en organische
zuren, zonder
silicaat, amine,
nitriet en boraat
Toyota Super
Long Life
Coolant is
voorgemixt met
50%
koelvloeistof en
50%
gedestilleerd
water.
■Trechter
(uitsluitend voor
het bijvullen van
koelvloeistof )
Onderwerp Benodigdheden
Koelvloeistofniveau
vermogensrege-
leenheid
(→blz. 402)■Om ervoor te
zorgen dat het
koelsysteem van
de
tractiebatterij
optimaal kan
presteren en de
kans op
kortsluiting van
de
tractiebatterij of
andere schade
aan uw auto te
beperken,
adviseert Toyota
om Toyota
Genuine
Traction Battery
Coolant of een
gelijkwaardig
product te
gebruiken.
■Trechter
(uitsluitend voor
het bijvullen van
koelvloeistof )
Zekeringen
(→blz. 430)■Zekering met
dezelfde
stroomsterkte
als de
oorspronkelijke
zekering
Radiateur en con-
densor (→blz. 402)−
Bandenspanning
(→blz. 424)■Banden-
spanningsmeter
■Compressor
Ruitensproeier-
vloeistof
(→blz. 405)■Water of ruiten-
sproeiervloeistof
met antivries
(voor gebruik
onder winterse
omstandigheden)
■Trechter
(uitsluitend voor
het bijvullen van
ruitensproeier-
vloeistof )
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
397
7
Onderhoud en verzorging
Page 408 of 586

OPMERKING
Vul het reservoir uitsluitend met
ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of antivries in
plaats van ruitensproeiervloeistof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van
uw auto worden aangetast en de pomp
beschadigd raken, waardoor er geen
ruitensproeiervloeistof meer kan
worden gesproeid.
Verdunnen van
ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien
nodig met water. Raadpleeg de op het
etiket van de ruitensproeiervloeistoffles
aangegeven temperaturen voor de juiste
mengverhouding.
7.3.5 Banden
Vervang of verwissel banden afhankelijk
van het onderhoudsschema en het
slijtagepatroon.
Controleren van de banden
Controleer of de slijtage-indicatoren op
de banden te zien zijn. Controleer de
banden tevens op ongelijkmatige slijtage,
zoals overmatige slijtage aan een zijde
van het loopvlak.
ANieuwe band
BVersleten loopvlak
CSlijtage-indicator
De plaats van de slijtage-indicatoren
wordt aangegeven met de tekst TWI
of de indicatie
op de wang van de
band.
Vervang de band als de
slijtage-indicatoren te zien zijn.
Wanneer moeten banden worden
vervangen
Banden moeten worden vervangen als:
• De slijtage-indicatoren zijn te zien op
een band.
• De banden beschadigingen vertonen,
zoals insnijdingen, scheuren of
barsten die zo diep zijn dat het
binnenmateriaal zichtbaar wordt en
bulten die duiden op een interne
beschadiging
• Een band vaak leegloopt of niet goed
kan worden gerepareerd vanwege de
grootte of plaats van de beschadiging
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als u er niet zeker van bent.
Levensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten
altijd door gekwalificeerd
werkplaatspersoneel worden
gecontroleerd, zelfs als er niet of
nauwelijks met de banden is gereden en
de banden niet beschadigd lijken te zijn.
Als de profieldiepte van winterbanden
minder is dan 4 mm
In dat geval gaat de werkzaamheid van
de winterbanden verloren.
Vervangen van banden
Uw auto is mogelijk niet uitgerust met
het volgende gereedschap en een krik
voor het vervangen van een wiel. Schaf
in dat geval het gereedschap en een krik
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
406
Page 409 of 586

aan als u de banden vervangt. U kunt het
gereedschap en de krik aanschaffen bij
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Wielmoersleutel
• Krik
• Krikslinger
WAARSCHUWING!
Bij het controleren of vervangen van
de banden
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen om ongevallen
te voorkomen. Het niet in acht nemen
van deze voorzorgsmaatregelen kan
schade aan de aandrijflijn veroorzaken
en gevaarlijke rijeigenschappen tot
gevolg hebben, waardoor een ongeval
kan ontstaan met mogelijk dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
• Gebruik geen banden van
verschillende merken, types of
profielen. Gebruik ook geen banden
met duidelijk verschillende
slijtagepatronen door elkaar.
• Gebruik uitsluitend de door Toyota
voorgeschreven bandenmaat.
• Gebruik geen verschillende soorten
banden (radiaalbanden,
gordelbanden met diagonaalkarkas
en diagonaalbanden) door elkaar.
• Gebruik geen zomer-, all-season- en
winterbanden door elkaar.
• Gebruik nooit banden onder uw auto
die zijn gebruikt onder een andere
auto. Door het gebruik van banden
waarvan het verleden onbekend is,
loopt u extra risico.
• Sleep of trek nooit andere voertuigen
als een gemonteerde band is
gerepareerd met behulp van de
bandenreparatieset. De belasting
van de band kan leiden tot
onverwachte schade aan de band.
OPMERKING
Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden
over onverharde wegen en wegen met
kuilen. Dergelijke omstandigheden
hebben mogelijk een verlaging van de
bandenspanning tot gevolg, waardoor
de verende werking van de banden
vermindert. Bovendien kunnen de
banden zelf en de velgen en carrosserie
beschadigd raken bij het rijden over
onverharde wegen.
Als tijdens het rijden in elke band een
te lage bandenspanning ontstaat
Rijd niet verder als de bandenspanning
te laag is, anders kunnen de banden
en/of velgen ernstig beschadigd raken.
Wisselen van banden
Wissel de banden zoals aangegeven in de
afbeelding.
AVoor
Toyota beveelt aan om de banden
ongeveer elke 10.000 km van plaats te
wisselen om een gelijkmatig
slijtagepatroon en een langere
levensduur van de banden te verkrijgen.
Vergeet niet na het wisselen van de
banden het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
te initialiseren.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
407
7
Onderhoud en verzorging
Page 410 of 586

Bij het wisselen van wielen
Zorg ervoor dat het contact UIT staat. Als
de banden worden gewisseld terwijl het
contact AAN staat, wordt de
bandenpositiegegevens niet bijgewerkt.
Wanneer per ongeluk op deze manier
gehandeld is, zet het contact dan UIT en
vervolgens AAN, of initialiseer het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
nadat is gecontroleerd of de
bandenspanning juist is.
Bandenspanningswaarschuwings-
systeem
Uw auto is uitgerust met een
bandenspanningswaarschuwings-
systeem dat gebruikmaakt van
bandenspanningssensoren en -zenders
om een lage bandenspanning te
signaleren voordat deze tot problemen
leidt.
Het bandenspanningswaarschuwings-
systeem van deze auto kent
2 verschillende soorten waarschuwingen.
• Wanneer “Adjust Pressure” (breng
banden op spanning) wordt
weergegeven (normale
waarschuwing)
Er wordt een waarschuwing gegeven
middels het waarschuwingslampje
lage bandenspanning en een
waarschuwingszoemer wanneer de
bandenspanning mogelijk te laag is als
gevolg van het natuurlijk weglekken
van lucht alsmede bij wijzigingen in de
bandenspanning overeenkomstig de
buitentemperatuur.
• Wanneer “Immediately Check tyre
when Safe” (controleer de band zodra
dat veilig kan) wordt weergegeven
(noodwaarschuwing)
Er wordt een waarschuwing gegeven
middels het waarschuwingslampje
lage bandenspanning en een
waarschuwingszoemer wanneer de
bandenspanning plotseling te laag is.
Het systeem kan echter mogelijk geen
plotselinge klapband e.d. signaleren.• De door het bandenspannings-
waarschuwingssysteem
gesignaleerde bandenspanning kan
op het multi-informatiedisplay
worden weergegeven.
Wijzigen van de eenheid
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel het EV-systeem
uit.
2. Start het EV-systeem.
De eenheid kan niet worden gewijzigd
wanneer de auto rijdt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer
“Vehicle Settings”
(voertuiginstellingen) en houd
vervolgens OK ingedrukt.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer “TPWS
setting” (TPWS-instellingen) en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer
“Setting Unit” (instellen eenheid) en
druk vervolgens op OK.
7. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer de
gewenste eenheid en druk vervolgens
op OK.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
408
Page 411 of 586

Periodieke controle van de
bandenspanning
Het bandenspannings-
waarschuwingssysteem vervangt de
periodieke controle van de
bandenspanning niet. Controleer daarom
ook zelf regelmatig de bandenspanning.
Bandenspanning
• Nadat het contact AAN is gezet, kan
het enkele minuten duren voordat de
bandenspanning wordt weergegeven.
Het kan ook enkele minuten duren
voordat de bandenspanning wordt
weergegeven nadat de banden op
spanning zijn gebracht.
• De bandenspanning verandert met de
temperatuur. De weergegeven
waarden kunnen verschillen van de
waarden die met andere
bandenspanningmeters worden
gemeten.
Situaties waarin het
bandenspannings-
waarschuwingssysteem mogelijk niet
goed werkt
• Onder de volgende omstandigheden
werkt het bandenspannings-
waarschuwingssysteem mogelijk niet
goed.
– Als er niet-originele Toyota-velgen
zijn gemonteerd.
– Er is een band vervangen door een
exemplaar dat niet overeenkomt
met de OE-specificaties (Original
Equipment).
– Er is een band vervangen door een
exemplaar dat niet de
voorgeschreven maat heeft.
– Er zijn sneeuwkettingen
gemonteerd.
– Als de ruiten zijn voorzien van een
coating die de ontvangst van de
radiografische signalen nadelig
beïnvloedt.
– Als de auto bedekt is met sneeuw of
ijs, vooral bij de wielen of de
wielkasten.
– Als de bandenspanning aanzienlijkhoger is dan de voorgeschreven
waarde.
– Als er banden zonder
bandenspanningssensor en -zender
zijn gebruikt.
– Als de identificatiecode op de
bandenspanningssensoren en
-zenders niet is geregistreerd in de
bandenspanningswaarschuwings-
systeem-ECU.
• In de volgende situaties kunnen de
prestaties worden beïnvloed.
– In de buurt van een
televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven
of andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
– Als u een draagbare radio, mobiele
telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos
communicatiemiddel bij u draagt
Als de bandenpositiegegevens niet
juist worden weergegeven als gevolg
van slechte ontvangst van de
radiogolven, kan de weergave worden
hersteld door verder te rijden en zo de
ontvangst van de radiogolven te
veranderen.
• Wanneer de auto geparkeerd is, kan
het langer duren voordat de
waarschuwing verschijnt of verdwijnt.
• Wanneer de bandenspanning snel
daalt, zoals bij een klapband, dan
verschijnt de waarschuwing mogelijk
niet.
Plaatsen van bandenspannings-
sensoren en -zenders
Bij het vervangen van banden of velgen
moeten de bandenspanningssensoren en
-zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren
en -zenders geplaatst worden, moeten de
identificatiecodes van deze componenten
worden geregistreerd in de
bandenspanningswaarschuwings-
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
409
7
Onderhoud en verzorging