sensor TOYOTA BZ4X 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2023Pages: 586, PDF Size: 90.62 MB
Page 302 of 586

ERemregeling wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object zeer groot is)
Als de Parking Support Brake in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking
van de Parking Support Brake, wordt de
Parking Support Brake uitgeschakeld en
gaat het controlelampje Driving
Assist-informatie branden. Als de Parking
Support Brake onnodig in werking treedt,
kan de remregeling worden geannuleerd
door het rempedaal in te trappen of door
ongeveer 2 seconden te wachten totdat
deze automatisch wordt geannuleerd.
Vervolgens kunt u verder rijden door het
gaspedaal in te trappen.
Opnieuw inschakelen van de Parking
Support Brake
Wanneer de Parking Support Brake is
uitgeschakeld door de werking ervan,
kunt u zelf het systeem weer inschakelen
(→blz. 298) of het contact UIT en
vervolgens weer AAN zetten.
Bovendien wordt het systeem
automatisch weer ingeschakeld en gaat
het controlelampje Driving
Assist-informatie uit, als aan een van
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Stand P is geselecteerd
• Het obstakel bevindt zich niet langer
in de rijrichting van de auto.
• De rijrichting van de auto wijzigt
*
*
Behalve wanneer “voetgangers achter
de auto” in werking was.
Zoemer Toyota Parking Assist-sensor
Als, ongeacht of de zoemer van de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld of niet, de PKSB (Parking
Support Brake-systeem) is ingeschakeld
en de sensoren voor en achter een
stilstaand object signaleren en de
remregeling wordt uitgevoerd, klinkt dezoemer van de Toyota Parking
Assist-sensor om de geschatte afstand
tot het obstakel aan te geven.
Als een accuklem is losgenomen en
weer is aangesloten
Het systeem moet worden
geïnitialiseerd. Rijd om het systeem te
initialiseren gedurende ten minste
5 seconden recht vooruit met een
snelheid van ongeveer 35 km/h of
hoger.
5.4.18 Stilstaande objecten voor
en achter de auto*
*Indien aanwezig
Als de sensoren een stilstaand object,
zoals een muur, signaleren in de
rijrichting van de auto en het systeem
oordeelt dat zich een aanrijding voor kan
doen doordat de auto plotseling naar
voren beweegt doordat het gaspedaal per
ongeluk wordt ingetrapt, wanneer de
auto de verkeerde kant op rijdt doordat
de verkeerde schakelstand wordt
geselecteerd of tijdens het parkeren of
het rijden met een lage snelheid, werkt
het systeem om de gevolgen van een
aanrijding met het gesignaleerde
stilstaande object zo veel mogelijk te
beperken.
Voorbeelden van het in werking treden
van de functie
Deze functie werkt in situaties zoals
hieronder aangegeven wanneer in de
rijrichting van de auto een object wordt
gesignaleerd.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
300
Page 303 of 586

Er wordt langzaam gereden en het
rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
Wanneer het gaspedaal diep wordt
ingetrapt
Wanneer de auto de verkeerde kant op
rijdt doordat de verkeerde schakelstand
is geselecteerd
Soorten sensoren
→Blz. 279
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 280
Als het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) onnodig wordt
geactiveerd, bijvoorbeeld op een
spoorwegovergang
→Blz. 300
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→Blz. 280
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 128, blz. 445) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er bevindt zich een stilstaand object
in de rijrichting van de auto, op een
afstand van ongeveer 2 tot 4 m.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
te voorkomen.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
301
5
Rijden
Page 304 of 586

• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
EV-systeem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er onmiddellijk moet worden
geremd om een aanrijding te
voorkomen.
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Het systeem stelt vast dat de
aanrijding voorkomen kan worden
met normaal remmen.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
• Remregeling
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
Detectiegebied
Het detectiebereik van het systeem
verschilt van het detectiebereik van de
Toyota Parking Assist-sensor.
(→Blz. 284)
Daardoor wordt het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) mogelijk niet
geactiveerd, ook al signaleert de Toyota
Parking Assist-sensor een stilstaand
object en wordt er een waarschuwing
gegeven.Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 282
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is→Blz. 283
5.4.19 Bewegend voertuig achter
de auto*
*Indien aanwezig
Als een radarsensor achter een voertuig
signaleert dat van rechts of links achter
nadert en het systeem bepaalt dat de
kans op een aanrijding groot is, activeert
deze functie de remmen om de kans op
een aanrijding met het naderende
voertuig te verkleinen.
Voorbeelden van het in werking treden
van de functie
Deze functie treedt in werking in situaties
zoals hieronder aangegeven wanneer in
de rijrichting van de auto een auto wordt
gesignaleerd.
Bij het achteruitrijden nadert een auto en
het rempedaal wordt niet of te laat
ingetrapt
Soorten sensoren
→Blz. 271
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 271
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
302
Page 305 of 586

Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 128, blz. 445) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er naderen voertuigen de auto van
rechts of links achter met een
snelheid van ongeveer 8 km/h of
meer.
– De transmissie staat in stand R.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
met een naderende auto te
voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
EV-systeem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een naderende
auto te voorkomen.
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
• Remregeling
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
Detectiegebied
Het detectiebereik voor bewegende
voertuigen achter de auto verschilt van
het detectiebereik van de RCTA
(→blz. 289). Daardoor wordt de functie
voor bewegende voertuigen achter de
auto mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCTA een auto en geeft de
RCTA een waarschuwing.
RCTA-zoemer
Als, ongeacht of de RCTA is ingeschakeld
of uitgeschakeld, het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) niet is
uitgeschakeld en de remregeling in
werking is, klinkt de zoemer om de
bestuurder te waarschuwen.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 290
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 292
5.4.20 Voetgangers achter de
auto*
*Indien aanwezig
Wanneer de camerasensor achter tijdens
het achteruitrijden een voetganger
signaleert achter de auto en het systeem
oordeelt dat de kans op een aanrijding
met de gesignaleerde voetganger groot
is, klinkt er een zoemer. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding met de gesignaleerde
voetganger zeer groot is, worden de
remmen automatisch bekrachtigd om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
303
5
Rijden
Page 306 of 586

Voorbeelden van de werking van het
systeem
Wanneer tijdens het achteruitrijden een
voetganger wordt gesignaleerd achter de
auto of het rempedaal niet of te laat
wordt ingetrapt.
Multimedia-display
Geeft een melding weer om de
bestuurder aan te sporen om uit te wijken
wanneer er een voetganger wordt
gesignaleerd in het detectiegebied achter
de auto. (Er wordt ook een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.)
AVoetgangerdetectie-icoon
BBRAKE! (REMMEN!)
WAARSCHUWING!
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) werkt terwijl het niet nodig is
Trap het rempedaal in direct nadat het
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
in werking is getreden. (De werking van
de functie wordt geannuleerd door het
rempedaal in te trappen.)
Correct gebruik van het
PKSB-systeem (Parking Support
Brake)
→Blz. 293
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 128, blz. 445) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is 15 km/h of lager.
– De transmissie staat in stand R.
– De camerasensor achter signaleert
tijdens het achteruitrijden een
voetganger achter de auto en het
systeem oordeelt dat de kans op
een aanrijding met de
gesignaleerde voetganger groot is.
– Wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd achter de auto.
– De PKSB (Parking Support Brake)
stelt vast dat er harder dan normaal
moet worden geremd om een
aanrijding te voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
EV-systeem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een voetganger
te voorkomen.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
304
Page 308 of 586

5.4.21 Stilstaande objecten rond de auto (auto's met Advanced Park)
Als een sensor tijdens het parkeren een stilstaand object signaleert, zoals een muur, en de
kans op een aanrijding bestaat, zal het systeem in werking treden om de aanrijding te
voorkomen of de impact te verminderen.
Voorbeelden van het in werking treden van de functie
Het systeem werkt in de volgende situaties wanneer in de omgeving van de auto een
stilstaand object wordt gesignaleerd.
Als er bij vooruitrijden een kans bestaat op een aanrijding met een stilstaand object aan
de binnenzijde van een bocht
Als er bij achteruitrijden een kans bestaat op een aanrijding met een stilstaand object
aan de buitenzijde van een bocht
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
306
Page 309 of 586

Voorwaarden voor werking
Deze functie werkt wanneer niet alleen
aan alle werkingsvoorwaarden ervan
wordt voldaan, maar ook aan alle
onderstaande voorwaarden voor
stilstaande objecten rond de auto.
• Nadat het EV-systeem is gestart,
heeft de auto maximaal 7 m gereden
• Stand R is geselecteerd.
• Nadat de transmissie vanuit stand R in
stand D is gezet en de auto maximaal
7 m heeft gereden
De werking van het systeem stopt
wanneer
→Blz. 302
Detectie-informatie sensoren
Het detectiebereik van het systeem
verschilt van het detectiebereik van de
Toyota Parking Assist-sensor.
Daardoor wordt het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) mogelijk niet
geactiveerd, ook al signaleert de Toyota
Parking Assist-sensor een stilstaand
object en geeft de Toyota Parking
Assist-sensor een waarschuwing.
Objecten die mogelijk niet goed
worden gesignaleerd door de sensor
→Blz. 282
Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is
Behalve de situaties waarin stilstaande
objecten rond de auto (→blz. 301)
mogelijk niet door de sensoren worden
gesignaleerd, werkt het systeem
mogelijk ook niet in de volgende
gevallen
Bij zijdelingse verplaatsingen, zoals bij
fileparkeren:→blz. 302
Signaleren van objecten naast de auto
• Objecten naast de auto worden niet
onmiddellijk gesignaleerd. De plaats
van objecten ten opzichte van de autowordt geschat nadat ze voor het eerst
zijn gesignaleerd door de zijsensoren
voor of achter, of door de zijcamera's.
Daarom zal nadat het contact AAN is
gezet zelfs als er zich een object naast
de auto bevindt, dit object mogelijk
niet worden gesignaleerd totdat de
auto een klein stukje gereden heeft en
de zijsensoren of zijcamera's het
gebied naast de auto volledig gescand
hebben.
• Als een voertuig, persoon, dier,
enzovoort wordt gesignaleerd door
een zijsensor of zijcamera, maar
vervolgens uit het detectiegebied van
de zijsensor of zijcamera verdwijnt,
gaat het systeem ervan uit dat de
plaats van het object niet veranderd
is.
5.4.22 Toyota Teammate
Advanced Park*
*Indien aanwezig
Doel van Advanced Park
Advanced Park is een systeem dat helpt
bij het veilig en soepel parkeren in een
beoogd parkeervak door de dode hoeken
rond de auto en de parkeerplaats via een
vogelperspectief weer te geven en de
manoeuvre te begeleiden via
schermweergaves, de werking van een
zoemer, het wijzigen van de stand van de
transmissie en het bedienen van het
stuurwiel, gaspedaal en rempedaal.
Daarnaast kan de Panoramic View
Monitor het gebied voor en achter de
auto en een beeld van boven de auto
weergeven om te helpen de situatie van
het gebied rondom de auto te
beoordelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de
Panoramic View Monitor de handleiding
voor het multimediasysteem.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
307
5
Rijden
Page 312 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Let goed op de volgende punten,
aangezien het stuurwiel draait als
het systeem in werking is.
– Let erop dat uw stropdas, sjaal of
arm niet door het draaiende
stuurwiel geraakt kan worden.
Houd uw bovenlichaam uit de
buurt van het stuurwiel. Houd ook
kinderen uit de buurt van het
stuurwiel.
– Lange vingernagels kunnen door
het draaiende stuurwiel geraakt
worden waardoor u letsel kunt
oplopen.
– Breng in een noodgeval de auto tot
stilstand door het rempedaal in te
trappen en druk vervolgens op de
hoofdschakelaar van Advanced
Park om het systeem uit te
schakelen.
• Zorg ervoor dat niemand zijn of haar
handen of voeten uit het raam steekt
terwijl dit systeem in werking is.
Voorzorgsmaatregelen voor de
camera's en sensoren
• Vanwege de kenmerken van de
cameralens wijken de op het scherm
weergegeven positie en afstand van
mensen of objecten mogelijk af van
de werkelijke situatie. Raadpleeg
voor meer informatie over het
onderstaande de handleiding voor
het multimediasysteem.
• Neem de voorzorgsmaatregelen voor
het gebruik van de Toyota Parking
Assist-sensor in acht (→blz. 293),
omdat anders een sensor mogelijk
niet goed werkt, hetgeen kan leiden
tot een ongeval.
• In de volgende situaties werken de
sensoren mogelijk niet goed,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
Rijd voorzichtig verder.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Als er zich een geparkeerde auto
naast het beoogde parkeervak
bevindt en het weergegeven
beoogde parkeervak zich ver van
het werkelijke beoogde parkeervak
bevindt, is een sensor mogelijk
verkeerd uitgelijnd. Laat de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Plaats geen accessoires binnen het
detectiegebied van de sensoren.
Voor een juiste werking van
Advanced Park
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan mogelijk niet veilig met de auto
gereden worden en kan een ongeval
het gevolg zijn.
• Gebruik het systeem niet in de
volgende situaties:
– Als u op andere plekken dan in
gebruikelijke parkeervakken wilt
parkeren
– Als de parkeerplaats is bedekt met
zand of grind en er geen duidelijke
belijning is aangebracht
– Als het parkeervak niet horizontaal
is, bijvoorbeeld op een helling, of
als er hoogteverschillen zijn
– Mechanisch parkeersysteem
– Parkeerplaats met een voorziening
die contact maakt met de
onderzijde van de auto
– Als het wegdek bevroren of glad is
of is bedekt met sneeuw
– Als het extreem warm is en het
asfalt zacht is geworden
– Als er zich een object voor de auto
bevindt
– Als er zich een object bevindt
tussen uw auto en de beoogde
parkeerplaats of op de beoogde
parkeerplaats (binnen het
weergegeven blauwe vak)
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
310
Page 316 of 586

OPMERKING(Vervolg)
afstandsbedieningsfunctie niet
worden gebruikt.
• Als tijdens het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie een
oproep wordt ontvangen, enz., en een
andere app wordt geopend, wordt de
afstandsbedieningsfunctie
onderbroken. De begeleiding kan
worden hervat als de Remote
Park-app binnen 3 minuten opnieuw
wordt geopend. Als er 3 minuten of
meer zijn verstreken, wordt de
begeleiding uitgeschakeld.
• Als tijdens het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie de toets
home of de aan-uittoets van de
smartphone wordt ingedrukt en het
scherm wordt vergrendeld, wordt de
afstandsbedieningsfunctie
onderbroken. De begeleiding kan
worden hervat als de Remote
Park-app binnen 3 minuten opnieuw
wordt geopend. Als er 3 minuten of
meer zijn verstreken, wordt de
begeleiding uitgeschakeld.
• Gebruik de Remote Park-app niet met
andere apparaten dan die waarvan de
werking is bevestigd door de maker.
Anders werkt het systeem mogelijk
niet goed.
• Als de omgevingstemperatuur laag is,
duurt het mogelijk even voordat het
systeem wordt gestart, ten gevolge
van het laadniveau van de 12V-accu.
• Als de spanning van de 12V-accu
daalt, wordt de begeleiding
uitgeschakeld.
• Als de afstandsbedieningsfunctie
wordt gebruikt op een helling, is de
rijsnelheid lager en wordt de afstand
tot waar de auto objecten nadert
langer dan op een vlakke weg.
• Als er in het systeem een tijdelijke
storing optreedt nadat de auto tot
stilstand is gebracht door de
elektrisch bedienbare parkeerrem of
doordat stand P is geselecteerd, wordt
het contact mogelijk UIT gezet en het
systeem mogelijk uitgeschakeld. Laat
OPMERKING(Vervolg)
in dat geval de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Als er een systeemstoring optreedt,
wordt de begeleiding mogelijk tijdelijk
onderbroken. De werking wordt
hervat zodra het systeem weer
normaal werkt. Volg de instructies op
het scherm van de smartphone om de
werking te hervatten.
• De afstandsbedieningsfunctie kan
niet worden gestart als het
EV-systeem is gestart met een
aftermarket op afstand bedienbaar
startsysteem.
• Nadat de afstandsbedieningsfunctie
is gebruikt, wordt de parkeerrem
volgens de voorschriften geactiveerd.
Gebruik de afstandsbedieningsfunctie
niet in gebieden met extreem lage
buitentemperaturen omdat de
parkeerrem vast kan vriezen en
mogelijk niet kan worden
gedeactiveerd. Als de parkeerrem
vastvriest, hoort u mogelijk een geluid
als hij wordt gedeactiveerd. Dit duidt
echter niet op een storing.
• Gebruik de op afstand bedienbare
functie niet met een elektronische
sleutel waarvan de batterij leeg is.
• De op afstand bedienbare functie kan
niet worden gestart als de laadstekker
van de auto is aangesloten. Als de
ondersteuning per ongeluk wordt
gestart, kan deze op abnormale wijze
worden beëindigd.
Soorten camera's en sensoren
Advanced Park
Camera's en sensoren worden gebruikt
om geparkeerde auto's te signaleren
waardoor het identificeren van
parkeervakken gemakkelijker wordt.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
314
Page 317 of 586

Camera voor
Camera's opzij
Camera achter
Sensoren
→Blz. 279
Camerabeelden
Omdat er speciale camera's worden
gebruikt, wijken de kleuren in de
weergegeven afbeeldingen mogelijk af
van de werkelijke kleuren.Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
Raadpleeg voor meer informatie over het
onderstaande de handleiding voor het
multimediasysteem.
• Bereik dat kan worden weergegeven
op de schermen
• Camera's
• Verschillen tussen de weergegeven
beelden en de werkelijke weg
• Verschillen tussen de weergegeven
beelden en de werkelijke objecten
Detectiebereik van de camera's en
sensoren
• Als er een auto geparkeerd staat
achter het beoogde parkeervak en de
afstand tussen deze auto en uw auto
te groot wordt, kan deze auto mogelijk
niet meer worden gesignaleerd.
Afhankelijk van de vorm en de staat
van een geparkeerde auto, wordt het
detectiebereik mogelijk te kort of kan
de auto wellicht niet worden
gesignaleerd.
• Andere objecten dan geparkeerde
auto's, zoals een pilaar of muur,
worden mogelijk niet gesignaleerd. En
als ze wel worden gesignaleerd, wordt
het beoogde parkeervak mogelijk niet
goed ingesteld.
Situaties waarin witte
parkeervaklijnen mogelijk niet goed
worden herkend
• In de volgende situaties worden
parkeervaklijnen op het wegdek
mogelijk niet gesignaleerd:
– Als er voor het parkeervak geen
witte lijnen zijn gebruikt
(parkeervak is begrensd met
touwen, blokken, enz.)
– Als de parkeervaklijnen vervaagd of
vuil zijn, waardoor ze slecht
zichtbaar zijn
– Als het wegdek een lichte kleur
heeft, zoals bij beton, en het
contrast met de witte
parkeervaklijnen klein is
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
315
5
Rijden