cruise control TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2020 Kezelési útmutató (in Hungarian)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2020, Model line: COROLLA HATCHBACK, Model: TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2020Pages: 754, PDF Size: 111.24 MB
Page 325 of 754

324
COROLLA_TMUK_EE4-2. Rijprocedures
Als de motor wordt uitgezet terwijl de
selectiehendel in een andere stand dan
P staat, wordt de stand van het contact
ACC in plaats van UIT. Voer de vol-
gende procedure uit om het contact UIT
te zetten:
1
Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2 Zet de selectiehendel in stand P.
3 Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven en druk de
startknop kort en stevig in.
4 Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) of IGNITION ON (contact
AAN) op het multi-informatiedisplay
uit is.
*: Indien aanwezig
*: Zet de selectiehendel onder normale
rijomstandigheden in stand D voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik en een zo
laag mogelijke geluidsproductie.
■Wanneer er wordt gereden met inge-
schakelde cruise control, Dynamic
Radar Cruise Control of Dynamic Radar
Cruise Control met volledig snelheids-
bereik (indien aanwezig)
Ook wanneer de sportmodus wordt ingescha-
keld met als doel op de motor af te remmen,
wordt er niet op de motor afgeremd omdat de
cruise control, Dynamic Radar Cruise Control
of Dynamic Radar Cruise Control met volle-
dig snelheidsbereik niet wordt uitgeschakeld.
( → Blz. 500)
■Beperken plotseling wegrijden (wegrij-
regeling)
→ Blz. 305
Uitschakelen van de motor als
de selectiehendel in een
andere stand dan P staat
(auto's met Multidrive CVT)
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de
accu
Schakel de motor niet uit als de selectie-
hendel in een andere stand dan P staat.
Als de motor wordt uitgeschakeld met de
selectiehendel in een andere stand wordt
het contact niet UIT maar in stand ACC
gezet. Als het contact in stand ACC blijft
staan, kan de accu ontladen raken.
Multidrive CVT*
Selecteer de schakelstand op
basis van uw doel en de situatie.
Doel en functie van de
schakelstanden
Scha-
kelstandDoel of functie
PParkeren van de auto/starten van de motor
RAchteruit
N
Neutraal
(Toestand waarbij het vermo- gen niet wordt overgebracht)
DNormaal rijden*
M
Sequentiële shiftmatic-sport-modus met 10 versnellingen (→ Blz. 326)
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 324 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
Page 356 of 754

355
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
4-5.Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
■PCS (Pre-Crash
Safety-systeem)
→Blz. 366
■LTA (Lane Tracing Assist)*
→Blz. 373
*: Indien aanwezig
■LDA (Lane Departure Alert met
stuurregeling)
*
→Blz. 383
*: Indien aanwezig
■AHS (Adaptive High Beam-sys-
teem)
*
→Blz. 343
*: Indien aanwezig
■Automatic High Beam-systeem*
→Blz. 341
*: Indien aanwezig
■RSA (Road Sign Assist)*
→Blz. 417
*: Indien aanwezig
■Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik
*
→Blz. 391
*: Indien aanwezig
■Dynamic Radar Cruise Control*
→Blz. 402
*: Indien aanwezig
Twee soorten sensoren, die zich achter
de grille en de voorruit bevinden, signa-
leren informatie die nodig is voor de
werking van de ondersteunende syste-
men.
Radarsensor
Camera voor
Toyota Safety Sense*
Toyota Safety Sense bestaat uit de
volgende ondersteunende syste-
men en draagt bij aan een veilige
en comfortabele rijervaring:
Ondersteunend systeem
WAARSCHUWING
■Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om te
werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te helpen
de gevolgen van een aanrijding voor de
inzittenden en de auto te beperken of de
bestuurder te assisteren onder normale
rijomstandigheden.
Vertrouw niet blindelings op het systeem,
aangezien er een grens is aan de mate
van nauwkeurigheid bij de herkenning en
de ondersteunende mogelijkheden die dit
systeem kan bieden. Het is altijd de ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder om
de omgeving van de auto in de gaten te
houden en veilig te rijden.
Sensoren
WAARSCHUWING
■Voorkomen van storingen in de
radarsensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht.
Als u dat niet doet, werkt de radarsensor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot
een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 355 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
Page 374 of 754

373
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
LTA (Lane Tracing Assist)*
Als wordt gereden op autowegen
en snelwegen met witte (gele) rij-
strookmarkeringen, waarschuwt
deze functie de bestuurder als de
auto de rijstrook of rijbaan
* dreigt
te verlaten en helpt hij om de auto
op de rijstrook of rijbaan
* te hou-
den door het stuurwiel te bedie-
nen. Daarnaast biedt het systeem
stuurassistentie om de auto in de
rijstrook te houden als de Dyna-
mic Radar Cruise Control met vol-
ledig snelheidsbereik is
ingeschakeld.
Het LTA-systeem herkent witte
(gele) rijstrookmarkeringen of de
rijbaan
* met behulp van de camera
voor. Het detecteert ook voorlig-
gers met behulp van de camera
voor en de radar.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg, zoals gras, grond of een stoep-
rand
WAARSCHUWING
■Voordat u het LTA-systeem gebruikt
●Vertrouw niet uitsluitend op het LTA-sys-
teem. Het LTA-systeem is geen systeem
dat de auto automatisch bestuurt of de
hoeveelheid aandacht die moet worden
besteed aan het gebied vóór de auto
beperkt. De bestuurder dient altijd volle-
dige verantwoordelijkheid te nemen
voor een veilig rijgedrag door de omge-
ving steeds goed in de gaten te houden
en het stuurwiel te bedienen om de rij-
richting van de auto te corrigeren. De
bestuurder moet ook zorgen voor vol-
doende pauzes als hij moe is, bijvoor-
beeld als hij langere tijd heeft gereden.
●Als u niet op de juiste manier rijdt en niet
goed oplet, kunt u een ongeval veroor-
zaken, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
●Als u het LTA-systeem niet gebruikt, zet
het systeem dan uit met de toets LTA.
■Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van het LTA-systeem
Gebruik in de volgende gevallen de toets
LTA om het systeem uit te schakelen. Als u
dat wel doet, kan dat leiden tot een onge-
val, met ernstig letsel tot gevolg.
●Er wordt gereden op een wegdek dat
glad is door regenachtig weer, sneeuw-
val, vorst, enz.
●Er wordt gereden op een met sneeuw
bedekte weg.
●Witte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien
door regen, sneeuw, mist, stof, enz.
●Er wordt gereden in een tijdelijke rij-
strook of een smalle rijstrook door weg-
werkzaamheden.
●Er wordt gereden in een gebied met
wegwerkzaamheden.
●Er is/zijn een reservewiel, sneeuwkettin-
gen, enz. gemonteerd.
●Als de banden erg versleten zijn of als
de bandenspanning te laag is.
●Als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 373 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
Page 378 of 754

377
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Stuurassistentiefunctie
Wanneer het systeem vaststelt dat de
auto de rijstrook of de rijbaan
* dreigt te
verlaten, helpt het systeem voor zover
nodig om de auto in de rijstrook te hou-
den door kortstondig het stuurwiel licht
te bedienen.
Als het systeem signaleert dat het stuurwiel
een bepaalde periode niet bediend is of dat
het stuurwiel niet stevig wordt vastgehou-
den, wordt een waarschuwing weergegeven
op het multi-informatiedisplay en wordt de
functie tijdelijk uitgeschakeld.
Auto met BSM: Wanneer het systeem vast-
stelt dat de auto de rijstrook dreigt te verla-
ten en dat de kans op een aanrijding met
een inhalende auto in de naastgelegen rij-
strook groot is, treedt de stuurassistentie in
werking, zelfs wanneer de richtingaanwijzers
zijn ingeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg, zoals gras, grond of een stoeprand
■Waarschuwingsfunctie slingeren
auto
Wanneer de auto in een rijstrook slin-
gert, klinkt er een zoemer en wordt er
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay om de bestuur-
der te waarschuwen.
■Lane Centering-functie
Deze functie is gekoppeld aan het
Dynamic Radar Cruise Control-sys-
teem met volledig snelheidsbereik en
levert de benodigde assistentie door
het stuurwiel te bedienen om de auto
op zijn huidige rijstrook te houden.
Als het Dynamic Radar Cruise Control-sys-
teem met volledig snelheidsbereik niet
werkt, werkt de Lane Centering-functie niet.
In gevallen waarin de witte (gele) rijstrook-
markeringen niet (goed) zichtbaar zijn, bij-
voorbeeld wanneer u in een file staat, treedt
deze functie in werking om te helpen een
voorligger te volgen door de positie van die
voorligger in de gaten te houden.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 377 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
Page 381 of 754

380
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Voorwaarden voor werking van de func-
ties
●Lane Departure Alert-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• LTA is ingeschakeld.
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
*1
• Het systeem herkent witte (gele) rijstrook-
markeringen of een rijbaan*2. (Wanneer
slechts aan één zijde een witte [gele] mar-
kering of een rijbaan
*2 wordt herkend,
werkt het systeem uitsluitend voor de her-
kende zijde.)
• De breedte van de rijstrook is ten minste ongeveer 3 m.
• De richtingaanwijzersc hakelaar wordt niet
bediend.
(Auto met BSM: Behalve wanneer een
ander voertuig zich op de rijstrook bevindt
aan de zijde van de bediende richtingaanwij-
zer)
• Er wordt niet gereden in een scherpe bocht.
• Er worden geen systeemstoringen gesig- naleerd. ( →Blz. 382)
*1: De functie werkt zelfs als de rijsnelheid
lager is dan ongeveer 50 km/h terwijl de
Lane Centering-functie in werking is.
*2: De grens tussen asfalt en de kant van de weg, zoals gras, grond of een stoeprand
●Stuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen aan
alle werkingsvoorwaarden voor de Lane
Departure Alert-functie wordt voldaan, maar
ook aan alle onderstaande voorwaarden.
• De instelling voor “Steering Assist”
(stuurassistentie) in van het
multi-informatiedisplay is “ON” (aan).
(→ Blz. 723)
• Er wordt niet in een vastgestelde mate of sneller geaccelereerd of gedecelereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een stuurkracht die geschikt is voor het veran-
deren van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• De waarschuwing handen van het stuur- wiel wordt niet weergegeven. ( →Blz. 381)
●Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• De instelling voor “Sway Warning” (waar-
schuwing voor slingeren) in van het
multi-informatiedisplay is “ON” (aan).
(→ Blz. 723)
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
• De breedte van de rijstrook is ten minste ongeveer 3 m.
• Er worden geen systeemstoringen gesig- naleerd. ( →Blz. 382)
●Lane Centering-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• LTA is ingeschakeld.
• De instelling voor “Steering Assist” (stuurassistentie) en “Lane Centre” (mid-
den rijstrook) in van het multi-informa-
tiedisplay is ON (aan). ( →Blz. 723)
• Deze functie herkent wi tte (gele) rijstrook-
markeringen of de positie van een voorlig-
ger (behalve bij kleine voorliggers, zoals
een motorfiets).
• De Dynamic Radar Cruise Control met vol- ledig snelheidsbereik werkt in de afstands-
regelmodus.
• De breedte van de rijstrook is ongeveer 3 - 4 m.
• De richtingaanwijzersc hakelaar wordt niet
bediend.
• Er wordt niet gereden in een scherpe bocht.
• Er worden geen systeemstoringen gesig- naleerd. ( →Blz. 382)
• Er wordt niet in een vastgestelde mate of sneller geaccelereerd of gedecelereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een stuurkracht die geschikt is voor het veran-
deren van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• De waarschuwing handen van het stuur- wiel wordt niet weergegeven. ( →Blz. 381)
• De auto rijdt in het midden van een rij- strook.
• Stuurassistentiefunctie is niet in werking.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 380 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
Page 392 of 754

391
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
■Weergave instrumentenpaneel
Multi-informatiedisplay
Ingestelde snelheid
Controlelampjes
■BedieningsschakelaarsAfstandsschakelaar
Schakelaar +RES
Cruise control-hoofdschakelaar
Uitschakeltoets
Schakelaar -SETDynamic Radar Cruise
Control met volledig
snelheidsbereik
*
Wanneer de afstandsregelmodus
is ingeschakeld, accelereert, dece-
lereert en stopt de auto automa-
tisch overeenkomstig de
veranderingen in snelheid van de
voorligger, zelfs wanneer het gas-
pedaal niet wordt ingetrapt. In de
constante-snelheidsregelmodus
rijdt de auto met een constante
snelheid.
Gebruik de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbe-
reik op autowegen en snelwegen.
Afstandsregelmodus ( →Blz. 394)
Constante-snelheidsregelmodus
(→Blz. 398)
Systeemonderdelen
WAARSCHUWING
■Voordat u de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik
gebruikt
●Voor veilig rijden is alleen de bestuurder
verantwoordelijk. Vertrouw niet alleen
op het systeem en rijd voorzichtig door
altijd goed op de omgeving te letten.
●De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik biedt onder-
steuning bij het rijden om de bestuurder
te ontlasten. Er zijn echter grenzen aan
de geboden ondersteuning.
Lees de hierna gegeven aanwijzingen
aandachtig door. Vertrouw niet blindelings
op dit systeem en rijd altijd voorzichtig.
• Omstandigheden waarin de sensor voorliggers mogelijk niet op de juiste
manier signaleert: →Blz. 400
• Omstandigheden waaronder de afstandsregelmodus mogelijk niet goed
werkt: →Blz. 401
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 391 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
Page 393 of 754

392
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
●Stel de geschikte snelheid in op basis
van de snelheidslimiet, de verkeersin-
tensiteit, de wegcondities, de weersom-
standigheden, enz. De bestuurder moet
de ingestelde snelheid controleren.
●Zelfs als het systeem normaal werkt,
kan de door het systeem gesignaleerde
status van de voorli
gger afwijken van de
door de bestuurder waargenomen sta-
tus. Daarom moet de bestuurder altijd
alert blijven, het gevaar van elke situatie
inschatten en veilig rijden. Volledig ver-
trouwen op het systeem of aannemen
dat het systeem de veiligheid garan-
deert tijdens het rijden kan leiden tot
een ongeval met ernstig letsel als
gevolg.
●Schakel de Dynamic Radar Cruise Con-
trol met volledig snelheidsbereik uit met
de cruise control-hoofdschakelaar als
deze niet wordt gebruikt.
■Waarschuwingen met betrekking tot
de ondersteunende systemen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht, aangezien er grenzen zijn aan de
door het systeem geboden ondersteuning.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval ver-
oorzaken, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
●De bestuurder helpen bij het meten van
de volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control met vol-
ledig snelheidsbereik dient alleen ter
ondersteuning van de bestuurder bij het
bepalen van de volgafstand tussen de
eigen auto en een bepaalde voorligger.
Het systeem is niet bedoeld om zorgeloos
of roekeloos rijgedrag te rechtvaardigen
en kan de bestuurder ook niet helpen tij-
dens het rijden bij slecht zicht.
Het blijft noodzakelij k dat de bestuurder
zelf de omgeving van de auto goed in de
gaten houdt.
●De bestuurder helpen bij het bepalen
van de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control met vol-
ledig snelheidsbereik bepaalt of de volgaf-
stand tussen de eigen auto en een
bepaalde voorligger binnen een vastge-
legd bereik ligt. Het systeem kan geen
andere beoordelingen maken. Het is
daarom strikt noodzakelijk dat u zelf alert
blijft en inschat of een situatie mogelijk
gevaarlijk is.
●De bestuurder helpen bij het bedienen
van de auto
De Dynamic Radar Cruise Control met vol-
ledig snelheidsberei k heeft geen functies
om aanrijdingen met een voorligger te
voorkomen of vermijden. Daarom dient u
wanneer er gevaar dreigt direct de con-
trole over de auto te nemen en juist te han-
delen om de veiligheid van alle
betrokkenen te garanderen.
■Situaties waarin de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig snel-
heidsbereik niet kan worden gebruikt
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik niet in de vol-
gende situaties. Als u dat wel doet, wordt
de snelheid mogelijk niet goed geregeld,
waardoor een ongeval met ernstig letsel
kan ontstaan.
●Op wegen met voetgangers, fietsers,
enz.
●In druk verkeer
●Op wegen met scherpe bochten
●Op slingerende wegen
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw
glad zijn
●Op steile hellingen bergafwaarts of op
afwisselend sterk dalende en sterk stij-
gende wegen
Bij het afdalen van een steile helling kan
de rijsnelheid de inge stelde snelheid over-
schrijden.
●Op invoegstroken van autowegen en
snelwegen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 392 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
Page 396 of 754

395
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Als er geen voorliggers meer zijn die langzamer rijden dan de ingestelde snel-
heid
Het systeem verhoogt de snelheid totdat de inges
telde snelheid bereikt wordt. Het systeem
schakelt vervolgens weer over op het rijden met constante snelheid.
1Druk op de cruise control-hoofd-
schakelaar om de cruise control in
te schakelen.
Het controlelampje van de Dynamic Radar
Cruise Control gaat branden en er wordt een
melding weergegeven op het multi-informa-
tiedisplay. Druk nogmaals op de schakelaar
om de cruise control uit te schakelen.
Als de cruise control-hoofdschakelaar gedu-
rende ten minste 1,5 seconden ingedrukt
wordt gehouden, schakelt het systeem over
op de constante-snelheidsregelmodus.
(→ Blz. 398)
2 Accelereer of decelereer met
behulp van het gaspedaal naar de
gewenste rijsnelheid (ongeveer 30
km/h of hoger) en druk op de scha-
kelaar -SET om de snelheid op te
slaan.
Het controlelampje cruise control SET gaat
branden. De rijsnelheid op het moment dat de schake-
laar wordt losgelaten, wordt de ingestelde
snelheid.
Druk, om de ingestelde snelheid te wij-
zigen, op de schakelaar +RES of -SET
totdat de gewenste snelheid wordt
weergegeven.
1
Verhogen van de snelheid (behalve
wanneer de auto door het systeem
is stilgezet in de afstandsregelmo-
dus)
2 Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Druk op de toets.
Ruime afstelling: Houd de schakelaar inge-
drukt om de snelheid te wijzigen en laat hem
los als de gewenste snelheid is bereikt.
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 395 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
Page 398 of 754

397
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Druk op de schakelaar +RES als uw
voorligger begint te rijden.
Het volgen van uw voorligger wordt ook
hervat als u het gaspedaal intrapt wan-
neer uw voorligger begint te rijden.
1
Als u op de uitschakeltoets drukt,
wordt de snelheidsregeling uitge-
schakeld.
De snelheidsregeling wordt eveneens uitge-
schakeld als het rempedaal wordt ingetrapt.
(Als de auto is stilgezet door het systeem,
wordt de snelheidsinstelling niet geannu-
leerd als het rempedaal wordt ingetrapt.)
2 Als u op de schakelaar +RES drukt,
wordt de cruise control hervat en
wordt de ingestelde rijsnelheid her-
vat.
Wanneer uw auto een voorligger te
dicht nadert en automatisch decelere-
ren door middel van de cruise control
niet mogelijk is, zal het scherm gaan
knipperen en een zoemer klinken om
de bestuurder te waarschuwen. Dit kan
bijvoorbeeld gebeuren als een andere
bestuurder vóór u invoegt terwijl u een
voorligger volgt. Trap het rempedaal in
om voldoende afstand tot uw voorligger
te houden.
■Mogelijk worden geen waarschu-
wingen gegeven
In de volgende gevallen worden moge-
lijk geen waarschuwingen gegeven als
de tussenafstand klein is.
Als de snelheid van de voorligger
gelijk is aan of hoger is dan de snel-
heid van uw eigen auto
AfstandsoptiesTussenafstand
LangOngeveer 50 m
GemiddeldOngeveer 40 m
KortOngeveer 30 m (100 ft.)
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is
stilgezet door het systeem
(afstandsregelmodus)
Uitschakelen en hervatten van
de snelheidsregeling
Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus)
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 397 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
Page 399 of 754

398
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Als de voorligger extreem langzaam
rijdt
Direct nadat de snelheid van de
cruise control is ingesteld
Bij het intrappen van het gaspedaal
Wanneer de constante-snelheidsregel-
modus is geselecteerd, blijft de auto
met een ingestelde snelheid rijden,
zonder de tussenafstand te regelen.
Selecteer deze modus alleen wanneer
de afstandsregelmodus niet goed werkt
als gevolg van een vuile radar.
1 Houd bij uitgeschakelde cruise con-
trol de cruise control-hoofdschake-
laar gedurende ten minste 1,5
seconden ingedrukt.
Direct nadat op de schakelaar is gedrukt,
gaat het controlelampje Dynamic Radar
Cruise Control branden. Vervolgens gaat het
controlelampje cruise control branden.
Overschakelen naar de constante-snel-
heidsregelmodus is alleen mogelijk als de
schakelaar wordt bediend terwijl de cruise
control uit staat.
2 Accelereer of decelereer met
behulp van het gaspedaal naar de
gewenste rijsnelheid (ongeveer 30
km/h of hoger) en druk op de scha-
kelaar -SET om de snelheid op te
slaan.
Het controlelampje cruise control SET gaat
branden.
De rijsnelheid op het moment dat de schake-
laar wordt losgelaten, wordt de ingestelde
snelheid.
Wijzigen van de geprogrammeerde snel-
heid: → Blz. 395
Uitschakelen en hervatten van de ingestelde
snelheid: →Blz. 397
Wanneer deze functie is ingeschakeld
en het systeem in de afstandsregelmo-
dus (→Blz. 394) werkt en een verkeers-
bord met een snelheidslimiet wordt
gesignaleerd, wordt de herkende snel-
heidslimiet weergegeven met een pijl
omhoog/omlaag. De ingestelde snel-
heid kan tot de herkende snelheidsli-
miet worden verhoogd/verlaagd door
de schakelaar +RES/-SET ingedrukt te
houden.
Wanneer de op dat moment inge-
stelde snelheid lager is dan de her-
kende snelheidslimiet
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus
Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 398 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM