TOYOTA MIRAI 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: MIRAI, Model: TOYOTA MIRAI 2023Pages: 530, PDF Size: 103.29 MB
Page 181 of 530

De ruitenwissers voor in de ruststand
zetten
Zet het contact AAN en zet de
ruitenwisserhendel in een werkingsstand
terwijl de ruitenwissers voor op de
voorruit geplaatst zijn. Als de
ruitenwisserschakelaar wordt
uitgeschakeld, stoppen de ruitenwissers
voor in de ruststand. Zelfs als de
ruitenwissers uit positie staan terwijl het
contact UIT staat, keren de ruitenwissers
terug in de normale stand.
OPMERKING
Bij het optillen van de ruitenwissers
voor
• Til de ruitenwissers voor niet op als ze
in de ruststand onder de motorkap
staan. Als u dat wel doet, raken de
ruitenwissers voor mogelijk de
motorkap, hetgeen kan resulteren in
schade aan de ruitenwissers voor
en/of de motorkap.
• Til de ruitenwissers voor niet op aan
het ruitenwisserblad. Anders kan het
ruitenwisserblad vervormd raken.
• Bedien de ruitenwisserhendel niet
wanneer de ruitenwissers voor zijn
opgetild. Als u dat wel doet, raken de
ruitenwissers voor mogelijk de
motorkap, hetgeen kan resulteren in
schade aan de ruitenwissers voor
en/of de motorkap.
5.4 Tanken
5.4.1 Openen van de tankdopklep
• Tank alleen gecomprimeerd
waterstofgas bij waterstofstations.
• Tank bij waterstofstations die voldoen
aan SAE J2601. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als u vragen
hebt over de geschiktheid van een
waterstofstation.
• Neem opmerkingen en instructies bij
de waterstofstations in acht.
• De vultijd en -hoeveelheid kunnen
variëren, afhankelijk van de
buitentemperatuur en de apparatuur
bij het waterstofstation.
• Auto's met waterstofgerelateerde
onderdelen met een verstreken
houdbaarheidsdatum mogen niet
worden gebruikt. Kijk op blz. 73 hoe
en wanneer u de vervaldatum kunt en
moet controleren. Neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Voor het tanken
• Sluit alle portieren en ruiten.
• Activeer de parkeerrem.
• Zet de selectiehendel in stand P.
• Zet het contact UIT.
• Schakel de verlichting uit.
Brandstofsoorten
→Blz. 425
Opmerkingen bij het tanken
• Tanken is niet mogelijk als de druk in
de waterstoftanks van de auto hoger
is dan de toevoerdruk van het
waterstofstation. Als de
waterstoftanks voor meer dan de helft
gevuld zijn, kan er mogelijk niet
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
179
5
Rijden
Page 182 of 530
![TOYOTA MIRAI 2023 Instructieboekje (in Dutch) getankt worden bij een
H35-dispenser. Om waterstoftanks
volledig te vullen is een
waterstofstation met een
H70-dispenser (toevoerdruk 70 MPa)
[714 kg/cm
2, 700 bar, 10.150 psi]
nodig.
• Bel het numm TOYOTA MIRAI 2023 Instructieboekje (in Dutch) getankt worden bij een
H35-dispenser. Om waterstoftanks
volledig te vullen is een
waterstofstation met een
H70-dispenser (toevoerdruk 70 MPa)
[714 kg/cm
2, 700 bar, 10.150 psi]
nodig.
• Bel het numm](/img/14/60121/w960_60121-181.png)
getankt worden bij een
H35-dispenser. Om waterstoftanks
volledig te vullen is een
waterstofstation met een
H70-dispenser (toevoerdruk 70 MPa)
[714 kg/cm
2, 700 bar, 10.150 psi]
nodig.
• Bel het nummer op de apparatuur als
het tanken niet kan worden voltooid
door problemen met de apparatuur
van het station.
WAARSCHUWING!
Tijdens het tanken
Neem bij het tanken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Zet voor het tanken het contact UIT.
• Zorg er voor het vullen voor dat het
vulpistool voor waterstofgas
vergrendeld is op de tank in de auto.
Dit kunt u controleren door aan het
vulpistool te trekken om te
controleren of het er niet vanaf
getrokken kan worden. Als u dit niet
doet kan dit letsel veroorzaken of
kan het vulpistool voor waterstofgas
of de auto beschadigd raken.
• Rook niet tijdens het tanken.
• Omdat de brandstof koud is, worden
het vulpistool voor waterstofgas en
het oppervlak van de tank in de auto
koud, en kan er rijp ontstaan.
Gebruik als het tanken is voltooid
alleen de plastic handgreep om het
vulpistool voor waterstofgas te
verwijderen. Raak direct na het
tanken geen andere onderdelen van
het vulpistool voor waterstofgas of
de tank in de auto met blote handen
aan, anders kan bevriezing
optreden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Zorg ervoor dat u voor
personenauto's een spuitmond voor
waterstofgas gebruikt bij
350 bar/700 bar. Gebruik geen
spuitmonden voor waterstofgas die
zijn ontworpen voor
bedrijfsvoertuigen. Raadpleeg de
instructies bij het waterstofstation
of vraag de bediende om hulp.
• Tank alleen bij waterstofstations die
zijn ontworpen voor personenauto's.
Tank niet bij waterstofstations die
zijn ontworpen voor vorkheftrucks,
bussen of vrachtwagens. Vraag de
bediende om hulp.
OPMERKING
Tijdens het tanken
• Tank alleen waterstofgas bij geschikte
stations. Het brandstofcelpakket zal
beschadigd raken wanneer u de
verkeerde brandstof gebruikt.
• Zwaai niet met het vulpistool voor
waterstofgas, laat het niet vallen en
oefen er geen overmatige kracht op
uit. Anders kan er schade ontstaan.
• Als het vulpistool voor waterstofgas
na het tanken niet verwijderd kan
worden, zit het mogelijk vastgevroren
aan de tank in de auto. Wacht totdat
het vulpistool ontdooid is alvorens
het proberen te verwijderen. Trek niet
met kracht aan het vulpistool voor
waterstofgas en draai het niet. Als u
deze voorzorgsmaatregelen niet
opvolgt, kan er schade ontstaan.
• Plaats altijd de dop na het tanken. Als
er vuil in de tank in de auto
terechtkomt, kan er schade ontstaan.
• Steek niets scherps, zoals een
schroevendraaier, mes of ander
vreemd voorwerp, in de opening van
de tank in de auto. Als de tank
beschadigd raakt, lekt er mogelijk
waterstofgas tijdens het tanken.
• Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
5.4 Tanken
180
Page 183 of 530

OPMERKING(Vervolg)
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als u iets
vreemds opvalt aan de tank in de auto.
• Stel de beheerder van het waterstofstation op de hoogte als u
iets vreemds opvalt aan de
waterstofdispenser of het vulpistool
voor waterstofgas. Op de dispenser
wordt meestal contactinformatie
weergegeven.
• Doe geen antivries in de brandstofvulopening. Als er vreemde
materialen in de brandstofvulopening
komen, kan dit schade tot gevolg
hebben.
• Gebruik bij het tanken geen spuitmond voor waterstofgas waar
waterdruppels aan zitten. De
waterdruppels zullen bevriezen en de
spuitmond kan dan mogelijk niet
meer worden verwijderd.
Openen van de tankdopklep 1. Druk op de ontgrendelschakelaar. Als het controlelampje READY brandt
of het contact AAN staat, wordt de
tankdopklep niet ontgrendeld.
2. Verwijder de dop en bevestig hem in de houder. Als “Stop in Safe Place Turn Power OFF
Open Hydrogen Filler Door” (stop op
een veilige plaats, zet contact uit, open
klep waterstoftank) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en druk nogmaals op de
ontgrendelschakelaar van de
tankdopklep volgens de volgende
procedure:
1. Zet de selectiehendel in stand P.
2. Zet het contact UIT.
3. Druk op de ontgrendelschakelaar van de tankdopklep.
Geluiden tijdens het tanken
Als gecomprimeerd waterstofgas wordt
getankt, kunt u soms geluiden horen van
gas dat door het vulpistool voor
waterstofgas en de kleppen van de
waterstoftanks stroomt. (→Blz. 68)
Sluiten van de tankdopklep 1. Plaats de dop.
2. Sluit de tankdopklep.
5.4 Tanken
181
5
Rijden
Page 184 of 530

Functie om fouten te voorkomen
Het brandstofcelsysteem kan niet worden
gestart als de tankdopklep open is. Als
het controlelampje READY brandt, gaat
de tankdopklep niet open.
Als “Open Filler Door Detected Stop in
Safe Place Close Hydrogen Filler Door”
(open klep waterstoftank, stop op een
veilige plaats, sluit klep waterstoftank)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De tankdopklep is open. Breng de auto op
een veilige plaats tot stilstand en sluit de
tankdopklep.
Als “Open Filler Door Detected Close
Hydrogen Filler Door Restart Vehicle”
(open tankklep gesignaleerd, sluit klep
waterstoftank, start auto weer) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De tankdopklep is open en het
brandstofcelsysteem kan niet worden
gestart. Zet de selectiehendel in stand P,
zet het contact UIT en doe daarna het
volgende:
1. Controleer of de dop weer is
geplaatst.
2. Sluit de tankdopklep.
Als op dat moment de
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay uitgaat, is er
geen storing aanwezig. Als de melding
echter nog steeds wordt
weergegeven, is de sensor mogelijk
beschadigd. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer ofhersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Het systeem kan 1 keer worden
gestart door de startprocedure 5 keer
te herhalen (druk met ingetrapt
rempedaal de startknop 9 keer in met
intervallen van maximaal 2 seconden).
Bedien de auto nadat u gecontroleerd
hebt of het vulpistool voor
waterstofgas niet is aangesloten op
de auto.
5.5 Gebruik van de
ondersteunende systemen
5.5.1 Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense bestaat uit de
volgende ondersteunende systemen en
draagt bij aan een veilige en comfortabele
rijervaring:
Ondersteunend systeem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 186
LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 197
AHS (Adaptive High Beam-systeem)
*
→Blz. 168
*Indien aanwezig
AHB (Automatic High Beam)
*
→Blz. 172
*Indien aanwezig
RSA (Road Sign Assist)
→Blz. 207
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
→Blz. 212
5.4 Tanken
182
Page 185 of 530

WAARSCHUWING!
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om
te werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te
helpen de gevolgen van een aanrijding
voor de inzittenden en de auto te
beperken of de bestuurder te
assisteren onder normale
rijomstandigheden.
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, aangezien er een grens is aan
de mate van nauwkeurigheid bij de
herkenning en de ondersteunende
mogelijkheden die dit systeem kan
bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
Sensoren
Twee soorten sensoren, die zich achter de
grille en de voorruit bevinden, signaleren
informatie die nodig is voor de werking
van de ondersteunende systemen
ARadarsensor
BCamera voor
WAARSCHUWING!
Voorkomen van storingen in de
radarsensor
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Als u dat niet doet, werkt de
radarsensor mogelijk niet goed,
hetgeen kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Houd de radarsensor en de afdekking
van de radarsensor altijd schoon.
ARadarsensor
BAfdekking radarsensor
Reinig de voorzijde van de radarsensor
of de voor- of achterzijde van
afdekking van de radarsensor als ze
vuil zijn of als er waterdruppels,
sneeuw, enz. op zit(ten).
Reinig de radarsensor en de kap van de
radarsensor met een zachte doek om
te voorkomen dat er beschadigingen
ontstaan.
• Bevestig geen accessoires,
(doorzichtige) stickers of andere
zaken op de radarsensor, de afdekking
van de radarsensor of het omliggende
gebied.
• Stel de radarsensor en de omgeving
van de sensor niet bloot aan krachtige
schokken. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
radarsensor, de grille of de
voorbumper is blootgesteld aan
krachtige schokken.
• Haal de radarsensor niet uit elkaar.
• Wijzig of spuit de radarsensor of de
kap van de radarsensor niet.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
183
5
Rijden
Page 186 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• In de volgende gevallen moet de
radarsensor opnieuw worden
gekalibreerd. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Als de radarsensor of de grille is
verwijderd en geplaatst of
vervangen
– Als de voorbumper is vervangen
Storingen in de camera voor
voorkomen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, werkt de camera voor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
• Houd de voorruit te allen tijde schoon.
– Reinig de voorruit als deze vuil is of
als er een dun olielaagje,
waterdruppels, sneeuw, enz. op
zit(ten).
– Als er een ruitencoating op de
voorruit is aangebracht, moeten
waterdruppels e.d. nog steeds met
de ruitenwissers voor worden
verwijderd van het gedeelte van de
voorruit vóór de camera voor.
– Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
binnenzijde van de voorruit waar de
camera voor is geplaatst vuil is.
• Bevestig geen voorwerpen, zoals
(doorzichtige) stickers e.d. op de
buitenzijde van de voorruit vóór de
camera voor (het grijze gebied in de
afbeelding).
WAARSCHUWING!(Vervolg)
AVanaf de bovenzijde van de voorruit
tot ongeveer 1 cm onder de
onderzijde van de camera voor
BOngeveer 20 cm (ongeveer 10 cm
naar links en rechts vanuit het
midden van de camera voor)
• Als de voorruit vóór de camera voor is
beslagen of wanneer er condens of ijs
op de voorruit zit, gebruik dan de
voorruitverwarming om de condens
van de voorruit te verwijderen of de
voorruit te ontdooien. (→Blz. 296)
• Vervang het ruitenwisserrubber of het
ruitenwisserblad als de ruitenwissers
vóór de waterdruppels niet goed
kunnen verwijderen van het gedeelte
van de voorruit vóór de camera voor.
• Plak geen ruitfolie op de voorruit.
• Vervang de voorruit als deze
beschadigd is of als er een barst in zit.
Na vervanging van de voorruit moet
de camera voor opnieuw worden
gekalibreerd. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Zorg ervoor dat er geen vloeistoffen
op de camera voor terechtkomen.
• Voorkom dat er fel licht op de camera
voor schijnt.
• Zorg ervoor dat de camera voor niet
vuil wordt of beschadigd raakt. Zorg er
bij het reinigen van de binnenzijde van
de voorruit voor dat er geen
glasreiniger op de lens van de camera
voor terechtkomt. Raak de lens ook
niet aan. Neem, als de lens vuil of
beschadigd is, contact op met een
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
184
Page 187 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Stel de camera voor niet bloot aan
sterke schokken.
• Wijzig de montagepositie of -richting
van de camera voor niet en verwijder
de camera niet.
• Haal de camera voor niet uit elkaar.
• Wijzig geen onderdelen van de auto
rond de camera voor (binnenspiegel,
enz.) of het dak.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig geen accessoires die de
camera voor kunnen hinderen op de
motorkap, de grille of de voorbumper.
Neem voor meer informatie contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Zorg er als een surfplank of een ander
lang voorwerp op het dak moet
worden geplaatst voor dat de camera
voor er niet door wordt gehinderd.
• Breng geen wijzigingen aan de
koplampen of andere lichten aan.
Verklaring
→Blz. 493
Als een waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk sprake van een
storing in het betreffende systeem.
• Voer in de volgende situaties de in de tabel aangegeven acties uit. Als wordt
gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt
de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Situatie Handelingen
Als het gedeelte rondom een camera bedekt
is met vuil, vocht (condens, ijs, enz.) of andere
verontreinigingenVerwijder het vuil e.d. met behulp van de rui-
tenwissers en de airco (→blz. 296).
Als de temperatuur rondom de camera voor
niet binnen het werkingsbereik ligt, bijvoor-
beeld doordat de auto in de zon of een zeer
koude omgeving staatAls de camera voor heet is, bijvoorbeeld door-
dat de auto in de zon heeft gestaan, maak dan
gebruik van de airconditioning om het ge-
deelte rondom de camera voor af te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is
gemaakt van een zonnescherm, kan bij be-
paalde typen zonnescherm door het zonlicht
dat door het oppervlak ervan wordt gereflec-
teerd de temperatuur van de camera voor ex-
treem hoog oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld
doordat de auto in een zeer koude omgeving
heeft gestaan, maak dan gebruik van het air-
conditioningsysteem om het gedeelte
rondom te camera voor op te warmen.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
185
5
Rijden
Page 188 of 530

Situatie Handelingen
Het gedeelte vóór de camera voor wordt af-
gedekt, bijvoorbeeld doordat de motorkap is
geopend of doordat een sticker op het ge-
deelte van de voorruit vóór de camera voor is
geplakt.Sluit de motorkap, verwijder de sticker, enz.,
zodat de camera voor niet meer wordt afge-
dekt.
Wanneer “Pre-Collision System Radar In Self
Calibration Unavailable See Owner’s Manual”
(Zelfkalibratie radar Pre-Crash Safety-
systeem niet beschikbaar, zie handleiding)
wordt weergegeven.Controleer of er materialen op de radarsensor
of de afdekking van de radarsensor zijn be-
vestigd en verwijder deze zo nodig.
• Als in de volgende situaties de situatie
is gewijzigd (of enige tijd met de auto
is gereden) en wordt gesignaleerd dat
weer aan de normale
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
verdwijnt de melding en werkt het
systeem weer normaal. Neem, als de
melding niet verdwijnt, contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Als de temperatuur rondom de
camera voor niet binnen het
werkingsbereik ligt, bijvoorbeeld
doordat de auto in de zon of een
zeer koude omgeving staat
– Als de camera voor geen objecten
voor de auto kan detecteren, zoals 's
nachts op een onverlichte weg, bij
sneeuw, bij mist of als er fel licht in
de camera voor schijnt
– Afhankelijk van de omstandigheden
in de omgeving van de auto
oordeelt de radar mogelijk dat de
omgeving niet goed kan worden
herkend. In dat geval wordt
“Pre-Collision System Unavailable
See Owner’s Manual” (Pre-Crash
Safety-systeem niet beschikbaar,
zie handleiding) weergegeven.5.5.2 PCS (Pre-Crash
Safety-systeem)
Het Pre-Crash Safety-systeem maakt
gebruik van een radarsensor en een
camera voor om objecten (→blz. 186)
vóór de auto te signaleren. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een
frontale aanrijding met een object groot
is, wordt een waarschuwing geactiveerd
om de bestuurder aan te sporen om uit te
wijken en wordt de potentiële remdruk
verhoogd om de bestuurder te helpen
een aanrijding te voorkomen. Wanneer
het systeem oordeelt dat de kans op een
frontale aanrijding met een object zeer
groot is, worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een aanrijding
te voorkomen of om de impact van een
aanrijding te helpen verminderen.
Het Pre-Crash Safety-systeem kan
worden in-/uitgeschakeld en het
waarschuwingstijdstip kan worden
gewijzigd. (→Blz. 189)
Signaleerbare objecten
Het systeem kan de volgende zaken
signaleren (de waarneembare zaken
verschillen afhankelijk van de functie):
• Voertuigen
• Fietsers
• Voetgangers
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
186
Page 189 of 530

Systeemfuncties
Pre-Crash-waarschuwing
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk
is, klinkt er een zoemer en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven op
het multi-informatiedisplay om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken.
ABRAKE! (REMMEN!)
Pre-Crash Brake Assist
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk
is, past het een grotere remkracht toe in
relatie tot de kracht waarmee het
rempedaal wordt ingetrapt.
Pre-Crash Brake-systeem
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een frontale aanrijding zeer groot
is, worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een aanrijding
te voorkomen of de snelheid van de
aanrijding te verlagen.
Emergency Steering Assist
Wanneer het systeem oordeelt dat een
frontale aanrijding zeer waarschijnlijk is,
de auto voldoende ruimte heeft op zijn
rijstrook en de bestuurder bezig is een
uitwijk- of stuurmanoeuvre uit te voeren,
helpt de Emergency Steering Assist bij
het sturen. Op die manier wordt gezorgd
voor een betere voertuigstabiliteit en
wordt er voorkomen dat de rijstrookwordt verlaten. Tijdens de werking brandt
het controlelampje groen.
Assistentie bij het rechts/links afslaan
op een kruispunt
Wanneer het systeem in de onderstaande
situaties oordeelt dat een aanrijding zeer
waarschijnlijk is, geeft het een
Pre-Crash-waarschuwing en wordt
indien nodig de Pre-Crash Brake-functie
uitgevoerd.
Afhankelijk van hoe het kruispunt eruit
ziet, is assistentie wellicht niet mogelijk.
• Wanneer u rechts/links afslaat op een
kruispunt en het pad van een
tegenligger kruist
• Wanneer u rechts/links afslaat, er
vóór u een voetganger wordt
gesignaleerd en het systeem inschat
dat deze uw pad zal kruisen (fietsers
worden niet gesignaleerd).
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
187
5
Rijden
Page 190 of 530

WAARSCHUWING!
Beperkingen van het Pre-Crash
Safety-systeem
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd veilig en houd
rekening met de omgeving. Gebruik
het Pre-Crash Safety-systeem nooit
in plaats van normaal remmen. Dit
systeem kan niet in alle gevallen
aanrijdingen voorkomen of schade of
letsel verminderen. Vertrouw niet
uitsluitend op dit systeem. Als u dat
niet doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Hoewel dit systeem is ontworpen om
aanrijdingen te helpen voorkomen of
de impact van een aanrijding te
helpen verminderen, is het effect
afhankelijk van allerlei
omstandigheden. Hierdoor bereikt
het systeem mogelijk niet altijd
hetzelfde prestatieniveau. Lees de
hierna gegeven aanwijzingen
aandachtig door. Vertrouw niet
blindelings op dit systeem en rijd
altijd voorzichtig.
– Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is:
→blz. 193
– Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk niet juist werkt:
→blz. 194
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Probeer niet zelf de werking van het
Pre-Crash Safety-systeem te testen.
Afhankelijk van de objecten die voor
het testen worden gebruikt
(dummy's, kartonnen imitaties van
signaleerbare objecten, enz.) werkt
het systeem mogelijk niet goed,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
Pre-Crash Brake-systeem
• Als de Pre-Crash Brake-functie in
werking is, wordt er veel remkracht
toegepast.
• Als de auto wordt stilgezet door de
werking van de Pre-Crash
Brake-functie, wordt de werking van
de functie na ongeveer 2 seconden
uitgeschakeld. Trap indien nodig het
rempedaal in.
• Het Pre-Crash Brake-systeem werkt
mogelijk niet, afhankelijk van de
bediening van de auto door de
bestuurder. Als het gaspedaal diep
wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid, oordeelt het
systeem mogelijk dat de bestuurder
een uitwijkactie uitvoert en werkt
het Pre-Crash Brake-systeem
mogelijk niet.
• Terwijl het Pre-Crash Brake-systeem
is ingeschakeld, wordt in sommige
gevallen de werking ervan mogelijk
uitgeschakeld, wanneer het
gaspedaal diep wordt ingetrapt of
het stuurwiel wordt gedraaid en het
systeem oordeelt dat de bestuurder
een uitwijkactie uitvoert.
• Als het rempedaal wordt ingetrapt,
oordeelt het systeem mogelijk dat de
bestuurder een uitwijkactie uitvoert
en stelt het mogelijk het
werkingstijdstip van de Pre-Crash
Brake-functie uit.
Emergency Steering Assist
• De werking van de Emergency
Steering Assist wordt uitgeschakeld
wanneer het systeem vaststelt dat is
voorkomen dat de rijstrook is
verlaten.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
188