reset TOYOTA MIRAI 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: MIRAI, Model: TOYOTA MIRAI 2023Pages: 530, PDF Size: 103.29 MB
Page 91 of 530

Weergave buitentemperatuur
• Onder de volgende omstandigheden
wordt mogelijk niet de juiste
buitentemperatuur weergegeven of
duurt het langer voordat de weergave
wordt gewijzigd.
– Wanneer de auto stilstaat of met
lage snelheid rijdt (lager dan
20 km/h)
– Wanneer de buitentemperatuur
plotseling verandert (bijvoorbeeld
bij het in- of uitrijden van een
garage of tunnel)
• Wanneer -- of E wordt weergegeven,
zit er mogelijk een storing in het
systeem. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Geeft de buitentemperatuur aan
binnen het bereik -40°C tot 50°C.
• Wanneer de buitentemperatuur
ongeveer 3°C of lager is, gaat het
controlelampje
gedurende
10 seconden knipperen en blijft
daarna branden.
LCD-scherm
→Blz. 91
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijvoorbeeld de
weergave van het instrumentenpaneel)
kunnen worden gewijzigd op het scherm
van het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 428)
Weergave kilometerteller en dagteller
Onderwerpen die worden weergegeven
• Kilometerteller
Geeft de totale afstand weer die met
de auto gereden is.
• Dagteller A/dagteller B
Geeft de afstand weer die met de auto
gereden is sinds de teller de laatste
keer op nul is gezet. Dagteller A en Bkunnen onafhankelijk van elkaar
worden gebruikt en verschillende
afstanden weergeven.
De weergave wijzigen
Het onderwerp verandert iedere keer dat
op de toets ODO/TRIP wordt gedrukt. Als
de dagteller wordt weergegeven, wordt
deze gereset als de toets ingedrukt wordt
gehouden.
Dimmer dashboardverlichting
De helderheid van de
dashboardverlichting kan worden
ingesteld.
1. Helderder
2. Donkerder
Afstellen helderheid
instrumentenpaneel
De helderheid van de verlichting van het
instrumentenpaneel kan afzonderlijk
worden aangepast wanneer de
achterlichten branden en wanneer de
achterlichten uit zijn. Wanneer de
omgeving echter licht is (bijvoorbeeld
overdag), wordt de helderheid van de
3.1 Instrumentenpaneel
89
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 93 of 530

Het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven wanneer
Het contact AAN staat.
Bij het wijzigen van de rijmodus
De achtergrondkleur van het
multi-informatiedisplay wijzigt
overeenkomstig de geselecteerde
rijmodus. (→Blz. 282, blz. 282)
LCD-scherm
Op het scherm kunnen kleine vlekjes of
lichte puntjes verschijnen. Dit
verschijnsel is kenmerkend voor
LCD-schermen en u kunt het scherm
zonder problemen blijven gebruiken.
Wijzigen van de weergave
Het multi-informatiedisplay wordt
bediend met de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel.
AScrol door het scherm*/wijzig het
scherm*/beweeg de cursor
BIndrukken: Invoeren/instellen
Ingedrukt houden: Resetten/
weergeven van de aan de
persoonlijke voorkeur aanpasbaar
items
CTerugkeren naar het vorige scherm
DWeergeven van verzonden/
ontvangen oproepen en
oproepgeschiedenis
Wanneer het handsfree-systeem is
aangesloten, worden de verzonden en
ontvangen oproepen weergegeven.
Raadpleeg de handleiding voor hetmultimediasysteem voor meer
informatie over het handsfree-
systeem.
*Op schermen waar doorheen kan
worden gescrold en waarvan de weergave
kan worden veranderd, wordt een
scrollbar of een rond icoon met het aantal
geregistreerde schermen weergegeven.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen voor het gebruik
tijdens het rijden
Probeer uit veiligheidsoverwegingen
tijdens het rijden de bedieningstoets
van het instrumentenpaneel zo min
mogelijk te bedienen en blijf tijdens het
rijden niet continu naar het
multi-informatiedisplay kijken. Breng
de auto tot stilstand en bedien de
bedieningstoets van het
instrumentenpaneel. Als u dat niet
doet, kunt u een stuurfout maken,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
Menu-iconen
Informatie met betrekking tot elk icoon
kan worden weergegeven door met de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel het icoon te
selecteren.
Afhankelijk van de situatie wordt
bepaalde informatie mogelijk
automatisch weergegeven.
Icoon Weergave
Weergave rij-informatie
(→blz. 92)
Weergave informatie on-
dersteunend systeem
(→blz. 94)
Aan audiosysteem gekop-
pelde weergave (→blz. 94)
3.1 Instrumentenpaneel
91
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 94 of 530

Icoon Weergave
Weergave rij-informatie
(→blz. 94)
Weergave instellingen
(→blz. 95)
Weergave waarschuwings-
melding (→blz. 96)
Weergave rij-informatie
Hiermee kunt u de verbruiksgegevens op
verschillende manieren weergeven.
Brandstofverbruik
De volgende informatie wordt
weergegeven.
AActueel brandstofverbruik
Geeft het actuele brandstofverbruik
weer.
BGemiddeld brandstofverbruik
Houdvan de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel
ingedrukt om de weergave van het
gemiddelde brandstofverbruik te
resetten.
De weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik kan worden gereset in
.(→Blz. 95)
• Gemiddeld brandstofverbruik (sinds
starten)Geeft het gemiddelde
brandstofverbruik weer sinds het
starten van het brandstofcelsysteem.
• Gemiddeld brandstofverbruik (sinds
tanken)
Geeft het gemiddelde
brandstofverbruik weer sinds het
tanken.
Indicator brandstofcelsysteem
ALaadgebied
Laat de regeneratiestatus*zien. De
geregenereerde energie wordt
gebruikt om de tractiebatterij te
laden.
BEco-gebied
Laat zien dat er milieuvriendelijk
wordt gereden. Als u probeert om de
naald tijdens het rijden in het
Eco-gebied te houden, rijdt u
milieuvriendelijker.
CPower-gebied
Laat zien dat de grens van een bereik
voor milieuvriendelijk rijden wordt
overschreden (bij rijden op vol
vermogen en dergelijke).
*Met “regenereren” wordt in deze
handleiding het omzetten van
bewegingsenergie van de auto in
elektrische energie bedoeld.
In de volgende situatie werkt de indicator
van het brandstofcelsysteem niet.
• Het controlelampje READY brandt
niet.
3.1 Instrumentenpaneel
92
Page 96 of 530

DEco-status tot stilstand brengen
De 3 situaties worden tijdens het
rijden met de iconen weergegeven.
Lezen van het staafdisplay:
Score Staafdisplay
Niet be-
oordeeld
Laag
Hoog
Na het wegrijden wordt de Eco Score pas
weergegeven als de rijsnelheid hoger
wordt dan ongeveer 30 km/h.
Telkens als de auto wegrijdt, wordt de Eco
Score gereset en wordt een nieuwe
evaluatie gestart.
Als het brandstofcelsysteem stopt, wordt
de huidige totaalscore weergegeven.
*
*
De score wordt alleen weergegeven
wanneer “Eco Score” wordt geselecteerd
voor “Trip Summary” (overzicht rit).
(→Blz. 95)
Begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal/“Eco Score” werkt niet
wanneer
De begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal/“Eco Score” werkt niet in de
volgende situaties:
• De indicator van het brandstofcelsysteem werkt niet.
• Er wordt met de auto gereden terwijl de Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is
ingeschakeld.
Weergave informatie ondersteunend
systeem
Weergave informatie ondersteunend
systeem
Hiermee kan de werkingsstatus van de
volgende systemen worden
weergegeven:
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 197) • Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (→blz. 212)
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kan de volgende aan het
navigatiesysteem gekoppelde informatie
worden weergegeven.
• Routebegeleiding
• Kompasdisplay (weergave noorden boven/weergave rijrichting boven)
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave
Hiermee kunt u een audiobron of
nummer selecteren op het display.
Weergave voertuiginformatie
Rij-informatie
2 items die worden geselecteerd met
behulp van de instelling van de “Drive
Info Items” (items rij-info) (gemiddelde
rijsnelheid, afstand en totale tijd) kunnen
verticaal worden weergegeven. De
weergegeven informatie wijzigt
overeenkomstig de instelling van “Drive
Info Type” (rij-info type) (sinds het
starten van het systeem of tussen resets).
(→Blz. 95)
Gebruik de weergegeven informatie
slechts ter referentie.
De volgende items worden weergegeven.
• “Trip” (rit) – “Average Speed” (gemiddelderijsnelheid): Geeft de gemiddelde
rijsnelheid sinds het starten van het
brandstofcelsysteem weer
*
– “Distance” (afstand): Geeft degereden afstand sinds het starten
van het brandstofcelsysteem weer
*
– “Total Time” (totale tijd): Geeft deverstreken tijd sinds het starten van
het brandstofcelsysteem weer
*
*
Deze items worden telkens wanneer
het brandstofcelsysteem wordt
uitgeschakeld gereset.
• “Total” (totaal)
3.1 Instrumentenpaneel
94
Page 97 of 530

– “Average Speed” (gemiddelde
rijsnelheid): Geeft de gemiddelde
rijsnelheid sinds het resetten van de
weergave weer
*
– “Distance” (afstand): Geeft de
afgelegde afstand sinds het
resetten van het display weer
*
– “Total Time” (totale tijd): Geeft de
verstreken tijd sinds het resetten
van het display weer
*
*
Geef om te resetten het gewenste
item weer en houdingedrukt.
Energiemonitor
→Blz. 101
Bandenspanning
Geeft de spanning van iedere band weer.
Weergave instellingen
Instellingen voor de weergave van het
instrumentenpaneel die u kunt wijzigen
• “Language” (taal)
Hiermee kunt u de taal op het
multi-informatiedisplay wijzigen.
• “Units” (eenheden) (indien aanwezig)
Hiermee kunnen de weergegeven
meeteenheden worden gewijzigd.
•
(Instellingen weergave
rij-informatie)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
– “Fuel cell system”
(brandstofcelsysteem)
Hiermee kunt u de begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal
in- en uitschakelen (→blz. 93).
– “Fuel Economy” (brandstofverbruik)
Hiermee kunt u de weergave van
het brandstofverbruik wijzigen
(→blz. 92).
•
(Audio-instellingen)
Hiermee kunt u het scherm
in- of
uitschakelen.
•
(Instellingen weergave
voertuiginformatie)
– Informatie op displayHiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
Energiemonitor:
Hiermee kunt u de energiemonitor
in- of uitschakelen (→blz. 101)
– “Drive Info Type” (rij-
informatietype)
Hiermee kunt u de weergave van
het rij-informatietype wijzigen
tussen de rit en het totaal.
(→Blz. 94).
– “Drive Info Items” (rij-informatie-
items)
Hiermee kunt u de items instellen
op het bovenste en onderste deel
van het rij-informatiescherm.
Hierbij kunt u kiezen uit drie items:
gemiddelde rijsnelheid, afstand en
totale tijd.
• “Trip Summary” (overzicht rit)
Hiermee kunt u de weergegeven
onderwerpen instellen wanneer het
contact UIT staat.
• “Pop-Up Display” (pop-updisplay)
Hiermee kunt u pop-updisplays voor
elk relevant systeem in- of
uitschakelen.
• Multi-information display off
(multi-informatiedisplay UIT)
Hiermee kunt u het multi-
informatiedisplay uitzetten. Druk op
een van de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het
multi-informatiedisplay weer aan te
zetten.
• “Default Settings”
(standaardinstellingen)
Hiermee kunnen de instellingen van
de weergave van het
instrumentenpaneel worden gereset.
Onderbreking van de weergave van de
instellingen
• In de volgende situaties wordt de
bediening van het instellingendisplay
tijdelijk uitgeschakeld.
– Wanneer er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay verschijnt.
3.1 Instrumentenpaneel
95
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 101 of 530

Gebruik van het head-up display
Inschakelen/uitschakelen van het
head-up display
Druk op de toets HUD.
Wijzigen van instellingen van het
head-up display
De volgende instellingen kunnen worden
gewijzigd via
op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 428)
• Helderheid en verticale positie van
het head-up display
Hiermee kunnen de helderheid en de
verticale positie van het head-up
display worden ingesteld.
• Indicator brandstofcelsysteem
Hiermee kunt u de indicator van het
brandstofcelsysteem
in-/uitschakelen.
• Informatie op het display
Hiermee kan de weergave van de
volgende onderwerpen worden in- of
uitgeschakeld:
– Routebegeleiding naar
bestemming/straatnaam
– Weergave ondersteunend systeem
*
– Kompas (weergave rijrichting
boven)
– Status bediening audiosysteem
*Zorg ervoor dat u dit display
inschakelt wanneer u de
ondersteunende systemen gebruikt
• Hoek display
Hiermee kan de hoek van het head-up
display worden ingesteld.Inschakelen/uitschakelen van het
head-up display
Als het head-up display is uitgeschakeld,
blijft het uitgeschakeld als het contact
UIT en vervolgens weer AAN wordt gezet.
Helderheid display
De helderheid van het head-up display
kan worden ingesteld via
op het
multi-informatiedisplay. Bovendien
wordt de helderheid automatisch
aangepast aan de lichtsterkte van de
omgeving.
Automatisch instellen positie head-up
display (indien aanwezig)
Wanneer de weergavepositie in het
geheugen is opgeslagen, wordt het
head-up display automatisch op de
gewenste positie ingesteld. (→Blz. 122)
Als de 12V-accu wordt losgekoppeld
De aangepaste instellingen van het
head-up display worden gereset.
OPMERKING
Bij het wijzigen van de instellingen van
het head-up display
Zorg ervoor dat het
brandstofcelsysteem tijdens het
instellen van het head-up display in
werking is, om te voorkomen dat de
12V-accu ontladen raakt.
Displayzone ondersteunend systeem
Hiermee wordt de status van de volgende
systemen weergegeven:
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 197)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (→blz. 212)
Gedetailleerde inhoud die op het
head-up display wordt weergegeven
verschilt mogelijk van de weergave op
het multi-informatiedisplay. Zie de
beschrijving van de desbetreffende
systemen voor meer informatie.
3.1 Instrumentenpaneel
99
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 104 of 530

Multimedia-display
In de afbeelding worden alle pijlen
getoond, bij wijze van uitleg, maar de
werkelijke inhoud van het scherm zal
anders zijn.
ABrandstofcelsysteem
BTractiebatterij
CElektromotor (tractiemotor)
DAchterbanden
EBandenmaat voor
Status tractiebatterijpakket
De weergave is onderverdeeld in
8 niveaus, afhankelijk van de
ladingstoestand van de tractiebatterij.
• In de afbeelding wordt het
multi-informatiedisplay als voorbeeld
weergegeven ter illustratie.
• Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken
van de werkelijke situaties.
• De weergave van de pijl voor
elektrische lading en ontlading voor
de fluctuaties van de weergave van de
actuele ladingstoestand van de
batterij en de indicator van het
brandstofcelsysteem komen mogelijk
niet altijd overeen. Dit duidt echter
niet op een storing.
ALaag
BVol
Weergave historisch brandstofverbruik
(alleen multimedia-display)
Weergaveprocedure
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Trip information”
(ritinformatie).
Weergave
Het weergegeven gemiddelde
brandstofverbruik is een globale waarde.
De afbeelding is slechts een voorbeeld en
kan afwijken van de werkelijke situatie.
ARecent brandstofverbruik
BHet laagste gemeten
brandstofverbruik
CHet vorige gemeten
brandstofverbruik
DDe gegevens uit de geschiedenis
resetten
EHet recente brandstofverbruik
bijwerken
3.1 Instrumentenpaneel
102
Page 105 of 530

De gegevens uit de geschiedenis
bijwerken
Werk het recente brandstofverbruik bij
door “Update” (updaten) te selecteren
om het actuele brandstofverbruik
opnieuw te meten.
De gegevens resetten
De verbruiksgegevens kunnen worden
gewist door “Clear” (wissen) te
selecteren.
Gebruik van het
spraakcommandosysteem
Het brandstofverbruik, de ritafstand, enz.
kunnen worden gecontroleerd met
behulp van het
spraakcommandosysteem. Raadpleeg de
handleiding voor het multimediasysteem
voor meer informatie over het
spraakcommandosysteem.
Scherm m.b.t. luchtreiniging (alleen
multimedia-display)
Geeft de hoeveelheid lucht weer die deze
keer door het brandstofcelsysteem is
gereinigd, met betrekking tot het
optimale vermogen dat wordt
gegenereerd door het
brandstofcelsysteem als gevolg van de
bedrijfsstatus van het gaspedaal en het
brandstofcelsysteem.
Weergaveprocedure
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Air Purification”
(luchtreiniging).Weergave
AHoeveelheid gereinigde lucht op dat
moment
Geeft de hoeveelheid gereinigde
lucht op dat moment weer per
tijdseenheid.
BWeergave geschatte hoeveelheid
gereinigde lucht
Geeft de totale hoeveelheid
gereinigde lucht sinds het starten van
het brandstofcelsysteem weer.
CHoeveelheid gereinigde lucht tussen
resets
Geeft de geschatte totale
hoeveelheid gereinigde lucht sinds
een reset weer.
DHardlopersweergave
Het aantal hardlopers is afhankelijk
van de geschatte hoeveelheid
gereinigde lucht tussen resets.
EDe gegevens resetten
De geschiedenis tot dit moment
wissen.
De afbeelding is slechts een voorbeeld en
kan afwijken van de werkelijke situatie.
Luchtreinigingsgegevens worden
gereset wanneer
“Clear” (wissen) wordt geselecteerd om
de gegevens te resetten tijdens de
weergave van de hoeveelheid gereinigde
lucht en de hardlopers.
Weergave hardloper
Wanneer u tien hardlopers hebt
verzameld, worden ze opgenomen in een
hardlopersmarkering.
3.1 Instrumentenpaneel
103
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 144 of 530

4.6 Favoriete instellingen
4.6.1 “My settings” (mijn
instellingen)
Een persoon kan worden herkend door
middel van Bluetooth-apparaten. Op
deze manier kunnen de voor de
desbetreffende bestuurder opgeslagen
voertuiginstellingen worden opgeroepen
bij het instappen. Om de persoonlijke
instellingen te kunnen oproepen, dient
eerst een authenticatie-apparaat te
worden geregistreerd voor elke
bestuurder. Er kunnen voor drie personen
instellingen worden opgeslagen via “My
settings” (mijn instellingen). Raadpleeg
voor meer informatie over het
toewijzen/verwijderen van
Bluetooth-apparaten, het instellen van
namen van bestuurders, het resetten van
instellingen en het handmatig wijzigen of
verwijderen van bestuurders de
handleiding voor het multimediasysteem.
Types authenticatie-apparaten
Personen kunnen worden geïdentificeerd
op basis van de volgende
authenticatie-apparaten:
• Bluetooth-apparaten
Een persoon kan worden
geïdentificeerd als met het
Bluetooth-apparaat dat bij het vorige
gebruik van de auto is gebruikt als
handsfree-telefoon opnieuw
verbinding wordt gemaakt met het
audiosysteem.
Opgeslagen functies
Wanneer iemand wordt geïdentificeerd
aan de hand van een authenticatie-
apparaat worden de instellingen van de
volgende functies opgehaald:
• Voertuiginstellingen die u met het
multimedia-display kunt wijzigen
Bij identificatie worden de
instellingen van de desbetreffendepersoon teruggezet op de instellingen
op het moment dat deze het contact
voor het laatst UIT zette.
4.6 Favoriete instellingen
142
Page 356 of 530

• Als er tijdens de initialisatie achteruit
gereden wordt, worden de gegevens
tot dat punt gereset. Herhaal de
initialisatieprocedure in dat geval
vanaf het begin.
• In de volgende situaties wordt de
initialisatie niet gestart of is de
initialisatie niet goed voltooid en
werkt het systeem niet goed. Voer de
initialisatieprocedure nogmaals uit.
– Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet 3 keer
knippert wanneer wordt
geprobeerd om de initialisatie te
starten.
– Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende
ongeveer 1 minuut knippert en
vervolgens blijft branden wanneer
er na de initialisatie gedurende
ongeveer 20 minuten met de auto is
gereden.
Als de bandenspanning van elke band
nog steeds niet wordt weergegeven,
laat dan de auto controleren door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij het initialiseren van het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem
Initialiseer het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
niet zonder eerst de banden op de
voorgeschreven spanning te brengen.
Anders kan het voorkomen dat het
waarschuwingslampje voor de lage
bandenspanning niet gaat branden
terwijl de bandenspanning te laag is, of
wel gaat branden terwijl de
bandenspanning in orde is.
Registreren van identificatiecodes
Elke bandenspanningssensor en -zender
is voorzien van een unieke
identificatiecode. Bij het vervangen vaneen bandenspanningssensor en -zender
is het noodzakelijk om de
identificatiecode te registreren. Ga als
volgt te werk bij het registreren van de
identificatiecodes:
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand, zet het contact UIT, wacht
gedurende ten minste ongeveer
15 minuten en voer de procedure uit.
2. Start het brandstofcelsysteem.
(→Blz. 150)
3. Druk op
ofvan de bediening-
stoetsen van het instrumentenpaneel
om
te selecteren.
4. Druk op
ofom “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
5. Druk op
ofom TPWS te
selecteren en druk vervolgens op.
6. Druk op
ofom “Change
Wheel” (wielen wijzigen) te
selecteren. Houd vervolgens
ingedrukt tot het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning 3 keer langzaam
knippert.
Vervolgens wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Als de registratie wordt uitgevoerd,
gaat het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende ongeveer
1 minuut knipperen en blijft het
vervolgens branden. “---” wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven voor de
bandenspanning van elke band.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
354