TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 221 of 554

5.1.2 Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over
voorzorgsmaatregelen, laadvermogen
en belading zorgvuldig door.
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de bagageruimte
vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand
veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
• Jerrycans met benzine
• Spuitbussen
Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden
dat de pedalen niet goed kunnen
worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de
bestuurder of passagiers door
voorwerpen geraakt worden, wat een
ongeval kan veroorzaken.
• Vervoer lading en bagage indien
mogelijk altijd in de bagageruimte.
• Stapel bagage in de bagageruimte
nooit hoger dan de rugleuningen.
• Plaats als u de achterstoelen
neerklapt geen lange voorwerpen
direct achter de voorstoelen.
• Sta nooit toe dat er personen in de
bagageruimte meerijden. De
bagageruimte is niet ontworpen om
personen te vervoeren. Personen
dienen plaats te nemen op een
zitplaats en een gordel op de juiste
manier om te doen.
• Leg geen lading of bagage op de
volgende plaatsen:
– In de voetenruimte bij de
bestuurder
– Op de voorpassagiersstoel of de
achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
– Op de bagageafdekking
– Op het instrumentenpaneel
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Op het dashboard
• Zorg dat alle voorwerpen die zich in
het passagierscompartiment
bevinden, zijn opgeborgen of
vastgezet.
Lading en gewichtsverdeling
• Overlaad uw auto niet.
• Verdeel het gewicht gelijkmatig.
Een onjuiste belading kan de besturing
en de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval kan
ontstaan met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
OPMERKING
Als er bagage op het dak wordt
geladen (auto's met solarlaadsysteem)
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Wanneer
u dit niet doet, kan het zonnedak
beschadigd raken of kan de dakrail van
het dak vallen.
• Plaats geen dakrail die in contact
komt met het zonnedak.
• Laad geen bagage direct op het
zonnedak.
5.1 Voordat u gaat rijden
219
5
Rijden
Page 222 of 554

5.1.3 Rijden met een
aanhangwagen
Toyota adviseert u niet met een
aanhangwagen te rijden. Toyota
adviseert u bovendien geen trekhaak te
laten monteren voor het gebruik van
bijvoorbeeld een fietsendrager. Uw
auto is niet ontworpen voor het rijden
met een aanhangwagen of het gebruik
van op de trekhaak bevestigde dragers.
5.2 Rijprocedures
5.2.1 Startknop
Als u de volgende handelingen uitvoert
terwijl u een elektronische sleutel bij u
hebt, wordt het hybridesysteem
gestart of de stand van het contact
veranderd.
Starten van het hybridesysteem
1. Controleer of de laadkabel is
losgenomen. (→Blz. 103)
2. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
3. Trap het rempedaal stevig in.
en een melding worden op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
Wanneer stand N geselecteerd is, kan
het hybridesysteem niet worden
gestart. Zet de selectiehendel in stand
P wanneer u het hybridesysteem
start. (→Blz. 225)
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Eén keer kort en stevig indrukken van
de startknop is voldoende om deze te
bedienen. U hoeft de startknop niet
ingedrukt te houden.
Als het controlelampje READY gaat
branden, werkt het hybridesysteem
normaal.
Houd het rempedaal ingetrapt tot het
controlelampje READY brandt.
Het hybridesysteem kan vanuit iedere
stand van het contact worden gestart.
5. Controleer of het controlelampje
READY brandt.
Als het controlelampje READY eerst
knippert en vervolgens blijft branden
en de zoemer klinkt, dan start het
hybridesysteem normaal. Wanneer
het controlelampje READY uit is, kunt
u niet wegrijden. Als het
controlelampje READY brandt, kunt u
wegrijden, zelfs als de
verbrandingsmotor niet draait. (De
benzinemotor start of stopt
automatisch in overeenstemming met
de toestand van de auto.)
IO51PH002
5.1 Voordat u gaat rijden
220
Page 223 of 554

Uitschakelen van het hybridesysteem
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 229)
3. Selecteer stand P. (→Blz. 225)
Controleer of de
schakelstandindicator P aangeeft.
(→Blz. 224)
4. Druk op de startknop.
Het hybridesysteem stopt.
5. Laat het rempedaal langzaam
opkomen en controleer of er niets
meer wordt weergegeven op het
display in het instrumentenpaneel.
De weergave van het
instrumentenpaneel dooft nadat het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
(→Blz. 222)
Wijzigen van de standen van het
contact
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand
verandert iedere keer dat op de knop
wordt gedrukt.)
1Uit
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2Stand ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
“Accessory” (stand ACC) wordt
weergegeven op het hoofdscherm.
3AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
“Ignition ON” (contact AAN) wordt
weergegeven op het hoofdscherm.
Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in
stand ACC of langer dan een uur AAN
staat (hybridesysteem niet in werking)
terwijl stand P is geselecteerd, wordt het
contact automatisch UIT gezet. Deze
functie kan het ontladen van de 12V-accu
echter niet helemaal voorkomen. Laat de
auto niet gedurende langere tijd in stand
ACC of AAN staan terwijl het
hybridesysteem niet in werking is.
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een hybrideauto
→Blz. 64
Leegraken batterij elektronische sleutel
→Blz. 185
5.2 Rijprocedures
221
5
Rijden
Page 224 of 554

Als de buitentemperatuur laag is,
bijvoorbeeld bij rijden in de winter
• Als het hybridesysteem gestart wordt,
knippert het controlelampje READY
mogelijk lang. Bedien de auto niet
totdat het controlelampje READY
continu brandt. Continu branden
betekent dat de auto in beweging kan
komen.
• Als het batterijpakket (tractiebatterij)
extreem koud is (kouder dan ongeveer
-30°C) als gevolg van de
buitentemperatuur, kan het
hybridesysteem mogelijk niet gestart
worden. Probeer in dat geval het
hybridesysteem nogmaals te starten
nadat de temperatuur van het
batterijpakket is opgelopen omdat
bijvoorbeeld de buitentemperatuur is
gestegen.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 196
Aanwijzing voor de instapfunctie
→Blz. 196
Als het hybridesysteem niet kan
worden ingeschakeld
•
De startblokkering is mogelijk niet uit-
geschakeld. (→Blz. 50) Neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• De laadkabel is mogelijk aangesloten
op de auto. (→Blz. 101)
• Lees de op het multi-
informatiedisplay weergegeven
melding m.b.t. het starten en volg de
aanwijzingen op.
Als het controlelampje READY niet
gaat branden
Neem, als het controlelampje READY
niet gaat branden nadat de juiste
procedure voor het starten van de auto
is gevolgd, direct contact op met een
erkende Toyota-dealer ofhersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Wanneer er een storing in het
hybridesysteem aanwezig is
→Blz. 66
Als de batterij van de elektronische
sleutel ontladen is
→Blz. 418
Bedienen van de startknop
• Als de knop niet kort en krachtig
wordt ingedrukt, wijzigt de stand van
het contact mogelijk niet of wordt het
hybridesysteem niet gestart.
• Als u probeert het hybridesysteem
opnieuw te starten direct nadat het
contact UIT is gezet, dan start het
hybridesysteem in sommige gevallen
mogelijk niet. Wacht nadat u het
contact UIT hebt gezet een paar
seconden voordat u het
hybridesysteem opnieuw start.
Functie automatisch selecteren van
stand P
→Blz. 226
Bij een storing in de schakelregeling
Wanneer wordt geprobeerd om het
contact UIT te zetten terwijl de
schakelregeling defect is, wordt het
contact mogelijk in stand ACC gezet. In
dit geval kan het contact UIT worden
gezet door de parkeerrem te activeren
en nogmaals de startknop in te drukken.
Laat de auto onmiddellijk controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als er een storing aanwezig
is in het systeem.
Weergave instrumentenpaneel
Wanneer het contact UIT wordt gezet,
zal elke weergave als volgt doven.
• De positie-indicator dooft na
ongeveer 2 seconden.
5.2 Rijprocedures
222
Page 225 of 554

• Het multi-informatiedisplay, de klok,
enz. doven na ongeveer 30 seconden.
(Elke weergave dooft ook direct als een
portier wordt vergrendeld voordat er
30 seconden zijn verstreken.)
Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen
→460
WAARSCHUWING!
Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten
alvorens het hybridesysteem te
starten. Trap onder geen enkele
voorwaarde het gaspedaal in bij het
starten van het hybridesysteem. Als u
dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden
wilt stoppen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 430) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Druk op de startknop om het
hybridesysteem opnieuw te starten
nadat dit ten gevolge van een
noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld. Wanneer u na het tot
stilstand brengen van de auto het
hybridesysteem opnieuw start, zet
dan de selectiehendel in stand P en
druk vervolgens de startknop in.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Laat het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
staan terwijl het hybridesysteem niet
is ingeschakeld.
• Als “Accessory” (stand ACC), “Ignition
ON” (contact AAN) of de weergave
van de kilometerstand (→blz. 147) op
het hoofdscherm wordt weergegeven
terwijl het hybridesysteem niet in
werking is, is het contact niet UIT.
Verlaat de auto nadat u het contact
UIT hebt gezet.
Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk
start, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een
defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken
dan normaal, bijvoorbeeld als de knop
iets blijft hangen, kan de startknop
defect zijn. Neem onmiddellijk contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
5.2 Rijprocedures
223
5
Rijden
Page 226 of 554

5.2.2 Hybridetransmissie
Bedienen van de selectiehendel
1Selectiehendel
Bedien de selectiehendel soepel en
op de juiste manier.
Laat de selectiehendel na het
schakelen steeds los, zodat hij kan
terugkeren naar positie
.
Beweeg de selectiehendel bij het
schakelen naar stand D of R door de
schakelcoulisse.
Beweeg de selectiehendel naar
links (auto's met linkse besturing) of
rechts (auto's met rechtse besturing)
en houd hem in deze positie om stand
N in te schakelen. De schakelstand
wijzigt naar N.
Beweeg de selectiehendel naar
beneden om stand B in te schakelen.
Schakelen naar stand B is alleen
mogelijk wanneer schakelstand D
geselecteerd is.
Zorg bij het schakelen van P naar N, D
of R, van D naar R of van R naar D dat
het rempedaal ingetrapt is en dat de
auto stilstaat.
2Schakelstandindicator
De actuele schakelstand licht op.
Wanneer een andere schakelstand
dan stand D of B geselecteerd wordt,
verdwijnen de pijl die naar B wijst en
de positie-indicator B uit de
schakelstandindicator.
Controleer bij het selecteren van de
schakelstand of de schakelstand
gewijzigd is in de gewenste stand
door de schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel te controleren.
5.2 Rijprocedures
224
Page 227 of 554

Doel van de schakelstanden
Schakel-
standDoel of functie
PParkeren van de auto/
inschakelen van het hybri-
desysteem
R Achteruit
NNeutraalstand
(Toestand waarbij het ver-
mogen niet wordt overge-
bracht)
D Normaal rijden
*
BMotorremwerking of sterk
afremmen wanneer het gas-
pedaal is losgelaten op
steile hellingen omlaag, enz.
*: Gebruik normaal gesproken stand D
voor een laag brandstofverbruik en
weinig geluid.
Selecteren van een rijmodus
→Blz. 282
Schakelaar stand P
Als stand P wordt ingeschakeld
Breng de auto volledig tot stilstand en
activeer de parkeerrem. Druk vervolgens
op de schakelaar voor stand P.
Wanneer de schakelstand gewijzigd is
naar P, gaat de indicator in de schakelaar
branden.
Controleer of de indicator voor stand P
brandt in de schakelstandindicator.Wijzigen van de schakelstand vanuit
stand P
• Bedien de selectiehendel terwijl u het
rempedaal stevig intrapt. Als u de
selectiehendel bedient zonder dat u
het rempedaal intrapt, klinkt de
zoemer en is het selecteren van een
andere stand niet mogelijk.
• Controleer bij het selecteren van de
schakelstand of de schakelstand
gewijzigd is in de gewenste stand door
de schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel te controleren.
• De schakelstand kan niet rechtstreeks
gewijzigd worden van P naar B.
Schakelstanden
• Wanneer het contact UIT staat, kan de
schakelstand niet worden gewijzigd.
• Wanneer het contact AAN staat (het
hybridesysteem werkt niet), kan de
schakelstand alleen worden gewijzigd
in N. De schakelstand wordt gewijzigd
in N, zelfs wanneer de selectiehendel
in stand D of R wordt gezet en
gehouden.
• Wanneer het controlelampje READY
brandt, kan de schakelstand worden
gewijzigd van P in D, N of R.
• Wanneer het controlelampje READY
knippert, kan de schakelstand niet
vanuit P in een andere stand worden
gezet, ook al wordt de selectiehendel
bediend. Wacht totdat het
controlelampje READY na het
knipperen blijft branden en bedien
vervolgens de selectiehendel
nogmaals.
• De schakelstand kan alleen vanuit D
rechtstreeks gewijzigd worden naar B.
Als bovendien wordt getracht om de
schakelstand te wijzigen door de
selectiehendel in een andere stand te
zetten of op de schakelaar stand P te
drukken in één van de volgende
situaties, klinkt er een zoemer en is
schakelen niet meer mogelijk of wordt
5.2 Rijprocedures
225
5
Rijden
Page 228 of 554

de schakelstand automatisch gewijzigd
naar N. Selecteer in dat geval een
geschikte schakelstand.
• Situaties waarbij schakelen niet
mogelijk is:
– Als wordt getracht om vanuit P een
andere stand in te schakelen door
de selectiehendel te bewegen
zonder dat het rempedaal wordt
ingetrapt.
– Als de selectiehendel wordt bediend
om de schakelstand proberen te
wijzigen vanuit stand P terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt.
– Als wordt getracht om de
selectiehendel vanuit stand P of N in
stand B te zetten.
– Als wordt getracht om vanuit P een
andere stand in te schakelen door
de selectiehendel te bewegen
terwijl de laadkabel is aangesloten
op de auto.
• Situaties waarbij de schakelstand
automatisch gewijzigd wordt naar N:
– Wanneer op de schakelaar voor
stand P wordt gedrukt terwijl de
auto rijdt.
*1
– Als wordt getracht de
selectiehendel in stand R te zetten
terwijl de auto vooruitrijdt.
*2
– Als wordt getracht de
selectiehendel in stand D te zetten
terwijl de auto achteruitrijdt.
*3
– Als wordt getracht om de
selectiehendel vanuit stand R in
stand B te zetten.
*1: De schakelstand verandert mogelijk in
P als met zeer lage snelheid wordt
gereden.
*2: De schakelstand verandert mogelijk in
R als met lage snelheid wordt gereden.
*3: De schakelstand verandert mogelijk in
D als met lage snelheid wordt gereden.
• Als N wordt geselecteerd tijdens het
rijden met een bepaalde snelheid,
wijzigt de schakelstand naar stand N,
ook als de selectiehendel niet in stand
N wordt gehouden. In dat geval klinkter een zoemer en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven
op het multi-informatiedisplay om de
bestuurder te informeren dat de
schakelstand is gewijzigd naar stand
N.
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
→Blz. 200
Functie automatisch selecteren van
stand P
In de volgende gevallen wordt de
schakelstand automatisch gewijzigd
naar P.
• Wanneer de startknop wordt
ingedrukt terwijl de auto stilstaat met
het contact AAN en er een andere
stand dan stand P is geselecteerd
(nadat schakelstand P is ingeschakeld,
gaat het contact UIT)
*
• Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan, terwijl een andere
schakelstand dan P is geselecteerd
– Het contact staat AAN.
– De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
– Het rempedaal wordt niet ingetrapt.
Bedien de selectiehendel nogmaals
om weg te rijden nadat schakelstand P
is geselecteerd.
*: Wanneer op de startknop wordt
gedrukt terwijl wordt gereden met
een extreem lage snelheid, zoals net
voordat de auto tot stilstand komt,
wordt mogelijk automatisch stand P
ingeschakeld. Zorg ervoor dat de auto
volledig stilstaat voordat u op de
startknop drukt.
Schakelstand P wordt mogelijk ook
automatisch ingeschakeld als een van de
volgende omstandigheden wordt
gesignaleerd terwijl de auto tot stilstand
is gebracht door de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig
snelheidsbereik.
5.2 Rijprocedures
226
Page 229 of 554

• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt
• Het bestuurdersportier wordt
geopend
• Er zijn ongeveer 3 minuten verstreken
nadat de auto tot stilstand is gebracht
Als de schakelstand niet vanuit stand P
gewijzigd kan worden
De kans bestaat dat de 12V-accu leeg is.
Controleer in dit geval de 12V-accu.
(→Blz. 462)
Remwerking van de motor
Wanneer schakelstand B geselecteerd is,
wordt er op de motor afgeremd als u het
gaspedaal loslaat.
• Wanneer er met hoge snelheden
wordt gereden, voelt u, in vergelijking
met normale auto's met een
benzinemotor, de motorremwerking
minder.
• Er kan met de auto geaccelereerd
worden zelfs wanneer schakelstand B
geselecteerd is.
Als er continu in stand B wordt gereden,
zal het brandstofverbruik hoog zijn.
Selecteer normaal gesproken stand D.
Na het laden/aansluiten van de
12V-accu
→Blz. 396
Wanneer er een melding m.b.t. het
schakelen wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Wanneer er geen andere schakelstand
wordt ingeschakeld als gevolg van een
onjuiste bediening,
systeemomstandigheden, enz. of
wanneer er een ongeldige
schakelhandeling wordt uitgevoerd,
verschijnt er op het multi-
informatiedisplay een melding die de
juiste handeling aangeeft of de reden
waarom er niet kan worden geschakeld.
Volg in deze gevallen de instructies op
en probeer het opnieuw.Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv.
waarschuwingszoemer achteruitrijden)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 478)
WAARSCHUWING!
Tijdens het rijden op een glad wegdek
Accelereer of wijzig de schakelstand
niet plotseling. Door plotseling
afremmen op de motor kan de auto in
een slip raken, wat kan leiden tot een
ongeval.
Selectiehendel en schakelaar stand P
• Verwijder de selectiehendelknop niet
en gebruik uitsluitend de originele
Toyota selectiehendelknop. Hang
ook niets aan de selectiehendel.
Hierdoor kan de selectiehendel niet
in zijn oorspronkelijke positie
terugkeren met mogelijk ongevallen
tot gevolg wanneer de auto in
beweging is.
• Druk nooit op de schakelaar voor
stand P terwijl de auto nog rijdt. Als u
op de schakelaar van stand P drukt
terwijl u zeer langzaam rijdt (bv.
direct voordat de auto tot stilstand
komt), kan de auto plotseling tot
stilstand komen wanneer de
schakelstand wijzigt naar P. Dit kan
tot een ongeval leiden.
• Raak de selectiehendel of schakelaar
stand P niet aan wanneer u deze niet
gebruikt, om te voorkomen dat de
schakelstand per ongeluk wordt
gewijzigd.
5.2 Rijprocedures
227
5
Rijden
Page 230 of 554

OPMERKING
Lading batterijpakket (tractiebatterij)
Als de selectiehendel in stand N staat,
wordt het batterijpakket (tractiebatterij)
niet geladen. Houd stand N niet
gedurende langere tijd ingeschakeld, om
te voorkomen dat het batterijpakket
leegraakt.
Situaties waarbij storingen in de
schakelregeling mogelijk zijn
Als een van de volgende situaties zich
voordoet, zijn storingen in de
schakelregeling mogelijk. Breng de auto
onmiddellijk op een veilige plaats met
een vlakke ondergrond tot stilstand,
activeer de parkeerrem en neem
vervolgens contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als de waarschuwingsmelding met
betrekking tot het regelsysteem op
het multi-informatiedisplay
verschijnt.
• Op het display wordt aangegeven dat
er gedurende meerdere seconden
geen schakelstand is geselecteerd.
Aanwijzingen met betrekking tot het
bedienen van de selectiehendel en de
schakelaar voor stand P
Bedien de selectiehendel en de
schakelaar voor stand P niet
herhaaldelijk en snel achter elkaar. De
systeembeveiligingsfunctie kan worden
ingeschakeld en het kan tijdelijk niet
mogelijk zijn om een andere stand dan
stand P in te schakelen. Wacht in dit
geval ongeveer 20 seconden voordat u
opnieuw probeert te schakelen.
Bij het uitstappen (alleen
bestuurdersstoel)
Controleer of de schakelstandindicator P
aangeeft en of de parkeerrem is
geactiveerd voordat u het portier opent
en uitstapt.
5.2.3 Richtingaanwijzerschakelaar
Bedieningsinstructies
1Rechts afslaan
2Rijstrookwisseling naar rechts
(beweeg de hendel iets omhoog en laat
hem los)
De richtingaanwijzers aan de
rechterzijde zullen drie keer
knipperen.
3Rijstrookwisseling naar links (beweeg
de hendel iets omlaag en laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de
linkerzijde zullen drie keer knipperen.
4Links afslaan
De richtingaanwijzers kunnen bediend
worden als
Het contact staat AAN.
Als het controlelampje sneller knippert
dan normaal
Controleer of elke richtingaanwijzer op de
juiste manier knippert.
Als de richtingaanwijzers stoppen met
knipperen voordat van rijstrook is
veranderd
Bedien de hendel nogmaals.
5.2 Rijprocedures
228