TOYOTA PROACE CITY VERSO 2019 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2019, Model line: PROACE CITY VERSO, Model: TOYOTA PROACE CITY VERSO 2019Pages: 272, PDF Size: 58.63 MB
Page 131 of 272

131
Rijden
6
Opslaan van de snelheid
► Schakel de snelheidsbegrenzer/cruise control in.De informatie over de snelheidsbegrenzer/cruise control wordt weergegeven. Bij de detectie van een verkeersbord met een andere snelheidslimiet geeft het systeem de waarde aan en knippert “MEM” een paar seconden om deze nieuwe snelheid als ingestelde snelheid op te slaan.
NOTIC E
Bij een verschil van minder dan 9 km/h tussen de ingestelde snelheid en de door het snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem weergegeven snelheid wordt het symbool “MEM” niet weergegeven.
Afhankelijk van de wegomstandigheden kunnen verschillende snelheden worden weergegeven.► Druk eenmaal op toets 2 om de voorgestelde snelheid te kunnen opslaan.Er wordt een melding weergegeven om het verzoek te bevestigen.► Druk toets 2 nogmaals in om te bevestigen en deze snelheid als nieuwe ingestelde snelheid op te slaan.
Het display keert na enige tijd terug naar de normale weergave.
uitgebreide
verkeersbordherkenning
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit hulpsysteem detecteert met behulp van een bovenaan de voorruit geplaatste camera de bovenstaande verkeersborden en geeft ze op het instrumentenpaneel weer.Eenrichtingsverkeer: als u een eenrichtingsweg vanaf de verkeerde kant inrijdt, verschijnt een waarschuwingsmelding, inclusief een symbool van het verkeersbord, op het instrumentenpaneel (verzoek om de rijrichting te verifiëren).Overige verkeersborden: wanneer u een van deze borden nadert, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel.
WARNI NG
De verkeersborden langs of boven de weg hebben altijd prioriteit boven de door het systeem weergegeven verkeersborden.De borden moeten voldoen aan de regels van het Verdrag van Wenen betreffende verkeersborden.
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Snelheidsbegrenzer
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.Dit systeem voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde snelheid overschrijdt.De snelheidsbegrenzer moet handmatig worden ingeschakeld.De ingestelde snelheid moet minimaal 30 km/h bedragen.De ingestelde snelheid wordt opgeslagen in het geheugen van het systeem als het contact UIT wordt gezet.
Page 132 of 272

132
Schakelaar aan de
stuurkolom
1.AAN (stand LIMIT)/UIT (stand 0)
2.Verlagen van de ingestelde snelheid
3.Verhogen van de ingestelde snelheid
4.Onderbreken/hervatten van de snelheidsbegrenzer met de eerder ingestelde snelheid
5.Afhankelijk van de uitvoering:Weergeven van de met de functie “Snelheden opslaan” opgeslagen snelhedenofGebruiken van de door de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem voorgestelde snelheid (weergave MEM)
6.Weergeven en aanpassen van de ingestelde afstand tot de voorligger
Zie de desbetreffende hoofdstukken voor meer informatie over het opslaan van snelheden of over de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Head-up display
6.Snelheidsbegrenzer geselecteerd
7.Snelheidsbegrenzer AAN/gepauzeerd
8.Ingestelde snelheid
9.Door de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem voorgestelde snelheid
Inschakelen/onderbreken
► Draai knop 1 in de stand “LIMIT” om de snelheidsbegrenzerfunctie te selecteren; de functie is gepauzeerd.
► Als de ingestelde snelheid (laatste in het systeem opgeslagen snelheid) de door u gewenste snelheid is, druk dan op toets 4 om de snelheidsbegrenzer in te schakelen.
► Druk nogmaals op toets 4 om de werking van de functie tijdelijk te onderbreken.
NOTIC E
Als de ingestelde snelheid gedurende een langere tijd wordt overschreden, klinkt er een geluidssignaal.
Page 133 of 272

133
Rijden
6
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
U hoeft de snelheidsbegrenzer niet in te schakelen om een snelheid in te stellen.Wijzigen van de ingestelde snelheid, uitgaande van de actuele rijsnelheid:► Druk kort op toets 2 of 3 om de waarde in stappen van +/- 1 km/h te wijzigen.► Houd toets 2 of 3 ingedrukt om de waarde in stappen van +/- 5 km/h te wijzigen.Wijzigen van de ingestelde snelheid met behulp van de opgeslagen snelheden en het touchscreen:► druk op toets 5 om de opgeslagen snelheden weer te geven,► druk op de toets van de door u gewenste snelheid.Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.Deze snelheid wordt nu de nieuwe ingestelde snelheid.Wijzigen van de ingestelde snelheid door deze te vervangen door de snelheid die door de snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem wordt voorgesteld:► de voorgestelde snelheid wordt weergegeven op het instrumentenpaneel,► druk één keer op toets 5; er verschijnt een melding ter bevestiging van het verzoek om de snelheid op te slaan,► druk nogmaals op toets 5 om de voorgestelde snelheid op te slaan.Deze snelheid verschijnt direct als nieuwe ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
► Trap het gaspedaal volledig in.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.Laat het gaspedaal los om terug te keren naar een snelheid onder de ingestelde snelheid.Als het overschrijden van de ingestelde snelheid niet wordt veroorzaakt door een actie van de bestuurder (bijvoorbeeld op een steile helling), klinkt er onmiddellijk een geluidssignaal.
WARNI NG
Bij een steile afdaling of bij snel accelereren kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.Rem indien nodig om de rijsnelheid te verlagen.
Zodra de rijsnelheid de ingestelde snelheid heeft bereikt, wordt de snelheidsbegrenzer weer ingeschakeld: de weergegeven ingestelde snelheid knippert niet meer.
Uitschakelen
► Draai knop 1 in de stand “0”: de weergave van informatie over de snelheidsbegrenzer verdwijnt.
Storing
Bij een storing in de snelheidsbegrenzer worden streepjes weergegeven (eerst knipperend en vervolgens permanent brandend).Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 134 of 272

134
Cruise control - specifieke
adviezen
WARNI NG
Activeer de cruise control uitsluitend als de verkeerssituatie het mogelijk maakt om gedurende een bepaalde tijd met een constante snelheid en een veilige afstand tot uw voorligger
te blijven rijden.Blijf altijd opletten wanneer de cruise control is ingeschakeld. Wanneer u een van de toetsen voor het instellen van de snelheid ingedrukt houdt, kan de snelheid van uw auto snel veranderen.In een steile afdaling kan de cruise control niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Rem indien nodig om de rijsnelheid te verlagen.Op een steile helling of bij het trekken van een aanhangwagen kan het voorkomen dat de ingestelde snelheid niet wordt gehaald of vastgehouden.
NOTIC E
Overschrijden van de ingestelde snelheidTrap het gaspedaal in om de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden (hierbij knippert de ingestelde snelheid).Laat om terug te keren naar de ingestelde snelheid het gaspedaal los (wanneer deze snelheid is bereikt, stopt de snelheidsweergave met knipperen).
WARNI NG
Beperkingen van het systeemGebruik het systeem nooit in de volgende situaties:– in een stedelijk gebied met overstekende voetgangers,– in druk verkeer,– op bochtige of steile wegen,– op gladde of overstroomde wegen,– bij slecht weer,
– bij het rijden op een kombaan,– bij het rijden op een rollenbank,– bij het gebruik van sneeuwkettingen, sneeuwsokken of spijkerbanden.
Programmeerbare cruise
control
Zie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen en Cruise control - specifieke adviezen.Dit systeem zorgt ervoor dat de auto automatisch de door de bestuurder ingestelde snelheid aanhoudt, zonder dat de bestuurder het gaspedaal hoeft in te trappen.De cruise control moet handmatig worden ingeschakeld.Daarvoor moet de auto met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak moet minimaal de derde versnelling zijn ingeschakeld.Bij een auto met een automatische transmissie moet stand D zijn geselecteerd of moet, in stand M, minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld.
NOTIC E
De cruise control blijft bij auto's met Stop & Start actief na het schakelen, ongeacht het type transmissie.
NOTIC E
Bij het UIT zetten van het contact worden alle geprogrammeerde snelheden gewist.
Page 135 of 272

135
Rijden
6
Schakelaar aan de
stuurkolom
1.AAN (stand CRUISE)/UIT (stand 0)
2.Inschakelen van de cruise control waarbij de actuele snelheid de ingestelde snelheid wordt / verlagen van de ingestelde snelheid
3.De actuele rijsnelheid instellen als de aan te houden snelheid / verhogen van de ingestelde snelheid
4.Onderbreken/hervatten van de cruise control met de eerder ingestelde snelheid
5.Afhankelijk van de uitvoering:
Weergeven van de met de functie “Snelheden opslaan” opgeslagen snelhedenofGebruiken van de door de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem voorgestelde snelheid (weergave MEM)
Zie de desbetreffende hoofdstukken voor meer informatie over het opslaan van snelheden
of over de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Head-up display
6.Cruise control geselecteerd
7.Werking cruise control onderbroken/hervat
8.Ingestelde snelheid
9.Door de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem voorgestelde snelheid
Inschakelen/onderbreken
► Draai knop 1 in de stand “CRUISE” om de cruise control-functie te selecteren; de functie is gepauzeerd.
► Druk wanneer de gewenste snelheid is bereikt op toets 2 of 3 om de cruise control in te schakelen en de actuele rijsnelheid op te slaan als de ingestelde snelheid.► Laat het gaspedaal los.
► Druk op toets 4 om de werking van de functie tijdelijk te onderbreken.► Druk nogmaals op toets 4 om de cruise control weer in te schakelen (ON).
Page 136 of 272

136
NOTIC E
De werking van de cruise control kan tijdelijk worden onderbroken:– door het intrappen van het rempedaal.– automatisch, als het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) in werking treedt.
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De cruise control moet zijn ingeschakeld.Wijzigen van de actuele ingestelde snelheid:► In stappen van +/- 1 km/h: druk zo vaak als nodig kort op toets 2 of 3.► Continu, in stappen van +/- 5 km/h: houd toets 2 of 3 ingedrukt.
WARNI NG
Tijdens het ingedrukt houden van toets 2 of 3 kan de rijsnelheid snel veranderen.
WARNI NG
Stel om veiligheidsredenen een snelheid in die niet al te veel afwijkt van de actuele rijsnelheid. Zo voorkomt u dat de auto onverwacht gaat accelereren of vaart minderen.
Wijzigen van de ingestelde snelheid met behulp van de opgeslagen snelheden en het touchscreen:
► Druk op toets 5 om de opgeslagen snelheden weer te geven.► Druk op de toets van de door u gewenste snelheid.Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.Deze snelheid wordt nu de nieuwe ingestelde snelheid.Wijzigen van de ingestelde snelheid door deze te vervangen door de snelheid die door de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem wordt voorgesteld:► De voorgestelde snelheid wordt weergegeven op het instrumentenpaneel.► Druk één keer op toets 5; er verschijnt een melding ter bevestiging van het verzoek om de snelheid op te slaan.► Druk nogmaals op toets 5 om de voorgestelde snelheid op te slaan.Deze waarde verschijnt direct als nieuwe ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
Indien noodzakelijk (inhaalmanoeuvre enz.) kunt u de ingestelde snelheid overschrijden door het gaspedaal in te trappen.
De cruise control wordt tijdelijk uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.Laat het gaspedaal los om terug te keren naar de ingestelde snelheid.
Zodra de auto de ingestelde snelheid heeft bereikt, schakelt de cruise control weer in: de weergegeven ingestelde snelheid knippert niet meer.
WARNI NG
In een steile afdaling kan de cruise control niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.U moet dan mogelijk het rempedaal intrappen om de rijsnelheid te beperken. De werking van de cruise control wordt dan automatisch onderbroken.Druk op toets 4 om het systeem opnieuw in te schakelen bij een rijsnelheid hoger dan 40 km/h.
Uitschakelen
► Draai knop 1 in stand “0”. De informatie van de cruise control wordt niet meer weergegeven.
Page 137 of 272

137
Rijden
6
Storing
Bij een storing in het cruise control-systeem worden streepjes weergegeven (eerst knipperend en vervolgens permanent brandend).Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
adaptieve cruise control
Zie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen en Cruise control - specifieke adviezen.Met behulp van dit systeem wordt de snelheid van uw auto automatisch aangehouden op een waarde die u vooraf hebt ingesteld (ingestelde snelheid), terwijl voldoende afstand (die vooraf
door de bestuurder is ingesteld) tot de voorligger wordt gehouden. Het systeem regelt automatisch het accelereren en decelereren van de auto.De Stop-functie kan de auto afremmen tot deze volledig tot stilstand is gekomen.
Hierbij maakt het systeem gebruik van een camera bovenaan de voorruit en, afhankelijk van de uitvoering, een radar in de voorbumper.
WARNI NG
Dit systeem is hoofdzakelijk ontworpen voor snelwegen en autowegen. Het werkt alleen bij bewegende voertuigen die in dezelfde richting als uw auto rijden.
NOTIC E
Als de bestuurder een richtingaanwijzer bedient om een langzamere auto in te halen, stelt de cruise control uw auto in staat om de voorligger tijdelijk te naderen om te helpen bij de inhaalmanoeuvre. De ingestelde snelheid wordt echter nooit overschreden.
WARNI NG
Sommige voertuigen op de weg kunnen niet goed gedetecteerd of verkeerd geïnterpreteerd worden door de camera (bijv. een vrachtwagen), wat kan leiden tot een slechte inschatting van de afstanden en het onjuist versnellen of afremmen van de auto.
Op het stuur gemonteerde
knop
1.AAN (stand CRUISE)/UIT (stand 0)
2.Inschakelen van de cruise control waarbij de actuele snelheid de ingestelde snelheid wordt / verlagen van de ingestelde snelheid
3.De actuele rijsnelheid instellen als de aan te houden snelheid / verhogen van de ingestelde snelheid
4.Onderbreken/hervatten van de cruise control met de eerder ingestelde snelheid
5.Afhankelijk van de uitvoering:Weergeven van de met de functie “Snelheden opslaan” opgeslagen snelhedenofGebruiken van de door de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem voorgestelde snelheid
(weergave MEM)
6.Weergeven en instellen van de afstand tot de voorligger
Page 138 of 272

138
Gebruik
Inschakelen van het systeem (Pause)
► Draai bij draaiende motor knop 1 omlaag in de stand CRUISE. De cruise control is gebruiksklaar (grijze weergave).
Inschakelen van de cruise control en selecteren van de ingestelde snelheid
Bij een handgeschakelde transmissie moet de snelheid van de auto liggen tussen 30 en 160 km/h.Bij een automatische transmissie moet stand D of M zijn geselecteerd en moet de snelheid van de auto liggen tussen 30 en 180 km/h.► Druk op toets 2 of 3: de actuele rijsnelheid van de auto wordt de ingestelde snelheid (ten minste 30 km/h) en de cruise control treedt direct in werking (groene weergave).► Druk op toets 3 om de ingestelde snelheid te verhogen of op toets 2 om deze te verlagen (in stappen van 5 km/h als de toets ingedrukt wordt gehouden).
WARNI NG
Tijdens het ingedrukt houden van toets 2 of 3 kan de rijsnelheid snel veranderen.
Onderbreken/hervatten van de cruise control
► Druk op toets 4 of trap het rempedaal in. Om de cruise control te onderbreken, kunt u ook:• vanuit stand D stand N selecteren;• het koppelingspedaal ten minste 10 seconden ingetrapt houden;• de bedieningshendel van de elektrisch bedienbare parkeerrem indrukken;► Druk op toets 4 om de werking van de cruise control te hervatten. De werking van de cruise control kan automatisch worden onderbroken:• als de rijsnelheid lager wordt dan 30 km/h bij een handgeschakelde transmissie;• als het motortoerental lager wordt dan 1100 omw/min bij een handgeschakelde transmissie;• bij een ingreep van het ESP.Handgeschakelde transmissie: om de werking van het systeem te hervatten moet de bestuurder het gaspedaal intrappen om weg te rijden, harder gaan rijden dan 30 km/h en het systeem weer activeren door op toets 2, 3 of 4 te drukken.Automatische transmissie: na het afremmen van de auto waardoor deze tot stilstand is gebracht,
zorgt het systeem ervoor dat de auto blijft stilstaan; de werking van de cruise control is onderbroken. Om de werking van het systeem te hervatten moet de bestuurder het gaspedaal intrappen om weg te rijden, harder gaan rijden dan 30 km/h en het systeem weer activeren door op toets 2, 3 of 4 te drukken.Als de bestuurder geen actie onderneemt nadat de auto tot stilstand is gekomen, wordt na ongeveer
5 minuten automatisch de elektrisch bedienbare parkeerrem geactiveerd.
N OTIC E
De cruise control blijft actief na het schakelen, ongeacht het type transmissie.
WARNI NG
Als de bestuurder probeert de werking van de cruise control te hervatten nadat deze is onderbroken, wordt kort de melding “Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt” weergegeven als de werking niet kan worden hervat (er wordt niet voldaan aan de veiligheidsvoorwaarden).
Wijzigen van de ingestelde snelheid met de functie snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem
► Druk op toets 5 om de door de functie op het instrumentenpaneel voorgestelde snelheid te accepteren en druk nogmaals op de toets om deze snelheid te bevestigen.
WARNI NG
Selecteer om bruusk accelereren of vertragen van de auto te voorkomen een snelheid die dicht bij de actuele rijsnelheid ligt.
Page 139 of 272

139
Rijden
6
Wijzigen van de ingestelde afstand tot de voorligger
► Druk op toets 6 om het selectiescherm voor het instellen van de afstand (“Ver”, “Normaal”, “Dichtb.”), weer te geven en druk nogmaals op de toets om de gewenste afstand te selecteren.Na enkele seconden wordt de geselecteerde instelling geaccepteerd. Deze blijft in het geheugen bewaard nadat het contact UIT is gezet.
Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid
► Trap het gaspedaal volledig in. De afstandsregeling en cruise control blijven uitgeschakeld zolang wordt geaccelereerd. De melding “Cruise control onderbroken” wordt weergegeven.
Uitschakelen van het systeem
► Draai knop 1 omhoog in de stand OFF.
Weergave op het
instrumentenpaneel
7.Voertuig gedetecteerd door het systeem (gevuld symbool)
8.Cruise control actief (kleur niet grijs)
9.Waarde van de ingestelde snelheid
10.Door de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem voorgestelde snelheid
11 .Auto op zijn plaats gehouden (uitvoeringen met automatische transmissie)
12.Geselecteerde afstand tot de voorligger
13.Door het systeem gedetecteerde positie van de auto
Meldingen en
waarschuwingen
NOTIC E
De weergave van deze meldingen of waarschuwingen is niet sequentieel.
“Cruise control onderbroken” of “Cruise control afgebroken” na een korte acceleratie
door de bestuurder.“Cruise control actief”, geen voertuig gedetecteerd.“Cruise control onderbroken”, voertuig gedetecteerd.“Cruise control actief”, voertuig gedetecteerd.“Neem controle over” (oranje).
► Rem of geef gas, afhankelijk van de omstandigheden.“Neem controle over” (rood).
► Neem onmiddellijk de controle over de auto over: het systeem kan niet met de actuele rijsituatie omgaan.“Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt”. Het systeem weigert de cruise control te activeren, omdat niet aan alle voorwaarden is voldaan.
Page 140 of 272

140
Stop-functie
“Cruise control onderbroken” (gedurende enkele seconden).Het systeem heeft de auto volledig tot stilstand gebracht en houdt de auto op zijn plaats: de werking van de cruise control is onderbroken.De bestuurder moet gas geven om weer verder te rijden en vervolgens de cruise control weer inschakelen.
Beperkingen van het systeem
De cruise control werkt zowel overdag als 's nachts, ook bij mist en matige regen.Bij situaties waarmee het systeem niet kan omgaan, moet de bestuurder de controle over de auto overnemen.Zaken die niet door het systeem kunnen worden gedetecteerd:– Voetgangers, sommige fietsers, dieren.– Stilstaande voertuigen (file, auto met pech, enz.).
– Kruisende voertuigen.– Tegemoetkomende voertuigen.In de volgende situaties moet de bestuurder de cruise control onderbreken:
– In een scherpe bocht.– Bij het naderen van een rotonde.
– Bij het rijden achter een smal voertuig.Schakel de cruise control weer in zodra de omstandigheden dit toelaten.Situaties waarin de bestuurder onmiddellijk de controle moet overnemen:– De voorligger remt zeer sterk af.
– Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw auto en de voorligger.
WARNI NG
Wees vooral voorzichtig:– Bij de aanwezigheid van motorfietsen en voertuigen die niet midden op de rijstrook rijden.– Wanneer u een tunnel binnenrijdt of over een brug rijdt.
WARNI NG
Gebruik het systeem niet in de volgende situaties:– Als de voorruit is beschadigd ter hoogte van de camera.– Als de remlichten niet werken.
W ARNI NG
Gebruik het systeem evenmin in de volgende situaties:– Bij het vervoer van lange voorwerpen op dakdragers of een imperiaal.– Tijdens slepen of het trekken van een aanhangwagen.– Bij wijzigingen aan de voorzijde van de auto (montage van verstralers of spuiten van de voorbumper).