cruise control TOYOTA RAV4 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2022Pages: 602, PDF Size: 173.22 MB
Page 240 of 602

halen, zal de auto accelereren zodat
een voertuig op de andere rijstrook
sneller kan worden ingehaald.
Het oordeel van het systeem met
betrekking tot wat een rijstrook voor
inhalen is, is mogelijk alleen
gebaseerd op de positie van het
stuurwiel in de auto (bestuurder links
of rechts). Als de auto rijdt in een
regio waar de rijstrook voor inhalen
zich aan de andere kant bevindt dan
waar de auto normaal rijdt,
accelereert de auto mogelijk wanneer
de richtingaanwijzerschakelaar wordt
bediend in de tegengestelde richting
van de rijstrook voor inhalen (bijv. als
de bestuurder normaal rijdt in een
regio waar de rijstrook voor inhalenzich rechts bevindt, maar de
bestuurder rijdt nu in een regio waar
de rijstrook voor inhalen zich links
bevindt, accelereert de auto mogelijk
als de richtingaanwijzer rechts wordt
ingeschakeld).
CVoorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die
langzamer rijden dan de ingestelde
snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid
totdat de ingestelde snelheid bereikt
wordt. Het systeem schakelt
vervolgens weer over op het rijden
met constante snelheid.
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)
1. Druk op de cruise control-
hoofdschakelaar om de cruise control
in te schakelen.
Het controlelampje van de Dynamic
Radar Cruise Control gaat branden en
er wordt een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay. Druk
nogmaals op de schakelaar om de
cruise control uit te schakelen.
Als de cruise control-hoofdschakelaar
gedurende ten minste 1,5 seconden
ingedrukt wordt gehouden, schakelt
het systeem over op de
constante-snelheidsregelmodus.
(→Blz. 240)2. Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (ongeveer 30 km/h of
hoger) en druk op de schakelaar -SET
om de snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control SET
gaat branden.
De rijsnelheid op het moment dat de
schakelaar wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
Druk, om de ingestelde snelheid te
wijzigen, op de schakelaar +RES of -SET
totdat de gewenste snelheid wordt
weergegeven.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
238
Page 242 of 602

Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)
Druk op de schakelaar +RES als uw
voorligger begint te rijden.
Het volgen van uw voorligger wordt ook
hervat als u het gaspedaal intrapt
wanneer uw voorligger begint te rijden.
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling
1. Als u op de uitschakeltoets drukt,
wordt de snelheidsregeling
uitgeschakeld.
De snelheidsregeling wordt eveneens
uitgeschakeld als het rempedaal
wordt ingetrapt. (Als de auto is
stilgezet door het systeem, wordt de
snelheidsinstelling niet geannuleerd
als het rempedaal wordt ingetrapt.)
2. Als u op de schakelaar +RES drukt,
wordt de cruise control hervat en
wordt de ingestelde rijsnelheid
hervat.Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus)
Wanneer uw auto een voorligger te dicht
nadert en automatisch decelereren door
middel van de cruise control niet mogelijk
is, zal het scherm gaan knipperen en een
zoemer klinken om de bestuurder te
waarschuwen. Dit kan bijvoorbeeld
gebeuren als een andere bestuurder vóór
u invoegt terwijl u een voorligger volgt.
Trap het rempedaal in om voldoende
afstand tot uw voorligger te houden.
Mogelijk worden geen waarschuwingen
gegeven
In de volgende gevallen worden mogelijk
geen waarschuwingen gegeven als de
tussenafstand klein is.
• Als de snelheid van de voorligger
gelijk is aan of hoger is dan de
snelheid van uw eigen auto
• Als de voorligger extreem langzaam
rijdt
• Direct nadat de snelheid van de cruise
control is ingesteld
• Bij het intrappen van het gaspedaal
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus
Wanneer de constante-
snelheidsregelmodus is geselecteerd,
blijft de auto met een ingestelde snelheid
rijden, zonder de tussenafstand te
regelen. Selecteer deze modus alleen
wanneer de afstandsregelmodus niet
goed werkt als gevolg van een vuile radar.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
240
Page 243 of 602

1. Houd bij uitgeschakelde cruise control
de cruise control-hoofdschakelaar
gedurende ten minste 1,5 seconden
ingedrukt.
Direct nadat op de schakelaar is
gedrukt, gaat het controlelampje
Dynamic Radar Cruise Control
branden. Vervolgens gaat het
controlelampje cruise control
branden.
Overschakelen naar de constante-
snelheidsregelmodus is alleen
mogelijk als de schakelaar wordt
bediend terwijl de cruise control uit
staat.
2. Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (ongeveer 30 km/h of
hoger) en druk op de schakelaar -SET
om de snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control SET
gaat branden.
De rijsnelheid op het moment dat de
schakelaar wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid:
→Blz. 238
Uitschakelen en hervatten van de
ingestelde snelheid:→Blz. 240Dynamic Radar Cruise Control met Road
Sign Assist (auto's met RSA)
Wanneer deze functie is ingeschakeld en
het systeem in de afstandsregelmodus
(→blz. 237) werkt en een verkeersbord
met een snelheidslimiet wordt
gesignaleerd, wordt de herkende
snelheidslimiet weergegeven met een pijl
omhoog/omlaag. De ingestelde snelheid
kan tot de herkende snelheidslimiet
worden verhoogd/verlaagd door de
schakelaar +RES/-SET ingedrukt te
houden.
• Wanneer de op dat moment
ingestelde snelheid lager is dan de
herkende snelheidslimiet
Houd de schakelaar +RES ingedrukt.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
241
4
Rijden
Page 244 of 602

• Wanneer de op dat moment
ingestelde snelheid hoger is dan de
herkende snelheidslimiet
Houd de schakelaar -SET ingedrukt.
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist (auto's met RSA)
U kunt de Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist inschakelen/
uitschakelen via het scherm
op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 101)
Wanneer de Dynamic Radar Cruise
Control met Road Sign Assist in werking
is en u bergaf rijdt, overschrijdt de
rijsnelheid mogelijk de ingestelde
snelheid.
In dit geval wordt de weergegeven
ingestelde rijsnelheid verlicht en klinkt er
een zoemer om de bestuurder te
waarschuwen.
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik kan worden
gebruikt als
• De selectiehendel staat in stand D.
• De gewenste snelheid kan worden
ingesteld wanneer de rijsnelheid
ongeveer 30 km/h of hoger is. (Als de
snelheid echter wordt ingesteld
terwijl de rijsnelheid lager is dan
ongeveer 30 km/h, wordt de snelheid
ingesteld op ongeveer 30 km/h.)Accelereren na het instellen van de
rijsnelheid
Bedien het gaspedaal om te accelereren.
Na het accelereren gaat de auto weer
rijden met de ingestelde snelheid. Als de
afstandsregelmodus is ingeschakeld,
neemt de rijsnelheid echter mogelijk af
tot onder de ingestelde snelheid, zodat
de afstand tot de voorligger
gehandhaafd blijft.
Als de auto stopt tijdens rijden met de
volgregeling
• Door op de schakelaar +RES te
drukken terwijl de voorligger stopt,
wordt, als de voorligger begint te
rijden, binnen ongeveer 3 seconden
nadat op de schakelaar is gedrukt het
rijden met de volgregeling hervat.
• Als de voorligger binnen 3 seconden
nadat uw auto is gestopt begint te
rijden, wordt het rijden met de
volgregeling hervat.
Automatisch uitschakelen van de
afstandsregelmodus
De afstandsregelmodus wordt
automatisch uitgeschakeld in de
volgende situaties.
• De VSC is geactiveerd.
• De TRC is gedurende een bepaalde
periode geactiveerd.
• Wanneer de VSC of TRC wordt
uitgeschakeld.
• De sensor kan niet goed signaleren
omdat hij ergens door bedekt is.
• Wanneer de remregeling of de
begrenzingsregeling voor het
vermogen van een ondersteunend
systeem in werking is. (Bijvoorbeeld:
Pre-Crash Safety-systeem,
wegrijregeling)
• De parkeerrem is geactiveerd.
• De auto wordt door het systeem
stilgezet op een steile helling.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
242
Page 245 of 602

• Als de auto door het systeem is
stilgezet, wordt het volgen van de
voorligger in de volgende gevallen
niet hervat:
– De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
– Het bestuurdersportier wordt
geopend.
– De auto heeft ongeveer 3 minuten
stilgestaan.
Als de afstandsregelmodus om een
andere dan de hierboven genoemde
redenen automatisch uitgeschakeld
wordt, kan er een storing in het
systeem aanwezig zijn. Neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Automatisch uitschakelen van de
constante-snelheidsregelmodus
De constante-snelheidsregelmodus
wordt automatisch uitgeschakeld in de
volgende situaties:
• Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan
ongeveer 16 km/h onder de
ingestelde rijsnelheid.
• Werkelijke rijsnelheid zakt onder
ongeveer 30 km/h.
• De VSC is geactiveerd.
• De TRC is gedurende een bepaalde
periode geactiveerd.
• Wanneer de VSC of TRC wordt
uitgeschakeld.
• Wanneer de remregeling of de
begrenzingsregeling voor het
vermogen van een ondersteunend
systeem in werking is. (Bijvoorbeeld:
Pre-Crash Safety-systeem,
wegrijregeling)
Als de constante-snelheidsregelmodus
om een andere dan de hierboven
genoemde redenen automatisch
uitgeschakeld wordt, kan er een storing
in het systeem aanwezig zijn. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateurof een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
De Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist (auto's met RSA)
werkt mogelijk niet goed wanneer
De Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist werkt mogelijk niet
goed in situaties waarbij de RSA
mogelijk niet goed werkt of niet goed
signaleert (→blz. 233). Controleer
daarom, wanneer u deze functie
gebruikt, het weergegeven verkeersbord
met de snelheidslimiet.
In de onderstaande gevallen wordt de
ingestelde snelheid mogelijk niet
gewijzigd in de herkende snelheidslimiet
door het ingedrukt houden van de
schakelaar +RES/-SET:
• Als er geen informatie over de
snelheidslimiet beschikbaar is
• Wanneer de herkende snelheidslimiet
gelijk is aan de ingestelde snelheid
• Wanneer de herkende snelheidslimiet
buiten het snelheidsbereik van het
Dynamic Radar Cruise Control-
systeem ligt
Werking van de remmen
Er kan een geluid van de remmen
hoorbaar zijn en de reactie van het
rempedaal kan veranderen, maar dit
duidt niet op een storing.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
voor de Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij tijdens het rijden
extra moet opletten. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op. (→Blz. 211, blz. 398)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
243
4
Rijden
Page 247 of 602

• Als u veelvuldig stuurcorrecties moet
uitvoeren of frequent van rijstrook
wisselt
• Als uw voorligger plotseling
decelereert
• Als u op een weg rijdt die wordt
omgeven door een constructie, zoals
in een tunnel of op een ijzeren brug
• Als de rijsnelheid afneemt tot de
ingestelde snelheid na acceleratie van
de auto door intrappen van het
gaspedaal.
4.5.6 Cruise control*
*Indien aanwezig
Met de cruise control kan een ingestelde
snelheid worden vastgehouden zonder
dat hiervoor het gaspedaal hoeft te
worden ingetrapt.
Systeemonderdelen
Weergave instrumentenpaneel
AIngestelde snelheid
BControlelampjesBedieningsschakelaars
ASchakelaar +RES
BCruise control-hoofdschakelaar
CSchakelaar -SET
DUitschakeltoets
WAARSCHUWING!
Onbedoeld inschakelen van de cruise
control voorkomen
Schakel de cruise control uit met de
cruise control-hoofdschakelaar als
deze niet wordt gebruikt.
Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de
volgende situaties. Als u dat wel doet,
verliest u mogelijk de controle wat kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
• In druk verkeer
• Op wegen met scherpe bochten
• Op slingerende wegen
• Op gladde wegen, bijvoorbeeld
wegen die nat zijn of bedekt zijn met
ijs of sneeuw
• Op steile hellingen Bij het afdalen
van een steile helling kan de
rijsnelheid de ingestelde snelheid
overschrijden.
• Bij het rijden met een
aanhangwagen
*of tijdens het slepen
in een noodgeval
*Auto's die een aanhangwagen
kunnen trekken. (→Blz. 173)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
245
4
Rijden
Page 248 of 602

Instellen van de rijsnelheid
1. Druk op de cruise control-
hoofdschakelaar om de cruise control
in te schakelen.
Het controlelampje cruise control
wordt weergegeven. Druk nogmaals
op de schakelaar om de cruise control
uit te schakelen.
2. Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (ongeveer 30 km/h of
hoger) en druk op de schakelaar -SET
om de snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control SET
wordt weergegeven. De rijsnelheid op
het moment dat de schakelaar wordt
losgelaten, wordt de ingestelde
snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
Bedien, om de ingestelde snelheid te
wijzigen, de schakelaar +RES of de
schakelaar -SET totdat de gewenste
snelheid is bereikt.1. Verhogen van de snelheid
2. Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Druk op de schakelaar.
Ruime afstelling: Houd de schakelaar
ingedrukt om de snelheid te wijzigen
en laat hem los als de gewenste
snelheid is bereikt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt
verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: 1 km/h
*1of 1 mph*2
telkens als de schakelaar wordt bediend.
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid
kan continu worden verhoogd of verlaagd
totdat de schakelaar wordt losgelaten.
*1Wanneer de ingestelde snelheid wordt
getoond in “km/h”
*2Wanneer de ingestelde snelheid
getoond wordt in “MPH”
Uitschakelen en hervatten van de
constante-snelheidsregeling
1. Als u op de uitschakeltoets drukt,
wordt de constante-
snelheidsregeling uitgeschakeld.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
246
Page 249 of 602

De snelheidsregeling wordt eveneens
onderbroken als het rempedaal wordt
ingetrapt.
2. Door op de schakelaar +RES te
drukken wordt de constante-
snelheidsregeling hervat.
Hervatten is mogelijk vanaf een
rijsnelheid van hoger dan ongeveer
30 km/h.
De cruise control kan worden gebruikt
als
• De selectiehendel staat in stand D.
• De rijsnelheid hoger is dan 30 km/h.
Accelereren na het instellen van de
rijsnelheid
• Er kan normaal met de auto
geaccelereerd worden. Na de
acceleratie gaat de auto weer rijden
met de ingestelde snelheid.
• De ingestelde snelheid kan zelfs
worden verhoogd zonder de cruise
control uit te schakelen door eerst
naar de gewenste snelheid te
accelereren en vervolgens op de
schakelaar -SET te drukken om de
nieuwe snelheid in te stellen.
Automatisch uitschakelen van de
cruise control
De snelheidsregeling door de cruise
control wordt in de volgende gevallen
onderbroken:
• De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer
dan 16 km/h onder de
geprogrammeerde rijsnelheid.
• Werkelijke rijsnelheid is lager dan
ongeveer 30 km/h.
• De VSC is geactiveerd.
• De TRC is gedurende een bepaalde
periode geactiveerd.
• Wanneer de VSC of TRC wordt
uitgeschakeld.Als de waarschuwingsmelding voor de
cruise control op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Druk eenmaal op de cruise
control-hoofdschakelaar om het
systeem uit te schakelen en druk
vervolgens opnieuw op de schakelaar
om het systeem weer in te schakelen. Als
er geen snelheid kan worden
geprogrammeerd of de cruise control
direct na het activeren weer wordt
uitgeschakeld, is er mogelijk een defect
in het cruise control-systeem aanwezig.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.5.7 Snelheidsbegrenzer*
*Indien aanwezig
Er kan een gewenste maximumsnelheid
worden ingesteld met de cruise
control-schakelaar. (→Blz. 245) De
snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto
de ingestelde snelheid overschrijdt.
WAARSCHUWING!
Onbedoeld inschakelen van de
snelheidsbegrenzer voorkomen
Laat de snelheidsbegrenzer
uitgeschakeld wanneer deze niet in
gebruik is.
Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van de snelheidsbegrenzer
Gebruik de snelheidsbegrenzer niet in
de volgende situaties. Als u dat wel
doet, kunt u de macht over het stuur
verliezen, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
• Op gladde wegen, bijvoorbeeld
wegen die nat zijn of bedekt zijn met
ijs of sneeuw
• Op steile hellingen
• Bij het rijden met een
aanhangwagen
*of tijdens het slepen
in een noodgeval
*Auto's die een aanhangwagen
kunnen trekken. (→Blz. 173)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
247
4
Rijden
Page 251 of 602

Automatische uitschakeling
snelheidsbegrenzer
De ingestelde snelheid wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer de
cruise control geactiveerd wordt.
Als het controlelampje van de
snelheidsbegrenzer dooft en “Speed
Limiter Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing snelheidsbegrenzer. Laat auto
bij dealer controleren) wordt
weergegeven
Schakel het hybridesysteem uit en
vervolgens weer in. Stel na het weer
inschakelen van het hybridesysteem de
snelheidsbegrenzer in. Als de
snelheidsbegrenzer niet kan worden
ingesteld, is er mogelijk een storing
aanwezig in het
snelheidsbegrenzersysteem. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.5.8 BSM (Blind Spot Monitor)*
*Indien aanwezig
De Blind Spot Monitor is een systeem met
2 functies:
• De BSM-functie (Blind Spot Monitor)
Helpt de bestuurder bij het nemen van
een beslissing als van rijstrook wordt
gewisseld
• RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
(indien aanwezig)Helpt de bestuurder bij het
achteruitrijden
Deze functies maken gebruik van
dezelfde sensoren.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van de BSM-functie
De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd
veilig en houd rekening met de
omgeving. De BSM-functie is een
aanvullende functie die de bestuurder
er attent op maakt dat er zich een auto
in de dode hoek van de buitenspiegels
bevindt of snel van achteren nadert
richting dode hoek. Vertrouw niet
alleen op de BSM-functie. Omdat de
functie niet kan beoordelen of het
veilig is om van rijstrook te wisselen,
kan, als uitsluitend op het systeem
wordt vertrouwd, een aanrijding het
gevolg zijn, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
Aangezien het systeem onder bepaalde
omstandigheden mogelijk niet goed
werkt, dient de bestuurder altijd zelf de
veiligheid te controleren.
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van de RCTA
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, aangezien er een grens is aan
de mate van nauwkeurigheid bij de
herkenning en de ondersteunende
mogelijkheden die dit systeem kan
bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
249
4
Rijden
Page 401 of 602

Als een waarschuwingsmelding weer
wordt weergegeven na het uitvoeren van
de volgende handelingen, neem dan
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingsmeldingen
De hieronder uitgelegde
waarschuwingsmeldingen verschillen
mogelijk van de werkelijke meldingen
overeenkomstig de bedrijfscondities en
voertuigspecificaties.
Als er een melding over een bediening
wordt weergegeven
• Als er een melding over de bediening
van het gaspedaal of rempedaal wordt
weergegeven
– Er wordt mogelijk een
waarschuwingsmelding over de
bediening van het rempedaal
weergegeven terwijl de
ondersteunende systemen zoals het
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig) of het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig) in werking zijn. Als een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, decelereer de auto
dan of volg de instructie op het
multi-informatiedisplay.
– Er wordt een
waarschuwingsmelding
weergegeven wanneer het Brake
Override-systeem in werking is.
(→Blz. 167)– Er wordt een
waarschuwingsmelding
weergegeven wanneer de
wegrijregeling (indien aanwezig) of
de Parking Support Brake-functie
(indien aanwezig) (→blz. 171,
blz. 277) in werking is. Volg de
instructies op het
multi-informatiedisplay.
• Als er een melding over de bediening
van de startknop wordt weergegeven
Er wordt een instructie voor de
bediening van de startknop
weergegeven wanneer een onjuiste
procedure voor het starten van het
hybridesysteem wordt uitgevoerd of
wanneer de startknop onjuist wordt
bediend. Volg de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
instructies om de startknop nogmaals
te bedienen.
• Als er een melding over de bediening
van de selectiehendel wordt
weergegeven
Om te voorkomen dat de
selectiehendel in de verkeerde stand
wordt gezet of dat de auto
onverwachts in beweging komt, kan
op het multi-informatiedisplay een
melding worden weergegeven die u
verzoekt om de selectiehendel in een
andere stand te zetten. Volg in dat
geval de instructie van de melding en
zet de selectiehendel in de
aangegeven stand.
• Als er een melding of afbeelding met
betrekking tot een geopend/gesloten
onderdeel of het bijvullen van een
vloeistof wordt weergegeven
Controleer het onderdeel dat op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven of dat door het
waarschuwingslampje wordt
aangegeven en los het probleem op,
bijvoorbeeld door het geopende
portier te sluiten of de vloeistof bij te
vullen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
399
7
Bij problemen