TOYOTA RAV4 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2023Pages: 646, PDF Size: 150.61 MB
Page 171 of 646

4.1 Voordat u gaat rijden..........170
4.1.1Rijdenmetdeauto.........170
4.1.2 Lading en bagage.........177
4.1.3 Rijden met een aanhangwagen
(Azerbeidzjan, Georgië,
Tadzjikistan, Turkmenistan en
Nieuw-Caledonië).........178
4.1.4 Rijden met een aanhangwagen
(behalve Azerbeidzjan, Georgië,
Tadzjikistan, Turkmenistan en
Nieuw-Caledonië).........178
4.2Rijprocedures..............186
4.2.1 Contactslot (auto's zonder Smart
entry-systeem en startknop) . . .186
4.2.2 Startknop (auto's met Smart
entry-systeem en startknop) . . .187
4.2.3 Automatische transmissie
*....192
4.2.4 Multidrive CVT*..........196
4.2.5 Handgeschakelde transmissie*. .200
4.2.6 Richtingaanwijzerschakelaar....203
4.2.7 Parkeerrem............203
4.2.8 Brake Hold-systeem........207
4.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............209
4.3.1 Lichtschakelaar..........209
4.3.2 AHB (Automatic High Beam)
*...211
4.3.3 Schakelaar mistlampen*......214
4.3.4 Ruitenwissers en -sproeiers....216
4.3.5 Achterruitenwisser en -sproeier . .219
4.4Tanken..................220
4.4.1 Openen van de tankdop......220
4.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen................221
4.5.1 Toyota Safety Sense
*.......221
4.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*.226
4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*.....237
4.5.4 RSA (Road Sign Assist)*......248
4.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
*.....252
4.5.6 Dynamic Radar Cruise Control*...263
4.5.7 Cruise control*...........272
4.5.8 Snelheidsbegrenzer*........275
4.5.9 BSM (Blind Spot Monitor)*.....276
4.5.10 Toyota Parking Assist-sensor*. .2814.5.11 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)
*..............291
4.5.12 PKSB (Parking Support Brake)*. .296
4.5.13 Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)
*...300
4.5.14 Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs
rijden)
*..............303
4.5.15 Stop & Start-systeem*......304
4.5.16 Rijmodusselectieschakelaar . . .312
4.5.17 Multi-terrain Select
(AWD-uitvoeringen).......313
4.5.18 Schakelaar SNOW-modus
(AWD-uitvoeringen).......316
4.5.19 Downhill Assist Control
*.....317
4.5.20 Uitlaatgasfiltersysteem*.....319
4.5.21 Ondersteunende systemen....319
4.6Rijtips..................325
4.6.1Rijdenindewinter.........325
4.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's............328
Rijden4
169
Page 172 of 646

4.1 Voordat u gaat rijden
4.1.1 Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de
onderstaande procedures:
Rijprocedure
Starten van de motor
→Blz. 186, blz. 187
Rijden
Automatische transmissie of Multidrive CVT
1. Zet met ingetrapt rempedaal de
selectiehendel in stand D. (→Blz. 192,
blz. 196)
2. Deactiveer de parkeerrem.
(→Blz. 203)
Als de parkeerrem in de automatische
modus staat, wordt de parkeerrem
automatisch gedeactiveerd.
(→Blz. 205)
3. Laat het rempedaal geleidelijk
opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging
te brengen.
Handgeschakelde transmissie
1. Zet met ingetrapt koppelingspedaal
de selectiehendel in de 1e versnelling.
(→Blz. 200)
2. Deactiveer de parkeerrem.
(→Blz. 203)
3. Laat het koppelingspedaal geleidelijk
opkomen. Trap tegelijkertijd het
gaspedaal in om de auto in beweging
te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
Automatische transmissie of Multidrive CVT
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
(→Blz. 203)
Zet de selectiehendel in stand P als er
gedurende langere tijd wordt gestopt.
(→Blz. 192, blz. 196)Handgeschakelde transmissie
1. Trap met ingetrapt koppelingspedaal
het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
(→Blz. 203)
Zet de selectiehendel in de
neutraalstand als er gedurende
langere tijd wordt gestopt.
(→Blz. 200)
Parkeren van de auto
Automatische transmissie of Multidrive CVT
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 203)
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt.
3. Zet de selectiehendel in stand P
(→blz. 192, blz. 196).
Druk niet op de ontgrendelknop van
de schakelblokkering nadat de
selectiehendel in stand P is gezet.
4. Zet het contact UIT om de motor uit te
zetten.
5. Vergrendel de portieren nadat u
gecontroleerd hebt of u de sleutel bij
u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling
indien nodig wielblokken.
Handgeschakelde transmissie
1. Trap met ingetrapt koppelingspedaal
het rempedaal in.
2. Zet de selectiehendel in de
neutraalstand. (→Blz. 200)
3. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 203)
• Zet de selectiehendel bij het
parkeren op een helling indien nodig
in stand 1 of R.
• Als de parkeerrem in de
automatische modus staat, wordt de
parkeerrem automatisch
geactiveerd als het contact UIT
wordt gezet. (→Blz. 203)
4.1 Voordat u gaat rijden
170
Page 173 of 646

• Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt.
4. Zet het contact UIT om de motor uit te
zetten.
5. Vergrendel de portieren nadat u
gecontroleerd hebt of u de sleutel bij
u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling
indien nodig wielblokken.
Wegrijden op een steile helling omhoog
Automatische transmissie of Multidrive CVT
1. Zet met ingetrapt rempedaal de
selectiehendel in stand D. (→Blz. 192,
blz. 196)
2. Trek de parkeerremschakelaar
omhoog om de parkeerrem
handmatig te activeren. (→Blz. 203)
3. Laat het rempedaal opkomen en trap
langzaam het gaspedaal in om de auto
in beweging te brengen.
Functie automatisch deactiveren
parkeerrem
Handgeschakelde transmissie
1. Houd het rempedaal en het
koppelingspedaal volledig ingetrapt
en zet de selectiehendel in de 1e
versnelling. (→Blz. 200)
2. Trek de parkeerremschakelaar
omhoog om de parkeerrem
handmatig te activeren. (→Blz. 203)
3. Trap het gaspedaal een beetje in en
laat tegelijkertijd het
koppelingspedaal geleidelijk opkomen
om de auto in beweging te brengen.
Functie automatisch deactiveren
parkeerrem
Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd. (→Blz. 320)
Rijden in de regen
• Rijd voorzichtig als het regent, omdat
het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad
kan zijn.• Rijd extra voorzichtig wanneer het
begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
• Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm
vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Motortoerental tijdens het rijden
(behalve handgeschakelde
transmissie)
In de volgende gevallen kan het
motortoerental tijdens het rijden te hoog
oplopen. Dit is het gevolg van automatisch
op- of terugschakelen, al naar gelang de
rijomstandigheden. Het duidt niet op
plotseling accelereren.
• Het systeem signaleert dat de auto
een helling op of af rijdt
• Als het gaspedaal wordt losgelaten
• Als het rempedaal is ingetrapt en de
sportmodus is geselecteerd
Beperken van het motorvermogen
(Brake Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het motorvermogen mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km: Voorkom plotseling
sterk afremmen.
• De eerste 800 km: Rijd niet met een
aanhangwagen.
• De eerste 1.000 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
4.1 Voordat u gaat rijden
171
4
Rijden
Page 174 of 646

– Rijd niet langdurig in een lage
versnelling.
– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 466)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd bij auto's met automatische
transmissie of Multidrive CVT altijd uw
voet op het rempedaal als u stilstaat
met een draaiende motor. Dit voorkomt
kruipen van de auto.
Tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt,
blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
– Als u per ongeluk in plaats van het
rempedaal het gaspedaal intrapt,
zal de auto onverwacht
accelereren, wat een ongeval tot
gevolg kan hebben.
– Bij het achteruitrijden draait u
wellicht uw lichaam, waardoor het
bedienen van de pedalen moeilijk
wordt. Zorg dat u de pedalen altijd
goed kunt bedienen.
– Zorg dat u altijd in de juiste houding
achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u
het rem- en gaspedaal goed
bedienen.
– Trap het rempedaal met uw
rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met uw linkervoet
intrapt, kan in een noodgeval uw
reactie vertraagd worden, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Rijd niet met de auto over licht
ontvlambare materialen zoals
bladeren, papier of doeken en parkeer
de auto ook niet in de buurt van
dergelijke materialen. Het
uitlaatsysteem en de uitlaatgassen
kunnen zeer heet worden. Deze hete
onderdelen kunnen brand
veroorzaken als er licht ontvlambaar
materiaal aanwezig is.
• Zet de motor niet uit tijdens het
rijden. Door de motor tijdens het
rijden uit te zetten, verliest u niet de
controle over het stuurwiel of de
remmen, maar werkt de bekrachtiging
van deze systemen niet meer.
Hierdoor zullen het remmen en sturen
veel zwaarder gaan dan normaal. Zet
in dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan. In geval van nood echter,
bijvoorbeeld als de auto onmogelijk op
de normale manier tot stilstand kan
worden gebracht:→blz. 412
• Rem bij het afdalen van een steile
helling af op de motor
(terugschakelen) om een veilige
snelheid aan te kunnen houden. Het
continu gebruiken van de remmen kan
leiden tot oververhitting en een
verminderde remwerking. (→Blz. 192,
blz. 196, blz. 200)
• Verstel het stuurwiel, de stoel en de
binnen- of buitenspiegel niet tijdens
het rijden. Als u dat wel doet, kunt u
de macht over het stuur verliezen.
• Controleer altijd of alle passagiers hun
armen, hoofd en andere
lichaamsdelen binnen de auto
houden.
Tijdens het rijden op een glad wegdek
• Door plotseling remmen, accelereren
en sturen kunnen de banden hun grip
verliezen, met controleverlies tot
gevolg.
• Door plotseling accelereren,
afremmen op de motor als gevolg van
schakelen, of wijzigingen in het
motortoerental kan de auto in een slip
raken.
4.1 Voordat u gaat rijden
172
Page 175 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Trap, nadat u door een plas bent
gereden, het rempedaal lichtjes in om
ervoor te zorgen dat de remmen goed
werken. Door natte remblokken kan
de remwerking afnemen. Remmen die
aan één kant van de auto nat zijn en
niet goed werken, kunnen de
besturing bemoeilijken.
Bedienen van de selectiehendel
• Auto's met automatische transmissie
of Multidrive CVT: Laat de auto niet
achteruit rollen als een van de
vooruitversnellingen is ingeschakeld
of vooruit rollen terwijl de
selectiehendel in stand R staat. Als dat
wel gebeurt, kan de motor afslaan of
kan de auto op een onjuiste manier op
rem- en stuurcommando's reageren,
waardoor een aanrijding of schade
aan de auto kan ontstaan.
• Zet de selectiehendel van auto's met
automatische transmissie of
Multidrive CVT niet in stand P als de
auto in beweging is. Als u dat wel doet,
kan er schade aan de transmissie
ontstaan waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen.
• Zet de selectiehendel tijdens het
vooruitrijden niet in stand R. Als u dat
wel doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
• Zet de selectiehendel tijdens het
achteruitrijden niet in een
vooruitversnelling. Als u dat wel doet,
kan er schade aan de transmissie
ontstaan waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen.
• Zet de selectiehendel tijdens het
rijden niet in stand N. Als u dat wel
doet, wordt de verbinding tussen de
motor en de transmissie verbroken.
Als de transmissie in stand N staat, is
afremmen op de motor niet mogelijk.
• Zet bij auto's met automatische
transmissie of Multidrive CVT de
selectiehendel niet in een andere
stand als het gaspedaal ingetrapt is.
Als de selectiehendel in een andere
WAARSCHUWING!(Vervolg)
stand dan P of N wordt gezet, kan de
auto onverwacht snel accelereren,
waardoor een ongeval kan ontstaan
met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg. Als u dat wel doet, kan er
schade aan de transmissie ontstaan
waardoor u de controle over de auto
kunt verliezen.
Als u een piepend of krassend geluid
hoort (remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk
nakijken en indien nodig vervangen door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. De remschijven kunnen
beschadigd raken als de remblokken niet
op tijd worden vervangen. Het rijden
met een auto waarvan de remblokken
en/of de remschijven de slijtagelimiet
hebben overschreden, is gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
• Laat de motor niet met te veel toeren
draaien. Als de transmissie in een
andere stand dan P (alleen auto's met
automatische transmissie of
Multidrive CVT) of N staat, kan de auto
plotseling en onverwacht accelereren,
waardoor er een ongeval kan
ontstaan.
• Voorkom het ontstaan van ongevallen
door het wegrollen van de auto en
houd het rempedaal altijd ingetrapt
als de motor draait. Activeer indien
nodig de parkeerrem.
• Voorkom voor- of achteruitrollen van
de auto bij stoppen op een helling,
waardoor een ongeval kan ontstaan:
trap altijd het rempedaal in en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom dat de motor met een te
hoog toerental draait. Als de motor
met een hoog toerental draait terwijl
de auto stilstaat, kan het
uitlaatsysteem oververhit raken,
hetgeen brand kan veroorzaken als er
brandbaar materiaal aanwezig is.
4.1 Voordat u gaat rijden
173
4
Rijden
Page 176 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Als de auto geparkeerd is
• Laat geen brillen, aanstekers,
spuitbussen of blikken frisdrank in de
auto liggen als deze in de zon
geparkeerd staat. Dit kan resulteren in
het volgende:
– Een aansteker of spuitbus kan gas
gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
– De temperatuur in de auto kan zo
hoog oplopen dat kunststof
brillenglazen en kunststof
monturen kunnen vervormen of
barsten.
– Blikjes frisdrank kunnen
openbarsten, waardoor de inhoud in
het interieur terechtkomt.
Bovendien kan de vloeistof
kortsluiting in de elektrische
componenten van de auto
veroorzaken.
• Laat geen aanstekers achter in de
auto. Als een aansteker in het
dashboardkastje of op de vloer ligt,
kan deze per ongeluk gaan branden
als er bagage wordt geplaatst of een
stoel wordt afgesteld en brand
veroorzaken.
• Plak geen parkeerschijven op de
voorruit of andere ruiten. Plaats geen
reservoirs zoals luchtverfrissers op
het instrumentenpaneel of
dashboard. Deze parkeerschijven of
reservoirs kunnen als een lens werken
en brand veroorzaken in de auto.
• Laat geen portier of ruit open als het
gebogen glas van naastliggende
gebouwen voorzien is van een
gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een
zilverkleurige folie. Weerkaatst
zonlicht kan van het glas een lens
maken en brand veroorzaken.
• Activeer altijd de parkeerrem, zet de
selectiehendel in stand P (alleen
auto's met automatische transmissie
of Multidrive CVT), zet de motor uit en
vergrendel de auto. Laat de auto niet
onbeheerd achter met draaiende
motor. Als de auto is geparkeerd met
WAARSCHUWING!(Vervolg)
de selectiehendel in stand P (alleen
auto's met automatische transmissie
of Multidrive CVT), terwijl de
parkeerrem niet is geactiveerd, zou de
auto in beweging kunnen komen, wat
kan leiden tot een ongeval.
• Raak de uitlaatpijp niet aan als de
motor draait en ook niet net na het
uitzetten van de motor. Anders kunt u
brandwonden oplopen.
Als u even gaat slapen in de auto
Zet de motor altijd uit. Anders zou u per
ongeluk de selectiehendel kunnen
verplaatsen of het gaspedaal in kunnen
trappen, waardoor een ongeval zou
kunnen ontstaan of de motor oververhit
zou kunnen raken en brand kan
ontstaan. Verder kunnen uitlaatgassen
in een slecht geventileerde omgeving in
de auto terechtkomen, wat kan leiden
tot de dood of ernstig gevaar voor de
gezondheid.
Bij het remmen
• Rijd voorzichtiger wanneer de
remmen nat zijn. De remweg neemt
toe als de remmen nat zijn en
bovendien kan vocht ertoe leiden dat
de ene kant van de auto sterker
afgeremd wordt dan de andere kant.
Ook de werking van de parkeerrem
kan door vocht in negatieve zin
beïnvloed worden.
• Rijd niet te dicht achter een andere
auto en vermijd afdalingen en scherpe
bochten die krachtig afremmen
noodzakelijk maken als de
rembekrachtiger niet werkt. In dit
geval kan de auto nog wel worden
afgeremd, maar moet er een grotere
kracht op het rempedaal worden
uitgeoefend dan normaal. De remweg
zal ook langer zijn. Laat uw remmen
onmiddellijk repareren.
• Rem niet “pompend” als de motor is
afgeslagen. Elke keer dat het
rempedaal wordt ingetrapt, wordt er
weer een gedeelte van de
reserveremdruk verbruikt.
4.1 Voordat u gaat rijden
174
Page 177 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het remsysteem bestaat uit twee
afzonderlijke hydraulische systemen:
als een van de beide systemen uitvalt,
werkt het andere systeem nog wel. In
dat geval moet het rempedaal
krachtiger worden ingetrapt dan
gewoonlijk en neemt ook de remweg
toe. Laat uw remmen onmiddellijk
repareren.
Als de auto vast komt te zitten
(AWD-uitvoeringen)
Laat de wielen niet overmatig
doorslippen als een van de wielen los
van de grond komt of als de auto vastzit
in bijvoorbeeld zand of modder. Anders
kunnen de onderdelen van het
aandrijfsysteem beschadigd raken en
kan de auto plotseling naar voren of
achteren schieten en een ongeval
veroorzaken.
OPMERKING
Tijdens het rijden (auto's met
automatische transmissie of
Multidrive CVT)
• Trap tijdens het rijden niet
tegelijkertijd het gaspedaal en het
rempedaal in, anders neemt het
motorvermogen mogelijk af.
• Gebruik het gaspedaal niet om de auto
op een helling op zijn plaats te houden
en trap daartoe ook niet het
rempedaal en het gaspedaal
gelijktijdig in.
Tijdens het rijden (auto's met
handgeschakelde transmissie)
• Trap tijdens het rijden niet
tegelijkertijd het gaspedaal en het
rempedaal in, anders neemt het
motorvermogen mogelijk af.
• Schakel alleen een andere versnelling
in als het koppelingspedaal helemaal
is ingetrapt. Laat na het schakelen het
koppelingspedaal geleidelijk
opkomen. Anders kunnen de
koppeling, de transmissie en de
versnellingen beschadigd raken.
OPMERKING(Vervolg)
• Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan overmatige en voortijdige
slijtage optreden of de koppeling
beschadigd raken, waardoor het
accelereren en vanuit stilstand
wegrijden moeilijk zullen gaan.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
– Laat uw voet niet op het
koppelingspedaal rusten en trap het
pedaal niet in wanneer u niet
schakelt. Dit kan problemen met de
koppeling veroorzaken.
– Gebruik voor het wegrijden alleen
de 1e versnelling. Anders kan de
koppeling beschadigd raken.
– Gebruik het koppelingspedaal niet
om de rijsnelheid aan te passen.
Anders kan de koppeling
beschadigd raken.
– Zorg er, wanneer u de auto tot
stilstand brengt terwijl de
selectiehendel in een andere stand
dan de neutraalstand staat, voor dat
u het koppelingspedaal volledig
intrapt en de auto tot stilstand
brengt met behulp van de remmen.
• Zet de selectiehendel niet in stand R
voordat de auto volledig tot stilstand
is gekomen. Anders kunnen de
koppeling, de transmissie en de
versnellingen beschadigd raken.
Voorkomen van schade aan onderdelen
van de auto
• Draai het stuurwiel niet gedurende
langere tijd in een van beide
richtingen tegen de aanslag aan.
Anders kan schade aan de
stuurbekrachtigingsmotor ontstaan.
• Rijd zo langzaam mogelijk over
oneffenheden in de weg om schade
aan de wielen, de onderzijde van de
auto, enz. te vermijden.
4.1 Voordat u gaat rijden
175
4
Rijden
Page 178 of 646

OPMERKING(Vervolg)
Als u tijdens het rijden een lekke band
krijgt
Een lekke of beschadigde band kan
leiden tot de onderstaande situaties.
• Het kan moeilijk zijn om de auto onder
controle te houden.
• De auto kan abnormale geluiden
maken of trillen.
• De auto kan abnormaal gaan
overhellen.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap
het rempedaal geleidelijk in om de auto
tot stilstand te brengen.
Informatie over wat u moet doen in het
geval van een lekke band (→blz. 430,
blz. 441)
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval
e.d. zijn overstroomd. Indien u dat toch
doet, kan de auto hierdoor ernstig
beschadigd raken:
• Motor slaat af
• Kortsluiting in elektrische
componenten
• Motorschade door onderdompeling in
water
Na het rijden op een overstroomde weg
of door mul zand moet het volgende
worden nagekeken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige:
• Remwerking
• Peil en kwaliteit van motorolie en
andere vloeistoffen van motor,
transmissie, tussenbak (AWD-
uitvoeringen), achterdifferentieel
(AWD-uitvoeringen), enz.
•
Smering van cardanas (AWD-
uitvoeringen), lagers en
kogelgewrichten van de wielophanging
(waar mogelijk) en de werking van alle
koppelingen, lagers, enz.
OPMERKING(Vervolg)
Bij het parkeren van de auto (auto's
met automatische transmissie of
Multidrive CVT)
Activeer altijd de parkeerrem en zet de
selectiehendel altijd in stand P. Anders
kan de auto onverwachts accelereren als
het gaspedaal per ongeluk wordt
ingetrapt.
Wegrijregeling
*1
Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het
motorvermogen mogelijk beperkt.
• Als de selectiehendel in stand R wordt
gezet
*2
• Wanneer de selectiehendel vanuit
stand P of R in een stand voor
vooruitrijden, zoals stand D
*2, wordt
gezet.
Als het systeem ingeschakeld wordt,
verschijnt er een melding op het
multi-informatiedisplay. Lees de
boodschap en volg de instructie op.
*1Auto's met automatische transmissie
of Multidrive CVT
*2Afhankelijk van de situatie is het
wellicht niet mogelijk om de
selectiehendel in een andere stand te
zetten.
Wegrijregeling
• Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld
(→blz. 321), werkt ook de
wegrijregeling niet. Als het u niet lukt
om met behulp van de wegrijregeling
weg te rijden in modder of op verse
sneeuw, deactiveer dan de TRC
(→blz. 321), zodat de auto in zo'n
geval gemakkelijker wegrijdt.
In de volgende gevallen werkt de
wegrijregeling ook niet:
– Wanneer Multi-terrain Select wordt
geselecteerd (AWD-uitvoeringen)
4.1 Voordat u gaat rijden
176
Page 179 of 646

4.1.2 Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over
voorzorgsmaatregelen, laadvermogen en
belading zorgvuldig door.
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de bagageruimte
vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand
veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
• Jerrycans met benzine
• Spuitbussen
Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden
dat de pedalen niet goed kunnen
worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de
bestuurder of passagiers door
voorwerpen geraakt worden, wat een
ongeval kan veroorzaken.
• Vervoer lading en bagage indien
mogelijk altijd in de bagageruimte.
• Stapel bagage in de bagageruimte
nooit hoger dan de rugleuningen.
• Plaats als u de achterstoelen
neerklapt geen lange voorwerpen
direct achter de voorstoelen.
• Sta nooit toe dat er personen in de
bagageruimte meerijden. De
bagageruimte is niet ontworpen om
personen te vervoeren. Personen
dienen plaats te nemen op een
zitplaats en een gordel op de juiste
manier om te doen. Anders neemt de
kans op dodelijk of ernstig letsel bij
hard remmen, plotselinge
uitwijkmanoeuvres of een ongeval
sterk toe.
• Leg geen lading of bagage op de
volgende plaatsen:
– In de voetenruimte bij de
bestuurder
– Op de voorpassagiersstoel of de
achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Op de bagageafdekking (indien
aanwezig)
– Op het instrumentenpaneel
– Op het dashboard
• Zorg dat alle voorwerpen die zich in
het passagierscompartiment
bevinden, zijn opgeborgen of
vastgezet.
Lading en gewichtsverdeling
• Overlaad uw auto niet.
• Verdeel het gewicht gelijkmatig.
Een onjuiste belading kan de besturing
en de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval kan
ontstaan met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Beladen van het imperiaal (indien
aanwezig)
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Plaats de lading zodanig dat het
gewicht gelijkmatig over de voor- en
achteras is verdeeld.
• Wanneer lange of brede lading wordt
meegenomen, mag nooit de lengte of
breedte van de auto overschreden
worden. (→Blz. 462)
• Controleer vóór het rijden of de lading
stevig vastzit op het imperiaal.
• Door het laden van voorwerpen op het
imperiaal zal het zwaartepunt van de
auto hoger komen te liggen. Vermijd
hoge snelheden, snel optrekken, het
maken van scherpe bochten,
plotseling remmen en abrupte
manoeuvres om te voorkomen dat u
de controle over de auto verliest of
dat de auto over de kop slaat, wat kan
leiden tot dodelijk of ernstig letsel.
• Stop bij het rijden over een lange
afstand, over slechte wegen of met
hoge snelheid af en toe tijdens de rit
om u ervan te verzekeren dat de
lading nog goed vastzit.
• Overschrijd de maximum
laadcapaciteit van 80 kg op het
imperiaal niet.
4.1 Voordat u gaat rijden
177
4
Rijden
Page 180 of 646

OPMERKING
Beladen van het imperiaal (indien
aanwezig)
Let op dat u het oppervlak van het
schuifdak (indien aanwezig) of
panoramadak (indien aanwezig) niet
bekrast.
4.1.3 Rijden met een
aanhangwagen (Azerbeidzjan,
Georgië, Tadzjikistan,
Turkmenistan en Nieuw-
Caledonië)
Toyota adviseert u niet met een
aanhangwagen te rijden. Toyota
adviseert u bovendien geen trekhaak te
laten monteren voor het gebruik van
bijvoorbeeld een fietsendrager. Uw auto
is niet ontworpen voor het rijden met een
aanhangwagen of het gebruik van op de
trekhaak bevestigde dragers.
4.1.4 Rijden met een
aanhangwagen (behalve
Azerbeidzjan, Georgië,
Tadzjikistan, Turkmenistan en
Nieuw-Caledonië)
Uw auto is in eerste instantie ontworpen
voor het vervoer van personen en hun
bagage. Het rijden met een aanhangwagen
zal een negatief effect hebben op de
rijeigenschappen, prestaties, remvermo-
gen, duurzaamheid en het brandstofver-
bruik. Met name bij het rijden met een
aanhangwagen hangen uw veiligheid en
comfort af van de juiste uitrusting en eenvoorzichtig rijgedrag. Voor uw veiligheid en
die van anderen, mag de aanhangwagen
niet te zwaar worden beladen.
Rijd voorzichtig tijdens het rijden met een
aanhangwagen en houd u aan de
voorschriften die gelden voor de
aanhangwagen.
De Toyota-garantie dekt geen schade die
ontstaat bij het bedrijfsmatig rijden met
een aanhangwagen.
Raadpleeg voordat u met een
aanhangwagen gaat rijden eerst een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
voor meer informatie. In sommige landen
zijn er namelijk wettelijke voorschriften
voor het rijden met aanhangwagens.
Informatie over banden
• Verhoog de bandenspanning met
20,0 kPa (0,2 kg/cm
2of bar, 3 psi) als
er een aanhangwagen getrokken
wordt. (→Blz. 471)
• Verhoog de bandenspanning van de
aanhangwagen tot de waarde die de
fabrikant van de aanhangwagen
opgeeft voor de combinatie van
aanhangwagengewicht en belading.
Veiligheidscontroles voor het rijden
met een aanhangwagen
• Controleer of de maximale kogeldruk
voor de trekhaak/trekhaak met
afneembare kogel niet overschreden
wordt. Houd er rekening mee dat het
gewicht van de aanhangwagen moet
worden opgeteld bij het gewicht van
de auto. Controleer ook of het totale
gewicht van de auto binnen het
maximaal toegestane gewicht blijft.
(→Blz. 180)
• Controleer of de lading op de
aanhangwagen goed vastgezet is.
• Maak, indien u het achteropkomend
verkeer niet goed kunt zien met de
standaard buitenspiegels, gebruik van
extra buitenspiegels. Stel de armen
4.1 Voordat u gaat rijden
178