YAMAHA SLIDER 50 2014 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2014, Model line: SLIDER 50, Model: YAMAHA SLIDER 50 2014Pages: 66, PDF Size: 1.97 MB
Page 11 of 66

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
soires die niet door Yamaha zijn verkocht of
wijzigingen die niet door zijn Yamaha zijn
aangeraden niet goedkeuren of aanbeve-
len, zelfs niet als deze zijn verkocht en
geenstalleerd door een Yamaha dealer.
In de handel verkrijgbare onderdelen,
accessoires en aanpassingssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die
qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op ori-
ginele Yamaha accessoires, dient u te be-
seffen dat sommige in de handel
verkrijgbare accessoires of aanpassings-
sets niet geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen.
Het monteren van in de handel verkrijgbare
producten of het verrichten van aanpassin-
gen die de ontwerp- of bedieningskenmer-
ken van uw machine wijzigen kan het risico
op ernstig letsel of overlijden van uzelf of
anderen vergroten. U bent verantwoordelijk
voor letsel dat voortvloeit uit wijzigingen
aan de machine.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
scooter. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruikenom te waarborgen dat het de grond-
speling of de hellinghoek op geen en-
kele manier vermindert, de veerweg,
de stuuruitslag of de bediening niet
beperkt en geen lampen of reflectors
afdekt.
• Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve ge-
wichtsverdeling of door aerodyna-
mische effecten. Accessoires aan
het stuur of nabij de voorvork moe-
ten zo licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
scooter. De scooter kan door rij-
wind worden opgetild of bij zijwind
instabiel worden. Zulke accessoires
kunnen ook instabiliteit veroorza-
ken terwijl u grote voertuigen in-
haalt of door deze wordt ingehaald.
• Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurderen kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de scooter
te boven gaan, kan zich een gevaarlij-
ke elektrische storing voordoen waar-
door de verlichting of de motor uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en vel-
gen
De banden en velgen die bij uw scooter
werden geleverd zijn ontworpen om de mo-
gelijkheden van de machine te ondersteu-
nen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-10
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
De scooter vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
scooter in een ander voertuig wilt vervoe-
ren.
Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de scooter.
U1S0D2D0.book Page 4 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 12 of 66

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
1
Zorg dat het voorwiel recht naar voren
wijst op de aanhanger of de laadvloer
en zet het wiel vast in een goot om be-
weging te voorkomen.
Zet de scooter vast met spanbanden
of andere geschikte banden aan stevi-
ge delen van de scooter, zoals het
frame of de bovenste voorvorkklem
(en niet aan, bijvoorbeeld, het stuur,
de richtingaanwijzers of onderdelen
die kunnen afbreken). Kies de plaats
voor de spanbanden zorgvuldig om te
voorkomen dat deze tijdens het trans-
port schuurplekken op de lak veroor-
zaken.
Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de scooter tijdens het transport
niet overmatig kan stuiteren.
DAU57600
Andere aandachtspunten voor
veilig rijdenGeef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard rem-
men, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.
Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek lang-
zaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.
Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de
scooter recht, anders kan hij gaan
schuiven.
De remblokken of remvoeringen kun-
nen nat worden bij het wassen van de
scooter. Controleer de remmen na het
wassen van de scooter, voordat u
gaat rijden.Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te veel ba-
gage. Een overbeladen scooter is on-
stabiel. Gebruik degelijke snelbinders
om bagage aan de bagagedrager vast
te binden (indien het voertuig is voor-
zien van een bagagedrager). Losse
bagage beïnvloedt de stabiliteit van
de scooter en kan uw aandacht aflei-
den van het verkeer. (Zie pagina 1-3.)
U1S0D2D0.book Page 5 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 13 of 66

BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10411
Aanzicht linkerzijde
12
3 4
1. Luchtfilterelement (pagina 6-9)
2. Zadelslot (pagina 3-8)
3. Vuldop versnellingsbakolie (pagina 6-8)
4. Kickstarter (pagina 3-8)
U1S0D2D0.book Page 1 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 14 of 66

BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10421
Aanzicht rechterzijde
123
4 5 6
1. Dop oliereservoir voor 2-takt injectiesmering (pagina 3-5/3-7)
2. Slotcompartiment (pagina 3-8)
3. Tankdop (pagina 3-5)
4. Bagagehaak (pagina 3-9)
5. Accu/zekering (pagina 6-19/6-21)
6. Middenbok (pagina 6-17)U1S0D2D0.book Page 2 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 15 of 66

BESCHRIJVING
2-3
2
DAU10431
Bedieningen en instrumenten
1
234567
1. Achterremhendel (pagina 3-4)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-3)
3. Snelheidsmeterunit (pagina 3-3)
4. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
5. Schakelaar rechterstuurzijde (pagina 3-3)
6. Gasgreep (pagina 6-10)
7. Voorremhendel (pagina 3-4)
U1S0D2D0.book Page 3 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 16 of 66

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-1
3
DAU10462
Contactslot/stuurslotVia het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssy-
stemen bediend en wordt het stuur ver-
grendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAUS1382
ON “ ”
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom, de instrumentenverlichting en
het achterlicht gaan branden en de motor
kan worden gestart. De sleutel kan niet
worden uitgenomen.OPMERKINGDe koplamp en het achterlicht gaan auto-
matisch branden wanneer de motor wordt
gestart.
DAU47792
(uit)
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA15351
Draai de sleutel onder het rijden nooit
naar “ ” of “ ”. Hierdoor worden de
elektrische systemen uitgeschakeld,
wat mogelijk kan leiden tot verlies van
de controle of een ongeval.
DAUM3240
CONTROLE “ ”
Het waarschuwingslampje olieniveau 2-
takt injectiesmering en het waarschu-
wingslampje brandstofniveau moeten gaan
branden. (Zie pagina 3-2.)
DAUM3120
LOCK “ ”
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in vanuit de stand “ ”
en draai deze dan naar “ ”, waarbij u
de sleutel ingedrukt houdt.
3. Neem de sleutel uit.Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai deze dan
naar “ ”, waarbij u de sleutel ingedrukt
houdt.
P
U
S
H
ZAUM0332
U1S0D2D0.book Page 1 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 17 of 66

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-2
3
DAU49394
Controle- en waarschu-
wingslampjes
DAU11021
Controlelampje
richtingaanwijzers “ ”
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAUM3230
Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje brandt als de
sleutel in de stand “ ” staat of als het olie-
niveau in het oliereservoir voor 2-takt injec-
tiesmering bij draaiende motor te laag is.
Als het waarschuwingslampje bij draaiende
motor gaat branden, stop dan direct en vul
het oliereservoir met Yamalube 2 of gelijk-
waardige 2-takt injectiesmering van ofwel
JASO-klasse “FC” of ISO-klasse “EG-C” of
“EG-D”. Het waarschuwingslampje moet
doven nadat het oliereservoir voor 2-takt
injectiesmering is bijgevuld.OPMERKINGVraag een Yamaha-dealer het elektrisch
circuit te controleren als het waarschu-
wingslampje niet gaat branden als de sleu-
tel in de stand Ž staat of niet dooft nadat
het oliereservoir voor 2-takt injectiesmering
is bijgevuld.LET OP
DCA16292
Gebruik het voertuig alleen als u weet
dat het motorolieniveau voldoende hoog
is.
DAUM3220
Waarschuwingslampje
brandstofniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer alleen de laatste twee segmenten
van de brandstofniveaumeter worden
weergegeven en nog ongeveer 2.9 L (0.77
US gal, 0.64 Imp.gal) van de brandstof res-
teert in de brandstoftank. Vul in dat geval zo
snel mogelijk brandstof bij.OPMERKINGVoorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
Wanneer de brandstoftank bijna leeg
is, gaan het laatste segment van de
brandstofniveaumeter en het brand-
stofsymbool knipperen.
Het elektrisch circuit van het waar-
schuwingslampje controleert u als
volgt.
1. Controlelampje grootlicht “ ”
2. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
3. Waarschuwingslampje
brandstofniveau “ ”
4. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”ZAUM0962
3
42 1
ZAUM0963
U1S0D2D0.book Page 2 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 18 of 66

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-3
3
Draai de sleutel naar “ ”. Als het waar-
schuwingslampje niet gaat branden, vraag
dan een Yamaha dealer het elektrisch cir-
cuit te testen.
DAUM1591
SnelheidsmeterunitDe snelheidsmeterunit is voorzien van een
snelheidsmeter, een kilometerteller en een
brandstofniveaumeter. De snelheidsmeter
toont de actuele rijsnelheid. De kilometer-
teller toont de totale afgelegde afstand. De
brandstofniveaumeter geeft aan hoeveel
brandstof in de tank aanwezig is. (Zie pagi-
na 3-2 voor uitleg over de werking van het
waarschuwingslampje brandstofniveau.)
DAU1234F
StuurschakelaarsLinks
Rechts
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
3. Brandstofniveaumeter
ZAUM0964
1
23
1. Claxonschakelaar Ž
2. Richtingaanwijzerschakelaar / Ž
3. Dimlichtschakelaar / Ž
1. Startknop Ž
12
3
ZAUM0142
1
ZAUM0473
U1S0D2D0.book Page 3 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 19 of 66

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-4
3
DAU12401
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAUM1133
Startknop “ ”
Druk bij bekrachtigde voor- of achterrem
deze knop in om de motor via de startmotor
te starten. Zie pagina 5-1 voor startinstruc-
ties voordat u de motor start.
DAU12902
VoorremhendelDe voorremhendel bevindt zich aan de
rechterzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar de gasgreep toe om de voorrem te be-
krachtigen.
DAU12952
AchterremhendelDe achterremhendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar het stuur toe om de achterrem te be-
krachtigen.
1. Voorremhendel
1
ZAUM0791
1. Achterremhendel
1
ZAUM0085
U1S0D2D0.book Page 4 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 20 of 66

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-5
3
DAU13203
Tankdop en dop van het oliere-
servoir voor 2-takt injectiesme-
ringDe tankdop en de dop van het oliereservoir
voor 2-takt injectiesmering bevinden zich
onder het zadel. (Zie pagina 3-8.)
Tankdop
Om de tankdop te verwijderen wordt deze
linksom gedraaid en dan losgenomen.
Om de tankdop aan te brengen wordt deze
rechtsom gedraaid.Dop oliereservoir voor 2-takt injecties-
mering
De dop van het oliereservoir voor 2-takt in-
jectiesmering wordt losgetrokken om te
verwijderen.
Om de dop van het oliereservoir voor 2-takt
injectiesmering aan te brengen wordt deze
vastgedrukt in de reservoiropening.
WAARSCHUWING
DWA10142
Controleer alvorens te gaan rijden of de
tankdop en de dop van het oliereservoir
voor 2-takt injectiesmering correct zijn
aangebracht. Door brandstoflekkage
ontstaat brandgevaar.
DAU13213
BrandstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Stop met vullen zodra de brandstof de
onderkant van de vulhals heeft be-
reikt. Omdat brandstof uitzet als deze
warm wordt, kan de warmte van de
motor of de zon ervoor zorgen dat
brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
1. Tankdop
2. Dop oliereservoir voor 2-takt injectiesmering
2 1
ZAUM0144
U1S0D2D0.book Page 5 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM