YAMAHA TMAX 2001 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2001, Model line: TMAX, Model: YAMAHA TMAX 2001Pages: 100, PDF Size: 1.62 MB
Page 61 of 100

6-19
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU03877
Reinigen van het luchtfilterele-
mentHet luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld
in het periodieke smeer- en onderhouds-
schema. Reinig het luchtfilterelement
vaker als u in zeer stoffige of vochtige
gebieden rijdt.
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A.
(Zie pagina 6-8 voor de werkwijze bij
verwijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
1
1
2. Verwijder de kuipruit door de schroe-
ven los te halen.1. Schroef (×5)
1
2
2
3. Verwijder het luchtfilterdeksel door
de schroeven los te halen en trek
dan het luchtfilterelement eruit.1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef (×4)
5GJ-9-DV 5/26/01 10:57 AM Page 60
Page 62 of 100

6-20
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
2
3
4
56
7
8
9
DC000082
<>8
Controleer of het luchtfilterele-
ment correct in het luchtfilterhuis
is geplaatst.
8
Laat de motor nooit draaien zon-
der dat het luchtfilterelement aan-
wezig is, dat kan leiden tot over-
matige slijtage bij de zuiger(s)
en/of de cilinder(s).
6. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
7. Breng de kuipruit en het stroomlijn-
paneel aan. 4. Geef een paar tikjes tegen het lucht-
filterelement om het meeste stof en
vuil te verwijderen en blaas dan het
nog achtergebleven vuil weg met
perslucht zoals afgebeeld. Vervang
het luchtfilterelement als dit bescha-
digd is.
5. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis.
1
1. Luchtfilterelement
5GJ-9-DV 5/26/01 10:57 AM Page 61
Page 63 of 100

6-21
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU00630
Afstellen van de carburateursDe carburateurs vormen een belangrijk
onderdeel van de motor en moeten zeer
precies worden afgesteld. Laat daarom
de meeste carburateurafstellingen over
aan een Yamaha dealer die over de
benodigde vakkennis en ervaring
beschikt. De afstelling die in het volgende
hoofdstuk is beschreven, wordt echter als
onderdeel van het routineonderhoud
beschouwd en kan wel door de eigenaar
worden uitgevoerd.
DC000095
<>De carburateurs zijn afgesteld en uit-
gebreid getest in de fabriek van
Yamaha. Als deze afstellingen worden
gewijzigd zonder dat voldoende tech-
nische kennis aanwezig is, kan de wer-
king van de motor achteruitgaan of
wordt de motor beschadigd.
DAU03821
Afstellen van het stationair toe-
rentalHet stationair toerental moet als volgt
worden gecontroleerd en eventueel afge-
steld volgens de intervalperioden vermeld
in het periodieke smeer- en onderhouds-
schema.OPMERKING:Een diagnosetoerenteller is nodig om
deze afstelling uit te voeren.1. Verwijder het paneel B. (Zie pagina
6-7 voor het verwijderen en aan-
brengen van het paneel.)
2. Bevestig de toerenteller aan de bou-
giekabel.
3. Start de motor en laat een paar
minuten warmdraaien bij 1.000–
2.000 tpm, terwijl nu en dan het gas
wordt opengedraaid naar 4.000–
5.000 tpm.
OPMERKING:De motor is voldoende warm als deze
snel reageert op de gasbediening.4. Controleer het stationair toerental en
stel dit zo nodig volgens de specifi-
catie af door de gasklepstelschroef
te verdraaien. Draai om het statio-
nair toerental te verhogen de schroef
richting
a. Draai om het stationair
toerental te verlagen de schroef rich-
ting
b.1a
b
1. Gasklepstelschroef
Stationair motortoerental:
1.150–1.200 tpm
5GJ-9-DV 5/26/01 10:57 AM Page 62
Page 64 of 100

6-22
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU00637
Afstellen van de klepspelingDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan
afwijken, waardoor de lucht/brandstof-
verhouding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een
Yamaha dealer worden afgesteld volgens
de intervalperioden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
OPMERKING:Als het voorgeschreven stationair toeren-
tal niet haalbaar is volgens de hierboven
beschreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.5. Monteer het paneel.
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van
de gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient
3–5 mm te bedragen bij de gasgreep.
Controleer de vrije slag van de gaskabel
regelmatig en laat zo nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
a
a. Vrije slag van de gaskabel
5GJ-9-DV 5/26/01 10:57 AM Page 63
Page 65 of 100

6-23
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU03822
BandenLet ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw scooter.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en eventueel worden
bijgesteld.
EW000082
X@8
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld terwijl
de banden koud zijn (wanneer de
temperatuur van de banden gelijk
is aan de omgevingstemperatuur).
8
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder, pas-
sagier, bagage en accessoires dat
voor dit model is vastgesteld.
EWA00040
X@De aanwezigheid van bagage is van
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de veilig-
heid van uw motor, neem dus de vol-
gende voorzorgen in acht.8
DE SCOOTER NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbe-
laden scooter kan leiden tot
beschadiging van de banden,
controleverlies of ernstig letsel.
Zorg dat het totale gewicht van de
motorrijder, de passagier, de
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg
200 kPa
(2,00 kg/cm
2,
2,00 bar)225 kPa
(2,25 kg/cm
2,
2,25 bar)
90 kg–maximale
225 kPa
(2,25 kg/cm
2,
2,25 bar)250 kPa
(2,50 kg/cm
2,
2,50 bar)
Rijden met hoge
snelheid
225 kPa
(2,25 kg/cm
2,
2,25 bar)250 kPa
(2,50 kg/cm
2,
2,50 bar)
Maximale belasting* 183 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
bagage en de gemonteerde acces-
soires nooit het voorgeschreven
maximumlaadgewicht voor de
scooter overschrijdt.
8
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
8
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het
gewicht over beide zijden.
8
Pas de luchtdruk in de wielo-
phanging en de bandspanning
aan op het te vervoeren gewicht.
8
Controleer vóór iedere rit de con-
ditie en spanning van de banden.
5GJ-9-DV 5/26/01 10:57 AM Page 64
Page 66 of 100

6-24
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
2
3
4
56
7
8
9
1a
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermelde
limiet heeft bereikt, de band spijkers of
stukjes glas bevat of wanneer de wang
van de band scheurtjes vertoont, moet de
band onmiddellijk door een Yamaha
dealer worden vervangen.OPMERKING:De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem
altijd de lokale voorschriften in acht.1. Bandwang
a. Bandprofieldiepte
EW000079
X@8
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen.
Rijden op een motor met ver-
sleten banden is niet alleen verbo-
den, maar dit heeft ook een
averechts effect op de rijsta-
biliteit, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen.
8
De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclusief
banden, dient te worden overge-
laten aan een Yamaha dealer, die
over de nodige vakkundige kennis
en ervaring beschikt.
Bandeninformatie
Deze scooter is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden.
EW000078
X@8
De banden op de voor- en achter-
wielen horen van hetzelfde merk
en dezelfde constructie te zijn,
anders is het weggedrag van de
motor mogelijk niet normaal.
8
Na uitgebreide testen zijn alleen
de hieronder vermelde banden
voor dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
Minimale bandprofiel-
diepte (voor en achter)1,6 mm
VOOR
Bandenmerk Bandenmaat Model
DUNLOP 120/70-14M/C 55S D305FABRIDGESTONE
120/70-14M/C 55S HOOP B03
ACHTER
Bandenmerk Bandenmaat Model
DUNLOP 150/70-14M/C 66S D305
BRIDGESTONE
150/70-14M/C 66S HOOP B02
5GJ-9-DV 5/26/01 10:57 AM Page 65
Page 67 of 100

6-25
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU03773
GietwielenLet ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw scooter.8
Controleer de velgen voor iedere rit
op scheurtjes, verbuiging of
kromtrekken. Laat ingeval van
schade het wiel door een Yamaha
dealer vervangen. Probeer het wiel
nooit zelf te repareren, hoe klein de
reparatie ook is. Vervang een wiel
dat vervormd is of haarscheurtjes
vertoont.
8
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgebal-
anceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en
een verkorte levensduur van de ban-
den tot gevolg hebben.
8
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-
schappen verkrijgt.
DAU03851
Remlichtschakelaars voor- en
achterremAan de uiteinden van de remhendels mag
geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch
een vrije slag is, laat dan een Yamaha
dealer het remsysteem inspecteren.
DAU00683
X@8
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen.
Rijden op een motor met ver-
sleten banden is niet alleen verbo-
den, maar dit heeft ook een
averechts effect op de rijsta-
biliteit, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen.
8
De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclusief
banden, dient te worden overge-
laten aan een Yamaha dealer, die
over de nodige vakkundige kennis
en ervaring beschikt.
VOOR
5GJ-9-DV 5/26/01 10:57 AM Page 66
Page 68 of 100

6-26
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
2
3
4
56
7
8
9
1 11 1
1. Slijtage-indicator remblok (slijtgroef) (×3)
DAU00721
Controleren van de remblokken
voor- en achterDe remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU01119
Voorremblokken
Elk voorremblok heeft slijtage-indicator-
groeven, zodat de remblokslijtage kan
worden gecontroleerd zonder de rem te
hoeven demonteren. Let op de slijtage-
indicatorgroeven om de remblokslijtage te
controleren. Wanneer een remblok zover
is afgesleten dat de slijtage-indicatorgroe-
ven vrijwel zijn verdwenen, vraag dan een
Yamaha dealer de remblokken als set te
vervangen.
ACHTER
VOOR
5GJ-9-DV 5/26/01 10:57 AM Page 67
Page 69 of 100

6-27
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
2
3
4
56
7
8
9
1
DAU03776
Controleren van remvloeistofni-
veauBij een tekort aan remvloeistof kan lucht
het remsysteem binnendringen, waarna
de remwerking mogelijk minder effectief
is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor
minimumniveau staat en vul zo nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst moge-
lijk op verregaande remblokslijtage en/of
lekkage in het remsysteem. Als het rem-
vloeistofniveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsys-
teem op lekkage.1. Merkstreep minimum niveau
a1
DAU01248
Remblokken achterrem
1. Verwijder de achterremklauw door
de bouten los te halen.
2. Controleer elk achterremblok op
schade en meet de remvoeringdikte.
Als een remblok beschadigd is of als
de remvoeringdikte minder is dan
0,8mm, vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken te vervangen.
3. Monteer de achterremklauw door de
bouten aan te brengen en deze dan
vast te zetten met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.1. Bout (×2)
a. Slijtagelimiet remblok
Aanhaalmoment:
Remklauwbout:
40 Nm (4,0 m·kg)
VOOR
ACHTER
5GJ-9-DV 5/26/01 10:57 AM Page 68
Page 70 of 100

Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len:8
Bij het controleren van het
remvloeistofniveau moet het boven-
vlak van het remvloeistofreservoir
horizontaal staan.
8
Gebruik uitsluitend de
voorgeschreven kwaliteit
remvloeistof, anders kunnen de rub-
ber afdichtingen verslechteren en zo
lekkage en slechte remwerking
teweegbrengen.
6-28
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1
2
3
4
56
7
8
9
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
1
1. Merkstreep minimum niveau
8
Vul bij met hetzelfde type
remvloeistof. Bij vermengen van ver-
schillende typen remvloeistof kun-
nen schadelijke chemische reacties
optreden en kan de remwerking ver-
slechteren.
8
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof
aanzienlijk verlagen zodat damp-
belvorming kan optreden.
8
Remvloeistof kan gelakte of kunst-
stof onderdelen aantasten. Veeg
gemorste remvloeistof steeds direct
af.
8
Naarmate de remblokken afslijten,
zal het remvloeistofniveau geleidelijk
verder dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling
sterk is gedaald.
DAU03073
Verversen van remvloeistofVraag een Yamaha dealer de remvloei-
stof te verversen volgens de intervalperio-
den voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema. Laat
bovendien de olie-afdichtingen van de
hoofdremcilinder en de remklauw en de
remslangen vervangen volgens de inter-
valperioden of wanneer ze lekken of zijn
beschadigd.8
Olie-afdichtingen: Vervang elke twee
jaar.
8
Remslangen: Vervang elke vier jaar.
ACHTER
5GJ-9-DV 5/26/01 10:57 AM Page 69