YAMAHA TMAX 2008 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2008, Model line: TMAX, Model: YAMAHA TMAX 2008Pages: 90, PDF Size: 1.96 MB
Page 21 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
2
34
5
6
7
8
9
Toerenteller
Met de toerenteller kan de bestuurder het
motortoerental controleren en dit binnen het
ideale bereik houden.
LET OP:
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 8250 tpm en hoger
Klok
De klok op tijd zetten:
1. Houd de toetsen “SELECT” en
“RESET” tegelijkertijd minstens twee
seconden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, drukt u op de toets “RESET” om
de uren in te stellen.
3. Druk op de toets “SELECT” en de mi-
nutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de toets “RESET” om de mi-
nuten in te stellen.
5. Druk op de toets “SELECT” en laat
deze dan los om de klok te starten.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de toets “SELECT” wis-
selt de weergave tussen de kilometerteller-
modus en de rittellermodi, in de
onderstaande volgorde:
Odo
→
Trip-A
→
Trip-B
→
OIL Trip
→
V-BELT Trip
→
Odo
Als nog ca. 3.0 L (0.79 US gal) (0.66
Imp.gal) brandstof in de brandstoftank aan-
wezig is, wisselt het display automatisch
naar “F Trip”, de brandstofreserve-ritteller,
en wordt de afgelegde afstand vanaf dat
punt aangegeven. In dat geval wordt door
het indrukken van de toets “SELECT” in de
onderstaande volgorde gewisseld tussen
de diverse weergaven van rittellers en kilo-
meterteller:
Odo
→
F Trip
→
Trip-A
→
Trip-B
→
OIL Trip
→
V-BELT Trip
→
Odo
1. Kilometerteller/rittellers
1. Olieverversingskilometerteller
1
1
1. Kilometerteller V-snaarvervanging
1
Page 22 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Om een ritteller terug te stellen, selecteert u
deze door de toets “SELECT” in te drukken
totdat “F Trip”, “Trip-A” of “Trip-B” verschijnt.
Terwijl “F Trip”, “Trip-A” of “Trip-B” wordt
weergegeven, houdt u de toets “RESET”
minstens één seconde ingedrukt. Wanneer
u de brandstofreserve-ritteller niet zelf met
de hand op nul terugstelt, wordt deze auto-
matisch teruggesteld zodra na het tanken 5
km (3 mi) is gereden en verschijnt de vorige
weergavemodus weer.
OPMERKING:
Het display kan niet worden teruggesteld
naar “F Trip” nadat de toets “RESET” is in-
gedrukt.
Indicator olieverversing “OIL”
Deze indicator knippert zodra de eerste
1000 km (600 mi) zijn afgelegd en na 5000
km (3000 mi). Vervolgens gaat de indicator
om de 5000 km (3000 mi) knipperen, om zo
aan te geven dat het tijd is om de motorolie
te verversen.
Nadat de motorolie is ververst moet de indi-
cator olieverversing worden teruggesteld.
Om de indicator olieverversing terug te stel-
len, selecteert u deze door op de toets
“SELECT” te drukken totdat “OIL Trip”
wordt weergegeven; houd vervolgens de
toets “RESET” 1 seconde ingedrukt. Wan-
neer u de toets “RESET” indrukt begint “OIL
Trip” te knipperen. Terwijl “OIL Trip” knip-
pert, houdt u de toets “RESET” minstens 3
seconden ingedrukt.
Als de motorolie wordt ververst voordat deindicator olieverversing “OIL” knippert (dus
voordat het vervangingsinterval van de olie
is verstreken), moet de indicator na de olie-
verversing worden teruggesteld, zodat het
eerstvolgende tijdstip voor de olieverver-
sing weer correct wordt aangegeven.
Het elektrisch circuit van de indicator kan
via de volgende procedure worden getest.
1. Zet de noodstopschakelaar in “” en
draai de sleutel naar “ON”.
2. Kijk of de indicator olieverversing een
paar seconden oplicht en dan dooft.
3. Als de indicator olieverversing niet
gaat branden, vraag dan een
Yamaha-dealer het elektrisch circuit te
testen.
Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
Deze indicator knippert om de 20000 km
1. Ritteller brandstofreserve
1
1. Indicator olieverversing “OIL”
1
1. Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
1
Page 23 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
2
34
5
6
7
8
9
(12500 mi), wanneer de V-snaar moet wor-
den vervangen.
Stel de indicator voor V-snaarvervanging
terug nadat de V-snaar is vervangen. Om
de indicator voor V-snaarvervanging terug
te stellen, selecteert u deze door op de toets
“SELECT” te drukken totdat “V-BELT Trip”
wordt weergegeven; houd vervolgens de
toets “RESET” minstens 1 seconde inge-
drukt. Wanneer u de toets “RESET” indrukt,
begint “V-BELT Trip” te knipperen. Terwijl
“V-BELT Trip” knippert, houdt u de toets
“RESET” minstens 3 seconden ingedrukt.
Als de V-snaar wordt vervangen voordat de
indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
knippert (dus voordat het vervangingsinter-
val van de V-snaar is bereikt), moet de indi-
cator “V-BELT” na de V-snaarvervanging
worden teruggesteld, zodat het eerstvol-
gende tijdstip voor V-snaarvervanging weer
correct wordt aangegeven.
Het elektrisch circuit van de indicator kan
via de volgende procedure worden getest.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “” is gezet.
2. Als de indicator V-snaarvervanging
niet gaat branden, vraag dan een
Yamaha-dealer het elektrisch circuit te
testen.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, gaat het
waarschuwingslampje motorstoring bran-
den en geeft het display een foutcode van
twee cijfers weer.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem.
Als een van de circuits van het startblok-
keersysteem uitvalt, gaat het controlelamp-
je startblokkering knipperen en geeft het
display een foutcode van twee cijfers weer.
OPMERKING:
Als het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het transpon-
dersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
OPMERKING:
Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
LET OP:
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.
1. Weergave foutcode
1
Page 24 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
DAU12347
Stuurschakelaars
LinksRechts
DAU12360
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht
en op “” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “” om afslaan naar links aan
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
4. Claxonschakelaar “”
1
2
3
4
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Schakelaar alarmverlichting “”
3. Startknop “”
1
23
Page 25 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
2
34
5
6
7
8
9
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “”. Zet deze schakelaar op “” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12720
Startknop “”
Druk met de zijstandaard omhoog op deze
knop terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt om de motor te starten met de
startmotor.
LET OP:
DCA10050
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voor-
dat u de motor start.
DAU42340
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje
gaan branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “”
Met de sleutel in de stand “ON” of “” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP:
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
DAU44910
Voorremhendel
De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterstuurgreep. Trek deze hendel naar
het stuur toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De voorremhendel is voorzien van een stel-
wiel voor afstelpositie. Om de afstand tus-
sen de voorremhendel en de stuurgreep af
te stellen, wordt het stelwiel gedraaid terwijl
de voorremhendel van het stuur vandaan
wordt gehouden. Controleer of het correcte
instelpunt op het stelwiel tegenover het
“” merkteken op de voorremhendel
staat.
1. Voorremhendel
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. “”-merkteken
4. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
1
3
4 2
Page 26 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU44921
Achterremhendel
De achterremhendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek deze hendel naar het
stuur toe om de achterrem te bekrachtigen.
De achterremhendel is voorzien van een
stelwiel voor afstelpositie. Om de afstand
tussen de achterremhendel en de stuur-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de achterremhendel van het
stuur vandaan wordt gehouden. Controleer
of het correcte instelpunt op het stelwiel te-
genover het “” merkteken op de achter-
remhendel staat.
DAU12962
Achterremblokkeerhendel
Dit voertuig is uitgerust met een achterrem-
blokkeerhendel waarmee het achterwiel
kan worden vergrendeld bij het stilstaan
voor verkeerslichten, spoorwegovergangen
etc.
Blokkeren van het achterwiel
Druk de achterremblokkeerhendel naar
links totdat deze vastklikt.
Deblokkeren van het achterwiel
Druk de achterremblokkeerhendel terug in
de oorspronkelijke positie.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat het achterwiel niet be-
weegt als de achterremblokkeerhen-del wordt bekrachtigd.
Bekrachtig voor een veilige blokkering
van het achterwiel eerst de achterrem-
hendel voordat u de achterremblok-
keerhendel naar links beweegt.
WAARSCHUWING
DWA12361
Beweeg de achterremblokkeerhendel
nooit naar links terwijl het voertuig in be-
weging is, anders zou u de macht over
het stuur kunnen verliezen of een onge-
val kunnen veroorzaken. Zorg ervoor dat
het voertuig tot stilstand is gekomen
voordat u de achterremblokkeerhendel
naar links beweegt.
1. Achterremhendel
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. “”-merkteken
4. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
1
3
42
1. Achterremblokkeerhendel
1
Page 27 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
2
34
5
6
7
8
9
DAU12993
ABS (voor modellen met ABS)
Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt. Het ABS-systeem voorkomt blokke-
ren van de wielen tijdens plotseling remmen
op uiteenlopende typen wegdek en onder
allerlei weersomstandigheden, waarbij te-
gelijk de band/wegdekhechting en de func-
tionele werking optimaal blijven terwijl de
remwerking toch soepel verloopt. De
ABS-werking wordt gecontroleerd door een
ECU (elektronische regeleenheid) die bij
een systeemstoring uitgaat van handmatig
remmen.
WAARSCHUWING
DWA10090
Het ABS-systeem functioneert het
meest effectief over lange remwe-
gen.
Op sommige wegtypen (ruw weg-
dek of grint) kan de remweg langer
zijn dan bij remmen zonder ABS.
Houd daarom steeds voldoende af-
stand tot uw voorligger, afgestemd
op uw rijsnelheid.
OPMERKING:
Het ABS voert gedurende enkele se-conden een zelftest uit elke keer dat
het voertuig wegrijdt nadat de hoofd-
schakelaar is aangezet. Tijdens deze
test hoort u een “klikkend” geluid aan
de voorkant van het voertuig en wan-
neer u een remhendel licht aantrekt,
voelt u eventueel een trilling in de hen-
del, wat echter niet op een defect wijst.
Wanneer ABS is geactiveerd, worden
de remmen op de gebruikelijke wijze
bediend. In de remhendels kunnen
pulsaties worden gevoeld, maar dat
duidt niet op een storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie, waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de rembediening
terwijl ABS actief is. Er is echter spe-
ciaal gereedschap vereist, dus neem
voor het uitvoeren van deze test con-
tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP:
DCA16120
Houd alle soorten magneten (inclusief
magneetgrijpers, magnetische schroe-
vendraaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaven. Anders
kunnen de magnetische rotors van de
wielnaven beschadigd raken, waardoor
het ABS-systeem niet meer goed werkt.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
11
Page 28 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU13174
Tankdop
Verwijderen van de tankdop
1. Open het slotpaneel door de greep
omhoog te trekken.
2. Steek de sleutel in het slot en draai
hem rechtsom. Het slot wordt ontgren-
deld en de tankdop kan worden verwij-
derd.
Aanbrengen van de tankdop
1. Zet de uitlijnmerktekens tegenover el-
kaar, steek de tankdop in de tankope-
ning en druk de dop omlaag.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie en neem hem danuit.
3. Sluit het paneel.
WAARSCHUWING
DWA11260
Controleer voor u gaat rijden of de
tankdop correct is aangebracht en ver-
grendeld.
1. Openingshendel
2. Deksel
1
2
1. Tankdop
1. Lijn merktekens uit1
1
Page 29 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
2
34
5
6
7
8
9
DAU13211
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brand-
stoftank tot onderaan de vulpijp zoals ge-
toond.
WAARSCHUWING
DWA10880
Overvul de brandstoftank niet, an-
ders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
LET OP:
DCA10070
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, debrandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onderde-
len.
DAU33520
LET OP:
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 91 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-
vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskosten
beperkt.
DAU13431
Uitlaatkatalysator
Dit model is uitgerust met een uitlaatkataly-
sator.
WAARSCHUWING
DWA10860
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Controleer of het uit-
laatsysteem is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voe-
ren.
LET OP:
DCA10700
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand of
andere schaderisico’s te voorkomen.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzi-
ne. Bij gebruik van loodhoudende
benzine zal onherstelbare schade
worden toegebracht aan de uitlaat-
katalysator.
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aaneen
stationair draaien.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
21
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
15.0 L (3.96 US gal) (3.30 Imp.gal)
Page 30 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU13932
Zadel
Openen van het zadel
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Steek de sleutel in het contactslot en
draai deze dan linksom naar “OPEN”.
OPMERKING:
Druk de sleutel niet in terwijl u deze draait.
3. Klap het zadel omhoog.
Sluiten van het zadel
1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit het contactslot als
de scooter onbeheerd wordt achterge-
laten.
OPMERKING:
Controleer of het zadel stevig is vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
DAU14340
Helmbevestiging
De helmbevestiging bevindt zich onder het
zadel. Naast de boordgereedschapsset is
een helmborgkabel aangebracht waarmee
een helm aan de helmbevestiging kan wor-
den vastgemaakt.
Om een helm aan de helmbevestiging te
bevestigen
1. Open het zadel. (Zie pagina 3-16.)
2. Haal zoals afgebeeld de helmborgka-
bel door de gesp aan de helmriem en
haak dan de kabellus over de helmbe-
vestiging.
3. Sluit het zadel stevig af.
WAARSCHUWING
DWA10160
Rijd nooit met een helm bevestigd aan
1. Openen.
1
1. Helmbevestiging
1