YAMAHA XVS250 2002 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2002, Model line: XVS250, Model: YAMAHA XVS250 2002Pages: 88, PDF Size: 4.72 MB
Page 41 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
Een bougie aanbrengen
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKING:_ Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aanhaal-
moment ongeveer correct als een kwart-
slag tot een halve slag–verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk met het juiste
aanhaalmoment te worden aangedraaid. _4. Installeer de bougiedop.
a. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0,6–0,7 mm
Aanhaalmoment:
Bougie:
12,5 Nm (1,25 m·kgf)
U5KRD1.book Page 9 Thursday, January 30, 2003 4:37 PM
Page 42 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
DAU04433
Motorolie en oliefilterelement Voor iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalpe-
rioden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.OPMERKING:_ Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de motorfiets iets schuin staat, kan het
koelvloeistofniveau al foutief worden afge-
lezen. _2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechtsonder
in het carter.
OPMERKING:_ De motorolie moet tussen de merkstrepen
voor minimum- en maximumniveau staan. _4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging oliefilterelement)
1. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.1. Kijkglas motorolieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Vuldop motorolieRechterzijde
U5KRD1.book Page 10 Thursday, January 30, 2003 4:37 PM
Page 43 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.OPMERKING:_ Sla de stappen 4–6 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen. _
4. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.5. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ring.
6. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
OPMERKING:_ Zorg dat de o-ring correct aanligt. _
1. Aftapplug motorolie
2. OliecarterLinkerzijde
1. Bout (× 3)
1. Oliefilterelement
2. O-ringAanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1,0 m·kgf)
U5KRD1.book Page 11 Thursday, January 30, 2003 4:37 PM
Page 44 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
7. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
8. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast.
DCA00105
LET OP:_
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie dient im-
mers ook voor smering van de kop-
peling) mogen geen chemische
additieven aan de olie worden toe-
gevoegd of oliën worden gebruikt
met een hogere kwaliteitsaandui-
ding dan “CD”. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
_9. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
DAU04485*
Reinigen van het
luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. U verwijdert het luchtfilterhuis door de
bouten los te halen, de klemschroef
los te draaien en dan de slang los te
maken. Aanhaalmoment:
Aftapplug motorolie:
34 Nm (3,4 m·kgf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Met vervanging van
oliefilterelement:
1,6 L
Zonder vervanging van
oliefilterelement:
1,4 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
1,75 L1. Bout (× 2)
2. Klemschroef
3. Slang
U5KRD1.book Page 12 Thursday, January 30, 2003 4:37 PM
Page 45 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.3. Verwijder het luchtfilterelement door
de schroeven los te halen.4. Geef een paar tikjes tegen het luchtfil-
terelement om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het nog
achtergebleven vuil weg met perslucht
zoals afgebeeld. Vervang het luchtfil-
terelement als dit beschadigd is.
5. Breng het luchtfilterelement aan in het
luchtfilterhuis en breng dan de schroe-
ven aan.1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef (× 4)
1. Luchtfilterelement
2. Schroef (× 3)
U5KRD1.book Page 13 Thursday, January 30, 2003 4:37 PM
Page 46 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
6. Haal de slangklem los van de luchtfil-
teraftapslang en verwijder dan de
slangplug om eventueel aanwezig wa-
ter weg te laten lopen.
7. Breng de plug aan in de slang en in-
stalleer dan de slangklem.
DC000082*
LET OP:_
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuigers en/of de cilin-
ders.
_8. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
9. Sluit de slang aan.
10. Monteer het luchtfilterhuis door het uit-
steeksel in de doorvoer te steken,
waarna u de bouten aanbrengt en de
klemschroef vastzet.
1. Plug
2. Klem
3. Inspectieslang luchtfilter
1. Uitsteeksel
2. Doorvoer
3. Slang
U5KRD1.book Page 14 Thursday, January 30, 2003 4:37 PM
Page 47 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
DAU00629
Afstellen van de carburateur De carburateur vormt een belangrijk onder-
deel van de motor en moet zeer precies
worden afgesteld. Laat daarom de meeste
carburateurafstellingen over aan een
Yamaha dealer die over de benodigde vak-
kennis en ervaring beschikt. De afstelling
die in het volgende hoofdstuk is beschre-
ven, wordt echter als onderdeel van het
routineonderhoud beschouwd en kan wel
door de eigenaar worden uitgevoerd.
DC000094
LET OP:_ De carburateur werd op de Yamaha fa-
briek ingesteld en uitgebreid getest. Als
deze afstellingen worden gewijzigd zon-
der dat voldoende technische kennis
aanwezig is, kan de werking van de mo-
tor achteruitgaan of wordt de motor be-
schadigd. _
DAU01168
Afstellen van het stationair
toerental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.OPMERKING:_ Een diagnosetoerenteller is nodig om deze
afstelling uit te voeren. _1. Bevestig de toerenteller aan de bou-
giekabel.
2. Start de motor en laat gedurende en-
kele minuten warmdraaien op 1.000–
2.000 tpm, terwijl het toerental nu en
dan wordt verhoogd tot 4.000–
5.000 tpm.OPMERKING:_ De motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening. _
3. Controleer het stationair toerental en
stel dit zo nodig volgens de specificatie
af door de gasklepstelschroef te ver-
draaien. Draai de schroef richting
a
om het stationair toerental te verho-
gen. Draai de schroef richting
b om
het stationair toerental te verlagen.OPMERKING:_ Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren. _1. GasklepstelschroefStationair motortoerental:
1.200–1.400 tpm
U5KRD1.book Page 15 Thursday, January 30, 2003 4:37 PM
Page 48 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van de
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3–5 mm
te bedragen bij de gasgreep. Controleer de
vrije slag van de gaskabel regelmatig en
laat zo nodig afstellen door een Yamaha
dealer.
DAU00637
Afstellen van de klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU04463
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en eventueel worden bijge-
steld.
DW000082
WAARSCHUWING
_
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
_
a. Vrije slag gaskabelU5KRD1.book Page 16 Thursday, January 30, 2003 4:37 PM
Page 49 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
CE-21D
CE-07DDWA00012
WAARSCHUWING
_ De aanwezigheid van bagage is van gro-
te invloed op het weggedrag, de rem- en
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw motor, neem dus de volgende voor-
zorgen in acht.
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
_
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg175 kPa
(1,75 kgf/cm
2,
1,75 bar)200 kPa
(2,00 kgf/cm
2,
2,00 bar)
90 kg–maximale225 kPa
(2,25 kgf/cm
2,
2,25 bar)225 kPa
(2,25 kgf/cm
2,
2,25 bar)
Maximale belasting* 180 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
U5KRD1.book Page 17 Thursday, January 30, 2003 4:37 PM
Page 50 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band on-
middellijk door een Yamaha dealer worden
vervangen.CE-08DOPMERKING:_ De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht. _
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met tubeless
banden.
DW000078
WAARSCHUWING
_
De banden op de voor- en achter-
wielen horen van hetzelfde merk en
dezelfde constructie te zijn, anders
is het weggedrag van de motor mo-
gelijk niet normaal.
Na uitgebreide testen zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor
dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
_CE-10DDAU00681
WAARSCHUWING
_
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
Het is sterk af te raden een lekke
binnenband te plakken. Als het niet
anders kan, moet de band zeer
zorgvuldig worden geplakt en dan
zo snel mogelijk worden vervangen
door een nieuwe band van goede
kwaliteit.
_
1. Bandwang
a. BandprofieldiepteMinimale bandprofiel-
diepte (voor en achter)1,6 mm
VOOR
Merk Maat Model
CHENG SHIN80/100-18 47P
C-916
80/100-18 M/C 47P
IRC80/100-18 47P
MARBELLA
NF27
80/100-18 M/C 47P
ACHTER
Merk Maat Model
CHENG SHIN 130/90-15 M/C 66P C-915
IRC 130/90-15 M/C 66PMARBELLA
NR31
U5KRD1.book Page 18 Thursday, January 30, 2003 4:37 PM