TPMS Abarth 124 Spider 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2020, Model line: 124 Spider, Model: Abarth 124 Spider 2020Pages: 244, PDF Size: 4.55 MB
Page 10 of 244

DASHBOARD
1 – Instelbare luchtventilatie zijkant; 2 – Bedieningshendel buitenverlichting; 3 – Instrumentenpaneel; 4 – Ruitenwisserhendel;
5 – Instelbare luchtventilatie midden; 6 – Knop alarmknipperlichten; 7 – Radio 3” of Radio 7”-systeem (indien aanwezig);
8 – Air Bag passagier; 9 – Instelbare luchtventilatie midden (passagierszijde); 10 – Klimaatregeling; 11 – Contactslot;
12 – Airbag bestuurder; 13 – Bedieningsknoppen (TPMS-systeem/DSC-systeem)
102010200-123-555AB
8
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 68 of 244

Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
Tire Pressure Monitoring System
WAARSCHUWINGSLAMPJE (TPMS)
Bij een storing in het bandenspanningsysteem
knippert het lampje voor de bandenspanning
ongeveer 1 minuut als het contact wordt
ingeschakeld (AAN) en ingeschakeld blijft.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
Abarth Servicenetwerk. Als het
waarschuwingslampje brandt en de pieptoon
hoorbaar is (ongeveer 3 seconden), is de
bandenspanning te laag in een of meer
banden. Inspecteer de banden en pas de
gespecificeerde bandendruk toe.
Verhoog de bandenspanning als de banden
koud zijn. De bandenspanning varieert naar
gelang de temperatuur van de band. Breng
daarom het voertuig 1 uur tot stilstand of rijd
1,6 km of minder alvorens de bandenspanning
aan te passen. Als warme banden aan koude
inflatiedruk worden blootgesteld, kan het
waarschuwingslampje of de pieptoon worden
ingeschakeld nadat de banden afkoelen en de
druk onder de specificatie valt. Een
TPMS-waarschuwingslampje voor een lage
bandenspanning vanwege koude
weersomstandigheden blijft branden, zelfs
indien de omgevingstemperatuur stijft. Het is
in dit geval tevens nodig de bandenspanning
aan te passen. Als het TPMS-
waarschuwingslampje gaat branden vanwege
een daling in de luchtdruk, moet u ervoor
zorgen dat de bandenspanning wordt
gecontroleerd.Laat uw voertuig zo snel mogelijk nakijken bij
een Abarth Servicepunt.
66
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 69 of 244

Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
Naar verloop van tijd verliezen banden lucht
op een natuurlijke manier. Het TPMS kan niet
aangeven of de banden op een natuurlijke
manier te zacht zijn geworden of dat u een
lekke band heeft. Als echter slechts een van
de vier banden een lage bandenspanning
heeft, is dit een indicatie voor een probleem; u
moet iemand het voertuig langzaam voorruit
laten rijden zodat u de lege band kunt
controleren op insnijdingen of metalen
voorwerpen in de band of zijwand. Plaats een
paar druppels water op het ventiel om te
controleren op belvorming, hetgeen een slecht
ventiel aangeeft. Lekken moeten worden
opgelost; het is niet voldoende de band alleen
op te pompen, aangezien lekken gevaarlijk
zijn. Breng uw voertuig naar een dealer van
het Abarth Servicenetwerk. Deze beschikt
over de benodigde apparatuur om banden en
TPMS-systemen te herstellen en kan de beste
vervangingsband voor uw voertuig bestellen.
64) 65)
Laat uw voertuig zo snel mogelijk nakijken bij
een Abarth Servicepunt.
67
Page 79 of 244

64)Als het TPMS- waarschuwingslampje
brandt of knippert of als de pieptoon voor
de bandenspanning hoorbaar is, verlaagt u
onmiddellijk de snelheid van het voertuig en
vermijdt u noodmanoeuvres en
noodremmen. Als het
waarschuwingslampje brandt of knippert of
als de pieptoon voor de bandenspanning
hoorbaar is, dan is het gevaarlijk tegen
hoge snelheden met voertuig te rijden, of
noodmanoeuvres of noodstops uit te
voeren. De bestuurbaarheid van het
voertuig neemt af, waardoor een ongeval
kan worden veroorzaakt. Om te bepalen of
u een trage lek of lekke band heeft, rijdt u
naar een veilige plek waar u de conditie van
de band kunt controleren en kunt nagaan
of u voldoende lucht aanwezig is om verder
te reizen naar een plek waar de band kan
worden opgepompt en het systeem kan
worden gecontroleerd door een dealer van
het Abarth Servicenetwerk of een
bandenreparateur.
65)Negeer het TPMS-
waarschuwingslampje niet. Het negeren
van het TPMS-lampje is gevaarlijk, zelfs als
u weet waarom dit brandt. Laat het
probleem zo spoedig mogelijk verhelpen
voordat de situatie ernstiger wordt, en kan
leiden tot een kapotte band of gevaarlijk
ongeluk.
77
Page 85 of 244

68)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
69)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van
de banden op het wegdek is bereikt:
verlaag de snelheid en pas deze aan de
beschikbare grip aan.
70)Vertrouw niet op het Traction Control
System (TSC) als vervanging voor een
veilige rijstijl. Het Traction Control System
(TSC) vormt geen compensatie voor
onveilig en roekeloos rijgedrag, te hoge
snelheden, bumperkleven (te dicht op een
ander voertuig rijden) en aquaplaning
(verminderde bandenfrictie en wegcontact
door water op de weg). U kunt nog steeds
betrokken raken bij een ongeluk.
71)Maak bij ijzel en/of sneeuwval gebruik
van winterbanden of sneeuwkettingen en
pas uw snelheid aan. Het is gevaarlijk om
zonder hulpmiddelen voor een goede grip
te rijden op gladde wegen. In dergelijke
omstandigheden volstaat Het Traction
Control System (TCS) niet om adequate
tractie te waarborgen en ongelukken te
voorkomen.
72)De capaciteiten van het TCS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.73)Vertrouw niet op de DSC als
vervanging voor een veilige rijstijl: de
Dynamic Stability Control (TSC) vormt geen
compensatie voor onveilig en roekeloos
rijgedrag, te hoge snelheden,
bumperkleven (te dicht op een ander
voertuig rijden) en aquaplaning
(verminderde bandenfrictie en wegcontact
door water op de weg). U kunt nog steeds
betrokken raken bij een ongeluk.
74)Voor de goede werking van het
DSC-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
75)De capaciteiten van het DCS-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
76)Neem altijd contact op met het Abarth
Servicenetwerk als de motorkap is
geactiveerd. Als de motorkapontgrendeling
is aangetrokken nadat de actieve motorkap
is geactiveerd, komt de motorkap nog
verder omhoog. Als het voertuig wordt
bestuurd met de motorkap omhoog,
belemmert dit het zicht, hetgeen kan leiden
tot een ongeluk. Probeer bovendien de
motorkap niet omlaag te drukken. De
motorkap kan dan vervormen of letsel
veroorzaken omdat een geactiveerde
motorkap niet handmatig omlaag kan
worden gebracht. Als de motorkap is
geactiveerd, neem dan contact op met het
Abarth Servicenetwerk voordat u het
voertuig bestuurt; zorg ervoor dat de
motorkap het zicht niet belemmert en rij
langzaam.AUXILIARY DRIVING
SYSTEMS
TPMS (Tyre Pressure
Monitoring System,
bewakingssysteem
bandenspanning)
(Indien aanwezig)
77) 78) 79)
Het TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System) bewaakt de luchtdruk van elke
band. Als de bandendruk in één of
meer banden te laag is, informeert het
systeem de bestuurder via het
waarschuwingslampje in het
instrumentenpaneel en met een
pieptoon. Raadpleeg de paragraaf
“Lampjes en berichten” in het
hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”.
Raadpleeg "Waarschuwingstoon
bandenspanning" in
"Waarschuwingsgeluid is geactiveerd"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
De bandendruksensoren op elk wiel
zenden gegevens over de bandendruk
per radiosignaal naar de ontvangstunit
in het voertuig.
OPMERKING Als de
omgevingstemperatuur laag is vanwege
het seizoen, is de bandtemperatuur ook
lager. Als de bandtemperatuur verlaagt,
83
Page 86 of 244

verlaagt tevens de luchtdruk. Het
TPMS-waarschuwingslampje kan vaker
gaan branden. Inspecteer de banden
dagelijks alvorens te gaan rijden en
controleer de bandendruk eenmaal per
maand met een bandendrukmeter. Bij
het controleren van de bandendruk
wordt het gebruik van een digitale
bandendrukmeter aanbevolen.
Het gebruik van TPMS ontslaat u niet
van de verplichting de druk en staat van
de vier banden regelmatig te
controleren.
BELANGRIJK Elke band, inclusief de
reserveband (indien aanwezig) moet
eenmaal per maand worden
gecontroleerd bij koud weer en worden
opgepompt tot de aanbevolen druk
door de fabrikant van het voertuig zoals
vermeld op het voertuigplakkaat of het
bandendruklabel (als uw voertuig
banden heeft met een ander formaat
dan wordt aangegeven op het plakkaat
of het label, dan moet u de juiste
bandendruk voor deze banden
achterhalen).
BELANGRIJK Als extra
veiligheidsfunctie is uw voertuig
uitgerust met een TPMS-systeem met
een verklikkerlampje voor een lage
bandendruk als één of meerdere
banden aanzienlijk leeg zijn. U moet bij
het branden van dit verklikkerlampje uwvoertuig stoppen en uw banden zo snel
mogelijk controleren en oppompen tot
de juiste druk. Als u doorrijdt met platte
banden kunnen de banden oververhit
raken en kan dit leiden tot
bandproblemen. Een lage
bandenspanning vermindert tevens een
efficiënt brandstofgebruik en de
levensduur van het bandenprofiel; dit
kan van invloed zijn op de
wendbaarheid en het remgedrag van
het voertuig.
BELANGRIJK Houd in acht dat het
TPMS geen vervanging is voor goed
onderhoud van de banden. Het is de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om een juiste bandenspanning te
handhaven, zelfs indien een lage
bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt waarbij het TPMS-
verklikkerlampje voor lage
bandenspanning gaat branden. Uw
voertuig is tevens uitgerust met een
TPMS-storingslampje om aan te geven
wanneer het systeem niet goed
functioneert.
BELANGRIJK Het TPMS-
storingslampje wordt gecombineerd
met het verklikkerlampje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem
eens storing detecteert, knippert het
verklikkerlampje ongeveer een minuut
waarna het blijft branden. Deze reekswordt elke keer dat het voertuig wordt
gestart, herhaald zolang de storing
bestaat. Als het storingslampje brandt,
kan het zijn dat het systeem niet in
staat is een lage bandenspanning te
detecteren of te signaleren.
TPMS-storingen kunnen om
verschillende redenen optreden, onder
andere door de installatie of vervanging
van andere banden of wielen van het
voertuig waardoor het TPMS niet
correct functioneert. Controleer altijd
het TPMS-verklikkerlampje nadat één of
meerdere banden of wielen zijn
vervangen om ervoor te zorgen dat de
vervangen of nieuwe banden en wielen
er niet toe leiden dat het TPMS niet
correct functioneert.
BELANGRIJK Om foutieve aflezingen te
voorkomen, voert het systeem een test
uit alvorens een probleem aan te geven.
Dit heeft als resultaat dat het snel
leeglopen van een band of een
klapband niet meteen wordt
geregistreerd.
Systeemfoutactivatie
Als het TPMS-waarschuwingslampje
knippert, kan er sprake zijn van een
systeemstoring. Neem contact op met
het Abarth Servicenetwerk.
Een systeemfoutactivatie kan in de
volgende gevallen optreden:
84
VEILIGHEID
Page 87 of 244

als zich in de buurt van het voertuig
apparatuur bevindt dat gebruikmaakt
van dezelfde radiofrequentie als van de
bandendruksensoren;
als zich in de buurt van het midden
van het dashboard een metalen
apparaat of niet-authentiek
navigatiesysteem bevindt dat de
radiosignalen van de bandendruksensor
naar de ontvangstunit kan blokkeren;
bij het gebruik van de volgende
apparaten in het voertuig die het
radiosignaal met de ontvanger zouden
kunnen storen: een digitaal apparaat
zoals een pc of een stroomomzetter,
zoals een DC/AC-omzetter;
bij veel sneeuw of ijs op het voertuig,
met name rond de wielen;
als de batterijen van de
bandendruksensor leeg zijn;
als er een wiel zonder
bandendruksensor wordt gebruikt;
als er banden worden gebruikt die
zijn verstevigd met staaldraad in de
zijwanden;
als er sneeuwkettingen worden
gebruikt.
Banden en wielen
BELANGRIJK Pas bij het inspecteren of
aanpassen van de bandenspanning
geen overmatige kracht toe op hetkerngedeelte van de van de wielunit.
Het kerngedeelte kan beschadigd
raken.
Banden en wielen verwisselen
De volgende procedure stelt het TPMS
in staat een unieke ID-signaalcode van
een bandendruksensor te herkennen
wanneer banden of wielen worden
verwisseld, zoals het verwisselen van
en naar winterbanden.
BELANGRIJK Elke bandendruksensor
beschikt over een unieke
ID-signaalcode. De signaalcode moet
bij het TPMS worden geregistreerd
alvorens deze werkt. De eenvoudigste
manier om dit te doen is uw band en
registratie van de ID-signaalcode te
laten uitvoeren via een dealer van het
Abarth Servicenetwerk.
Banden verwisselen bij het Abarth
Servicenetwerk: Als uw banden
worden verwisseld door een dealer van
het Fiat Servicenetwerk, wordt de
registratie van de ID-signaalcode van
de bandenspanningsensor aldaar
uitgevoerd.
Banden verwisselen door uzelf: Als
u of iemand anders de banden
verwisselt, kunnen de volgende
stappen worden uitgevoerd voor de
registratie van de ID-signaalcode voor
het TPMS:
schakel nadat de banden zijn
verwisseld, het contact in (AAN), en
schakel het vervolgens naar ACC of
UIT;
wacht ongeveer 15 minuten;
bestuur het voertuig na ongeveer
15 minuten met een snelheid van
minimaal 25 km/u gedurende
10 minuten; de ID-signaalcode van de
bandendruksensor wordt automatisch
geregistreerd.
BELANGRIJK Als het voertuig binnen
15 minuten nadat de banden zijn
verwisseld, wordt bestuurd, dan
knippert het waarschuwingslampje
omdat de ID-signaalcode van de
sensor nog niet is geregistreerd. Als dit
gebeurt, parkeert u het voertuig
ongeveer 15 minuten waarna de
ID-signaalcode van de sensor wordt
geregistreerd als u 10 minuten hebt
gereden.
Banden en wielen vervangen
BELANGRIJK Laat banden of wielen of
beide vervangen/repareren bij een
dealer van het Abarth Servicenetwerk,
anders kunnen de
bandenspanningsensoren beschadigd
raken.
BELANGRIJK De wielen van uw
voertuig zijn specifiek ontworpen voor
de installatie van bandendruksensoren.
85
Page 89 of 244

differentieelblokkeringscontrole vereist is
zoals bij het tollen van de wielen, dan
werkt normaalkracht op de
planeetwielen door de reactiekracht van
het ineengrijpen van het rondsel en de
planeetwielen. Deze drukkracht duwt
de planeetwielen tegen de kegelring,
wat frictie genereert tussen de
planeetwielkegel en de kegelring,
waardoor het koppel van het slippende
wiel wordt gereduceerd.
Het gereduceerde koppel wordt zonder
wijziging overgedragen aan het wiel met
hogere tractie, en de
differentieelblokkeringsfunctie wordt
geleverd. Het overgebrachte koppel
naar het wiel met hogere tractie is in
verhouding tot het invoermoment van
het reductietandwiel.
HLA-FUNCTIE (Hill
Launch Assist,
hellingondersteuning)
80)
Hill Launch Assist (HLA) is een functie
die de bestuurder assisteert bij
optrekken op een helling. Als de
bestuurder het rempedaal loslaat en het
gaspedaal indrukt op een helling,
voorkomt deze functie dat het voertuig
naar achter rolt. De remkracht wordt
automatisch gehandhaafd nadat het
rempedaal wordt losgelaten op een
helling.Voor voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak
werkt Hill Launch Assist op een
neerwaartse helling als de
versnellingspook in de achteruit (R)
staat, en op een opwaartse helling als
de versnellingspook in een andere
stand behalve achteruit (R) staat.
Voor voertuigen met een
automatische versnellingsbakwerkt
Hill Launch Assist op een neerwaartse
helling als de selectiehendel in de
achteruit (R) staat, en op een
opwaartse helling als de selectiehendel
in de vooruit staat.
BELANGRIJK Hill Launch Assist werkt
niet op een lichte helling. Bovendien
verandert de mate van de helling
waarbij het systeem werkt naar gelang
de belasting van het voertuig.
BELANGRIJK Hill Launch Assist werkt
niet als de parkeerrem is ingeschakeld,
als het voertuig niet volledig tot stilstand
is gekomen of als het koppelingspedaal
wordt losgelaten.
BELANGRIJK Als Hill Launch Assist in
werking is, kan de parkeerrem stijf
aanvoelen en vibreren. Dit is geen
aanduiding van een storing.
BELANGRIJK Hill Launch Assist werkt
niet als het indicatielampje TCS/DSCbrandt. Raadpleeg "Lampjes en
berichten" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
BELANGRIJK Hill Launch Assist (HLA)
schakelt niet uit, zelfs niet als de
schakelaar DSC UIT wordt ingedrukt
om de TCS/DSC uit te schakelen.
BELANGRIJK Bij voertuigen met een
automatische versnellingsbak werkt Hill
Launch Assist echter niet tijdens een
stationaire stop; de rolpreventiefunctie
van het voertuig werkt om te
voorkomen dat het voertuig gaat rollen.
BELANGRIJK
77)De aanwezigheid van het TPMS
ontslaat de bestuurder niet van de
verplichting om de bandenspanning
regelmatig te controleren, met inbegrip van
het reservewiel, en correct onderhoud uit
te voeren: het systeem is niet bedoeld om
een mogelijk defect aan een band aan te
geven. Controleer de bandenspanning bij
koude banden. Als de bandenspanning om
welke reden dan ook bij warme banden
moet worden gecontroleerd, dan mag de
spanning niet worden verlaagd, ook
wanneer de gemeten waarde hoger is dan
de voorgeschreven waarde. Herhaal de
controle wanneer de banden koud zijn.
87
Page 90 of 244

78)Het verwisselen van normale banden
door winterbanden en vice versa vereist
een inspectie van het TPMS die door een
dealer van het Abarth Servicenetwerk moet
worden uitgevoerd.
79)Schommelende buitentemperaturen
kunnen de bandenspanning beïnvloeden.
Het TPMS-systeem kan tijdelijk
onvoldoende spanning aangeven.
Controleer in dit geval de bandenspanning
als de banden koud zijn en verhoog de
spanning zo nodig.
80)Vertrouw niet volledig op Hill Launch
Assist. Hill Launch Assist is een
aanvullende functie bij het optrekken op
een helling. Het systeem werkt slechts
ongeveer twee seconden. Het is dan ook
gevaarlijk alleen op het systeem te
vertrouwen tijdens het optrekken aangezien
het voertuig onverwacht kan bewegen
(rollen) waardoor een ongeluk kan worden
veroorzaakt. Het voertuig kan gaan rollen
naar gelang de belasting van het voertuig
of als er iets wordt gesleept. Bovendien
kunnen voertuigen met een handmatige
versnellingsbak gaan rollen door de manier
waarop het koppelingspedaal of gaspedaal
wordt bediend. Controleer altijd op
veiligheid rond het voertuig alvorens weg te
rijden met het voertuig.BESCHERMINGS
SYSTEMEN
INZITTENDEN
De belangrijkste veiligheidsuitrusting
van het voertuig omvat de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBA-systeem (gordelwaarschuwing);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door.
Het is van fundamenteel belang dat de
beschermingssystemen op de juiste
manier gebruikt worden om het
maximaal mogelijke veiligheidsniveau
voor de bestuurder en de passagiers te
garanderen.
VEILIGHEIDSGORDELS
VOORZORGSMAAT
REGELEN
VEILIGHEIDSGORDELS
81) 82)
Veiligheidsgordels verminderen de kans
op ernstig letsel tengevolge van
ongelukken en noodstopmanoeuvres.
FCA raadt aan dat de bestuurder en
passagiers altijd hun veiligheidsgordels
dragen.
Alle stoelen beschikken over
heup/schoudergordels. Deze gordels
hebben oprolautomaten met
inertievergrendeling die de gordels weg
houden als ze niet in gebruik zijn.
De vergrendelingen zorgen ervoor dat
de gordels comfortabel kunnen worden
gedragen en vergrendelen in positie bij
een botsing.
Het oprollen van de gordel kan
bemoeilijkt worden als de gordels en
geleiders fig. 61 vuil zijn; houd deze
schoon.
88
VEILIGHEID
Page 240 of 244

Kinderzitje geschikt voor
verschillende stoelstanden......98
Kinderzitjes installeren.........102
Klimaatregeling...............33
Koplamp- en
ruitensproeiervloeistof (peil
controleren)..............186
Koplampen.................25
Koplampsproeiers.............32
Krachtbegrenzer (spansysteem)....92
Lak (beschermen)............192
Lampjes en berichten...........57
Leaving Home Light-systeem......28
Mechanische
differentieelblokkering.........86
Mistachterlichten..............27
Mistvoorlichten...............26
Motor....................199
Motorkap..................43
Motorkoelvloeistof (peil
controleren)..............185
Motorolie (niveau controleren).....185
Motorruimte................184
Multimedia.................211
Navigatie.................226
Niveaus controleren...........184
Noodprocedure klepje openen. . . .141
Noodstop signaleringssysteem. . . .148
Onderhoud van het interieur.....195
Onderhoudscontrole...........56Opslag van gereedschap.......166
Parkeerrem................125
Parkeersensorsysteem.........138
Parkeren..................124
Passagiersairbag.............109
Passagiersdetectiesysteem......114
Passive Entry................18
Periodieke controles
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........179
Portieren...................16
Posities versnellingspook.......128
Prestaties.................208
Procedure voor het opladen van
de accu.................190
Radio 3”.................213
Radio 7”..................219
Rem- / koppelingvloeistof (peil
controleren)..............186
Richtingaanwijzers............28
Richtlijnen voor de behandeling
van het voertuig aan het einde
van de levensduur..........210
Rijbaanwisselsignalen..........28
Rijselectie.................131
Ruitensproeier...............31
Ruitenwissers................30
Ruitenwissers/sproeier voorruit.....30
SBA-systeem
(Gordelwaarschuwing)........92Schakelindicator..............55
Slepen bij pech..............176
Slepen van het voertuig........174
Sleutels....................9
Sneeuwkettingen............191
Snelheidsbegrenzer...........135
Spiegels...................23
SPORT modus..............131
Standaard velgen en banden.....201
Standen startknop............11
Starten met een hulpaccu
(procedure)...............172
Starten met hulpaccu..........172
Startonderbrekingssysteem.......15
Stoelen....................20
Stoelen (handmatig verstelbaar)....20
Stoelen en stoffen bekleding
(reiniging)................195
Stopcontact................40
Stuurwiel...................23
Symbolen...................3
Tanken..................140
Tankprocedure..............140
TCS (Traction Control System,
tractieregelingssysteem).......79
Tips, bediening en algemene
informatie................212
TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System, bewakingssysteem
bandenspanning)............83
ALFABETISCH REGISTER