stop start Abarth 124 Spider 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2020, Model line: 124 Spider, Model: Abarth 124 Spider 2020Pages: 244, PDF Size: 4.55 MB
Page 15 of 244

startknop knippert het indicatielampje
(oranje) van de startknop. De motor kan
in dit geval worden gestart. Neem in dit
geval echter zo snel mogelijk contact
op met het Abarth Servicenetwerk.
Als het indicatielampje (groen) van de
startknop niet gaat branden, voert u de
procedure nogmaals uit vanaf het
begin. Wendt u tot het Abarth
Servicenetwerk als het lampje nog niet
gaat branden.
Om de stand van het contact te
schakelen zonder de motor te starten,
voert u het volgende uit nadat het
indicatielampje (groen) van de startknop
gaat branden:
laat het koppelingspedaal
(handmatige versnelling) of het
rempedaal (automatische versnelling)
los;
druk op de startknop om de stand
van het contact te wijzigen. Het contact
schakelt elke keer dat de startknop
wordt ingedrukt in de volgorde ACC,
ON (AAN) en OFF (UIT). Voer de
procedure nogmaals vanaf het begin uit
om de stand van het contact nogmaals
te wijzigen.
DE MOTOR
UITSCHAKELEN
5) 6)
Ga als volgt te werk:
breng het voertuig volledig tot
stilstand;
handgeschakelde
versnellingsbak: plaats de versnelling
in de vrij en activeer de parkeerrem.
Automatische versnellingsbak:
verplaats de selectiehendel naar P en
activeer de parkeerrem.
druk op de drukknop Start om de
motor uit te schakelen. De stand van
het contact is UIT.
BELANGRIJK Controleer voordat u het
voertuig verlaat of de drukknop op UIT
staat.
Noodstop motor
Het aanhouden indrukken van de
drukknop Start of het snel meerdere
malen indrukken terwijl de motor loopt
of er met het voertuig wordt gereden,
zorgt ervoor dat de motor onmiddellijk
uitslaat. Het contact gaat naar ACC.
BELANGRIJK
3)Schakel altijd het contact uit voordat u
de bestuurdersstoel verlaat, stel de
parkeerrem in en zorg ervoor dat de
selectiehendel op P (automatische
versnelling) of in de 1
eversnelling of op R
staat (handmatige versnelling). Het is
gevaarlijk de bestuurdersstoel te verlaten
zonder het contact uit te schakelen, de
parkeerrem in te stellen ent de
selectiehendel op P (automatische
versnelling) of in de 1
eversnelling of op R
te zetten (handmatige versnelling).
Onverwachte beweging van het voertuig
kan optreden en leiden tot een ongeluk.
Bovendien als u van plan bent uw voertuig
te verlaten, zelfs voor een korte periode, is
het belangrijk het contact uit te schakelen.
In een andere stand worden sommige
beveiligingsfuncties van het voertuig
uitgeschakeld en loopt de accu leeg.
4)Radiogolven van de sleutel kunnen effect
hebben op medische apparaten, zoals
pacemakers. Alvorens de sleutel te
gebruiken in de nabijheid van mensen met
dergelijke medische apparaten, vraagt u bij
de fabrikant van het medische apparaat na
of radiogolven van uw sleutel effect zullen
hebben op het apparaat.
13
Page 16 of 244

5)Stop de motor niet terwijl het voertuig
rijdt. Het is gevaarlijk de motor te stoppen
terwijl het voertuig rijdt om enige andere
reden dan een noodgeval. Het stoppen van
de motor terwijl het voertuig rijd resulteert
in een verminderde remkracht door het
verlies van de rembekrachtiging, hetgeen
een ongeluk en ernstig letsel kan
veroorzaken.
6)Neem de sleutel altijd mee als het
voertuig wordt verlaten, om te voorkomen
dat iemand onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen maakt. Vergeet niet
de parkeerrem in te schakelen. Laat
kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achter.GEAVANCEERD
KEYLESS ENTRY
SYSTEEM
(indien aanwezig)
6)
Met de geavanceerde keyless-functie
kunt u de portieren, de achterklep en
de tankdop vergrendelen/ontgrendelen
of de achterklep openen als u de sleutel
bij u draagt.
BELANGRIJK Radiogolven van de
sleutel kunnen effect hebben op
medische apparaten zoals pacemakers:
alvorens de sleutel te gebruiken in de
nabijheid van mensen met dergelijke
medische apparaten, vraagt u bij de
fabrikant van het medische apparaat na
of radiogolven van uw sleutel effect
zullen hebben op het apparaat.
BELANGRIJK De functies van het
geavanceerde keyless entry systeem
kunnen worden gedeactiveerd om
mogelijke nadelige effecten voor
personen met een pacemaker of ander
medisch apparaat te voorkomen. Als
het systeem wordt uitgeschakeld, kunt
u de motor niet starten door de sleutel
bij u te dragen. Neem contact op met
het Abarth Servicenetwerk voor meer
informatie. Als het geavanceerdekeyless entry systeem is uitgeschakeld,
kunt u de motor via de volgende
procedure starten in het geval de
batterij van de sleutel leeg is.
BELANGRIJK
6)De werking van het herkenningssysteem
is afhankelijk van verschillende factoren,
zoals bijvoorbeeld elke interferentie van
elektromagnetische golven van externe
bronnen (bijv. mobiele telefoons), de
laadtoestand van de batterij in de
elektronische sleutel en de aanwezigheid
van metalen voorwerpen in de buurt van de
sleutel of het voertuig. In die gevallen is het
nog steeds mogelijk de portieren te
ontgrendelen met behulp van de metalen
baard in de elektronische sleutel (zie
beschrijving op de volgende pagina's).
14
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 60 of 244

LAMPJES OP INSTRUMENTENPANEEL
Rode waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent wat te doen
WAARSCHUWING PARKEERREM -
INSPECTIELAMPJE / WAARSCHUWING LAAG
REMVLOEISTOFNIVEAU
Waarschuwing parkeerrem / Inspectielampje
Dit lampje gaat branden als de parkeerrem wordt
gebruikt terwijl het contact op START of AAN wordt
gezet. Het schakelt uit als de parkeerrem volledig
wordt losgelaten.
Waarschuwing remvloeistofniveau te laag
Als het waarschuwingslampje van de rem blijft
branden terwijl de parkeerrem is losgelaten, dan kan
het zijn dat het remvloeistofniveau laag is of dat er een
probleem is met het remsysteem. Parkeer het
voertuig onmiddellijk op een veilige plek en neem
contact op met het Abarth Servicenetwerk.
BELANGRIJK Niet rijden terwijl het
waarschuwingslampje van het remsysteem brandt.
Raadpleeg het Abarth Servicenetwerk om de remmen
zo spoedig mogelijk te laten inspecteren. Rijden met
een brandend waarschuwingslampje van het
remsysteem is gevaarlijk. Dit geeft aan dat uw
remmen in het geheel niet meer werken of dat ze
ieder moment kunnen uitvallen. Als dit lampje blijft
randen nadat is gecontroleerd of de parkeerrem
volledig is losgelaten, moet u de remmen onmiddellijk
laten nakijken.
BELANGRIJK Daarnaast kan de effectiviteit van het
remmen afnemen. U moet het rempedaal dieper
indrukken dan normaal om het voertuig tot stilstand te
brengen.
Stop het voertuig onmiddellijk op een veilige plek en
neem contact op met het Abarth Servicenetwerk.Stop het voertuig onmiddellijk op een veilige plek en
neem contact op met het Abarth Servicenetwerk.
58
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 86 of 244

verlaagt tevens de luchtdruk. Het
TPMS-waarschuwingslampje kan vaker
gaan branden. Inspecteer de banden
dagelijks alvorens te gaan rijden en
controleer de bandendruk eenmaal per
maand met een bandendrukmeter. Bij
het controleren van de bandendruk
wordt het gebruik van een digitale
bandendrukmeter aanbevolen.
Het gebruik van TPMS ontslaat u niet
van de verplichting de druk en staat van
de vier banden regelmatig te
controleren.
BELANGRIJK Elke band, inclusief de
reserveband (indien aanwezig) moet
eenmaal per maand worden
gecontroleerd bij koud weer en worden
opgepompt tot de aanbevolen druk
door de fabrikant van het voertuig zoals
vermeld op het voertuigplakkaat of het
bandendruklabel (als uw voertuig
banden heeft met een ander formaat
dan wordt aangegeven op het plakkaat
of het label, dan moet u de juiste
bandendruk voor deze banden
achterhalen).
BELANGRIJK Als extra
veiligheidsfunctie is uw voertuig
uitgerust met een TPMS-systeem met
een verklikkerlampje voor een lage
bandendruk als één of meerdere
banden aanzienlijk leeg zijn. U moet bij
het branden van dit verklikkerlampje uwvoertuig stoppen en uw banden zo snel
mogelijk controleren en oppompen tot
de juiste druk. Als u doorrijdt met platte
banden kunnen de banden oververhit
raken en kan dit leiden tot
bandproblemen. Een lage
bandenspanning vermindert tevens een
efficiënt brandstofgebruik en de
levensduur van het bandenprofiel; dit
kan van invloed zijn op de
wendbaarheid en het remgedrag van
het voertuig.
BELANGRIJK Houd in acht dat het
TPMS geen vervanging is voor goed
onderhoud van de banden. Het is de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om een juiste bandenspanning te
handhaven, zelfs indien een lage
bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt waarbij het TPMS-
verklikkerlampje voor lage
bandenspanning gaat branden. Uw
voertuig is tevens uitgerust met een
TPMS-storingslampje om aan te geven
wanneer het systeem niet goed
functioneert.
BELANGRIJK Het TPMS-
storingslampje wordt gecombineerd
met het verklikkerlampje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem
eens storing detecteert, knippert het
verklikkerlampje ongeveer een minuut
waarna het blijft branden. Deze reekswordt elke keer dat het voertuig wordt
gestart, herhaald zolang de storing
bestaat. Als het storingslampje brandt,
kan het zijn dat het systeem niet in
staat is een lage bandenspanning te
detecteren of te signaleren.
TPMS-storingen kunnen om
verschillende redenen optreden, onder
andere door de installatie of vervanging
van andere banden of wielen van het
voertuig waardoor het TPMS niet
correct functioneert. Controleer altijd
het TPMS-verklikkerlampje nadat één of
meerdere banden of wielen zijn
vervangen om ervoor te zorgen dat de
vervangen of nieuwe banden en wielen
er niet toe leiden dat het TPMS niet
correct functioneert.
BELANGRIJK Om foutieve aflezingen te
voorkomen, voert het systeem een test
uit alvorens een probleem aan te geven.
Dit heeft als resultaat dat het snel
leeglopen van een band of een
klapband niet meteen wordt
geregistreerd.
Systeemfoutactivatie
Als het TPMS-waarschuwingslampje
knippert, kan er sprake zijn van een
systeemstoring. Neem contact op met
het Abarth Servicenetwerk.
Een systeemfoutactivatie kan in de
volgende gevallen optreden:
84
VEILIGHEID
Page 126 of 244

DE MOTOR STARTEN
134) 135) 136)
24)
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriem correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
Zie voor de startprocedure “De motor
starten” in het hoofdstuk “Uw voertuig
leren kennen”.
MOTOR AFZETTEN
Ga als volgt te werk:
parkeer het voertuig op een plek die
niet gevaarlijk is voor andere
weggebruikers; schakel een versnelling
in (uitvoeringen met handgeschakelde
versnellingsbak) of zet de
versnellingspook in de stand P
(Parkeren) (uitvoeringen met
automatische versnellingsbak);
draai de startinrichting naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK
134)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
135)De rembekrachtiging werkt niet zolang
de motor niet is gestart; om die reden is
meer kracht dan normaal benodigd voor de
bediening van het rempedaal.
136)Probeer de motor nooit te starten
door de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden. Hierdoor kan
de katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
24)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is schadelijk voor de motor.
PARKEREN
Houd altijd de contactsleutel bij u als u
het voertuig verlaat en neem deze mee.
Ga bij het parkeren en verlaten van het
voertuig als volgt te werk:
schakel een versnelling in (eerste
versnelling als op een helling omhoog
wordt geparkeerd en achteruit bij een
helling omlaag) en zet de wielen iets
gedraaid;
zet de motor uit en trek de handrem
aan.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
Bij versies uitgerust met automatische
versnellingsbak: wacht tot de letter P
wordt weergegeven, voordat het
rempedaal wordt losgelaten.
BELANGRIJK Verlaat de auto NOOIT
met de versnellingsbak in de vrijstand
(of, bij versies met automatische
versnellingsbak, zonder eerst de
keuzehendel op P te hebben geplaatst).
124
STARTEN EN RIJDEN
Page 144 of 244

159)Stop met tanken wanneer de
brandstofpomp automatisch afsluit: blijven
tanken nadat de brandstofpomp
automatisch afgesloten is, is gevaarlijk
omdat door een overvolle brandstoftank de
brandstof kan overstromen of lekken. Door
overstromende en lekkende brandstof kan
schade aan het voertuig worden
veroorzaakt. Als de brandstof ontsteekt
kunnen brand en explosie ontstaan
waardoor ernstig letsel of dodelijke
gevolgen worden veroorzaakt.
160)Monteer geen voorwerp/dop op de
rand van de vulopening die niet geschikt is
voor het voertuig. Het gebruik van
voorwerpen/doppen van het verkeerde
type kan de druk in de tank doen
toenemen, waardoor gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
161)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
162)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon in de buurt van de benzinepomp:
brandgevaar.CAMERA ACHTER
(PARKVIEW
ACHTERUITRIJCAMERA)
(indien aanwezig)
WERKING
163)
29)
Locatie achteruitrijparkeercamera
De camera bevindt zich op de
achterklep fig. 104.
Het overschakelen naar de
achteruitkijkmonitorweergave
Schakel de selectiehendel of
versnellingspook naar achteruit (R) met
het contact op AAN om het display
naar de achteruitkijkmonitorweergave te
schakelen.
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in het bijzonder op
obstakels die zich boven of onder het
bereik van de camera kunnen
bevinden.
BELANGRIJK Wees altijd
buitengewoon voorzichtig en verifieer
met uw eigen ogen de daadwerkelijke
omstandigheden achter het voertuig.
Achteruitrijden terwijl u uitsluitend naar
het beeldscherm kijkt is gevaarlijk en
kan een ongeval of een botsing tegen
een voorwerp veroorzaken. De
achteruitkijkmonitor is slechts een
systeem dat u bij het achteruitrijden kan
helpen. De beelden op het
beeldscherm kunnen van de
werkelijkheid afwijken.
Als het beeldscherm koud is kunnen de
beelden over het beeldscherm of het
scherm lopen en minder scherp dan
normaal worden weergeven, waardoor
het moeilijker is om de omstandigheden
van de ruimte rondom het voertuig te
controleren. Wees altijd buitengewoon
voorzichtig en verifieer met uw eigen
ogen de daadwerkelijke
omstandigheden achter het voertuig.
BELANGRIJK Voer niet te veel kracht
uit op de camera. Daardoor zou u de
stand en de hoek van de camera
kunnen wijzigen. Probeer de camera
niet te demonteren, te wijzigen of te
10407040110-124-008AB
142
STARTEN EN RIJDEN
Page 146 of 244

WERKING VAN DE
ACHTERUITKIJKMONITOR
OPMERKING Afbeeldingen
weergegeven op de monitor van de
achteruitkijkparkeercamera zijn
omgekeerde afbeeldingen
(spiegelafbeeldingen).
Houd rekening met de bovenstaande
waarschuwingen voordat u de
achteruitkijkmonitor gebruikt:
Schakel de selectiehendel of
versnellingspook naar achteruit (R) om
het display naar de
achteruitkijkmonitorweergave A
fig. 106 te schakelen.
Terwijl u de
omgevingsomstandigheden bevestigt,
het voertuig B fig. 106 omdraaien;
Nadat uw voertuig de parkeerplaats
oprijdt, langzaam achteruit blijven rijden
zodat de afstand tussen de
breedtelijnen van het voertuig en de
zijkanten van de parkeerplaats links en
rechts grofweg gelijk zijn;
pas het stuurwiel aan tot de
voertuigbreedtelijnen parallel aan de
beide zijden van de parkeerplaats zijn
geplaatst;
Zodra ze parallel A fig. 107 zijn, draai
de wielen recht en rijd langzaam
achteruit de parkeerplaats Bfig. 107 op. Controleer wederom de
omgeving rondom het voertuig en stop
het voertuig op de best mogelijke
plaats;
Wanneer de selectiehendel of
versnellingspook geschakeld is van
achteruit (R) naar een andere
selectiehendel of versnellingspook,
keert het scherm terug naar de vorige
weergave.
OPMERKING Als de parkeerplaats
voorzien is van scheidingslijnen, draai
10607080913-989-989AB
10707080913-990-990AB
144
STARTEN EN RIJDEN
Page 217 of 244

te draaien; verlaag het volume door de
knop linksom te draaien.
Audiogeluidsinstelling
Selecteer de functie door op de
MENU-knop te drukken. De
geselecteerde functie wordt
weergegeven.
Draai aan deVOL-regelknop om de
geselecteerde functies in te stellen:
AF (Alternatieve frequentie) (*);
REG (Regionaal programma) (*);
ALC (Automatische volumeregeling);
BASS (Lage tonen);
TREB (Hoge tonen);
FADE (Volumebalans voor/achter);
BAL (Volumebalans links/rechts);
BEEP (Geluid werking audio);
BT SETUP (**);
12Hr < > 24Hr (tijdweergave
12 uur/24 uur).
(*) Met Radio Data System (RDS) (indien
aanwezig).
(**) Op bepaalde modellen kan deze
functie mogelijk niet beschikbaar zijn.
KLOK
De tijd instellen
Wanneer het contact op ACC of ON
gedraaid wordt kan de klok op een
willekeurige tijd worden ingesteld.
Stel de tijd in door ongeveer
2 seconden lang op de klokknopFM/AMte drukken tot u een pieptoon
hoort. De actuele tijd van de klok zal
knipperen.
Instelling van de tijd
Stel de tijd in door op de
uren/minuten-knop
/te
drukken terwijl de actuele tijd van de
klok knippert.
De uren verspringen terwijl de urenknop
wordt ingedrukt. De minuten
verspringen terwijl de minutenknop
wordt ingedrukt.
Start de klok door weer op de klokknop
FM/AMte drukken.
DE RADIO AANZETTEN
Radio AAN: zet de radio aan door op
de FM/AM-bandkeuzeknop te drukken.
Bandselectie: druk op deFM/
AM-bandkeuzeknop om als volgt van
de ene naar de andere band over te
schakelen: FM1–FM2–AM (zonder
Radio Data System RDS) / MW/LW
(met Radio Data System RDS).
Handmatig afstemmen: kies de
zender door de knop
/licht
in te drukken.
Zoeken: druk op de knop
/
. Het zoeken wordt gestopt zodra
een zender is gevonden.
Scannen: houd deMEDIA-scanknop
ingedrukt om automatisch naar zendersmet en sterk signaal te zoeken. Het
scannen wordt bij elke zender ongeveer
5 seconden lang onderbroken.
Blokkeer een station door de
MEDIA-scanknop tijdens dit interval
ingedrukt te houden.
Vooraf ingesteld kanaal afstemmen
De 6 voorkeuzekanalen kunnen
gebruikt worden voor de opslag van
6 AM-stations (zonder Radio Data
System RDS), MW/LW-stations (met
Radio Data System RDS) en
12 FM-stations.
Om een kanaal in te stellen,
selecteert u eerst AM (zonder Radio
Data System RDS), MW/LW (met Radio
Data System RDS), FM1 of FM2. Stem
af op de gewenste zender.
Druk ongeveer 2 seconden lang op
een kanaalknop tot u een pieptoon
hoort. Het nummer van het kanaal of de
frequentie van de radiozender zal
worden weergegeven. De zender is nu
in het geheugen opgeslagen.
Herhaal deze handeling voor de
andere zenders die u wilt opslaan. Om
af te stemmen in het geheugen,
selecteer AM (zonder Radio Data
System RDS), MW/LW (met Radio Data
System RDS), FM1 of FM2 en druk op
de voorkeuzeknop voor dit kanaal. De
frequentie van de zender of het
kanaalnummer wordt weergegeven.
215
Page 240 of 244

Kinderzitje geschikt voor
verschillende stoelstanden......98
Kinderzitjes installeren.........102
Klimaatregeling...............33
Koplamp- en
ruitensproeiervloeistof (peil
controleren)..............186
Koplampen.................25
Koplampsproeiers.............32
Krachtbegrenzer (spansysteem)....92
Lak (beschermen)............192
Lampjes en berichten...........57
Leaving Home Light-systeem......28
Mechanische
differentieelblokkering.........86
Mistachterlichten..............27
Mistvoorlichten...............26
Motor....................199
Motorkap..................43
Motorkoelvloeistof (peil
controleren)..............185
Motorolie (niveau controleren).....185
Motorruimte................184
Multimedia.................211
Navigatie.................226
Niveaus controleren...........184
Noodprocedure klepje openen. . . .141
Noodstop signaleringssysteem. . . .148
Onderhoud van het interieur.....195
Onderhoudscontrole...........56Opslag van gereedschap.......166
Parkeerrem................125
Parkeersensorsysteem.........138
Parkeren..................124
Passagiersairbag.............109
Passagiersdetectiesysteem......114
Passive Entry................18
Periodieke controles
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........179
Portieren...................16
Posities versnellingspook.......128
Prestaties.................208
Procedure voor het opladen van
de accu.................190
Radio 3”.................213
Radio 7”..................219
Rem- / koppelingvloeistof (peil
controleren)..............186
Richtingaanwijzers............28
Richtlijnen voor de behandeling
van het voertuig aan het einde
van de levensduur..........210
Rijbaanwisselsignalen..........28
Rijselectie.................131
Ruitensproeier...............31
Ruitenwissers................30
Ruitenwissers/sproeier voorruit.....30
SBA-systeem
(Gordelwaarschuwing)........92Schakelindicator..............55
Slepen bij pech..............176
Slepen van het voertuig........174
Sleutels....................9
Sneeuwkettingen............191
Snelheidsbegrenzer...........135
Spiegels...................23
SPORT modus..............131
Standaard velgen en banden.....201
Standen startknop............11
Starten met een hulpaccu
(procedure)...............172
Starten met hulpaccu..........172
Startonderbrekingssysteem.......15
Stoelen....................20
Stoelen (handmatig verstelbaar)....20
Stoelen en stoffen bekleding
(reiniging)................195
Stopcontact................40
Stuurwiel...................23
Symbolen...................3
Tanken..................140
Tankprocedure..............140
TCS (Traction Control System,
tractieregelingssysteem).......79
Tips, bediening en algemene
informatie................212
TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System, bewakingssysteem
bandenspanning)............83
ALFABETISCH REGISTER