stop start Abarth 500 2017 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2017, Model line: 500, Model: Abarth 500 2017Pages: 200, PDF Size: 6.42 MB
Page 14 of 200

EXTRA
AFSTANDSBEDIENINGEN
AANVRAGEN
Het systeem kan maximaal 8 sleutels
met ingebouwde afstandsbediening
herkennen. Als een nieuwe
afstandsbediening nodig mocht zijn,
neem dan contact op met het Abarth
Servicenetwerk en neem de CODE-
card (waar aanwezig), een
identiteitsbewijs en de
eigendomspapieren van de auto mee.
BELANGRIJK
1)De elektronische onderdelen in de
sleutels kunnen beschadigen als de sleutel
aan sterke schokken wordt blootgesteld.
Om een correcte werking van de
inwendige elektronische componenten te
garanderen, mag de sleutel nooit aan
direct zonlicht blootgesteld worden.
2)Druk knop 2 fig. 3alleen in wanneer de
sleutel ver genoeg van het lichaam (vooral
de ogen) en van voorwerpen die snel
beschadigen (bijvoorbeeld kleding)
is verwijderd. Laat de sleutel nooit
onbewaakt achter om te voorkomen dat
iemand (bijvoorbeeld een kind) per ongeluk
op de knop drukt.
BELANGRIJK
1)Gebruikte batterijen kunnen schadelijk
zijn voor het milieu als ze niet op de juiste
wijze als afval verwerkt worden. Ze moeten
overeenkomstig de wet in speciale bakken
gedeponeerd worden. Ze kunnen ook
ingeleverd worden bij het Abarth
Servicenetwerk dat voor hun verwerking
zal zorgen.
CONTACTSLOT
WERKING
De sleutel kan op drie standen worden
gedraaid fig. 4:
STOP: motor uit, sleutel kan
verwijderd worden; stuurkolom is
vergrendeld. Sommige elektrische
apparaten (bijv.Uconnect™, centrale
portiervergrendeling, alarm enz.)
kunnen blijven werken;
MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen werken;
AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een
beveiliging: als de motor bij de eerste
poging niet aanslaat, moet de sleutel
teruggedraaid worden naar de stand
STOP om opnieuw te kunnen starten.
3) 4) 5) 6)
4AB0A0302C
12
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 15 of 200

STUURSLOT
Inschakelen
Wanneer de sleutel op STOP staat, de
sleutel verwijderen en het stuurwiel
verdraaien tot het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur enigszins terwijl de
contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid
BELANGRIJK
3)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet dit
gecontroleerd worden bij het Abarth
Servicenetwerk voordat er verder gereden
wordt.
4)Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto wordt verlaten, om
onbedoeld gebruik van de
bedieningselementen te voorkomen.
Vergeet niet de handrem aan te trekken.
Als het voertuig hellingopwaarts
geparkeerd wordt, schakel dan de eerste
versnelling in, als het voertuig
hellingafwaarts staat, schakel dan de
achteruitversnelling in. Laat kinderen nooit
zonder toezicht in de auto achter.
5)Verwijder de sleutel nooit terwijl de auto
rijdt. Het stuurwiel zal automatisch
vergrendeld worden zodra eraan gedraaid
wordt. Dit geldt ook voor auto's die
gesleept worden.6)Demontage-/montagewerkzaamheden,
waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of
de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij montage
van een diefstalbeveiliging) zijn ten
strengste verboden. Zulke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen
waardoor de auto niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.
FIAT CODE SYSTEEM
Het Fiat Code-systeem verhindert
ongeautoriseerd gebruik van het
voertuig, door het starten van de motor
onmogelijk te maken.
WERKING
Elke keer dat de motor wordt gestart
door de sleutel naar de stand MAR
te draaien, stuurt de regeleenheid van
het Fiat CODE systeem een
herkenningscode naar de
motorregeleenheid (PCM) om de
startblokkering uit te schakelen.
Deze code wordt alleen verzonden als
de regeleenheid van het Fiat CODE-
systeem de door de sleutel verstuurde
code herkent.
Elke keer dat de contactsleutel naar de
stand STOP wordt gedraaid, schakelt
het Fiat CODE-systeem de functies van
de motorregeleenheid uit.
ONREGELMATIGE
WERKING
Als de code tijdens het starten niet
correct wordt herkend, verschijnt het
pictogram
op het
instrumentenpaneel.
13
Page 16 of 200

Draai in dit geval de sleutel naar STOP
en vervolgens naar MAR; als de motor
geblokkeerd blijft, probeer dan
nogmaals met een van de andere
geleverde sleutels. Neem contact op
met het Abarth Servicenetwerk als
de motor nog steeds niet gestart kan
worden.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een
specifieke code die in de regeleenheid
van het systeem moet worden
opgeslagen. Neem contact op met het
Abarth Servicenetwerk om nieuwe
sleutels (maximaal 8) te laten opslaan.
Als het symbool
verschijnt, samen
met een speciaal bericht, betekent
dit dat het systeem een zelfdiagnose
uitvoert (bijv. bij een spanningsval). Als
het symbool
blijft branden, neem
dan contact op met het Abarth
Servicenetwerk.
PORTIEREN
7)
1)
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
Portieren ontgrendelen van buitenaf
Druk op de knop
van de
afstandsbediening of draai de metalen
baard (in de sleutel) naar stand A fig.
5 in het slot van het bestuurdersportier.
Als de sleutel wordt gedraaid, worden
de portieren en de achterklep
tegelijkertijd ontgrendeld.
De portieren vergrendelen van
buitenaf
Druk bij gesloten portieren op de knop
van de afstandsbediening of steek en
draai de metalen baard (in de sleutel)
naar stand B fig. 5 in het slot van het
bestuurdersportier.BELANGRIJK De centrale
portiervergrendeling wordt niet
ingeschakeld als een portier niet
volledig gesloten is of als het systeem
een storing vertoont. Na 10/11 snel
achtereenvolgende pogingen schakelt
het systeem ongeveer 30 seconden uit.
Portieren ontgrendelen van
binnenuit
Om van binnenuit te ontgrendelen
(portier- en achterklepsloten): trek aan
hendel 1 fig. 6 (stand A).
Portieren vergrendelen van
binnenuit
Om de portieren en de achterklep van
binnenuit te vergrendelen: duw hendel
1 fig. 6 richting het portierpaneel (stand
B).
Met het bedienen van de handgreep
van bestuurders- of passagiersportier
worden zowel de portieren als de
achterklep vergrendeld.
BA
5AB0A0041C
AB
1
6AB0A0304C
14
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 57 of 200

Symbool Betekenis
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Op bepaalde versies wordt het symbool, samen met een speciaal bericht, op het display weergegeven,
wanneer de motor oververhit is.
Tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet de motor af en controleer of het
vloeistofniveau in het reservoir onder het MIN-teken staat. Als dit het geval is, wacht dan tot de motor is
afgekoeld, draai vervolgens langzaam en voorzichtig de dop open, vul koelvloeistof bij en controleer of het
peil tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir staat. Controleer ook op de aanwezigheid van
vloeistoflekken. Neem contact op met het Abarth Servicenetwerk als het lampje gaat branden wanneer de
motor opnieuw wordt gestart;
Wanneer de auto onder veeleisende omstandigheden wordt gebruikt(bijvoorbeeld bij het
bergop trekken van een aanhanger of wanneer de auto volgeladen is): snelheid minderen en, als het lampje
blijft branden, de auto tot stilstand brengen. Stop gedurende twee of drie minuten met lopende motor en
geef een beetje gas om de circulatie van de koelvloeistof te vergemakkelijken, schakel vervolgens de motor
uit. Controleer of het koelvloeistofpeil correct is, zoals hiervoor beschreven is.
BELANGRIJK Het is raadzaam om onder zware bedrijfsomstandigheden de motor voor het afzetten enkele
minuten te laten draaien met het gaspedaal iets ingetrapt.
STORING AUTOMATISCHE SEQUENTIËLE VERSNELLINGSBAK
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, verschijnt dit symbool, maar het moet na enkele
seconden verdwijnen.
Het symbool knippert, er verschijnt een speciaal bericht op het display en er klinkt een geluidssignaal, om
een storing in de versnellingsbak aan te geven.
13)
Storing lampje airbag(waar aanwezig)
Het symbool gaat branden als een storing in het lampje
is gedetecteerd.
55
Page 89 of 200

DE MOTOR STARTEN
Het voertuig is uitgerust met een
elektronische startblokkering:
raadpleeg, als de motor niet wil starten,
paragraaf "Fiat CODE systeem" in het
hoofdstuk "Kennismaking met de auto".
DE MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de vrijstand;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar
de stand STOP alvorens de procedure
te herhalen.
Als, met de sleutel op MAR, het
symbool
op het display blijft
branden samen met het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel, dan wordt
geadviseerd de sleutel naar STOP te
draaien en dan weer naar MAR. Als het
waarschuwingslampje blijft branden,
probeer dan met de andere sleutels die
bij de auto zijn geleverd.Neem contact op met het Abarth
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
15) 16)
110) 111)
GESTARTE MOTOR
OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
rijd langzaam weg en laat de motor
bij gemiddelde toerentallen draaien.
Geef niet abrupt gas;
verlang in het begin geen maximale
prestaties. Wacht tot de wijzer van
de koelvloeistoftemperatuurmeter
begint te bewegen.
17)
DE MOTOR AFZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na
een zware rit wordt uitgezet, moet men
hem even stationair laten draaien om
hem "op adem" te laten komen.
Hierdoor kan de temperatuur in de
motorruimte dalen.
18)
BELANGRIJK
15)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting van
de auto te voorkomen (bijvoorbeeld hard
accelereren, lang rijden met hoge toeren,
abrupt remmen, enz.).
16)Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR-ON staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
17)Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.
18)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
BELANGRIJK
110)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
111)Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is gestart; om
die reden is meer kracht benodigd voor
de bediening van het rempedaal en het
stuur.
87
Page 93 of 200

DE MOTOR STARTEN
Trap het rempedaal in om de motor te
starten: het systeem schakelt de
vrijstand (N) automatisch in. Als de
startprocedure is voltooid, kunt u de
eerste (1) of de achteruitversnelling (R)
inschakelen, door het rempedaal
ingetrapt te houden en op de knop 1 of
R op het paneel van de versnellingsbak
te drukken om, respectievelijk, de
eerste en achteruitversnelling in
te schakelen.
WEGRIJDEN MET DE
AUTO
Wegrijden kan zowel in de 1e als de 2e
versnelling gedaan worden (aanbevolen
op ondergronden met slechte grip),
maar ook in de achteruitversnelling (R).
De versnellingen kunnen alleen
ingeschakeld worden als het rempedaal
wordt ingetrapt.
Ga als volgt te werk:
trap het rempedaal in;
druk op de knop 1 op het paneel
van de versnellingsbak;
bedien de hendel "+" aan het
stuurwiel met ingetrapt rempedaal
(alleen om in de tweede versnelling weg
te rijden);
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in (als het pedaal snel tot het
einde van zijn slag wordt ingetrapt en
ASR - indien aanwezig - is
uitgeschakeld, kan “sportief” worden
weggereden).
Inschakeling achteruitversnelling
(R)
Druk op de knop R op het paneel van
de versnellingsbak in plaats van op
de knop 1 om de achteruitversnelling in
te schakelen. Het systeem geeft een
geluidssignaal af, als de
achteruitversnelling is ingeschakeld.
Inschakeling vrijstand (N)
Druk op de knop (N) om de vrijstand in
te schakelen.
De vrijstand (N) kan alleen worden
ingeschakeld als het gaspedaal niet
wordt ingetrapt, ongeacht de stand van
het rempedaal (al dan niet ingetrapt).
In ieder geval wordt het intrappen
van het rempedaal aanbevolen.
GELUIDSSIGNAAL
Om veiligheidsredenen gaat er een
zoemer af als de auto geparkeerd
wordt met de versnellingsbak in de
vrijstand (N) (dit signaal wordt
afgegeven wanneer de contactsleutel in
de stand STOP wordt gedraaid).Bij stilstaande auto, draaiende motor en
ingeschakelde versnelling (1e), (2e) of
(R) klinkt er een geluidssignaal en wordt
de transmissie automatisch in de
vrijstand (N) gezet wanneer:
het gas- en/of rempedaal minstens
3 minuten niet wordt ingetrapt;
het rempedaal langer dan 10
minuten wordt ingetrapt;
het bestuurdersportier wordt
geopend en het gas- of het rempedaal
minstens 1,5 seconden niet wordt
ingetrapt;
er een storing is gedetecteerd in de
versnellingsbak.
DE AUTO PARKEREN
De 1e versnelling of de achteruit moet
ingeschakeld zijn met de voet op het
rempedaal en, indien op een helling,
moet de handrem gebruikt worden om
veilig te kunnen parkeren. Wacht tot
de ingeschakelde versnelling van het
display verdwijnt, voordat u het
rempedaal loslaat.
BELANGRIJK Laat de auto NOOIT
achter met de versnellingsbak in de
vrijstand (N).
91
Page 119 of 200

sluit met een tweede startkabel de
minklem (–) van de hulpaccu aan op
een massapunt
op de motor of
de versnellingsbak van de auto die
gestart moet worden;
de motor starten;
verwijder als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde
los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Abarth
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
in een andere auto is geïnstalleerd,
moet accidenteel contact tussen de
metalen delen van beide auto's
vermeden worden.
ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of
van een helling af te laten rijden.
Hierdoor kan brandstof in de
katalysator terechtkomen die hierdoor
onherstelbaar beschadigd wordt.BELANGRIJK Onthoud dat de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken zolang
de motor niet is gestart. Om die reden
is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het
stuur.
BELANGRIJK
28)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
BELANGRIJK
129)Deze startprocedure moet door
ervaren personeel verricht worden,
aangezien verkeerde handelingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke
kracht kunnen veroorzaken. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd
contact met huid en ogen. Houd open
vuur en brandende sigaretten uit de buurt
van de accu en veroorzaak geen vonken.
117
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
de afsluiting van de
brandstoftoevoer waarna de motor
afslaat
automatische ontgrendeling van de
portieren
inschakeling van de
binnenverlichting.
Wanneer het systeem in werking treedt,
verschijnt er een bericht op het display.
BELANGRIJK Controleer de auto
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
de auto of in de buurt van de tank.
130)Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van de auto te herstellen:
draai de contactsleutel in de stand
MAR-ON
schakel de richtingaanwijzer rechts
in
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
schakel de richtingaanwijzer links in
schakel de richtingaanwijzer links uit
Page 121 of 200

BELANGRIJK
131)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel op MAR en vervolgens op
STOP worden gezet, zonder de sleutel
uit het contactslot te nemen. Als de sleutel
uit het contactslot wordt genomen, wordt
automatisch het stuurslot ingeschakeld
waardoor het voertuig niet kan worden
bestuurd.
132)Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog
volledig op de schroefdraadpen is gedraaid
alvorens de auto te slepen.
133)Gebruik de sleepogen voor en achter
alleen voor noodgevallen op de weg. Het
is toegestaan het voertuig over korte
afstanden te slepen m.b.v. geschikte
middelen conform de
wegenverkeerswetgeving (starre stang),
om het voertuig over de weg te verplaatsen
om hem gebruiksklaar te maken voor het
slepen of voor transport met takelwagen.
Sleepogen MOGEN NIET worden gebruikt
om voertuigen off-road (d.w.z. op het
terrein) te slepen of waar hindernissen zijn
en/of voor het slepen met kabels of andere
niet-starre hulpmiddelen. In
overeenstemming met bovengenoemde
voorwaarden, moeten er voor het slepen
twee voertuigen worden gebruikt (een
slepend en een gesleept voertuig), die zich
beide zo veel mogelijk op één lijn bevinden.134)Houd er rekening mee dat tijdens het
slepen de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet
beschikbaar zijn, waardoor voor het
bedienen van het rempedaal en het sturen
meer kracht is vereist. Gebruik voor het
slepen geen soepele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Zorg tijdens het
slepen dat er geen onderdelen door de
sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Tijdens het slepen van het
voertuig moeten alle specifieke
verkeersvoorschriften in acht genomen
worden, zowel voor wat betreft de
sleepvoorziening als het gedrag op de weg.
Start de motor niet wanneer de auto wordt
gesleept.
135)In verband met de bouw van de auto,
kan de auto niet op een treinstel worden
geladen en worden vervoerd.
119
Page 171 of 200

Zodra voldoende gegevens
beschikbaar zijn, nemen de indexen op
basis van de beoordeling 5 kleuren
aan: donkergroen (zeer goed),
lichtgroen, geel, oranje en rood (zeer
slecht).
Deze index geeft de eco-vriendelijkheid
van de rijstijl weer: van 0 (laag) tot
100 (hoog).
Bij langdurige inactiviteit geeft het
display het gemiddelde van de indexen
tot het moment weer ("Gemiddelde
index") en zodra het voertuig opnieuw
wordt gestart, worden de indexen weer
in kleur en in realtime weergegeven.
Om het gemiddelde van de gegevens
van de vorige rit te controleren (met
"route" wordt de periode bedoeld vanaf
het moment dat de sleutel naar MAR
is gedraaid tot het moment dat hij naar
STOP wordt gedraaid), de toets "Vorige
route" selecteren.
De gegevens van de vorige trip kunnen
ook worden weergegeven door op de
toets "Details" (Gegevens) te drukken,
waarna de reisduur (tijd en afstand)
en de gemiddelde snelheid worden
weergegeven.Opnemen en overzetten van
reisgegevens
De reisgegevens worden opgeslagen in
het systeemgeheugen en overgebracht
door middel van een geschikt
geconfigureerde USB-geheugenstick of
door deUconnect™ LIVEApp. Op
die manier kunt u de geschiedenis van
de verzamelde gegevens, met een
volledige analyse van de routegegevens
en van uw rijstijl, weergeven.
Ga voor meer informatie naar
www.driveuconnect.eu.
WAARSCHUWING De USB-
geheugenstick niet verwijderen of de
verbinding van de smartphone met de
Uconnect™ LIVE-app verbreken,
voordat het systeem de gegevens heeft
gedownload, want anders kunnen de
gegevens verloren gaan.Tijdens de gegevensoverdracht naar de
apparaten kunnen er berichten op het
display van de autoradio verschijnen
om de gebruiker op de juiste wijze door
deze handeling te leiden; volg deze
aanwijzingen op. Deze berichten
worden alleen weergegeven als de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en als een uitschakelvertraging van het
Uconnect™-systeem is ingesteld. De
gegevens worden bij het afzetten van
de motor automatisch naar de
apparaten verzonden. Overgedragen
gegevens worden op deze manier
verwijderd uit het systeem geheugen. U
kunt kiezen om de reisgegevens al
dan niet op te slaan, door op de toets
"Settings" (Instellingen) te drukken
en door de activering van de opslag en
de overdracht naar USB of Cloud in
te stellen.
OPMERKING Als de USB-
geheugenstick vol is, worden
waarschuwingsberichten op het
radiodisplay weergegeven.
Wanneer er langere tijd geen
eco:Drive™gegevens naar de
USB-geheugenstick worden verzonden,
kan het interne geheugen van het
Uconnect™ LIVEsysteem verzadigd
raken. Volg de instructies in de
berichten op het radiodisplay.
169
Page 184 of 200

USB/iPod BRON
Om de USB/iPod modus te activeren
moet het betreffende apparaat (USB of
iPod) in de USB-poort worden
gestoken, die zich op de tunnelconsole
bevindt.
Als een USB/iPod apparaat bij
ingeschakeld systeem wordt
ingebracht, zullen de nummers die op
het apparaat aanwezig zijn afgespeeld
worden.
AUX-BRON
Om de AUX-modus in te schakelen,
een geschikt apparaat aansluiten op de
AUX-aansluiting in het voertuig.
Als een apparaat wordt ingebracht met
een AUX-stekker, dan begint het
systeem de aangesloten AUX-bron af te
spelen als deze reeds op weergave is
ingesteld.
Stel het volume in met de toets/knop
op het voorpaneel of met de
volume-instelknop op het aangesloten
apparaat.
De functie "Compensatie AUX volume"
kan alleen worden geselecteerd in de
radiomodus als de AUX-bron atief is.BELANGRIJK De functies van het
apparaat dat aangesloten is op het
AUX-stopcontact worden rechtstreeks
geregeld door het apparaat zelf; het
is niet mogelijk om nummer/map/
playlist te veranderen of start/
einde/pauze te bedienen met de
bedieningstoetsen op het voorpaneel of
die op het stuurwiel.
Laat de kabel van uw draagbare speler
niet in de AUX-aansluiting zitten om
mogelijk geruis van de luidsprekers te
voorkomen.
TELEFOONMODUS
ACTIVERING TELEFOONMODUS
Druk op de knop "Telefoon" op het
display om de telefoonmodus in te
schakelen.
OPMERKING Als u de lijst met mobiele
telefoons en ondersteunde functies
wilt te raadplegen, gaat u naar de
website www.DriveUconnect.eu.
Met de knoppen op het display kan
men:
het telefoonnummer kiezen (met
behulp van het grafische toetsenbord
op het display);
de contacten in het telefoonboek
van de mobiele telefoon weergeven en
bellen;
de contacten uit de registers van
vorige gesprekken weergeven en
bellen;
een maximum van 10 telefoons/
audioapparaten koppelen om de
toegang en de verbinding eenvoudiger
en sneller te maken;
gesprekken van het systeem naar
de mobiele telefoon en andersom
overzetten en het geluid van de
microfoon uitschakelen bij
privégesprekken.
Het geluid van de mobiele telefoon
wordt over het audiosysteem van het
voertuig uitgezonden: het systeem
schakelt automatisch het geluid van de
autoradio uit wanneer de
Telefoonfunctie wordt gebruikt.
MOBIELE TELEFOON KOPPELEN
BELANGRIJK Voer deze handeling
alleen uit bij stilstaand voertuig en onder
veilige omstandigheden; deze functie
is uitgeschakeld wanneer het voertuig
rijdt.
Hieronder wordt de
koppelingsprocedure van de mobiele
telefoon beschreven: raadpleeg in
elk geval ook de handleiding van de
mobiele telefoon.
Ga als volgt te werk voor het koppelen
van de mobiele telefoon:
182
MULTIMEDIA