stop start Abarth 500 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2019, Model line: 500, Model: Abarth 500 2019Pages: 204, PDF Size: 3.53 MB
Page 119 of 204

sluit met een tweede startkabel de
minklem (–) van de hulpaccu aan op
een massapunt
op de motor of
de versnellingsbak van de auto die
gestart moet worden;
de motor starten;
verwijder als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde
los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Abarth
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
in een andere auto is geïnstalleerd,
moet accidenteel contact tussen de
metalen delen van beide auto's
vermeden worden.
ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of
van een helling af te laten rijden.
Hierdoor kan brandstof in de
katalysator terechtkomen die hierdoor
onherstelbaar beschadigd wordt.BELANGRIJK Onthoud dat de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken zolang
de motor niet is gestart. Om die reden
is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het
stuur.
BELANGRIJK
29)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
BELANGRIJK
129)Deze startprocedure moet door
ervaren personeel verricht worden,
aangezien verkeerde handelingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke
kracht kunnen veroorzaken. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd
contact met huid en ogen. Houd open
vuur en brandende sigaretten uit de buurt
van de accu en veroorzaak geen vonken.
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
onderbreking van de
brandstoftoevoer met afzetten van de
motor als gevolg
automatische ontgrendeling van de
portieren
inschakeling van de
binnenverlichting.
Wanneer het systeem in werking treedt,
verschijnt er een bericht op het display.
BELANGRIJK Controleer de auto
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
de auto of in de buurt van de tank.
130)
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van de auto te herstellen:
draai de contactsleutel naar
de stand MAR
schakel de richtingaanwijzer rechts
in
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
schakel de richtingaanwijzer links in
117
Page 121 of 204

BELANGRIJK
131)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel op MAR en vervolgens op
STOP worden gezet, zonder de sleutel
uit het contactslot te nemen. Als de sleutel
uit het contactslot wordt genomen, wordt
automatisch het stuurslot ingeschakeld
waardoor het voertuig niet kan worden
bestuurd.
132)Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog
volledig op de schroefdraadpen is gedraaid
alvorens de auto te slepen.
133)Gebruik de sleepogen voor en achter
alleen voor noodgevallen op de weg. Het
is toegestaan het voertuig over korte
afstanden te slepen m.b.v. geschikte
middelen conform de
wegenverkeerswetgeving (starre stang),
om het voertuig over de weg te verplaatsen
om hem gebruiksklaar te maken voor het
slepen of voor transport met takelwagen.
Sleepogen MOGEN NIET worden gebruikt
om voertuigen off-road (d.w.z. op het
terrein) te slepen of waar hindernissen zijn
en/of voor het slepen met kabels of andere
niet-starre hulpmiddelen. In
overeenstemming met bovengenoemde
voorwaarden, moeten er voor het slepen
twee voertuigen worden gebruikt (een
slepend en een gesleept voertuig), die zich
beide zo veel mogelijk op één lijn bevinden.134)Houd er rekening mee dat tijdens het
slepen de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet
beschikbaar zijn, waardoor voor het
bedienen van het rempedaal en het sturen
meer kracht is vereist. Gebruik voor het
slepen geen soepele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Zorg tijdens het
slepen dat er geen onderdelen door de
sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Tijdens het slepen van het
voertuig moeten alle specifieke
verkeersvoorschriften in acht genomen
worden, zowel voor wat betreft de
sleepvoorziening als het gedrag op de weg.
Start de motor niet wanneer de auto wordt
gesleept.
135)In verband met de bouw van de auto,
kan de auto niet op een treinstel worden
geladen en worden vervoerd.
119
Page 172 of 204

eco:Drive™
Met deeco:Drive™applicatie kan uw
rijgedrag in realtime worden weergeven,
zodat u uw rijstijl kunt verbeteren voor
wat betreft brandstofverbruik en
uitstoot.
Daarnaast kunnen de gegevens worden
opgeslagen op een USB-flashdrive en
kan een gegevensanalyse worden
gemaakt op uw pc dankzij de
eco:Drive™desktopapplicatie,
beschikbaar op www.fiat.it of
www.driveuconnect.eu.
Het rijgedrag wordt geëvalueerd door
middel van vier indexen die de
volgende parameters controleren:
Acceleratie
Deceleratie
Transmissie
Snelheid
eco:Drive™ display
Druk op de toetseco:Drive™om van
deze functie gebruik te maken.
Er wordt een scherm weergegeven op
het display van de autoradio met de
4 hierboven beschreven indexen. Deze
indexen zijn grijs totdat het systeem
genoeg gegevens heeft om de rijstijl te
analyseren.Zodra voldoende gegevens
beschikbaar zijn, nemen de indexen op
basis van de beoordeling 5 kleuren
aan: donkergroen (zeer goed),
lichtgroen, geel, oranje en rood (zeer
slecht).
Deze index geeft de eco-vriendelijkheid
van de rijstijl weer: van 0 (laag) tot
100 (hoog).
Bij langdurige inactiviteit geeft het
display het gemiddelde van de indexen
tot dat moment weer ("Gemiddelde
index") en zodra de auto opnieuw
wordt gestart, worden de indexen weer
in kleur en in realtime weergegeven.
Om het gemiddelde van de gegevens
van de vorige rit te controleren (de "trip"
begint op het moment dat de
contactsleutel naar MAR is gedraaid en
stopt op het moment dat hij naar STOP
wordt gedraaid), de toets "Vorige route"
selecteren.
De gegevens van de vorige trip kunnen
ook worden weergegeven door op de
toets "Details" te drukken, waarna
de reisduur (tijd en afstand) en de
gemiddelde snelheid worden
weergegeven.
Opnemen en overzetten van
reisgegevens
De reisgegevens worden opgeslagen in
het systeemgeheugen en overgebracht
door middel van een geschikt
geconfigureerde USB-geheugenstick of
door deUconnect™ LIVEApp. Op
die manier kunt u de geschiedenis van
de verzamelde gegevens, met een
volledige analyse van de routegegevens
en van uw rijstijl, weergeven.
Ga voor meer informatie naar
www.driveuconnect.eu.
WAARSCHUWING De USB-
geheugenstick niet verwijderen of de
verbinding van de smartphone met de
Uconnect™ LIVE-app verbreken,
voordat het systeem de gegevens heeft
gedownload, want anders kunnen de
gegevens verloren gaan.
170
MULTIMEDIA
Page 185 of 204

OPMERKING Wanneer het naam-
apparaat gewijzigd wordt in de
Bluetooth®-instellingen van de tele-
foon (waar aanwezig), kan de radio het
nummer wijzigen dat afgespeeld wordt
als het apparaat via USB is aangesloten
na deBluetooth®-verbinding.
Na het updaten van de
telefoonsoftware voor eigen bediening
wordt het aanbevolen de telefoon te
verwijderen uit de lijst apparaten die
gelinkt zijn aan de radio, verwijder
de koppeling van het vorige systeem uit
de lijst metBluetooth®-apparaten op
de telefoon en maak een nieuwe
koppeling.
USB-BRON
Om de USB-modus te activeren, moet
het betreffende apparaat worden
gestoken in de USB-poort die zich op
de tunnelconsole bevindt.
Als een USB-apparaat bij ingeschakeld
systeem wordt ingebracht, zullen de
nummers die op het apparaat aanwezig
zijn, worden afgespeeld.
AUX-BRON
Om de AUX-modus in te schakelen,
een geschikt apparaat aansluiten op de
AUX-aansluiting in de auto.Als een apparaat wordt ingebracht met
een AUX-stekker, dan begint het
systeem de aangesloten AUX-bron af te
spelen als deze reeds op weergave is
ingesteld.
Stel het volume in met de toets/knop
op het voorpaneel of met de
volume-instelknop op het aangesloten
apparaat.
De functie "Compensatie AUX-volume"
kan alleen worden geselecteerd in de
radiomodus als de AUX-bron atief is.
BELANGRIJK De functies van het
apparaat dat aangesloten is op het
AUX-stopcontact worden rechtstreeks
geregeld door het apparaat zelf; het
is niet mogelijk om nummer/map/
playlist te veranderen of start/
einde/pauze te bedienen met de
bedieningstoetsen op het voorpaneel of
die op het stuurwiel.
Laat de kabel van uw draagbare speler
niet in de AUX-aansluiting zitten om
mogelijk geruis van de luidsprekers te
voorkomen.
TRIP COMPUTER
Druk op de "Ritten"-knop op het
display om de route-informatie van de
auto te bekijken.Deze functie bestaat uit de opties van
"Moment info" (“Actieradius” en “Huidig
verbruik") en twee afzonderlijke trips,
“Trip A” en “Trip B” genaamd, die de
"volledige reis" van het voertuig
onafhankelijk van elkaar bewaken.
Beide functies kunnen gereset worden
(reset - begin van een nieuwe rit): houd
hiervoor een van beide toetsen, "Trip
A" of "Trip B" ingedrukt.
TELEFOONMODUS
ACTIVERING TELEFOONMODUS
Druk op de knop "Telefoon" op het
display om de telefoonmodus in te
schakelen.
OPMERKING Als u de lijst met mobiele
telefoons en ondersteunde functies
wilt te raadplegen, gaat u naar de
website www.driveuconnect.eu.
Met de knoppen op het display kan
men:
het telefoonnummer kiezen (met
behulp van het grafische toetsenbord
op het display);
de contacten in het telefoonboek
van de mobiele telefoon weergeven en
bellen;
de contacten uit de registers van
vorige gesprekken weergeven en
bellen;
183