ESP Alfa Romeo 156 2000 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2000, Model line: 156, Model: Alfa Romeo 156 2000Pages: 291, PDF Size: 3.73 MB
Page 2 of 291
Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen.
Zoals iedere Alfa Romeo is uw
Alfa 156ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier te
garanderen.
Dit instructieboekje helpt u snel vertrouwd te raken met de eigenschappe\
n en de werking van uw auto.
De volgende pagina’s bevatten de volledige informatie waarmee u maximaal kunt profiteren va\
n uw
Alfa 156.
Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het\
in conditie houden van de auto en
milieubewust autorijden.
In het boekje “Alfa tot uw dienst” vindt u het garantiecertificaat\
en de bijbehorende voorwaarden en een
overzicht van de speciale aanvullende service voor Alfa Romeo-cliënten. Want wie een Alfa Romeo koopt, koopt
niet alleen een auto, maar ook de rust van een uitgebreide ondersteuning\
en een efficiënte, snelle en wijdvertakte
organisatie.
Wij herinneren u er bovendien aan dat Alfa Romeo hard heeft gewerkt een \
zeer ambitieus doel te bereiken: 100%
recycling. Als uw
Alfa 156buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecyc\
led,
omdat voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.RE.-project.
Dankzij dit project kunnen de Alfa Romeo-dealers uw voertuig milieuvrien\
delijk (en geheel volgens de wettelijke
normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van een nieuwe au\
to overgaat.
V eel leesplezier en een goede reis.
1
Page 20 of 291
19
De auto kan zijn voorzien van een
heupgordel voor de zitplaats middenach-
ter (fig. 22). De lengte kan worden af-
gesteld door de gordel in gesp ( A) te ver-
plaatsen. Trek in de richting van de pijl
aan deel (B) om de gordel te verkorten
en aan deel (C) om te verlengen.HENDELS AAN HET
STUUR
HENDEL LINKS (fig. 23)
– Stand A= Richtingaanwijzers
rechts.
– Stand B= Richtingaanwijzers
links.
P4U00021
fig. 22 –T
rek hendel naar het stuur
(stand zonder vergrendeling) =
Grootlichtsignaal.
– Duw hendel richting dashboard
(vergrendelde stand) = Grootlicht.
– Draaiknop (1) op O=Verlichting
uit.
– Draaiknop (1) op
6=Buitenver-
lichting aan.
– Draaiknop (1) op
2=Dimlicht
aan.
P4U00022
fig. 23
Page 28 of 291
27
Wij raden u aan de volgende pagina’s te lezen terwijl u comforta-
bel in uw nieuwe auto zit.
Zo kunt u de in dit boekje beschreven delen direct herkennen en
leert u in enkele minuten de bedieningsorganen en installaties
kennen waarmee uw nieuwe auto is uitgerust.KINDEREN VEILIG VERVOEREN........................................................................\
53
GORDELSPANNERS
........................................................................\
.......................57
AIRBAGS VOOR EN ZIJ-AIRBAGS
....................................................................58
HENDELS AAN HET STUUR
........................................................................\
.........64
INSTRUMENTEN
........................................................................\
.............................67
KLIMAATREGELING
........................................................................\
.......................77
VERWARMING EN VENTILATIE
........................................................................\
..79
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH
................................................................81
HULPVERWARMING
........................................................................\
.....................89
BEDIENINGSKNOPPEN
........................................................................\
................89
SELESPEED VERSNELLINGSBAK
........................................................................\
.94
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK Q-SYSTEM
.........................................104
INTERIEURUITRUSTING
........................................................................\
..............111
OPENDAK
........................................................................\
........................................116
BAGAGERUIMTE
........................................................................\
............................118
MOTORKAP
........................................................................\
.....................................120
KOPLAMPEN
........................................................................\
...................................121
ABS
........................................................................\
....................................................122
MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD)
........................................................124
AUTORADIO
........................................................................\
....................................125
TA NKEN MET DE ALFA 156
........................................................................\
........127
BESCHERMING VAN HET MILIEU
.....................................................................129
ALFA ROMEO CODE
........................................................................\
............pag. 28
DIEFSTALALARM
........................................................................\
............................34
PORTIEREN MET AFSTANDSBEDIENING VER-/ONTGRENDELEN
...........38
START-/CONTACTSLOT
........................................................................\
.................39
PORTIEREN
........................................................................\
......................................40
ZITPLAATSEN
........................................................................\
..................................42
STUURWIEL VERSTELLEN
........................................................................\
............46
SPIEGELS VERSTELLEN
........................................................................\
................46
RUITBEDIENING
........................................................................\
.............................48
VEILIGHEIDSGORDELS
........................................................................\
................49
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 51 of 291
50
Leg de gordel om door de onderzijde
van de gordel aan de buitenzijde van de
stoel te pakken, de gordel te geleiden
met de gesp (A-fig. 44) en de gesp
geheel in de sluiting (B-fig. 44) te
drukken.
De gordel is juist bevestigd als de gesp
hoorbaar blokkeert. Druk, om de gordels
los te maken, op knop ( C-fig. 44).
De rolautomaat blokkeert als u de gor-
del snel uittrekt, bij hard remmen of bij
botsingen.
Als de oprolautomaat blokkeert, laat
dan de gordel een stukje teruglopen en
trek de gordel vervolgens weer geleidelijk
uit.
P4U00064
fig. 44 Vi
a de rolautomaat wordt de lengte van
de gordel automatisch aangepast aan het
postuur van de drager, waarbij voldoende
bewegingsruimte overblijft.
Als de auto op een steile helling staat,
kan de rolautomaat blokkeren; dit is een
normaal verschijnsel.
Begeleid de gordel tij-
dens het teruglopen om
te voorkomen dat de
gordelband draait.
HOOGTEVERSTELLING
V AN DE VEILIGHEIDSGORDELS
VOOR
Het bovenste bevestigingspunt van de
veiligheidsgordels voor kan in vijf verschil-
lende standen worden gezet. Hierdoor is
de gordel in hoogte verstelbaar.
Pas de hoogte van de gordel altijd aan
het postuur van de inzittende aan. Dank-
zij deze voorzorgsmaatregel werkt de
gordel beter en is het risico op verwondin-
gen tijdens een botsing geringer.
De gordel is goed afgesteld als hij over
de schouder halverwege tussen nek en
uiteinde van de schouder ligt. Druk om de hoogte te regelen op knop
( A-fig. 45) van de rolautomaat en
schuif gelijktijdig beugel ( B-fig. 45)
in de gewenste stand.
fig. 45
P4U00020
Controleer na het af-
stellen altijd of de beu-
gel goed in één van de
standen is vergrendeld. Laat de
knop (A-fig. 45) los en duw de
beugel naar beneden, zodat de
bevestigingsbeugel blokkeert, als
dit nog niet was gebeurd.
Page 52 of 291
51
HEUPGORDEL VAN DE
ZITPLAATS MIDDENACHTER
(
fig. 48)
Maak de gordel vast door gesp (A) in
sluiting (B ) te drukken, totdat de gesp
hoorbaar blokkeert.
De lengte kan worden afgesteld door de
gordel in gesp (D ) te verplaatsen. Trek
aan deel (E) om de gordel te verkorten
en aan deel (F) om te verlengen.
Druk, om de gordel los te maken, op
knop (C).
BELANGRIJK De gordel is correct af-
gesteld als hij goed aansluit op het bek-
ken.
P4U00067
fig. 48
P4U00065
fig. 46 V
oor een maximale be-
scherming moeten de
gordels achter worden
vastgemaakt, zoals in fig. 46 en
fig. 47 is aangegeven.
P4U00066
fig. 47
GEBRUIK VAN DE VEILIG-
HEIDSGORDELS ACHTER
De achterbank is voorzien van drie-
punts-veiligheidsgordels met rolautomaat
voor de zijzitplaatsen en een tweepunts-
heupgordel voor de middelste zitplaats.
Bij enkele uitvoeringen is ook de middel-
ste zitplaats voorzien van een hoofdsteun
en een driepunts-veiligheidsgordel met
rolautomaat, die gelijk is aan de gordel
van de zijzitplaatsen.
Om verkeerde verbindingen te voorko-
men, passen de gespen van de zijgordels
niet in de sluiting van de middengordel.
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de
r ugleuning en leg dan de gordel om.
Als de zitplaatsen achter niet worden
bezet, gebruik dan de uitsparingen in de
r ugleuning van de achterbank om de slui-
tingen en de gordels op te bergen.
Page 53 of 291
52
ALGEMENE OPMERKINGEN
OVER HET GEBRUIK VAN
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder is verplicht zich te hou-
den aan de wettelijke voorschriften met
betrekking tot het verplichte gebruik van
de veiligheidsgordels (en de inzittenden
erop attent te maken).
Bedenk dat achterpas-
sagiers die geen gordel
dragen tijdens een ern-
stig ongeval, niet alleen zelf aan
gevaar worden blootgesteld
maar ook gevaar opleveren voor
de inzittenden voor.
Draag altijd veiligheids-
gordels, zow el voor als
achter in de auto. Rijden
zonder veiligheidsgordels ver-
groot het risico op ernstig letsel
of een dodelijke afloop bij een on-
geval.P4U00068
fig. 49 De gordelband mag niet
gedraaid zijn en moet
goed tegen het lichaam
van de inzittende aanliggen. Het
diagonale gordelgedeelte moet via
het midden van de schouder schuin
over de borst liggen. Het horizon-
tale gordelgedeelte moet over het
bekken en niet over de buik lig-
gen, zodat wordt voorkomen dat
u tijdens een botsing onder de
gordel uitschuift. Draag geen
voorwerpen (sieraden, gespen,
enz.) die een goed aansluiten van
de gordel op het lichaam van de
passagier verhinderen (fig. 49).
Gebruik de gordel niet
voor een kind dat bij een
volwassene op schoot
zit, waarbij de gordel beiden zou
moeten beschermen (fig. 50).
P4U00069
fig. 50 Als de gordel aan een
zware belasting wordt
blootgesteld (bijvoor-
beeld tijdens een ongeval), dan
moet de gordel samen met de ver-
ankeringen, bevestigingspunten en
de eventueel gemonteerde gordel-
spanners worden vervangen. Ook
als de schade niet zichtbaar is, kan
de gordel toch verzwakt zijn.
Page 80 of 291
79
VERWARMING
EN VENTILATIE
BESCHRIJVING
BEDIENINGSKNOPPEN (
fig. 82)
A-Draaiknop regeling luchttempera-
tuur; B-Draaiknop regeling aanjager-
snelheid; C-Draaiknop regeling luchtver-
deling; D-Dr ukknop in-/uitschakelen
luchtrecirculatie; E-Dr ukknop in-/uit-
schakelen achterruitverwarming.
Draaiknop voor regeling lucht-
temperatuur
Draai knop (A ) rechts- of linksom om
de temperatuur van de lucht naar het in-
terieur resp. te verhogen of verlagen Draaiknop voor regeling
aanjagersnelheid
Met knop (B) kan een van de aanjager-
snelheden worden gekozen, waardoor de
hoeveelheid lucht naar het interieur kan
worden ingesteld:
– In stand 0 wordt er uitsluitend lucht
door de rijwind (bij een rijdende auto) in
het interieur gevoerd.
– In de standen 1t/m 4worden achter-
eenvolgens de vier snelheden van de aan-
jager ingeschakeld; als u met lage snelheid
rijdt, is het raadzaam de aanjager in te
schakelen voor een betere ventilatie.
Draaiknop voor luchtverdeling
Door de draaiknop ( C) met het merk-
teken tegenover de symbolen te zetten,
kunnen de volgende standen worden ge-
kozen:
¥Luchtstroom naar de bovenste lucht-
roosters in het midden en aan de zijkant,
naar de luchtroosters in het midden, en
uit de uitstroomopeningen voor aan de
zijkant en achter. De luchtstroom kan
worden geregeld met de bedieningsorga-
nen van de luchtroosters.
Luchtstroom verdeeld over de hiervoor
beschreven luchtroosters en de uitstroom-
openingen in de beenruimten.
wLuchtstroom naar de beenruimten.
≤Luchtstroom verdeeld over voor-
r uit/zijruiten voor en de beenruimten.
-Luchtstroom naar de voorruit en
zijruiten voor ontwasemen/ontdooien.
Drukknop voor in-/
uitschakelen recirculatiefunctie
Als u knop (D) indrukt, wordt de
recirculatie ingeschakeld en gaat het be-
treffende lampje branden.
Bij ingeschakelde recirculatie komt er
geen buitenlucht meer in het interieur en
wordt voor bijvoorbeeld een snelle ver-
warming, de lucht in het interieur
direct behandeld mits de aanjager in een
stand tussen 1 en 4staat.
Druk de knop nogmaals in om de recir-
culatiefunctie uit te schakelen.
P4U00101
fig. 82
Page 83 of 291
82
BESCHRIJVING BEDIENINGS-
KNOPPEN (
fig. 83)
A- Draaiknop regeling luchttemperatuur;
B - Draaiknop regeling aanjagersnelheid;
C - Draaiknop luchtverdeling;
D - Drukknop voor in-/uitschakeling air-
cocompressor;
E - Drukknop voor in-/uitschakeling lucht-
recirculatie;
F - Drukknop voor in-/uitschakeling ach-
terruit- en spiegelverwarming.
Draaiknop voor regeling lucht-
temperatuur
Draai de knop (A ) rechts- of linksom
om de temperatuur van de lucht naar het
interieur resp. te verhogen of verlagen
Als draaiknop (B ) in stand AUTO staat
en draaiknop (A ) in een uiterste stand
wordt gedraaid (linksom/rechtsom), wor- den resp. de functies voor maximale koeling
en maximale verwarming ingeschakeld.
Draaiknop voor regeling aanja-
gersnelheid
Zet draaiknop (B):
– in stand 0 om de airconditioning volledig
uit te schakelen en de luchtrecirculatie in te
schakelen: U kunt de recirculatiefunctie uit-
schakelen met drukknop ( E). Als de draai-
knop in stand 0 staat en de recirculatie is uit-
geschakeld, kan er rijwind in de auto komen;
– kies stand AUTO voor een optimale
werking van het systeem zodat zo snel
mogelijk de gewenste temperatuur wordt
bereikt;
– kies één van de vier aanjagersnelhe-
den om de beschikbare luchthoeveelheid
te regelen en zo de gewenste tempera-
tuur te handhaven.
P4U00102
fig. 83 Draaiknop voor luchtverdeling
Door draaiknop (C) met het merkteken
tegenover de symbolen te zetten, kunnen
de volgende standen worden gekozen:
¥Luchtstroom naar de bovenste lucht-
roosters in het midden en aan de zijkant,
naar de luchtroosters in het midden, en
uit de uitstroomopeningen voor aan de
zijkant en achter.
De luchtstroom kan worden geregeld met
de bedieningsorganen van de luchtroosters.
µLuchtstroom verdeeld over de hier-
voor beschreven luchtroosters en de uit-
stroomopeningen in de beenruimten.
wLuchtstroom naar de beenruimten.
≤Luchtstroom verdeeld over voor-
r uit/zijruiten voor en de beenruimten.
-Luchtstroom naar de voorruit en
zijruiten voor ontwasemen/ontdooien.
MAX-Luchtstroom en automatische wer-
king voor een snelle ontwaseming/ont-
dooiing van de voorruit en zijruiten voor,
en verwarming van de achterruit en spie-
gels (zie paragraaf “Snelle ontwaseming
en/of ontdooiing van de voorruit, de zij-
ru iten voor en de achterruit”).
Page 95 of 291
94
SELESPEED
VERSNELLINGSBAK
(indien aanwezig)
De uitvoering 2.0 T.SPARK is leverbaar
met een elektronisch geregelde, mecha-
nische versnellingsbak “Selespeed”.
BELANGRIJK Het verdient beslist
aanbeveling om dit hoofdstuk zorgvuldig
te lezen, zodat u Selespeed op de juiste
wijze gebruikt. Hierdoor bent u vanaf het
begin op de hoogte van de juiste hande-
lingen en in staat om deze uit te voeren.
Selespeed bestaat uit een normale
mechanische versnellingsbak, waaraan
een elektronisch geregeld elektrohy-
draulisch systeem is toegevoegd. Dit sys-
teem bedient automatisch de koppeling
en regelt het overschakelen.
Het koppelingspedaal ontbreekt; om
weg te rijden hoeft u alleen het gas-
pedaal te bedienen.
De versnellingsbak kan op twee manie-
ren worden bediend:
– sequentieel (handmatig), waarbij de
bestuurder direct overschakelt met de selectorhendel op de middenconsole of de
knoppen op het stuurwiel;
– automatisch CITYwaarbij het sys-
teem beslist over het overschakelen
(deze werking kan worden gekozen met
knop B-fig. 95).
Overschakelen vindt plaats met de se-
lectorhendel (A-fig. 95), die altijd van-
zelf terugkeert in de middenstand.
Met deze hendel kan worden op- of te-
r uggeschakeld en/of de achteruit ( R) of
de vrijstand (N) worden ingeschakeld.
Op het stuur bevinden zich nog twee
knoppen (fig. 96). Met deze knoppen
kan, alleen bij een rijdende auto (met
een snelheid boven 10 km/h) worden
op- of teruggeschakeld. Als het systeem wordt ingeschakeld
door de contactsleutel in stand MARte
draaien, wordt altijd de sequentiële
(handmatige) werking ingeschakeld.
Als u tijdens de automatische werking
CITY handmatig overschakelt, dan gaat
het systeem er vanuit dat u de sequen-
tiële werking wilt inschakelen. Het sys-
teem werkt vervolgens sequentieel.
fig. 96
P4U00307
fig. 95
P4U00306A
B
Page 96 of 291
95
De ingeschakelde versnelling wordt aan-
gegeven op het display van de toeren-
teller (A-fig. 97).
De symbolen op het display zijn:
N =V rijstand;
1 =eerste versnelling;
2 =tweede versnelling;
3 =derde versnelling;
4 =vierde versnelling;
5 =vijfde versnelling;
R =Achteruit.
Bij een storing of bij voor de auto of de
versnellingsbak schadelijke bedrijfs-
omstandigheden gaat het waarschuwings-
lampje (B-fig. 97) branden en hoort u
een geluidssignaal (bijv. bij een overver-
hitte koppeling). Selespeed maakt het gebruik van de
auto aanzienlijk eenvoudiger, vermindert
de vermoeidheid als in de stad wordt ge-
reden of als vaak geschakeld moet wor-
den, en levert tegelijkertijd uitstekende
prestaties. Na ongeveer een seconde wordt op het
display de ingeschakelde versnelling weer-
gegeven (N ,1 ,2 ,3 ,4 ,5 , R ) en dooft
het waarschuwingslampje. Dit betekent
dat het hydraulische systeem in werking
is. Vanaf dat moment kunt u Selespeed
gebruiken om te schakelen.
BELANGRIJK Als na 10 seconden op
het multifunctionele display niet de inge-
schakelde versnelling wordt weergegeven
of het storingslampje blijft branden, draai
dan de contactsleutel in stand STOPen
wacht tot het display dooft. Schakel ver-
volgens het systeem opnieuw in. Als de
storing blijft bestaan, wendt u dan tot de
Alfa Romeo-dealer.
P4U00308
fig. 97
B
A
SYSTEEM INSCHAKELEN
BELANGRIJK Als u het bestuurders-
portier opent, dan schakelt Selespeed het
hydraulische deel van het systeem in, zo-
dat het systeem gereed is als de motor
wordt gestart. Deze functie kan worden
waargenomen door het draaien van de
pomp. De functie wordt uitgeschakeld als
na 10 keer openen/sluiten van het por-
tier het systeem niet met de contact-
sleutel is ingeschakeld.
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, dan gaan alle onderdelen van het
display (A-fig. 97), het waarschuwings-
lampje voor storing in versnellingsbak ( B-
fig. 97) en het opschrift CITYbranden.