gas type Alfa Romeo 159 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2011, Model line: 159, Model: Alfa Romeo 159 2011Pages: 331, PDF Size: 5.37 MB
Page 139 of 331
111
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
De prestaties van het
VDC-systeem mogen
de bestuurder er niet toe ver-
leiden onnodige en onverant-
woorde risico’s te nemen. Het
rijgedrag moet altijd worden
aangepast aan de toestand
van het wegdek, het zicht en
het verkeer. De verantwoor-
delijkheid voor de verkeers-
veiligheid ligt altijd en overal
bij de bestuurder.
OPGELET
Bij eventueel gebruik
van het noodreserve-
wiel (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten, waar voorzien)
blijft het VDC-systeem wel
werken. Het noodreservewiel
is kleiner dan de normale band
en biedt daarom minder grip
dan bij de andere banden van
de auto.
OPGELET
Voor een juiste wer-
king van het VDC-sys-
teem moeten de banden op al-
le wielen van hetzelfde merk
en type zijn. Ze moeten in goe-
de toestand en van het voor-
geschreven type, merk en
maat zijn.
OPGELET
HILL HOLDER-SYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
Dit systeem is in het VDC geïntegreerd
en helpt bij het wegrijden op een helling
omhoog. Het systeem wordt automa-
tisch ingeschakeld bij:
❒helling omhoog: stilstaande auto op
een helling van meer dan 6% met
draaiende motor, ingetrapt rem- en
koppelingspedaal en versnellingsbak
in vrij of als een andere versnelling
dan de achteruit is ingeschakeld;
❒helling omlaag: stilstaande auto op
een afdaling van meer dan 6% met
draaiende motor, ingetrapt rem- en
koppelingspedaal en ingeschakelde
achteruit.
Tijdens het wegrijden zorgt de rege-
leenheid van het VDC-systeem ervoor
dat er op de wielen wordt geremd tot-
dat het noodzakelijke motorkoppel
wordt bereikt om weg te rijden (of in ie-
der geval 1 seconde, zodat de rechter-
voet van het rempedaal naar het gas-
pedaal kan worden verplaatst).
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 111
Page 156 of 331
ROETFILTER DPF
(Diesel Particulate Filter)
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
Het roetfilter (Diesel Particulate Filter)
is een mechanisch filter in het uitlaat-
systeem dat de deeltjes in de uitlaat-
gassen van dieselmotoren opvangt.
Het roetfilter (Diesel Particulate Filter)
vangt bijna de totale hoeveelheid roet-
deeltjes op om aan de huidige/ toe-
komstige wettelijke normen te voldoen.
Tijdens het normale gebruik van de auto
registreert de inspuitregeleenheid een aan-
tal gegevens met betrekking tot het ge-
bruik (gebruiksduur, type traject, bereik-
te temperatuur, enz.) en berekent de hoe-
veelheid verzameld roet in het filter.Omdat het filter de roetdeeltjes verza-
melt, moet het regelmatig worden ge-
regenereerd (schoongemaakt) door de
roetdeeltjes te verbranden. De regene-
ratieprocedure wordt door de regeleen-
heid van de motor geregeld op basis van
de hoeveelheid opgevangen roetdeeltjes
en de bedrijfsomstandigheden van de au-
to. Tijdens de regeneratie kan het vol-
gende worden waargenomen: een be-
perkte verhoging van het stationair toe-
rental, inschakeling van de elektroven-
tilateur, een beperkte toename van de
rook uit de uitlaat en een hogere tem-
peratuur bij de uitlaat. Dit zijn geen sto-
ringen en deze situatie heeft geen in-
vloed op het milieu of het gedrag van de
auto.Als de katalysator en
het roetfilter (PDF)
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien) nor-
maal werken, kan de tempe-
ratuur hoog oplopen. Parkeer
daarom niet boven brandbare
materialen (gras, droge blade-
ren, dennennaalden, enz.):
brandgevaar.
OPGELET
128
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 128
Page 212 of 331
184
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Het reservewiel (bij
bepaalde uitvoerin-
gen/markten, waar voorzien)
is specifiek voor de auto; mon-
teer het niet op andere auto’s
en monteer geen reservewie-
len van andere auto’s. Het
noodreservewiel mag alleen in
noodgevallen worden ge-
bruikt. Het noodreservewiel
moet zo kort mogelijk worden
gebruikt en er mag niet snel-
ler dan 80 km/h mee worden
gereden. Op het noodreserve-
wiel is een sticker aangebracht
waarop de belangrijkste aan-
wijzingen en de beperkingen
staan vermeld met betrekking
tot het gebruik van het
noodreservewiel. Deze sticker
mag absoluut niet worden ver-
wijderd of afgedekt! Op het
reservewiel mag nooit een
wieldeksel worden gemon-
teerd.
OPGELET
Bij een gemonteerd re-
servewiel veranderen
de rij-eigenschappen van de
auto. Vermijd met vol gas op-
trekken, bruusk remmen en
hoge snelheden in de bochten.
Het noodreservewiel heeft een
levensduur van ongeveer
3000 km. Na deze afstand
moet de band van het noodre-
servewiel vervangen worden
door een nieuwe band van het-
zelfde type. Monteer nooit een
normale band op de velg van
het noodreservewiel. Laat het
verwisselde wiel zo snel mo-
gelijk repareren en monteren.
Gebruik nooit twee of meer
noodreservewielen. Smeer
voor montage de schroefdraad
van de wielbouten niet met
vet: de bouten kunnen loslo-
pen.
OPGELET
De krik dient uitsluitend
voor het verwisselen
van een wiel van de auto waar-
bij de krik geleverd is of voor
auto’s van hetzelfde model. Ge-
bruik de krik niet voor het op-
krikken van andere auto’s. En
beslist nooit voor het uitvoeren
van werkzaamheden onder de
auto. Als de krik niet juist ge-
plaatst wordt, kan de opge-
krikte auto van de krik vallen.
Op een sticker op de krik is het
maximum hefvermogen aange-
geven; de krik mag nooit voor
een zwaardere last worden ge-
bruikt. Het noodreservewiel is
niet geschikt voor de montage
van sneeuwkettingen. Als u een
lekke voorband (aangedreven
wiel) hebt en er moet met
sneeuwkettingen worden gere-
den, dan moet u een wiel van
de achteras afhalen en daarvoor
in de plaats het noodreserve-
wiel monteren. Op de vooras
met de aangedreven wielen zijn
dan twee normale wielen ge-
monteerd waarop sneeuwket-
tingen kunnen worden gebruikt.
OPGELET
181-222 Alfa 159 NL:181-222 Alfa 159 1ed 31-03-2009 10:33 Pagina 184
Page 224 of 331
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒Als een lamp niet brandt, controleer
dan eerst of de zekering niet door-
gebrand is, voordat u de lamp ver-
vangt: zie voor de plaats van de ze-
keringen de paragraaf “Zekeringen
vervangen” in dit hoofdstuk;
❒controleer voordat u een lamp ver-
vangt of de contacten niet zijn ge-
oxideerd;
❒vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en
vermogen;
❒als u een gloeilamp in de koplamp
hebt vervangen, controleer dan om
veiligheidsredenen altijd of de af-
stelling nog goed is;
BELANGRIJKAan de binnenzijde kan
de koplamp een beetje beslagen zijn:
dit duidt niet op een defect, maar is een
natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt
wordt door een lage temperatuur en de
luchtvochtigheidsgraad, en verdwijnt
snel als de koplampen worden inge-
schakeld. De aanwezigheid van drup-
pels aan de binnenzijde van de koplamp
duidt daarentegen op het binnendringen
van water: wendt u tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
LAMP VERVANGEN
196
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Modificaties en repara-
ties aan de elektrische
installatie die niet juist en zon-
der rekening te houden met de
technische specificaties van het
systeem worden uitgevoerd,
kunnen storingen en brandge-
vaar veroorzaken.
OPGELET
Door de hoge voe-
dingsspanning mogen
defecte gasontladingslampen
(Bixenon) uitsluitend door ge-
specialiseerd personeel wor-
den vervangen: levensgevaar!
Wendt u tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
OPGELET
Halogeenlampen be-
vatten gas onder druk.
Als de lamp stuk gaat, dan
kunnen glasdeeltjes wegsprin-
gen.
OPGELET
Halogeenlampen mag u
uitsluitend aanraken op
het metalen gedeelte. Als u de
bol met uw vingers aanraakt,
zal de lichtopbrengst van de
lamp teruglopen en kan ook de
levensduur beperkt worden.
Als de bol per ongeluk wordt
aangeraakt, reinig de bol dan
met een met wasbenzine be-
vochtigde doek en laat de lamp
drogen.
OPGELET
181-222 Alfa 159 NL:181-222 Alfa 159 1ed 31-03-2009 10:33 Pagina 196
Page 225 of 331
197
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDENB Gloeilampen met bajonet-
fitting:verwijder de lamp uit de
houder door hem iets in te druk-
ken en linksom te draaien.
C Buislampen:verwijder de lamp
door hem uit de veercontacten los
te maken.D-E Halogeenlampen: verwijder de
lamp door de borgveer los te ha-
ken uit de zitting.
F Bixenon gasontladingslam-
pen.TYPEN LAMPEN fig. 24
Op de auto zijn verschillende typen gloei-
lampen gemonteerd:
A Glasfittinglampen: geklemd
gemonteerd. Verwijder de lamp
door de lamp uit de houder te trek-
ken.
A0E0117mfig. 24
181-222 Alfa 159 NL:181-222 Alfa 159 1ed 31-03-2009 10:33 Pagina 197
Page 278 of 331
250
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDENTYPEPLAATJE
Dit bevindt zich in de motorruimte nabij
de bovenste bevestiging van de rechter
schokdemper geplaatst en bevat de vol-
gende gegevens:
A.Ruimte gereserveerd voor nummer
nationale typegoedkeuring
B.Ingeslagen chassisnummer
IDENTIFICATIEGEGE-
VENS
Het verdient aanbeveling kennis te
nemen van de identificatiegegevens
van de auto. De identificatiegegevens
zijn ingeslagen of aangebracht op
plaatjes en bevinden zich op de
volgende plaatsen fig. 1:
1- Typeplaatje
2- Carrosseriecode
3- Identificatieplaatje carrosserielak
4- Motorcode.C.Ruimte gereserveerd voor vermelding
van maximaal toelaatbare gewichten
volgens de nationale wetgeving
D.Ruimte gereserveerd voor motorty-
pe, uitvoering en eventuele aanvullen-
de gegevens
E.Ruimte gereserveerd voor correctie-
waarde voor de uitlaatrookgasmeting
(alleen dieseluitvoeringen)
F.Ingeslagen fabrikantnaam.
A0A0045mfig. 1A0E0013mfig. 2
249-270 Alfa 159 NL 17-06-2009 14:15 Pagina 250