dashboard Alfa Romeo 4C 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2016Pages: 193, PDF Size: 7.84 MB
Page 102 of 193

vervormbare onderdelen, die niet de
voorkant van de auto zijn (bijv. spatbord
tegen de vangrail);
het voertuig schuift onder andere
auto’s of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens of
vangrails); in deze situaties bieden ze
geen aanvullende bescherming ten
opzichte van de veiligheidsgordels,
zodat hun activering geen zin heeft. In
deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van
het systeem.
Frontairbag
bestuurderszijde
Deze airbag bevindt zich in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
fig. 71.
73)
Frontairbag
passagierszijde
Deze airbag bevindt zich in een speciale
ruimte in het dashboard fig. 72.
74)
FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE EN
KINDERZITJES
Het is TEN STRENGSTE VERBODEN
een kinderzitje tegen de rijrichting in te
installeren. Als bij een botsing de airbag
wordt opgeblazen, kan het kind
hierdoor dodelijke verwondingen
oplopen.
Neem ALTIJD de aanwijzingen vermeld
op het etiket op de zonneklep aan de
passagierszijde fig. 73 in acht.
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
De frontairbags kunnen in werking
treden bij heftige botsingen tegen de
onderkant van de auto (bijv. botsing
met treden, trottoirbanden, kuilen of
verkeersdrempels, enz.).
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt er een kleine hoeveelheid
poeder: dit poeder is niet schadelijk en
duidt niet op het begin van een brand.
Dit poeder kan echter de huid en ogen
irriteren: was ze in dit geval met
neutrale zeep en water.
De controle, reparatie en vervanging
van de airbags moeten door een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt
worden uitgevoerd.
Als de auto wordt gesloopt, moet het
airbagsysteem buiten werking gesteld
worden door een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
Gordelspanners en airbags worden op
71A0L0055
72A0L0056
73A0L0230
99
g
Page 105 of 193

BELANGRIJK
72)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel of op het
deksel van de passagiersairbag aan. Plaats
nooit voorwerpen op het dashboard aan
passagierszijde, omdat deze het correct
openen van de passagiersairbag kunnen
hinderen en de inzittenden kunnen
verwonden.
73)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met voorover gebogen
lichaam. Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt.
74)Instructies voor het uitschakelen van de
frontairbag aan passagierszijde zijn te
vinden in de paragraaf "Menuopties" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel". Denk eraan dat de
airbag in deze omstandigheden NIET in
werking zal treden wanneer dat nodig is
(ongeval).
75)Leun niet met uw hoofd, armen of
ellebogen tegen het portier om letsel te
voorkomen wanneer de airbag in werking
treedt.
76)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.77)Als het
lampje niet gaat branden als
de contactsleutel naar MAR wordt
gedraaid, of blijft branden tijdens het rijden
(bij sommige versies verschijnt er ook een
bericht op het display), dan is er mogelijk
een storing in de veiligheidssystemen. In
dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of (in een zeer beperkt aantal
gevallen), op onjuiste wijze geactiveerd
worden. Laat het systeem onmiddellijk
controleren door een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt alvorens verder te rijden.
78)Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking treedt.
79)Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door een Speciaal Alfa
Romeo Servicepunt controleren.
80)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Vergeet ook niet dat als de
sleutel in de stand STOP staat, er bij een
ongeval geen enkel veiligheidssysteem
(airbag of gordelspanners) wordt
geactiveerd. In dat geval duidt de
niet-activering dus niet op een storing van
het systeem.
81)Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid, gaat het
lampje
gedurende de eerste 4 seconden continu
branden. Als het lampje blijft branden, dan
betekent dit dat de bescherming voor de
passagier is uitgeschakeld; als het lampje
uitgaat dan is de bescherming van de
passagier daarentegen ingeschakeld.82)De activeringsdrempel van de
frontairbag is hoger dan die van de
gordelspanners. Bij aanrijdingen die tussen
deze twee drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
83)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd
gedragen moeten worden.
102
VEILIGHEID
g
Page 119 of 193

EEN WIEL
REPAREREN
ALGEMENE INSTRUCTIES
De auto is voorzien van de snelle
bandenreparatiekit "Fix&Go Automatic".
92) 94)
Volg onderstaande instructies om deze
te gebruiken.93) 95) 96)13)2)
"Fix&Go automatic" KIT
Deze bevindt zich in de bagageruimte.
De kit bevat:
een busje A fig. 82 met
afdichtmiddel, voorzien van: een
vulleiding B en een sticker C met
daarop het opschrift “max. 80 km/h”
die na reparatie op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats moet
worden aangebracht (bijv. op het
dashboard);
een compressor D met drukmeter en
aansluitstukken;
een informatiefolder fig. 83 met de
aanwijzingen voor een correct gebruik
van de bandenreparatiekit. Deze
informatiefolder moet worden
overhandigd aan het personeel dat de
band behandeld met deze kit moet
repareren;
een paar handschoenen in het zijvak
van de compressor;
adapters voor het oppompen van
verschillende elementen.BELANGRIJK Het afdichtmiddel werkt
bij buitentemperaturen tussen –20 °C
en +50 °C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum.
OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:97)
trek de handrem aan, draai de
ventieldop los, neem de vulleiding A
fig. 84 uit en draai de ringmoer B op het
ventiel van de band vast;
controleer of schakelaar A
fig. 85 van de compressor in stand 0
(uit) staat, start de motor, steek de
stekker in het stopcontact op de
tunnelconsole (zie fig. 86 ) en schakel
de compressor in door schakelaar A
fig. 85 in stand I (aan) te zetten;
82A0L0076
83A0L0077
84A0L0078
116
NOODGEVALLEN
g
Page 133 of 193

ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door.
Controleer eerst de toestand van de
zekering wanneer een elektrisch
onderdeel niet meer werkt: de
geleidende band A fig. 112 mag niet
onderbroken zijn.
Als dit wel het geval is, dan moet de
zekering worden vervangen door een
nieuw exemplaar met dezelfde
stroomsterkte (zelfde kleur).
110) 111)
112) 113) 114)17)
B = intacte zekering;
C = zekering met beschadigde
geleidende band.
PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
De zekeringen bevinden zich in twee
zekeringenkasten in de motorruimte en
in het interieur.
Zekeringenkast in motorruimte
Deze bevindt zich naast de accu
fig. 113: voor toegang tot de
zekeringen, de schroeven A losdraaien
en het deksel B verwijderen.
Op de achterkant van het deksel zijn de
identificatienummers van de elektrische
onderdelen die met de zekeringen
overeenkomen aangegeven.
Monteer na het vervangen van de
zekering weer het deksel B op de
zekeringenkast.
18)
Zekeringenkast in dashboard
Deze bevindt onder het dashboard in
de zone vóór de passagiersstoel.
Verwijder het beschermpaneel voor
toegang tot de zekeringenkast fig. 116,
door de hieronder beschreven
procedure te volgen:
draai de vier schroeven A
fig. 115 los;
verwijder het blok B en het plastic
deksel C om de vijfde
bevestigingsschroef te vinden;112A0L0102
113A0L0137114A0L0104
130
NOODGEVALLEN
g
Page 135 of 193

ZEKERINGENKAST IN MOTORRUIMTEfig. 114
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Koplampschakelaar (voor bepaalde versies/markten) F09 5
Eentonige claxonF10 10
12 V stopcontact/aansteker F86 15
Verwarming buitenspiegels F88 7.5
ZEKERINGENKAST IN DASHBOARDfig. 116
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Centrale portiervergrendeling F38 15
Tweeweg-ruitensproeierpomp F43 20
+30 Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
+30 Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F48 20
BELANGRIJK
110)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
111)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een hogere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR
112)Als een hoofdzekering (MAXI-FUSE, MEGA-FUSE, MIDI-FUSE) doorbrandt, neem dan contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
113)Alvorens een zekering te vervangen, controleren of de contactsleutel verwijderd is en of alle stroomverbruikers uit staan en/of zijn
uitgeschakeld.
114)Als een hoofdzekering van een veiligheidssysteem (airbags, remmen), transmissiesysteem (motor, versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
132
NOODGEVALLEN
g
Page 142 of 193

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
1750 Turbo Benzine VERSIES
km x 1000 20 40 60 80 100 120
Maanden 12 24 36 48 60 72
Laadtoestand accu controleren en zo nodig opladen●●●●●●
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning
brengen●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren
●●●●●●
Bevestigingen voertuig controleren●●●
Bevestigingen mechanische onderdelen controleren●●●●●●
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig de
sproeiers afstellen●●●●●●
Stand/slijtage wisserblad ruitenwisser controleren●●●●●●
Controleren of het slot van de bagageruimte schoon is, of de
verbindingen schoon en gesmeerd zijn●●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
koolstof monocoque, aerodynamische bodemplaat, pijpen en
slangen (uitlaat, brandstoftoevoersysteem, remmen) en rubber
elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)
●●●●●●
Conditie en slijtage remblokken en schijven voorremmen
controleren en de werking van remblokslijtagesensor controleren●●●●●●
139
g
Page 161 of 193

IDENTIFICATIEGE-
GEVENS
De identificatiegegevens van de auto
zijn:
VIN-plaat;
Chassisnummer;
Identificatieplaatje carrosserielak;
Motorcode.
VIN-PLAAT
Dit bevindt zich op de carrosserie
achter de leuning van de
bestuurdersstoel en bevat de volgende
gegevens fig. 136:
BNummer typegoedkeuring.
CIdentificatiecode autotype.
DChassisnummer.
EMax. toelaatbaar gewicht van
volgeladen auto.
FMax. toelaatbaar gewicht van
volgeladen auto met aanhangwagen.
GMax. toelaatbaar gewicht op eerste
(voor)as.
HMax. toelaatbaar gewicht op tweede
(achter)as.
IMotortype.
LCode van carrosserieversie.
MNummer voor onderdelen.
NCorrecte waarde van de
absorptiecoëfficiënt van de
rookgassen.
CHASSISIDENTIFICATIE
VIN (Voertuig Identificatie
Nummer)-plaat
Deze bevindt zich op het dashboard
onder de voorruit fig. 137.Markering
Markering A fig. 138 bevindt zich op de
bodemplaat aan passagierszijde, naast
de passagiersstoel.
Deze markering bevat de volgende
gegevens:
type auto;
chassisnummer.
IDENTIFICATIEPLAATJE
CARROSSERIELAK
Dit plaatje is aangebracht onder de
achterklep en bevat de volgende
gegevens fig. 139:
136A0L0088
137A0L0158
138A0L0089
158
TECHNISCHE GEGEVENS
g