ABS Alfa Romeo 4C 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2016Pages: 193, PDF Size: 7.84 MB
Page 47 of 193
Het ESC-systeem maakt gebruikt van
de in de auto gemonteerde sensoren
om de baan te bepalen die de
bestuurder wil volgen en vergelijkt deze
met de werkelijke baan van de auto.
Wanneer de werkelijke baan afwijkt van
de gewenste baan, grijpt het
ESC-systeem in om het overstuur of
onderstuur van de auto te corrigeren.
Overstuur: treedt op wanneer de
auto meer draait dan overeenkomstig
de hoek van het stuurwiel zou moeten.
Onderstuur: treedt op wanneer de
auto minder draait dan overeenkomstig
de hoek van het stuurwiel zou moeten.
Het ESC-systeem omvat ook de
volgende subsystemen:
ABS
EBD
CBC
DTC
ASR
HILL HOLDER
HBA
“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)
"PRE-FILL" (RAB - Ready Alert
Brake)
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart en kan alleen worden
uitgeschakeld door de "Race"-functie tekiezen. Zie voor meer informatie de
paragraaf "Alfa DNA-systeem" in dit
hoofdstuk.
INGREEP VAN HET
SYSTEEM
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het lampjeop het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en de
grip van de auto kritiek zijn.
ABS
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat de
auto ook tijdens paniekremmen onder
controle gehouden kan worden en de
remweg wordt geoptimaliseerd.
Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen of
onder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van de
auto wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
31) 32) 33) 34) 35) 36) 37)
Ingreep van het systeem
Een licht pulseren van het rempedaal en
geluid duiden op het ingrijpen van het
ABS: dit zijn volledig normale
verschijnselen.
EBD-SYSTEEM
Het EBD-systeem maakt deel uit van
het ABS-systeem en grijpt in tijdens het
remmen door de remkracht op optimale
wijze over voor- en achterwielen te
verdelen.
Dit garandeert meer remstabiliteit aan
het voertuig, door het plotselinge
blokkeren van de achterwielen en de
daaruit volgende instabiliteit van de
auto te voorkomen.
CBC-SYSTEEM
(Cornering Brake
Control)
Dit systeem grijpt in wanneer in
bochten geremd wordt, waarbij de
verdeling van de remkracht over de vier
wielen wordt geoptimaliseerd: het
systeem voorkomt dat de wielen in de
binnenbocht (minder beïnvloed door het
gewicht van de auto) blokkeren,
waardoor betere stabiliteit en richting
wordt gegarandeerd.
DTC-SYSTEEM (Drag
Torque Control)
Dit systeem is een onderdeel van het
ABS-systeem dat bij bruusk
terugschakelen ingrijpt of tijdens het
remmen wanneer het ABS ingrijpt door
het motorkoppel te regelen, zodat
44
WEGWIJS IN UW AUTO
g
Page 48 of 193
overmatige aandrijving op de
aangedreven wielen wordt voorkomen,
wat vooral bij slechte gripcondities tot
verlies van stabiliteit van de auto kan
leiden.
ASR-SYSTEEM (AntiSlip
Regulation)
29) 30) 38) 39) 40)
Dit systeem maakt deel uit van het
ESC-systeem en grijpt automatisch in
als één of beide aangedreven wielen
slippen, grip verliezen op natte wegen
(aquaplaning) en tijdens het optrekken
op glad, besneeuwd of met ijzel bedekt
wegdek, enz.
Afhankelijk van de slipcondities, kunnen
twee verschillende regelsystemen
worden geactiveerd:
als beide aangedreven wielen
doorslippen, grijpt het ASR-systeem in
door het door de motor doorgegeven
vermogen te reduceren;
als slechts één aangedreven wiel
doorslipt, grijpt het ook automatisch in
door het doorslippende wiel af te
remmen.
Ingreep van het systeem
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het lampje
op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en de
grip van de auto kritiek zijn.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem en assisteert de
bestuurder bij het wegrijden op
hellingen in de volgende gevallen:
op een helling: als de auto stilstaat
op een weg met een hellingsgraad van
meer dan 5% met draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met
ingeschakelde versnelling (andere dan
achteruit);
op een afdaling: als de auto stilstaat
op een weg met een hellingsgraad van
meer dan 5% met draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en ingeschakelde
achteruitversnelling.
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal 2
seconden, zodat de bestuurder de tijd
heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
Als na 2 seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens deze fase kan een typisch
mechanisch geluid hoorbaar zijn. Dit
geluid wijst erop dat het voertuig weldra
in beweging zal komen.BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem
is geen parkeerrem; laat het voertuig
dus nooit achter zonder de handrem te
hebben aangetrokken, de motor te
hebben uitgeschakeld en de eerste
versnelling te hebben ingeschakeld,
zodat het geparkeerde voertuig in
veilige omstandigheden verkeert (lees
ook de paragraaf "Parkeren" in het
hoofdstuk "Starten en rijden").
BELANGRIJK Er kunnen situaties op
kleine hellingen (minder dan 8%)
voorkomen waarin, bij beladen auto,
het Hill Holder-systeem niet in werking
treedt en de auto zich iets naar
achteren verplaatst, waardoor het risico
op een botsing met een ander voertuig
of voorwerp toeneemt. De bestuurder is
in elk geval verantwoordelijk voor een
veilige rijstijl.
HBA-SYSTEEM
(Hydraulic Brake Assist)
41) 42) 43)
Het HBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van de auto tijdens
noodremmen te verbeteren. Het
systeem detecteert het noodremmen
door de snelheid en de kracht waarmee
het rempedaal wordt ingetrapt te
controleren en past vervolgens de
optimale remdruk toe. Dit kan de
remweg verkorten en dus vormt het
HBA-systeem een aanvulling op het
ABS.
Er wordt maximale assistentie van het
45
g
Page 49 of 193
HBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt.
Tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om zo veel
mogelijk uit het systeem te halen.
Verminder niet de druk op het
rempedaal zolang geremd moet
worden.
Het HBA-systeem wordt uitgeschakeld
wanneer het rempedaal wordt
losgelaten.
“ELECTRONIC Q2”-
SYSTEEM (“E-Q2”)
Het "Electronic Q2"-systeem grijpt in bij
acceleratie in bochten door het
binnenwiel af te remmen en hierdoor de
aandrijving van het buitenwiel te
verbeteren (die meer van het
autogewicht draagt): het koppel wordt
op die manier op optimale wijze over de
aangedreven wielen verdeeld,
afhankelijk van de rijomstandigheden en
het wegdek, waardoor een bijzonder
effectieve, sportieve rijstijl wordt bereikt.
"PRE-FILL"-SYSTEEM
(RAB - Ready Alert
Brake)
(alleen bij ingeschakelde "Dynamic"- of
"Race"-functie)
Deze functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer het gaspedaal
snel wordt losgelaten, door de slag van
het remblok (zowel voor als achter) te
verminderen. Dit heeft als doel om hetremsysteem voor te bereiden en zijn
reactievermogen te verbeteren,
waardoor de remafstand bij het
volgende remmen afneemt.
BELANGRIJK
26)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
27)Het ESC-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig grip
of aquaplaning.
28)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
29)Voor een goede werking van het
ASR-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
30)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is de auto
voorzien van de systemen ESC en ASR.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan de
conditie van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is altijd
verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid.
31)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling aan het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de wegomstandigheden.32)Een inrijperiode van circa 500 km is
vereist om het beste uit het remsysteem te
halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.
33)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van
de banden op het wegdek is bereikt:
verlaag de snelheid en pas deze aan de
beschikbare grip aan.
34)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
35)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
36)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
37)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
38)Het ASR kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
39)Het ASR-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig grip
of aquaplaning.
40)De capaciteiten van het ASR mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
46
WEGWIJS IN UW AUTO
g
Page 51 of 193
transmissie:standaard respons.
“Dynamic” MODUS
Inschakeling
Verplaats hendel A fig. 47 omhoog
(naar letter “d”) en houd hem
gedurende een halve seconde in deze
stand tot de bijbehorende led gaat
branden en de inschakelingsindicatie
"Dynamic" op het display verschijnt.
Wanneer de "Dynamic" modus is
ingeschakeld, wordt automatisch het
scherm met de druk van de
turbocompressor (bar) en de
motorolietemperatuur (°C) weergegeven
fig. 49:
Na het loslaten keert hendel A terug
naar de middelste stand.
ESC- en ASR-systemen:
activeringsdrempels voor een
aangenamere, sportievere rijstijl, waarbijstabiliteit van het voertuig wordt
verzekerd.
"Electronic Q2" systeem:het
systeem is gekalibreerd om de tractie te
verhogen bij acceleratie in bochten,
voor een maximale wendbaarheid van
het voertuig.
Motor en versnellingsbak/
transmissie:toepassing van sportieve
kenvelden.
BELANGRIJK In "Dynamic" wordt de
gevoeligheid van het gaspedaal
aanzienlijk vergroot. Daarom is het
rijden minder vloeiend en comfortabel.
Uitschakeling
Om de “Dynamic” modus uit te
schakelen en terug te keren naar
“Natural”, hendel A fig. 47 omlaag
zetten (naar letter “a”) en een halve
seconde in deze stand houden. In dit
geval gaat de led van de “Natural”
modus branden en wordt de
inschakelingsindicatie “Natural” op het
display weergegeven.
“Race” MODUS
Inschakeling
Verplaats hendel A fig. 47 omhoog
(naar letter “d”) en houd hem
gedurende 5 seconden in deze stand
tot de inschakelingsindicatie "Race" op
het display verschijnt. Wanneer de
"Race" modus ingeschakeld is, wordt
het scherm meter acceleratie in de
lengte/zijwaarts (G-meter informatie)automatisch weergegeven. Deze houdt
rekening met versnelling t.g.v. de
zwaartekracht (G) fig. 50.
ESC- en ASR-systemen:de
systemen worden uitgeschakeld om het
maximale gevoel van sportief rijden te
garanderen, waarbij de bestuurder
volledige controle krijgt over het
voertuig. Wanneer het voertuig in een
onstabiele toestand komt, wordt het
ESC automatisch weer ingeschakeld
als het rempedaal wordt ingetrapt tot
het ABS in werking treedt, waarmee het
voertuig wordt teruggebracht in een
stabiele toestand.
"Electronic Q2" systeem:het
systeem is gekalibreerd om de tractie te
verhogen bij acceleratie in bochten,
voor een maximale wendbaarheid van
het voertuig.
49A0L0110
50A0L0111
48
WEGWIJS IN UW AUTO
g
Page 77 of 193
BELANGRIJK
59)Als hetwaarschuwingslampje niet dooft wanneer de sleutel naar MAR wordt gedraaid of als het blijft branden tijdens het rijden (terwijl
er ook een bericht op het display wordt weergegeven), dan kan er iets mis zijn met de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet in werking treden bij een ongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in werking treden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door een speciaal Alfa Romeo Servicepunt alvorens verder te rijden.
60)Een storing van het
lampje wordt aangegeven door het langer dan de gebruikelijke 4 seconden knipperen van hetwaarschuwingslampje. Bovendien schakelt het airbagsysteem de airbag aan passagierszijde automatisch uit. In dat geval kan hetlampje een eventueel probleem met het airbagsysteem misschien niet aangeven. Laat het systeem onmiddellijk controleren door een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt alvorens verder te rijden.
Waarschuwingslampjes
op
instrumentenpaneelWat het betekent Wat te doen
geelSTORING AIRBAG
Als de contactsleutel naar de stand MAR wordt
gedraaid, gaat dit lampje branden. Na enkele seconden
moet het doven.
Het lampje gaat branden om een systeemstoring aan te
geven. In dit geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de extra prestaties van het
ABS-systeem.
Op het display verschijnt een speciaal bericht.Rijd zeer voorzichtig en neem zo snel mogelijk contact
op met een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
74
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
g
Page 92 of 193
BELANGRIJK
6)Als hetlampje tijdens het rijden gaat branden, zet dan de motor onmiddellijk af en neem contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
BELANGRIJK
62)Wanneer het digitale lampje gaat branden, moet de afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk geval binnen 500 km nadat het
lampje voor het eerst ging branden, worden ververst. Het niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor
en de garantie ongeldig maken. Vergeet niet dat het knipperen van het digitale lampje niets te maken heeft met het oliepeil in de motor; voeg
dus absoluut geen motorolie toe als het lampje begint te knipperen.
63)Wanneer het lampje tijdens het rijden gaat knipperen, neem dan contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
89
g
Page 151 of 193
BELANGRIJK
22)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig.
23)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
24)Vul geen olie bij met andere kenmerken
dan de olie waarmee de motor is gevuld.
25)PARAFLU
UPantivriesvloeistof wordt
gebruikt in het motorkoelsysteem; gebruik
voor het bijvullen hetzelfde vloeistoftype als
het type dat al in het koelsysteem zit.
PARAFLU
UPmag niet met andere typen
antivriesvloeistoffen worden gemengd. Als
er toch bijgevuld is met een ongeschikt
product, start dan in geen enkele
omstandigheid de motor en neem contact
op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
26)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
27)Wees uiterst voorzichtig bij het bijvullen
van de remvloeistof, het zou kunnen lekken
uit de verlengbuis en terechtkomen onder
de motorkap en op delen van de
carrosserie en de voorruit, waardoor deze
gaan roesten en beschadigd raken.
Gebruik geschikte bescherming (bijv.
absorberend papier) om dit risico zo veel
mogelijk te beperken.
BELANGRIJK
118)De Alfa Romeo 4C is ontworpen en
gefabriceerd voor gebruik op de weg, in
overeenstemming met de wettelijke
bepalingen die op dit gebied van kracht
zijn. Het gebruik van het voertuig op het
circuit moet beschouwd worden als
incidenteel en valt in ieder geval onder de
verantwoordelijkheid van de gebruiker. Er
MOGEN GEEN veranderingen aan het
voertuig worden aangebracht en er mag
op geen enkele wijze aan geknoeid
worden, dit zou van invloed zijn op de
typegoedkeuring van de Fabrikant en/of de
veiligheidsvereisten. Het gebruik van een
voertuig waaraan wijzigingen zijn
aangebracht of waaraan geknoeid is,
ontheft de Fabrikant van elke
aansprakelijkheid voor het product en kan
mensen blootstellen aan ernstige risico's.
119)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
120)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar
voor brandwonden.
121)Wacht voor het bijvullen van de olie
tot de motor is afgekoeld alvorens de
vulplug los te maken. Dit geldt in het
bijzonder voor auto's met een aluminium
vulplug (voor bepaalde versies/markten).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!122)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang, indien nodig, de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking van
het systeem niet negatief te beïnvloeden.
Draai bij warme motor de dop van het
reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
123)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeiervloeistofreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht. Herhaaldelijke
werking van het systeem zonder vloeistof
kan leiden tot schade aan of snelle
verslechtering van sommige
systeemcomponenten.
124)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn ontvlambaar.
De motorruimte omvat warme onderdelen
die bij contact met de vloeistof brand
kunnen veroorzaken.
125)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
126)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubberen pakkingen in het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.
148
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 158 of 193
INTERIEUR
137) 138)
Controleer regelmatig of het interieur
schoon is, onder de matten, ook om
beschadigingen aan de koolstofdelen te
voorkomen.
Om de matten in het interieur te
verwijderen en weer op hun plaats te
leggen, als volgt te werk gaan:
draai de bouten met vouwring A
fig. 135 los, aan bestuurders- en
passagierszijde;
trek de klittenbandstrips B uit elkaar
in het voorste deel onder de matten, til
de matten op van de vloer.
Leg de matten weer op de vloer,
controleer of de openingen aan de
achterkant van de matten samenvallen
met de zittingen van de bouten op de
vloer.
Ga als volgt te werk om de matten weerop hun plaats te leggen:
draai de bouten met vouwring A
fig. 135 vast in de zittingen op de vloer;
plak de klittenbandstrips van de
matten aan die op de vloer, oefen een
lichte druk uit en controleer of de
matten goed vast zitten.
139)
STOELEN EN STOFFEN
OF MICROVEZEL
BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Om de bekleding van
microvezel beter schoon te kunnen
maken (inclusief die van het stuurwiel,
voor bepaalde versies/markten)
adviseren wij u de borstel vochtig te
maken. Reinig de stoelen met een
spons bevochtigd met een oplossing
van water en neutrale zeep.
LEDEREN STOELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Verwijder het droge vuil met een
zeemleren lap of een iets vochtige
doek, zonder al te veel druk uit te
oefenen. Verwijder vlekken van
vloeistoffen of vet met een
absorberende, droge doek zonder te
wrijven. Reinig vervolgens met een
zachte doek of een zeemleren lap
bevochtigd met water en neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is,
gebruik dan een speciaal
reinigingsmiddel en volgt deaanwijzingen strikt op.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.
Controleer of de gebruikte
reinigingsproducten geen alcohol of
alcoholderivaten, zelfs niet in kleine
hoeveelheden bevatten.
KUNSTSTOF, KOOLSTOF
EN GECOATE
INTERIEURDELEN
Reinig kunststof interieurdelen en
zichtbare koolstof delen met een
vochtige doek (bij voorkeur een
microvezeldoek) en een oplossing van
water en een neutraal, niet-schurend
reinigingsmiddel. Gebruik voor het
reinigen van olieachtige of hardnekkige
vlekken speciale producten zonder
oplosmiddelen die het originele
voorkomen en de kleur van de
interieurdelen niet veranderen.
Verwijder stof met een microvezeldoek,
eventueel bevochtigd met water. Het
gebruik van papieren doekjes wordt
afgeraden, aangezien deze resten
achterlaten.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol,
benzine of afgeleide producten om het
glas van het instrumentenpaneel te
reinigen.
135A0L0143
155
g
Page 161 of 193
IDENTIFICATIEGE-
GEVENS
De identificatiegegevens van de auto
zijn:
VIN-plaat;
Chassisnummer;
Identificatieplaatje carrosserielak;
Motorcode.
VIN-PLAAT
Dit bevindt zich op de carrosserie
achter de leuning van de
bestuurdersstoel en bevat de volgende
gegevens fig. 136:
BNummer typegoedkeuring.
CIdentificatiecode autotype.
DChassisnummer.
EMax. toelaatbaar gewicht van
volgeladen auto.
FMax. toelaatbaar gewicht van
volgeladen auto met aanhangwagen.
GMax. toelaatbaar gewicht op eerste
(voor)as.
HMax. toelaatbaar gewicht op tweede
(achter)as.
IMotortype.
LCode van carrosserieversie.
MNummer voor onderdelen.
NCorrecte waarde van de
absorptiecoëfficiënt van de
rookgassen.
CHASSISIDENTIFICATIE
VIN (Voertuig Identificatie
Nummer)-plaat
Deze bevindt zich op het dashboard
onder de voorruit fig. 137.Markering
Markering A fig. 138 bevindt zich op de
bodemplaat aan passagierszijde, naast
de passagiersstoel.
Deze markering bevat de volgende
gegevens:
type auto;
chassisnummer.
IDENTIFICATIEPLAATJE
CARROSSERIELAK
Dit plaatje is aangebracht onder de
achterklep en bevat de volgende
gegevens fig. 139:
136A0L0088
137A0L0158
138A0L0089
158
TECHNISCHE GEGEVENS
g
Page 177 of 193
TANKEN
1750 Turbo Benzine
Voorgeschreven brandstoffen /
Originele smeermiddelen
liter kg
Brandstoftank 40 -
Loodvrije benzine met octaangetal van ten
minste 95 RON (specificatie EN228)
inclusief een reserve van 4 - 5 -
Motorkoelsysteem 10,6 9,4Mengsel van gedestilleerd water en
PARAFLU-vloeistof
UP
50%(*)
Carterpan 5,4 4,6
SELENIA SPORT POWER
Carterpan en filter 5,8 5,0
Versnellingsbak-/differentieelhuis: 1,88 1,6 TUTELA TRANSMISSION GEARTECH
Hydraulisch activeringssysteem
versnellingsbak1,45 1,2 TUTELA CS SPEED
Hydraulisch remcircuit met ABS
(antiblokkeersysteem van de wielen)0,52 0,56 TUTELA TOP 4
Ruitensproeiervloeistofreservoir: 1,9 1,7Mengsel van water en TUTELA
PROFESSIONAL SC 35
(*) Wanneer de auto onder bijzonder extreme klimaatomstandigheden wordt gebruikt, adviseren wij een 60/40 mengsel van PARAFLUUPen gedemineraliseerd
water.
174
TECHNISCHE GEGEVENS
g