sensor Alfa Romeo 4C 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2020, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2020Pages: 156, PDF Size: 3.36 MB
Page 40 of 156

KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTEN- PANEEL
38
Lampjes op het paneelBetekenisWat te doen
In elke situatie waarin op het display het bericht
“Raadpleeg instructieboek” wordt weergegeven, is het
van ESSENTIEEL belang om de inhoud van de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk “Technische gegevens” te
raadplegen, en moeten de aanwijzingen die u daarin vindt
strikt worden opgevolgd.
Lage bandenspanning - Zie handleiding
Het waarschuwingslampje gaat branden en er verschijnt
een speciaal bericht op het display, om aan te geven dat
de bandenspanning lager is dan de aanbevolen waarde
en/of dat de band langzaam spanning verliest. Onder deze
omstandigheden kunnen de optimale levensduur van de
banden en het brandstofverbruik niet gegarandeerd
worden.
Indien twee of meer banden zich in de bovengenoemde
toestand bevinden, worden de aanduidingen m.b.t. iedere
band in volgorde op het display weergegeven.
Neem zo snel mogelijk contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt. TPMS-systeemstoring
Het lampje gaat branden wanneer er een storing in het
TPMS wordt gedetecteerd.
Als op een of meerdere wielen geen sensoren zijn
gemonteerd, verschijnt er een bericht op het display tot
de oorspronkelijke condities zijn hersteld.BELANGRIJK Rijd niet verder met een of meerdere lekke
banden, dit kan de bestuurbaarheid van de auto in gevaar
brengen. Breng het voertuig tot stilstand, voorkom bruusk
remmen en sturen. Repareer de band(en) onmiddellijk met
behulp van de speciale kit (zie de paragraaf “Een wiel
repareren” in het hoofdstuk “Noodgevallen”) en neem zo
snel mogelijk contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt. TPMS-SYSTEEM
Page 46 of 156

KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTEN- PANEEL
44
Lampjes op het paneelBetekenisWat te doen
BRANDSTOFRESERVE / BEPERKTE ACTIERADIUS
Het digitale lampje op het display gaat branden wanneer
er nog ongeveer 4 - 5 liter brandstof in de tank zit.
SENSORSTORING BRANDSTOFRESERVE / BEPERKTE
ACTIERADIUS
Het digitale waarschuwingslampje gaat branden op het
display wanneer er een storing in de
brandstofreservesensor wordt gedetecteerd.
Het bijbehorende bericht wordt op het display
weergegeven.
CRUISECONTROL
(waar aanwezig)
Het digitale lampje gaat branden wanneer de
contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar
als de cruisecontrolfunctie is uitgeschakeld moet het
enkele seconden later uitgaan.
Het lampje gaat branden wanneer de knop van de
cruisecontrol in de stand ON wordt gedraaid (zie de
paragraaf “Cruisecontrol” in dit hoofdstuk).
Het bijbehorende bericht wordt op het display
weergegeven.
ONTWASEMEN / ONTDOOIEN VAN BUITENSPIEGELS
Het digitale lampje op het display gaat branden wanneer
de knop op het bedieningspaneel wordt ingedrukt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
24
Page 48 of 156

KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTEN- PANEEL
46
Lampjes op het paneelBetekenisWat te doen
ALGEMENE STORINGSMELDING
(waar aanwezig)
Het symbool wordt in de onderstaande gevallen op het
display weergegeven.
Motoroliedruksensor
Het symbool verschijnt wanneer er een storing in de
motoroliedruksensor wordt gedetecteerd. Op het display
verschijnt een speciaal bericht.Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met een
speciaal
Alfa Romeo Servicepunt, om het
probleem te laten verhelpen.
Bericht oververhitte koppeling
Het symbool
gaat branden en er verschijnt een bericht
op het display om aan te geven dat de koppeling
oververhit is.
Als u verder rijdt, verdwijnt het symbool
en gaat het
lampje branden (op bepaalde versies samen met een
bericht op het display) om een storing in de
versnellingsbak aan te geven.
Als het symbool gaat branden en een bericht op het
display wordt weergegeven, beperk dan het schakelen
en/of wijzig de gebruiksomstandigheden, totdat de
normale bedrijfsomstandigheden zijn hersteld.
Als het waarschuwingslampje gaat branden
(bij sommige versies verschijnt er een bericht op het
display) stop dan onmiddellijk, trek de handrem aan, zet
de motor af en wacht 5 minuten: hierna zullen de normale
bedrijfsomstandigheden van de versnellingsbak
hersteld zijn.
Als de storing van de versnellingsbak voortduurt, contact
opnemen met het Speciale Alfa Romeo Servicepunt
BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM
Het symbool en het bijbehorende bericht verschijnen in de
volgende gevallen op het display.
❒ interventie brandstofafsluitsysteem:
het gele symbool gaat branden;
❒ storing brandstofafsluitsysteem:
het rode symbool gaat branden.Zie, om het brandstofafsluitsysteem weer in te schakelen,
de beschrijving in het deel “Brandstofafsluitsysteem” in
het hoofdstuk “Noodgevallen”. Als de brandstoftoevoer
niet hersteld kan worden, neem dan contact op met een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
s è
Page 49 of 156

47
Lampjes op het paneelBetekenisWat te doen
ACHTERKLEP OPEN
Het symbool en het bijbehorende bericht verschijnen op
het display.
MOGELIJK IJS OP DE WEG
Het symbool en het bijbehorende bericht verschijnen op
het display wanneer de buitentemperatuur gelijk is aan of
lager is dan 3°C.
BELANGRIJK Indien er een storing is in de
buitentemperatuursensor, worden de cijfers die de
waarde aangeven door streepjes vervangen.
STORING REMLICHTEN
Wanneer een storing in de remlichten wordt
gedetecteerd, worden het symbool en het bijbehorende
bericht op het display weergegeven.De storing kan de volgende oorzaken hebben: lamp
doorgebrand, zekering doorgebrand of elektrische
verbinding onderbroken.
STORING PARKEERSENSOREN
Het symbool en het bijbehorende bericht verschijnen op
het display als er een storing is in een parkeersensor.
WEERGAVE GESELECTEERDE RIJMODUS
(Alfa DNA-systeem)
Op het display worden een letter (d, n, of a) die
overeenkomt met de actieve rijmodus (dynamic of race,
normal, all weather) en een speciaal bericht weergegeven.
R
T
t
Page 56 of 156

VEILIGHEID
54
Het TPMS maakt gebruik van draadloze
apparaatjes met elektronische sensoren
die op de wielvelgen zijn gemonteerd om
voortdurend de bandenspanning te
controleren.
De sensoren die op elk wiel als deel van
het ventiel gemonteerd zijn, verzenden
diverse gegevens van de banden naar de
ontvangermodule, om de spanning te
kunnen berekenen.
BELANGRIJK De controle en het behoud
van de juiste spanning van alle banden
zijn zeer belangrijk.Waarschuwing lage spanning
bandenspanningscontrolesysteem
43) 44) 45) 46) 47) 48) 49) 50) 51)
Het systeem waarschuwt de bestuurder
als een of meer banden leeg zijn met een
continu knipperend
waarschuwingslampje
nen speciale
berichten op het display.
Stop in dit geval de auto zo snel mogelijk,
controleer de bandenspanning van elke
band en blaas ze op tot de
voorgeschreven koude bandenspanning.
Het systeem wordt automatisch
bijgewerkt en zodra de informatie over
de herstelde bandenspanning is
ontvangen, dooft het
waarschuwingslampje.
Het kan nodig zijn om 20 minuten met
een snelheid van meer dan 20 km/h te
rijden om ervoor te zorgen dat het
systeem deze informatie ontvangt.
32A0L0113
Storingen in de werking van het TPMS
Een systeemstoring wordt gemeld door
het speciale waarschuwingslampje
ndat eerst 75 seconden knippert en
daarna vast blijft branden. Dit kan in een
van de volgende situaties gebeuren:
❒ Interferentie veroorzaakt door
elektronische apparatuur of door de
nabijheid van RF-emissies die lijken op
die van de TPMS-sensoren.
❒ Toepassing van donkere folie die met
de signalen van de radiogolven
interfereert.
❒ Aanwezigheid van sneeuw of ijs op de
wielen of de wielkasten.
❒ Gebruik van sneeuwkettingen.
❒ Gebruik van wielen/banden zonder
TPMS-sensoren.
Page 57 of 156

55
WerkingSensor aanwezig op wiel
gemonteerd op voertuigFoutaanduidingTe treffen maatregel
–
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door andere me
een andere maat (*)–
NEE
JA
JAJA
JA
NEE
NEENeem contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt
Neem contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt
–
–
(*) Weergegeven als een alternatief in het Instructieboek of op het registratiecertificaat;
verkrijgbaar bij Lineaccessori Alfa Romeo. Raadpleeg, voor een juist gebruik van het systeem, onderstaande tabel wanneer de wielen/banden moeten worden vervangen:
Page 58 of 156

VEILIGHEID
56
43)De aanwezigheid van het TPMS-
systeem ontslaat de bestuurder niet van
de verplichting om de bandenspanning
regelmatig te controleren, met inbegrip
van het reservewiel.
44)Controleer de bandenspanning bij
koude banden. Als de bandenspanning om
welke reden dan ook bij warme banden
moet worden gecontroleerd, dan mag de
spanning niet worden verlaagd, ook
wanneer de gemeten waarde hoger is dan
de voorgeschreven waarde. Herhaal de
controle wanneer de banden koud zijn.
45)Als een of meerdere wielen zonder
sensoren zijn gemonteerd, dan is het
systeem niet langer beschikbaar. Hierbij
gaat het TPMS-waarschuwingslampje
korter dan een minuut knipperen voordat
het continu blijft branden, en wordt een
bericht op het display getoond zolang er
geen 4 wielen met sensoren gemonteerd
worden.
46)Het TPMS-systeem waarschuwt niet
bij een plotselinge afname van de
bandenspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Breng in dergelijke gevallen de
auto tot stilstand en voorkom bruuske
stuurbewegingen.
47)Wanneer standaardbanden moeten
worden vervangen door winterbanden (en
omgekeerd), moet het TPMS hierop
worden afgesteld. Dit mag alleen door
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt
worden verricht.
BELANGRIJK48)Veranderingen in de
buitentemperatuur kunnen variaties in de
bandenspanningen veroorzaken. Het
TPMS-systeem kan tijdelijk een
onvoldoende spanningswaarde aangeven.
Controleer in dergelijke gevallen de
bandenspanning bij koude banden en
herstel zo nodig de juiste
spanningswaarde.
49)Wanneer een wiel wordt vervangen, is
het raadzaam ook de rubberen
ventielpakking te vervangen: neem
contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt. De montage/demontage van
een band en/of velg vereist specifieke
voorzorgsmaatregelen; om schade of een
verkeerde montage van de sensoren te
voorkomen, mogen deze werkzaamheden
alleen door gespecialiseerd personeel
worden uitgevoerd. Neem contact op met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
50)Sterke radiofrequentie-interferentie
kan de regelmatige werking van het
TPMS-systeem verhinderen. Dit wordt
aangegeven met een bericht op het
display. Het bericht verdwijnt
automatisch zodra de interferentie is
verdwenen.51)De bij de auto geleverde
bandenreparatiekit (“Fix&Go Automatic”)
(waar aanwezig) is compatibel met de
TPMS-sensoren; als andere
afdichtmiddelen dan die in de originele kit
worden gebruikt, kan dit de werking
nadelig beïnvloeden. Als andere dan de
originele afdichtmiddelen worden
gebruikt, wordt geadviseerd de
TPMS-sensoren te laten controleren door
een gekwalificeerd reparatiecentrum.
Page 69 of 156

STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN............................................................................................. 68
PARKEREN ................................................................................................................... 69
TCT-VERSNELLINGSBAK MET DUBBELE KOPPELING ..................... 70
CRUISECONTROL .................................................................................................... 75
PARKEERSENSOREN............................................................................................. 77
TANKEN .........................................................................................................................79
Laten we meteen ter zake komen en kijken hoe u de
mogelijkheden van uw auto optimaal kunt benutten.
We zullen u laten zien hoe u uw auto onder
alle omstandigheden veilig kunt besturen
voor een plezierige en zuinige rijervaring.
Page 79 of 156

77
PARKEERSENSOREN
(waar aanwezig)
Ze zitten in de achterbumper
fig. 49 en detecteren de aanwezigheid
van obstakels achter het voertuig en
waarschuwen de bestuurder met een
intermitterend geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het voertuig dichter
bij het obstakel komt.
49A0L0043
ZOEMER
Wanneer de achteruitversnelling is
ingeschakeld en er een obstakel achter
de auto is, klinkt er een geluidssignaal
met een frequentie die varieert op basis
van de afstand van het obstakel ten
opzichte van de bumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒ neemt toe naar gelang de afstand
tussen de auto en het obstakel kleiner
wordt, wanneer de afstand ongeveer
30 cm bedraagt klinkt het signaal
continu;
❒ neemt af als de afstand tot het
obstakel groter wordt, tot het signaal
volledig stopt;
❒ is constant als de afstand tussen het
voertuig en het obstakel onveranderd
blijft;
❒ als deze situatie de sensoren aan de
zijkant betreft, zal het signaal na
ongeveer 3 seconden stoppen om,
bijvoorbeeld, aanwijzingen te voorkomen
tijdens manoeuvres langs een muur.
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
AANWIJZINGEN OP HET DISPLAY
(waar aanwezig)
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm van
fig. 50 op het display.
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel ten opzichte
van de auto wordt gegeven door zowel
het geluidssignaal als de weergave op het
instrumentenpaneel.
Bij meerdere obstakels wordt de
dichtstbijzijnde aangegeven.
50A0L0044
Page 80 of 156

STARTEN EN RIJDEN
78
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
81)
8)
Let tijdens parkeermanoeuvres in
bijzondere mate op obstakels die zich
boven of onder de sensoren kunnen
bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen
voorwerpen in de buurt van de auto niet
gedetecteerd worden en kunnen zo
schade aan de auto veroorzaken of zelf
beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen de
werking van de parkeersensoren
beïnvloeden:
❒ de aanwezigheid van ijs, sneeuw,
modder of dikke verf kunnen leiden tot
verminderde gevoeligheid van de
sensoren en afname van de prestaties
van het systeem;
❒ de sensor zou door mechanische
storingen, zoals het wassen van de auto,
regen- (met sterke wind) of hagelbuien,
niet-bestaande obstakels kunnen
detecteren (“echostoring”);
❒ de signalen die door de sensor
verstuurd worden, kunnen ook worden
beïnvloed door de aanwezigheid van
ultrasone systemen (zoals
luchtdrukremmen van vrachtwagens of
pneumatische boren) in de buurt van het
voertuig;
❒ de werking van het
parkeerhulpsysteem kan tevens
beïnvloed worden door wijzigingen van de
positie van de sensor, veroorzaakt door
een verandering in de geometrie (door
slijtage van onderdelen van de
wielophanging), als de banden verwisseld
zijn, een overbelaste auto, of afstellingen
waardoor de auto lager komt te liggen.
81)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere gevaarlijke
manoeuvres ligt altijd en in elk geval bij de
bestuurder.
Controleer tijdens deze manoeuvres altijd
of er geen mensen (vooral kinderen) of
dieren in het betreffende gebied
aanwezig zijn. De parkeersensoren dienen
als hulp voor de bestuurder, die echter
nooit zijn aandacht mag laten verslappen
tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht.
BELANGRIJK
8)Voor een correcte werking van het
systeem mag de sensor nooit bevuild zijn
met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd
het gebruik van droge, ruwe of harde
doeken. De sensoren moeten met schoon
water worden gewassen, waaraan
eventueel autoshampoo is toegevoegd.
Wanneer speciale reinigingsapparaten
worden gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand. Breng geen stickers op de
sensoren aan.
WAARSCHUWINGEN