display Alfa Romeo 4C 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2021, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2021Pages: 156, PDF Size: 3.36 MB
Page 75 of 156

73
Als het rempedaal niet is ingetrapt (en
het voertuig stilstaat), verschijnt er een
speciaal bericht op het display en
schakelt het systeem automatisch de
vrijstand (N) in.
BELANGRIJK Als de auto rijdt, dan wordt
het verzoek geaccepteerd en uitgevoerd
als binnen 3 seconden na het
schakelverzoek, de voertuigsnelheid
minder dan 3 km/h bedraagt: als het
schakelverzoek niet wordt uitgevoerd,
zal het systeem de versnelling
ingeschakeld houden of, indien de
snelheid onder 10 km/h zakt, de
versnellingsbak in de vrijstand (N) zetten
en vervolgens moet het schakelverzoek
herhaald worden.
INSCHAKELING VRIJSTAND (N)
Bij stilstaande auto en contactsleutel in
de stand MAR (ongeacht de toestand van
de motor), kan de vrijstand (N) alleen
ingeschakeld worden bij ingetrapt
rempedaal.
Als de auto rijdt kan de vrijstand (N) altijd
ingeschakeld worden, ongeacht de druk
die op het rem- en gaspedaal wordt
gezet.
De letter N wordt samen met de actieve
bedieningsmodus op het display
weergegeven.Om vanaf de vrijstand (N) een versnelling
in te schakelen, drukt u op knop 1 op het
paneel van de versnellingsbak (het
rempedaal hoeft niet te worden
ingetrapt): de versnellingsbak zal direct
de juiste versnelling kiezen, afhankelijk
van de voertuigsnelheid.
Bij stilstaande auto en contactsleutel in
de stand MAR (ongeacht de toestand van
de motor), kan de 1
eversnelling alleen
ingeschakeld worden bij ingetrapt
rempedaal.
LAUNCH CONTROL
De “Launch Control” strategie staat
starten met hoge prestaties toe.
Deze strategie kan ingeschakeld worden
bij stilstaand voertuig, “Race” modus
geselecteerd en 1ste versnelling
ingeschakeld.
De volgorde van de te verrichten
handelingen is als volgt:
❒ trap het rempedaal in en houd het
ingetrapt;
❒ trap het gaspedaal in en houd het
ingetrapt;
❒ druk op de peddel “–” achter het
stuurwiel;De auto trekt met een maximale
acceleratie op als het rempedaal wordt
losgelaten.
Als het gaspedaal ingetrapt wordt
gehouden, dan zal het systeem
automatisch opschakelen zodra het
beste motortoerental om te schakelen is
bereikt.
78)
Onderbreek bovenstaande volgorde van
handelingen of laat het gaspedaal los om
deze strategie te verlaten.
WEERGEGEVEN INFORMATIE
Als de contactsleutel naar de stand MAR
wordt gedraaid, toont het display na
ongeveer 1 seconde dat de transmissie in
de vrijstand (N) staat. Tijdens het rijden
toont het display de ingeschakelde
versnelling en de actieve werking
(AUTO of MANUAL). De aanduidingen op
het display hebben de volgende
betekenissen:
N = vrijstand;
1 = eerste versnelling;
2 = tweede versnelling
3 = derde versnelling;
4 = vierde versnelling;
5 = vijfde versnelling;
6 = zesde versnelling;
R = achteruit.
Page 76 of 156

STARTEN EN RIJDEN
74
De auto start altijd vanuit de vrijstand.
Wanneer de 1e versnelling wordt
verzocht, forceert het systeem de
selectie van de AUTO werking.
BELANGRIJK Als met de contactsleutel in
de stand MAR, de display niet binnen 10
seconden de ingeschakelde versnelling
aangeeft, draai dan de sleutel naar de
stand STOP, wacht tot de display uit is en
herhaal de handeling.
Neem, als het probleem aanhoudt,
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
GELUIDSSIGNAAL
Om veiligheidsredenen gaat er een
zoemer af als de auto geparkeerd wordt
met de versnellingsbak in de vrijstand (N)
(dit signaal wordt afgegeven wanneer de
contactsleutel in de stand STOP wordt
gedraaid).
Bij stilstaand voertuig, draaiende motor
en ingeschakelde versnelling (1e) of (R)
klinkt er een zoemer en
wordt automatisch naar de vrijstand (N)
overgeschakeld als:
❒ het gas- en/of rempedaal minstens 3
minuten niet wordt ingetrapt;
❒ het rempedaal langer dan 10 minuten
wordt ingetrapt;❒ het bestuurdersportier open wordt
gedaan en het gas- of rempedaal ten
minste 1,5 seconde niet wordt bediend;
❒ een storing in de versnellingsbak is
gedetecteerd.
DE AUTO PARKEREN
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
❒ schakel een versnelling in (de eerste
versnelling als de auto heuvel op is
geparkeerd, de achteruit als de auto
heuvel af is geparkeerd) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd;
❒ zet de motor af en trek de handrem
aan.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan met
wiggen of stenen.
Wacht tot de ingeschakelde versnelling
van het display verdwijnt, voordat u het
rempedaal loslaat.
BELANGRIJK: laat de auto NOOIT achter
met de versnellingsbak in de vrijstand.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
❒ Houd het rempedaal altijd ingetrapt
bij stilstaande auto en ingeschakelde
versnelling, totdat wordt weggereden;
laat vervolgens het rempedaal los en geef
geleidelijk gas.❒ Houd de versnellingsbak in de
vrijstand (N) als de auto lang stilstaat met
een draaiende motor.
❒ Om de werking van de koppeling te
sparen, mag het gaspedaal niet gebruikt
worden om de auto stil te houden (bijv.:
tijdens stilstand op een helling). De
koppeling zou door oververhitting kunnen
beschadigen:
gebruik in dit geval het rempedaal of de
handrem en bedien het gaspedaal alleen
als men gereed is om weg te rijden.
❒ Als bij ingeschakelde
achteruitversnelling (R) de 1e versnelling
(of omgekeerd) ingeschakeld moet
worden, mag dit pas gebeuren als de auto
volledig stilstaat en het rempedaal is
ingetrapt.
❒ Ook al wordt het beslist afgeraden, als
u om wat voor reden dan ook met de
versnellingsbak in de vrijstand (N) een
helling afrijdt, zal het systeem bij een
schakelverzoek automatisch de beste
versnelling op basis van de
voertuigsnelheid kiezen, om het
motorkoppel op de juiste manier op de
wielen over te brengen.
❒ Indien nodig kan bij afgezette motor
de 1e versnelling, de achteruit (R) of de
vrijstand (N) ingeschakeld worden met de
contactsleutel in de stand MAR en
ingetrapt rempedaal.
Page 77 of 156

75
In dit geval moet er minstens 5 minuten
gewacht worden voordat er opnieuw
wordt geschakeld, om beschadiging van
het hydraulische systeem en met name
de pomp te voorkomen;
❒ Voor opwaarts wegrijden op een
helling wordt geadviseerd geleidelijk aan
maar volop gas te geven na de handrem
of het rempedaal te hebben losgelaten;
op deze manier kan de motor tijdelijk met
een hoger toerental draaien en kunnen
steile hellingen met een merkbaar hoger
koppel worden opgereden.CRUISECONTROL
(waar aanwezig)
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen.
Het systeem kan gebruikt worden bij een
snelheid van meer dan 30 km/h op lange,
droge en rechte wegen met weinig
veranderingen in de rijomstandigheden
(bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruisecontrol wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen met
druk verkeer. Gebruik het systeem niet in
de stad.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai ring 1 fig. 48 naar .
.
48A0L0022
78)De functie “Launch Control” is alleen
beschikbaar in de Racemodus.
Onafhankelijk van hetgeen expliciet is
aangegeven in de beschrijving van deze
modi, worden de ESC- en ASR-systemen
uitgeschakeld tijdens de werking van de
functie “Launch Control”.
Dit betekent dat de dynamische controle
over het voertuig altijd onder de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
valt. Let daarom uiterst goed op bij het
gebruiken van de Launch Control. Houd
rekening met het verkeer en de conditie
van het wegdek en zorg er tijdens
manoeuvres voor dat er voldoende ruimte
is in het betreffende gebied.
BELANGRIJK
De cruisecontrol kan niet worden
ingeschakeld als het voertuig in de
1e versnelling of in de achteruit staat.
Het is raadzaam om het systeem in te
schakelen vanaf de 5e versnelling of
hoger.
Op afdalingen kan de auto bij
ingeschakelde cruisecontrol de
opgeslagen snelheid iets overschrijden.
Wanneer het systeem is ingeschakeld,
gaat het digitale
waarschuwingslampje branden en
verschijnt er een speciaal bericht op het
display.
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
❒ draai de draaischakelaar 1 fig. 48 naar
en trap het gaspedaal in om de
gewenste snelheid te bereiken;
❒ beweeg de hendel ten minste één
seconde omhoog (+) en laat deze
vervolgens los: de snelheid wordt
opgeslagen en het gaspedaal kan
losgelaten worden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan
de snelheid gewoon verhoogd worden
door het gaspedaal in te trappen: als het
gaspedaal vervolgens wordt losgelaten,
keert de auto terug naar de eerder
opgeslagen snelheid.
Page 79 of 156

77
PARKEERSENSOREN
(waar aanwezig)
Ze zitten in de achterbumper
fig. 49 en detecteren de aanwezigheid
van obstakels achter het voertuig en
waarschuwen de bestuurder met een
intermitterend geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het voertuig dichter
bij het obstakel komt.
49A0L0043
ZOEMER
Wanneer de achteruitversnelling is
ingeschakeld en er een obstakel achter
de auto is, klinkt er een geluidssignaal
met een frequentie die varieert op basis
van de afstand van het obstakel ten
opzichte van de bumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒ neemt toe naar gelang de afstand
tussen de auto en het obstakel kleiner
wordt, wanneer de afstand ongeveer
30 cm bedraagt klinkt het signaal
continu;
❒ neemt af als de afstand tot het
obstakel groter wordt, tot het signaal
volledig stopt;
❒ is constant als de afstand tussen het
voertuig en het obstakel onveranderd
blijft;
❒ als deze situatie de sensoren aan de
zijkant betreft, zal het signaal na
ongeveer 3 seconden stoppen om,
bijvoorbeeld, aanwijzingen te voorkomen
tijdens manoeuvres langs een muur.
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
AANWIJZINGEN OP HET DISPLAY
(waar aanwezig)
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm van
fig. 50 op het display.
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel ten opzichte
van de auto wordt gegeven door zowel
het geluidssignaal als de weergave op het
instrumentenpaneel.
Bij meerdere obstakels wordt de
dichtstbijzijnde aangegeven.
50A0L0044
Page 100 of 156

NOODGEVALLEN
98
❒ sluit met een tweede startkabel de
minklem (–) van de hulpaccu aan op een
massapunt
Eop de motor of de
versnellingsbak van de auto die gestart
moet worden;
❒ start de motor, maak als de motor
gestart is, de kabels in omgekeerde
volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met een Speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks met
elkaar!
Als de hulpaccu in een andere auto is
geïnstalleerd, controleren of er geen
accidenteel contact is tussen de metalen
delen van beide auto’s.
ROLLEND STARTEN
Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden.
BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM
WERKING
Deze grijpt in bij een botsing en
veroorzaakt het volgende:
❒ de afsluiting van de brandstoftoevoer
waarna de motor afslaat;
❒ automatische portierontgrendeling;
alle lampen in de auto worden
ingeschakeld;
❒ inschakeling van de
alarmknipperlichten.
Het digitale waarschuwingslampje en
het speciale bericht op het display geven
de inwerkingtreding van het systeem aan.
Controleer het voertuig zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder het voertuig of in de
buurt van de tank.
112)
111)Deze procedure moet uitgevoerd
worden door gekwalificeerd personeel
aangezien onjuiste handelingen kunnen
leiden tot zeer sterke elektrische
ontladingen. Bovendien is accuvloeistof
giftig en corrosief: vermijd contact met
huid en ogen. Houd open vuur en
brandende sigaretten uit de buurt van de
accu en veroorzaak geen vonken.
BELANGRIJK
13)Gebruik nooit een accusnellader om
de motor te starten, aangezien dit kan
leiden tot beschadiging van de
elektronische systemen en de
regeleenheden van de ontsteking en de
brandstoftoevoer.
WAARSCHUWINGEN
Page 104 of 156

ONDERHOUD EN ZORG
102
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van het voertuig onder
optimale omstandigheden.
Om die reden heeft Alfa Romeo een
reeks controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die elke 20.000 kilometer
uitgevoerd moeten worden.
Vóór 20.000 km en vervolgens tussen
elke twee onderhoudsbeurten is het
sowieso nodig om bepaalde onderdelen
van het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema te controleren (bijv.
periodieke controle van de
vloeistofniveaus, bandenspanning, enz.).
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud worden
volgens een vast tijdsschema door het
Speciale Alfa Romeo Servicepunt
uitgevoerd. Eventuele reparaties die
nodig blijken tijdens het uitvoeren van de
diverse inspecties en controles van het
geprogrammeerd onderhoud, mogen
uitsluitend worden uitgevoerd na
uitdrukkelijke toestemming van de
eigenaar.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
2000 km voordat er een
onderhoudsbeurt moet worden
uitgevoerd, verschijnt er een speciaal
bericht op het display en gaat het lampje
branden.
De onderhoudsbeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet
uitvoeren ervan kan het vervallen van de
garantie tot gevolg hebben.
Het wordt geadviseerd het Speciale
Alfa Romeo Servicepunt onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende servicebeurt.
Page 151 of 156

149
ALFABETISCHE
INHOUDSOPGAVE
Aandachtig lezen ..............................................2
ABS-systeem ...................................................50
Accu ...................................................................113
opladen ......................................................113
tips voor lange levensduur
accu .............................................................114
vervangen ................................................114
Achterklep/motorkap ............................... 24
openen ..........................................................24
sluiten ............................................................25
Achterlichtunits (lamp vervangen) .......85
Achteruitkijkspiegels...................................15
Actieve veiligheidssystemen...................50
Afmetingen ....................................................127
Afstandsbediening ...........................................9
Alarm ....................................................................11
Alarmknipperlichten ....................................82
"Alfa DNA"-systeem ..............................27
"All Weather"-modus .............................28
"Dynamic"-modus....................................27
"Natural"-modus ......................................27
“Race”-modus ............................................27
Alfa Romeo-code ...........................................12
Alfa Romeo-codesysteem .......................11
ASR (AntiSlip Regulation)-systeem .....50
Banden .............................................................123
bandenspanning....................................124
Fix&Go Automatic (kit) ........................94
standaard banden ................................123
winterbanden .........................................124
Bougies (type)...............................................122
Brandstofafsluitsysteem ..........................98
Brandstofmeter..............................................30
Brandstofverbruik .....................................132
Buitenspiegels.................................................15
Buitenverlichting............................................16
Carrosserie ....................................................115
bescherming tegen
atmosferische invloeden .................115
corrosiegarantie ...................................115
onderhoud ................................................116
CBC (Cornering Brake Control)-
systeem ........................................................51
Chassisnummer ...........................................121
CO
2-emissies ................................................133
Contactslot ...................................................... 10
stuurslot.......................................................11
Cruisecontrol ...................................................75
Dagverlichting (DRL) ...................................17
Dashboard en boordinstrumenten .......30
Dashboard ............................................................8
De motor starten ...................................68/72
Derde remlicht (lamp vervangen) ..........86
Dimlicht ...............................................................17
lamp vervangen ......................................82/84
Display ................................................................32
DTC-systeem
(Drag Torque Control)..................................50
EEBD-systeem ...............................................50
Een lamp vervangen .....................................82
Een wiel vervangen .......................................90
Electronic Q2 (“E-Q2”) .................................51
Elektrische ruitbediening ..........................23
ESC-systeem ...................................................51
Fix&Go Automatic ........................................94
Follow me home-systeem .........................17
Frontairbag bestuurderszijde .................64
Frontairbag passagierszijde en
kinderzitjes .......................................................64
Frontairbag passagierszijde ....................64
Page 152 of 156

ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE
150
Gebruik van de versnellingsbak .............70
Gebruik van het instructieboek .................3
Geprogrammeerd
onderhoudsschema ...................................103
Gewichten.......................................................128
Gordelspanners ..............................................59
krachtbegrenzers....................................60
Grootlicht ...........................................................17
lamp vervangen................................82/84
Grootlichtsignaal ...........................................17
Handmatige klimaatregeling...................21
Handrem .............................................................69
HBA-systeem ...................................................50
Hill Holder-systeem......................................51
Identificatiegegevens..............................120
chassisnummer .....................................121
identificatieplaatje lakwerk ...........121
identificatieplaatje............................. 120
motorcode ............................................. 121
Identificatieplaatje
carrosserielak...............................................121
Instapverlichting ............................................18
Instellingenmenu ...................................32/33
Instrumenten....................................................30
brandstofmeter .......................................30
display...................................................30/32
kilometerteller..........................................30motorkoelvloeistofmeter...................30
snelheidsmeter ........................................30
Intensief gebruik van de auto ...............105
Interieur (reiniging) ....................................117
Interieurverlichting .......................................18
Kennismaking met het
instrumentenpaneel .....................................29
Kentekenverlichting
(lamp vervangen)............................................87
Kilometerteller .......................................30, 31
Kinderen veilig vervoeren..........................60
Kinderzitjes aanbevolen door
Alfa Romeo........................................................62
Kinderzitjes...............................................61/62
Klimaatregeling...............................................20
Koplampen (lamp vervangen) ..................84
Koplampen ........................................................25
koplampafstelling in
het buitenland ...........................................25
lichtbundel afstellen ..............................25
Koplampunits (lamp vervangen) ............84
Krachtbegrenzers ..........................................60
Krik ........................................................................90
Lakwerk (identificatieplaatje) .............121
Lamp buitenverlichting vervangen .......84
Lampjes en berichten...................................34
Luchtfilter.......................................................112
Menuopties ......................................................34
Mistachterlicht/achteruitrijlicht ...........86
Mistachterlichten ..........................................18
Motorcodes ...................................................121
Motorkoelvloeistof ...................................108
Motorkoelvloeistofmeter .........................30
Motornummer ..............................................121
Motorolieverbruik ......................................108
niveaus controleren ............................108
Motorruimte..................................................106
identificatiecodes................................120
markering .................................................121
motorkoelvloeistofniveau...............108
motorolie ..................................................130
technische gegevens ..........................119
niveaus controleren ............................106
wassen .......................................................116
Niveaus controleren .................................106
Noodgevallen ...................................................81
Noodstart ..........................................................97
Onderhoud en zorg ....................................101
carrosserie ..............................................115
geprogrammeerd onderhoud ........102
geprogrammeerd
onderhoudsschema ............................103
intensief gebruik van de auto.........105
periodieke controles ........................106
Opheffen van het voertuig .....................114