stop start Alfa Romeo 4C 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2021, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2021Pages: 156, PDF Size: 3.36 MB
Page 12 of 156

CONTACTSLOT
De sleutel kan naar 3 verschillende
standen worden gedraaid, fig. 5:
❒ STOP: motor uit, sleutel kan
verwijderd worden, stuur geblokkeerd.
Sommige elektrische apparaten
(bijv. autoradio, centrale
portiervergrendeling, alarm enz.) kunnen
blijven werken;
❒ MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen werken;
❒ AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een
beveiliging: als de motor bij de eerste
poging niet aanslaat, moet de sleutel
teruggedraaid worden naar de stand
STOP om opnieuw te kunnen starten.
2) 3)
5A0L0010
KENNISMAKING MET DE AUTO
10
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING
BATTERIJ VERVANGEN
Procedure
1)
❒ druk op de knop 1 fig. 4 en klap de
metalen baard 2 uit naar de
openingsstand; draai de schroef 3 naar :
met een kleine schroevendraaier;
❒ trek de batterijhouder 4 naar buiten
en vervang de batterij 5 met
inachtneming van de juiste polariteit;
plaats de batterijhouder 4 weer in de
sleutel en draai schroef 3 naar Á.
4A0L0008
1)Druk knop 2 alleen in wanneer de
sleutel ver genoeg van het lichaam (vooral
de ogen) en van voorwerpen
die snel beschadigen (bijvoorbeeld
kleding) is verwijderd. Laat de sleutel
nooit onbewaakt achter om te voorkomen
dat iemand (in het bijzonder kinderen) per
ongeluk op de knop drukt.
BELANGRIJK
1)Gebruikte batterijen kunnen schadelijk
zijn voor het milieu als ze niet op de juiste
wijze als afval verwerkt worden. Ze
moeten overeenkomstig de wet in
speciale bakken gedeponeerd worden. Ze
kunnen ook ingeleverd worden bij het Alfa
Romeo Servicenetwerk dat voor hun
verwerking zal zorgen.
WAARSCHUWINGEN
1)De elektronische onderdelen in de
sleutel kunnen beschadigen als de sleutel
aan sterke schokken wordt blootgesteld.
Om een correcte werking van de
inwendige elektronische componenten te
garanderen, mag de sleutel nooit aan
direct zonlicht blootgesteld worden.
WAARSCHUWINGEN
Page 13 of 156

11
STUURSLOT
Inschakelen
Wanneer de sleutel op STOP staat, de
sleutel verwijderen en het stuurwiel
verdraaien tot het vergrendelt.
Uitschakelen 4) 5)
Draai het stuur enigszins en draai de
contactsleutel naar de stand MAR.
2)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), laat het dan
controleren bij het Alfa Romeo
Servicenetwerk alvorens te gaan rijden.
3)Neem de sleutel altijd mee als het
voertuig wordt verlaten, om te voorkomen
dat iemand onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen maakt. Vergeet niet
de elektrische parkeerrem in te schakelen.
Laat kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig achter.
4)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij
montage van een alarmsysteem) zijn ten
strengste verboden. Dergelijke
werkzaamheden kunnen de prestaties
van het systeem, de garantie en de
veiligheid in gevaar brengen waardoor
het voertuig niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.
5)Neem nooit de mechanische sleutel uit
het slot tijdens het rijden. Het stuurwiel
zal automatisch vergrendeld worden
zodra eraan gedraaid wordt. Dit geldt ook
voor auto’s die gesleept worden.
BELANGRIJK
ALFA ROMEO CODE SYSTEEM
De Alfa Romeo Code verhindert
ongeautoriseerd gebruik van het
voertuig, door het starten van de motor
onmogelijk te maken.
Werking
Elke keer dat de motor wordt gestart
door de sleutel naar de stand MAR te
draaien, stuurt de regeleenheid van het
Alfa Romeo CODE systeem een
herkenningscode naar de
motorregeleenheid (PCM) om de
startblokkering uit te schakelen.
Deze code wordt alleen verzonden als de
regeleenheid van het Alfa Romeo CODE
systeem de door de sleutel verstuurde
code herkent.
Elke keer dat de contactsleutel naar de
stand STOP wordt gedraaid, schakelt het
Alfa Romeo CODE-systeem de functies
van de Powertrain Control Module uit.
Inschakeling van waarschuwingslampje
tijdens het rijden
❒ Als het digitale waarschuwingslampje
Ygaat branden, betekent dit dat het
systeem een zelfdiagnose uitvoert (bijv.
bij een spanningsval).
❒ Als het digitale waarschuwingslampje
Yblijft branden, neem dan contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
ALARMSYSTEEM
(waar aanwezig)
WERKING VAN HET ALARM
De inschakeling van het alarm wordt
aangegeven door een akoestisch en een
visueel signaal (het knipperen van de
richtingaanwijzers gedurende enkele
seconden). De inschakelwijzen van het
alarm kunnen variëren naargelang de
markt. Er is een maximum aantal cycli
voorzien voor de geluidssignalen en de
alarmknipperlichten. Wanneer het
maximum is bereikt, gaat het systeem
weer normaal werken.
BELANGRIJK Het alarm is aangepast
door de Fabrikant om te voldoen aan de
eisen in de verschillende landen waar het
voertuig op de markt wordt gebracht.
HET ALARM INSCHAKELEN
Richt, bij gesloten portieren en
achterklep en met de sleutel in de stand
STOP of verwijderd, de sleutel met
afstandsbediening op de auto, druk op de
toets Áen laat de toets los.
Bij bepaalde versies laat het systeem
een geluidssignaal horen en wordt de
portiervergrendeling ingeschakeld.
Page 21 of 156

19
Tijdschakeling bij het uitstappen
Als de sleutel uit het contactslot wordt
verwijderd, gaat de plafondverlichting
op de volgende manieren branden:
❒ ongeveer 10 seconden, als de sleutel
binnen 2 minuten na het uitschakelen van
de motor wordt verwijderd;
❒ ongeveer 3 minuten wanneer een van
de portieren wordt geopend;
❒ ongeveer 10 seconden wanneer een
van de portieren wordt gesloten.
De tijdsregeling stopt automatisch
wanneer de portieren vergrendeld
worden.
RUITENSPROEIER / -WISSER
Werkt alleen met de contactsleutel in de
stand MAR.
Werking
12) 13)
Draaischakelaar 1 fig. 18 kan in de
volgende standen gezet worden:
å ruitenwissers uit;
wissen met interval;
langzaam continu wissen;
snel continu wissen.
18A0L0021
Zet de hendel omhoog (onstabiele stand)
om de tijdelijke snelle wisstand in te
schakelen. Bij het loslaten keert de
hendel terug naar de beginstand en
wordt de werking van de ruitenwissers
automatisch afgebroken.
Met draaischakelaar 1 fig. 18 in stand
, wordt de wissnelheid automatisch
aan de voertuigsnelheid aangepast.
12)Gebruik de ruitenwisser niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld.
Als de ruitenwisser hierna niet meer
werkt (ook niet nadat de auto opnieuw
gestart is met de sleutel), contact
opnemen met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
13)Schakel de ruitenwisser niet met van
de ruit opgetilde wisserbladen in.
BELANGRIJK
Page 39 of 156

37
Lampjes op het paneelBetekenisWat te doen
Laat in dit geval het gaspedaal los om de motortoeren te
laten zakken tot het lampje stopt met knipperen. Rijd
verder met een gematigde snelheid en vermijd
omstandigheden waardoor het lampje weer gaat
knipperen. Neem zo snel mogelijk contact op met een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
Als het lampje Uknippert, betekent dit dat de
katalysator beschadigd zou kunnen zijn.
3)
Onder deze omstandigheden kan het voertuig met
gematigde snelheid en zonder te veel motorbelasting,
blijven rijden. Het langdurig rijden met continu brandend
lampje kan tot schade leiden.
Neem zo snel mogelijk contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt. STORING INSPUIT- / EOBD-SYSTEEM
Onder normale omstandigheden, wanneer de
contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat het lampje
Ubranden maar dit moet doven zodra de motor is
gestart.
De verkeerspolitie beschikt over speciale apparatuur
waarmee de werking van het lampje Ukan worden
gecontroleerd.
Neem in elk geval de wettelijke voorschriften in acht van
het land waarin u rijdt.
Wanneer het lampje Ublijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, wijst dit op een onjuiste werking van het
inspuitsysteem; met name duidt een continu brandend
lampje op een storing in het brandstoftoevoer-/
inspuitsysteem die zou kunnen leiden tot overmatige
uitlaatgasemissies, mogelijk prestatieverlies, slechte
rijeigenschappen en een hoog brandstofverbruik.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het
display.
Het lampje Ugaat uit als de storing is verholpen, maar
nog wel is opgeslagen in het systeem.
Page 70 of 156

STARTEN EN RIJDEN
68
DE MOTOR STARTEN
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriem correct
vastmaken. Trap nooit het gaspedaal in
om de motor te starten.
Procedure
73) 74) 75) 5)
De metalen baard 1 fig. 2 activeert:
❒ trap het rempedaal in;
❒ draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar de
stand STOP alvorens de procedure te
herhalen.
❒ Als, met de contactsleutel in de stand
MAR, het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel samen met het
waarschuwingslampje blijft branden,
draai dan de sleutel naar STOP en weer
terug naar MAR; als het
waarschuwingslampje blijft branden,
probeer het dan met de andere sleutels
die bij de auto zijn geleverd. Neem
contact op met een Speciaal Alfa Romeo
Servicepunt als de motor nog steeds niet
gestart kan worden.
❒ Laat de contactsleutel nooit in de
stand MAR staan als de motor is afgezet.
DE MOTOR AFZETTEN
Procedure
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
6) 7)
73)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
74)De rembekrachtiging werkt niet
zolang de motor niet is gestart; om die
reden is meer kracht dan normaal
benodigd voor de bediening van het
rempedaal.
75)Probeer de motor nooit te starten
door de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden. Hierdoor kan
de katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
5)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting
van de auto te voorkomen (bijvoorbeeld
hard accelereren, lang rijden met hoge
toeren, abrupt remmen, enz.).
6)Laat de startinrichting nooit in de
stand MAR staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
7)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor,
schadelijk.
WAARSCHUWINGEN
Page 76 of 156

STARTEN EN RIJDEN
74
De auto start altijd vanuit de vrijstand.
Wanneer de 1e versnelling wordt
verzocht, forceert het systeem de
selectie van de AUTO werking.
BELANGRIJK Als met de contactsleutel in
de stand MAR, de display niet binnen 10
seconden de ingeschakelde versnelling
aangeeft, draai dan de sleutel naar de
stand STOP, wacht tot de display uit is en
herhaal de handeling.
Neem, als het probleem aanhoudt,
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
GELUIDSSIGNAAL
Om veiligheidsredenen gaat er een
zoemer af als de auto geparkeerd wordt
met de versnellingsbak in de vrijstand (N)
(dit signaal wordt afgegeven wanneer de
contactsleutel in de stand STOP wordt
gedraaid).
Bij stilstaand voertuig, draaiende motor
en ingeschakelde versnelling (1e) of (R)
klinkt er een zoemer en
wordt automatisch naar de vrijstand (N)
overgeschakeld als:
❒ het gas- en/of rempedaal minstens 3
minuten niet wordt ingetrapt;
❒ het rempedaal langer dan 10 minuten
wordt ingetrapt;❒ het bestuurdersportier open wordt
gedaan en het gas- of rempedaal ten
minste 1,5 seconde niet wordt bediend;
❒ een storing in de versnellingsbak is
gedetecteerd.
DE AUTO PARKEREN
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
❒ schakel een versnelling in (de eerste
versnelling als de auto heuvel op is
geparkeerd, de achteruit als de auto
heuvel af is geparkeerd) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd;
❒ zet de motor af en trek de handrem
aan.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan met
wiggen of stenen.
Wacht tot de ingeschakelde versnelling
van het display verdwijnt, voordat u het
rempedaal loslaat.
BELANGRIJK: laat de auto NOOIT achter
met de versnellingsbak in de vrijstand.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
❒ Houd het rempedaal altijd ingetrapt
bij stilstaande auto en ingeschakelde
versnelling, totdat wordt weggereden;
laat vervolgens het rempedaal los en geef
geleidelijk gas.❒ Houd de versnellingsbak in de
vrijstand (N) als de auto lang stilstaat met
een draaiende motor.
❒ Om de werking van de koppeling te
sparen, mag het gaspedaal niet gebruikt
worden om de auto stil te houden (bijv.:
tijdens stilstand op een helling). De
koppeling zou door oververhitting kunnen
beschadigen:
gebruik in dit geval het rempedaal of de
handrem en bedien het gaspedaal alleen
als men gereed is om weg te rijden.
❒ Als bij ingeschakelde
achteruitversnelling (R) de 1e versnelling
(of omgekeerd) ingeschakeld moet
worden, mag dit pas gebeuren als de auto
volledig stilstaat en het rempedaal is
ingetrapt.
❒ Ook al wordt het beslist afgeraden, als
u om wat voor reden dan ook met de
versnellingsbak in de vrijstand (N) een
helling afrijdt, zal het systeem bij een
schakelverzoek automatisch de beste
versnelling op basis van de
voertuigsnelheid kiezen, om het
motorkoppel op de juiste manier op de
wielen over te brengen.
❒ Indien nodig kan bij afgezette motor
de 1e versnelling, de achteruit (R) of de
vrijstand (N) ingeschakeld worden met de
contactsleutel in de stand MAR en
ingetrapt rempedaal.
Page 97 of 156

95
OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
107)
❒ trek de handrem aan, draai de
ventieldop los, neem de vulleiding
1 fig. 80 uit en draai de ringmoer 2 op het
ventiel van de band vast;
80A0L0078
❒ controleer of schakelaar 1 fig. 81 van
de compressor in stand 0 (uit) staat, start
de motor, steek de stekker in het
stopcontact op de tunnelconsole
(zie fig. 82) en schakel de compressor in
door schakelaar 1 fig. 81 in stand I (aan)
te zetten;
81A0L0079
82A0L0080
❒ pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”. Controleer de
bandenspanning op de drukmeter
1 fig. 81, doe dit bij uitgeschakelde
compressor om een precieze aflezing te
verkrijgen;
❒ als het na 5 minuten niet mogelijk is
om minstens 1,8 bar te krijgen,
❒ ontkoppel dan de compressor van het
ventiel en het stopcontact en verplaats
vervolgens de auto ongeveer 10 meter
naar voren of naar achteren, zodat het
afdichtmiddel zich gelijkmatig in de band
kan verdelen; pomp de band vervolgens
weer op.
❒ als na deze handeling nog steeds geen
1,8 bar wordt verkregen binnen 5
minuten na inschakeling van de
compressor, rij dan niet verder maar
neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk;
❒ stop na ongeveer 10 minuten en
controleer opnieuw de bandenspanning;
trek de handrem aan;
❒ als een spanning van minstens 1,8 bar
wordt gemeten, herstel dan de correcte
bandenspanning (bij draaiende motor en
aangetrokken handrem), ga weer rijden
en rijd zeer voorzichtig naar een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
108) 109) 110)
1
A
Page 102 of 156

NOODGEVALLEN
100
113)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel op MAR en vervolgens op
STOP worden gezet, zonder de sleutel uit
het contactslot te nemen. Als de sleutel
uit het contactslot wordt genomen, wordt
automatisch het stuurslot ingeschakeld
waardoor het voertuig niet kan worden
bestuurd. Controleer ook of de
versnellingsbak in vrijstand (N) staat.
114) Vergeet niet dat tijdens het slepen
de rembekrachtiging ook niet werkt.
Daarom is er meer kracht nodig bij het
intrappen van het pedaal om te remmen.
Gebruik voor het slepen geen soepele
kabels en vermijd bruuske bewegingen.
Controleer of er tijdens het slepen geen
delen van de auto door de
sleepverbinding kunnen worden
beschadigd.
Neem bij het slepen in elk geval de
wettelijke voorschriften in acht van het
land waarin wordt gereden en pas uw
rijgedrag aan.
Start de motor niet wanneer de auto
wordt gesleept. Maak voor de montage
van het sleepoog de schroefdraad
zorgvuldig schoon. Zorg ervoor dat het
sleepoog volledig in de zitting is
vastgeschroefd alvorens het voertuig te
slepen.
BELANGRIJK115) Het sleepoog mag uitsluitend
gebruikt worden voor het slepen over de
weg in pechgevallen. Het is toegestaan
het voertuig over korte afstanden te
slepen m.b.v. geschikte middelen conform
de wegenverkeerswetgeving (starre
stang), om het voertuig over de weg te
verplaatsen om hem gebruiksklaar te
maken voor het slepen of voor transport
met takelwagen.
Het sleepoog MAG NIET worden gebruikt
om voertuigen off-road (d.w.z. op het
terrein) te slepen of waar hindernissen
zijn en/of voor het slepen met kabels of
andere niet-starre hulpmiddelen.
In overeenstemming met
bovengenoemde voorwaarden, moet men
voor het slepen twee voertuigen
gebruiken (een slepend en een gesleept
voertuig), die zich beide zo veel mogelijk
op één lijn bevinden.