sensor Alfa Romeo Giulia 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: Giulia, Model: Alfa Romeo Giulia 2016Pages: 204, PDF Size: 5.01 MB
Page 123 of 204

40)Voor het overspuiten van de bumpers of
eventueel bijwerken van de laklaag in de
zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk te wenden. Het verkeerd
opbrengen van de lak kan de werking van de
parkeersensoren negatief beïnvloeden.WAARSCHUWING
RIJBAANOVERSCHRIJDING
(LDW) SYSTEEM
BESCHRIJVING
41) 42) 43) 44) 45) 46)
Het Lane Verlatings-
waarschuwingssysteem maakt gebruik
van een camera op de voorruit om de
begrenzingslijnen van rijstroken te
detecteren en om de positie van het
voertuig binnen deze wegmarkeringen te
berekenen zodat het voertuig in de
rijstrook kan blijven.
Wanneer een of meer
rijstrookbegrenzingslijnen worden
gedetecteerd en het voertuig deze
overschrijdt zonder tussenkomst van de
bestuurder (richtingaanwijzer niet
ingeschakeld), laat het systeem een
geluidssignaal horen.
Als het voertuig de rijstrook blijft
verlaten zonder tussenkomst van de
bestuurder, dan gaat het lampje op het
display branden (rechts of links) om de
bestuurder aan te sporen om het voertuig
weer binnen de begrenzingslijnen van de
rijstrook te brengen.
SYSTEEM IN-/UITSCHAKELEN
Het systeem wordt ingeschakeld/
uitgeschakeld door het indrukken van de
knop, fig. 113
Het systeem wordt altijd geactiveerd
zodra de motor is gestart.
Voorwaarden voor inschakeling
Als het systeem eenmaal is ingeschakeld,
wordt het alleen actief als aan de
volgende voorwaarden is voldaan:
de voertuigsnelheid boven 70 km/h is;
de begrenzingslijnen van de rijstrook
zijn tenminste zichtbaar aan een zijde;
de zichtomstandigheden zijn
behoorlijk;
de weg is rechtlijnig of met ruime
bochten;
er wordt een redelijke afstand tot het
voertuig dat voor u rijdt gehouden;
geen richtingaanwijzer (voor het
veranderen van rijstrook) ingeschakeld.
11307226S0001EM
121
Page 125 of 204

Actief
Uitschakelvertraging;
Rooster.
Selecteer "Activeren om het camerazicht
te activeren op het
Connectsysteemdisplay.
Bij elke inschakeling van de achteruit
toont het display van het Connect-
systeem, fig. 115, wordt het gebied
rondom het voertuig, zoals gezien door
de achteruitrijcamera getoond.
SYMBOLEN EN BERICHTEN OP HET
DISPLAY
Indien geactiveerd, wordt het rooster
over de afbeelding geplaatst om de
breedte van het voertuig te markeren en
het te verwachten traject in
overeenstemming met de stand van het
stuurwiel.
Een er overheen geplaatste onderbroken
middenlijn geeft het midden van hetvoertuig aan om parkeermanoeuvres of
het uitlijnen van een sleepoog te
vergemakkelijken. De verschillende
gekleurde zones geven de afstand aan
vanaf de achterkant van het voertuig.
In de volgende tabel worden de
afstanden bij benadering voor elke zone
getoond fig. 115:
ZoneAfstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Rood 0 ÷ 30 cm
Geel 30 cm ÷
1m
Groen 1 m of meer
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in het bijzonder op
obstakels die zich boven of onder het
bereik van de camera kunnen bevinden.
van de videocam.
BELANGRIJK
115)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen (vooral
kinderen) of dieren in het betreffende gebied
aanwezig zijn. De camera dient als hulp voor
de bestuurder, die echter nooit zijn aandacht
mag laten verslappen tijdens potentieel
gevaarlijke manoeuvres, ook al worden ze
met lage snelheden verricht. Houd altijd een
lage snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
BELANGRIJK
47)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd schoon
en vrij van modder, vuil, sneeuw of ijs wordt
gehouden. Zorg ervoor dat de camera tijdens
het reinigen niet gekrast of beschadigd
wordt. Vermijd het gebruik van droge, ruwe
of harde doeken. De camera moet met
schoon water worden gewassen, waaraan
eventueel autoshampoo is toegevoegd. In
wasstraten met stoomreinigers of
hogedrukreinigers moeten de camera snel
gewassen worden door de spuitmond op
minstens 10 cm van de sensoren te houden.
Breng geen stickers op de camera aan.
11507186S0002EM
123
Page 150 of 204

km x 100020 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Stand/slijtage wisserblad ruitenwisser voorruit controleren●●●●●
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil
controleren, mechanismen reinigen en smeren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen
voor/achter visueel controleren en de werking van
remblokslijtagesensoren controleren
●●●●●●●●●●
Controleer visueel de conditie en spanning van de extra
aandrijfriem(en)●●
De getande distributieriem visueel controleren●●
Motorolie verversen en oliefilter vervangen(3)
Olie vervangen Transfer Case (voor AWD-uitvoeringen)
●
Vervang motorolie centrifugefilter (blow-by) (8)●●
(3) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van het voertuig en
wordt aangegeven met een brandend lampje of een bericht op het instrumentenpaneel. Nooit 2 jaar/40.000 km overschrijden. Wordt het voertuig
voornamelijk tijdens stadsritten gebruikt of gebruikt het niet uitsluitend brandstof volgens de Europese specificatie EN590, dan moeten olie en
filter jaarlijks of om de 20.000 km vervangen worden.
(8) Zware omstandigheden (stadsverkeer, lange periodes waarin de motor stationair loopt): wordt een maximale kilometerstand van 60.000 km
aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet het centrifugefilter elke 3 jaar bij de vervanging van de hulpriem worden vervangen.
148
ONDERHOUD EN ZORG
Page 156 of 204

verwijder de beschermende kap 1
fig. 150 en sluit de positieve
kabelterminal van de lader (gewoonlijk
rood) aan op de positieve terminal (+) van
de accu;
sluit de negatieve terminal van de
lader (gewoonlijk zwart) aan op moer
2 naast de negatieve terminal (-) van de
batterij, zoals getoond in fig. 150;
Het voertuig is uitgerust met een IBS(Intelligent Battery Sensor), die in staat is
het laad- en ontlaadvoltage te meten en
het laadniveau te berekenen en de
algemene toestand van de accu. De
sensor wordt geplaatst naast de
negatieve terminal (-) van de accu.
Voor een correcte ladings-/
ontladingsprocedure, moet het
laadvoltage door de IBS-sensor gaan.
Draai de lader aan en volg de
aanwijzingen uit de
gebruikershandleiding om de accu
helemaal op te laden;
schakel na het heropladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
eerst de zwarte kabelterminal van de
acculader afsluiten en daarna de rode
kabelterminal;
herplaats de beschermende kap van
de positieve terminal van de accu en de
toegangskap op de accuruimte.
BELANGRIJK Als een acculader van het
"snelle" type wordt gebruikt terwijl de
accu in het is voertuig gemonteerd,
moeten eerst beide kabels van de accu
losgemaakt worden alvorens de
acculader aan te sluiten. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning.
60)
BELANGRIJK
152)Het proces van opladen of weer
opladen van de accu produceert waterstof,
een ontvlambaar gas dat kan ontploffen en
tot ernstig letsel leiden.
153)Houd u altijd aan de vermelde
voorzorgsmaatregelen bij het opladen of
weer opladen van de accu.
BELANGRIJK
60)Als u de accu moet loskoppelen of
verwijderen, sluit de achterklep dan niet. Om
onbedoelde sluiting te voorkomen, wordt
aanbevolen een obstakel (bijv. een doek) op
het slot te leggen zodat de achterklep niet
gesloten kan worden.
14909036S0001EM
15009036S0002EM
154
ONDERHOUD EN ZORG
Page 192 of 204

INSTELLINGEN
Om de door de gebruiker te
programmeren functies binnen te gaan,
opent u het hoofdmenu door op de knop
MENU te drukken. Selecteer dan
INSTELLINGEN door de Roterende Knop
te draaien en in te drukken.
Hier zijn de volgende menu-items te
vinden fig. 165:
Lichten;
Meeteenheid & Taal;
Tijd en Datum;
Veiligheid;
Bestuurdersbijstand;
Portieren en vergrendelingen;
Instrumentenpaneel;
Infotainment;
Systeem.
Lichten
Om toegang te krijgen tot de functie
"Lichten", deze selecteren door te
draaien aan de Roterende Knop en tedrukken op de Roterende knop om hem
te activeren. De volgende instellingen
kunnen worden gewijzigd wanneer deze
modus is geselecteerd:
Sensor koplampen;
Follow me;
Flanklichten;
Knipperlichten bij vergrendelen;
Dagverlichting;
Instapverlichting;
Interieurverlichting;
Automatisch grootlicht;
Instellingen herstellen.
Meeteenheid & Taal
Om toegang te krijgen tot de functie
"Meeteenheid & Taal", deze selecteren
door te draaien aan de Roterende Knop
en te drukken op de Roterende knop om
hem te activeren. De volgende
instellingen kunnen worden gewijzigd
wanneer deze modus is geselecteerd:
Meeteenheid;
Taal;
Instellingen herstellen.
Tijd en datum
Om toegang te krijgen tot de functie "Tijd
en datum", deze selecteren door te
draaien aan de Roterende Knop en te
drukken op de Roterende knop om hem
te activeren. De volgende instellingen
kunnen worden gewijzigd wanneer deze
modus is geselecteerd:
Synchronisatie met GPS tijd;
Tijd instellen;
Tijdformaat:
Datum instellen;
Instellingen herstellen.
Veiligheid
Om toegang te krijgen tot de functie
"Veiligheid", deze selecteren door te
draaien aan de Roterende Knop en te
drukken op de Roterende knop om hem
te activeren.
De volgende instellingen kunnen worden
gewijzigd wanneer deze modus is
geselecteerd:
Snelheidsbegrenzer
Hiermee kunt u de functie
activeren/deactiveren en wordt u
gewaarschuwd dat u de ingestelde
snelheid heeft overschreden.
Snelheidsbegrenzer snelheid
Laat u de snelheidslimietwaarde
instellen. Door te draaien aan de
Roterende Knop, neemt de snelheid toe
met 5 km/h, bij het draaien, van minimaal
30 km/h tot maximaal 180 km/h.
Let op: front. botsing
Hiermee kan men de reactiesnelheid van
het anti-collision-systeem selecteren. De
beschikbare opties zijn:
"Status": hiermee kunt u het systeem
activeren/deactiveren (waar voorzien);
"Mode": gebruikt om de volgende
bedieningsmodi in te stellen:
16511126S0001EM
190
MULTIMEDIA
Page 200 of 204

i-Size kinderzitjes.............93
Identificatiegegevens..........162
Interieurverlichting............30
ISOFIX-kinderzitje (montage)......91
Kinderen veilig vervoeren........87
Kinderslot..................17
Kinderzitjes.................87
Klimaatregeling...............32
KNOPPEN
Samenvattende tabel knoppen
aan het stuur..............184
Samenvattende tabel knoppen op
de tunnelconsole...........181
Lakwerk (reiniging en onderhoud). .159
Lamp buitenverlichting vervangen . .129
Lampen
typen lampen.............127
Lampjes en berichten...........49
Lichtschakelaar..............26
Mistlampen (lamp vervangen).....130
Mistlampen voor..............26
Modificaties/wijzigingen aan het
voertuig..................5
Motor....................163
niveau motorkoelvloeistof.....151
Motorkap..................36
Motorolie
niveau controleren..........151
verbruik................151
Motorruimte...............150
Niveaus controleren...........150
Noodstart.................140
Onderhoudsprocedures........155
Parkeerlichten...............27
Parkeersensorensysteem.......118
Passive Entry (systeem).........15
PBA-systeem (Panic Brake Assist) . . .69
Plafondverlichting voor..........30
Portieren..................14
Prestaties (topsnelheid)........173
RCP-systeem...............73
Regensensor................31
Remmen
remvloeistofniveau..........151
Richtingaanwijzers (lamp
vervangen)...............130
Richtlijnen voor de behandeling van
het voertuig aan het einde van
de levensduur.............176
Rijbaanwissel................28
Rijhulpsystemen..............72
Rijmodi...................114
Ruitensproeiervloeistof voor
voorruit/koplampen.........151
Ruitenwisser................30
wisserbladen vervangen.......155
Ruitenwisser/-sproeier..........30
"Intelligente" wis-/wasfunctie....31
SBA (Gordelwaarschuwing).......84SBA (Gordelwaarschuwing)
Systeem.................84
SBL-functie.................28
Schemersensor...............26
Slepen van het voertuig.........143
Slepen van voertuig met pech.....143
Sleutels
elektronische sleutel . .........11
Sneeuwkettingen. ............157
Snelheidsbegrenzer...........116
SRS (aanvullend
veiligheidssysteem) . .........99
Stadslicht..................26
Start & Stop-Evo.............115
Starten met een sleutel met lege
batterij..................12
Starten met hulpaccu..........141
Startonderbreking (systeem)......13
Stoelen....................18
Stuurslot. . .................12
Stuurwiel..................23
Symbolen...................4
Systeem Waarschuwing
Rijbaanoverschrijding........121
Tanken...............124 ,169
Tankprocedure..............124
TC-Systeem (Traction Control).....69
TFT-display (3,5") . ............40
TFT-display (7")..............41
ALFABETISCH REGISTER