stop start Alfa Romeo Giulia 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: Giulia, Model: Alfa Romeo Giulia 2016Pages: 204, PDF Size: 5.01 MB
Page 110 of 204

parkeerrem in te schakelen wanneer het
voertuig stilstaat.
Er kan een geluid hoorbaar zijn vanaf de
achterkant van het voertuig wanneer de
elektrische parkeerrem wordt
ingeschakeld.
Er kan een lichte beweging van het
rempedaal gevoeld worden wanneer de
elektrische parkeerrem wordt
ingeschakeld terwijl het rempedaal is
ingetrapt.
Als de elektrische parkeerrem
ingeschakeld is, gaan het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en de led op de
schakelaar fig. 101 branden.
BELANGRIJK Als het storingslampje van
de elektronische parkeerrem brandt, zijn
sommige functies van de elektrische
parkeerrem uitgeschakeld. In dat geval is
de bestuurder verantwoordelijk voor het
inschakelen van de rem en het volledig
veilig parkeren van het voertuig.
Indien, in uitzonderlijke omstandigheden,
het gebruik van de rem vereist is terwijl
het voertuig in beweging is, de schakelaar
op de tunnelconsole net zo lang bedienen
als de remwerking nodig is.
Het waarschuwingslampje
kan gaan
branden als het hydraulische systeemtijdelijk niet beschikbaar is; in dat geval
wordt het remmen geregeld door de
motoren.
De remlichten (stop) zullen ook
automatisch gaan branden op dezelfde
manier als bij normaal remmen met het
rempedaal.
Laat de schakelaar op de tunnelconsole
los om de remwerking bij rijdend voertuig
te stoppen.
Als het voertuig, met deze procedure,
geremd wordt tot een snelheid van
minder dan 3 km/h is bereikt en de
schakelaar nog steeds bediend wordt,
wordt de parkeerrem definitief
ingeschakeld.
BELANGRIJK Het voertuig laten rijden
met ingeschakelde elektrische
parkeerrem, of de rem herhaaldelijk
gebruiken om het voertuig af te remmen,
kan leiden tot ernstige schade aan het
remsysteem.
De elektrische parkeerrem handmatig
uitschakelen
Om handmatig de parkeerrem los te
laten, moet de startinrichting op de ON
stand staan. Bovendien moet u op het
rempedaal drukken en vervolgens drukt u
kort op de schakelaar van de centrale
tunnel.
Er kan een geluid hoorbaar zijn afkomstig
van de achterkant van het voertuig en eenlichte beweging van het rempedaal
merkbaar zijn tijdens de uitschakeling.
Nadat de elektrische parkeerrem
uitgeschakeld is, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel en de led op de
fig. 101 schakelaar uit.
Als het lampje
op het
instrumentenpaneel blijft branden terwijl
de elektrische parkeerrem uitgeschakeld
is, dan duidt dit op een storing: neem in
dat geval contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Gebruik de
versnellingsstand P (Parkeren) nooit in
plaats van de elektrische parkeerrem.
Schakel de elektrische parkeerrem altijd
in als het voertuig geparkeerd wordt om
letsel of schade te voorkomen door
onverwachte beweging van het voertuig.
WERKWIJZES ELEKTRISCHE
PARKEERREM
De elektrische parkeerrem kan op de
volgende manier werken:
"Dynamische werkwijze": deze modus
wordt ingeschakeld door de schakelaar
herhaaldelijk tijdens het rijden te
bedienen;
"Statische werkwijze in- en
uitschakeling": bij stilstaand voertuig kan
de elektrische parkeerrem worden
ingeschakeld door de schakelaar op de
tunnelconsole eenmaal te bedienen. Druk
108
STARTEN EN RIJDEN
Page 111 of 204

daarentegen op de schakelaar en trap
tegelijkertijd het rempedaal in om de rem
uit te schakelen;
Drive Away Release": (voor bepaalde
versies/markten) de elektrische handrem
wordt automatisch uitgezet als de
veiligheidsgordel van de bestuurder is
omgelegd en als er een door de
bestuurder uitgevoerde handeling wordt
gedetecteerd om het voertuig te
verplaatsen (vooruit- of
achteruitversnelling);
"Safe Hold": wanneer de
voertuigsnelheid lager is dan 3 km/h, bij
voertuigen met automatische versnelling,
de versnellingspook niet in P (Parkeren)
staat en de intentie van de bestuurder om
het voertuig te verlaten wordt
gedetecteerd, wordt de elektrische
parkeerrem automatisch ingeschakeld
zodat het voertuig in veilige
omstandigheden verkeert;
"Auto Park Brake": indien de
voertuigsnelheid lager is dan 3 km/h, zal
de elektrische parkeerrem wordt
automatisch ingeschakeld wanneer de
versnellingspook in de P (Parkeer) positie
is. De LED op de schakelaar op de
tunnelconsole fig. 101 gaat tegelijk
branden met het lampje
op het
instrumentenpaneel wanneer de
parkeerrem is ingeschakeld en op de
wielen is toegepast. Elke automatische
inschakeling van de parkeerrem kangeannuleerd worden door de schakelaar
op de tunnelconsole in te drukken en
tegelijkertijd de versnellingspook voor de
automatische versnellingsbak naar stand
P (Parkeren) te zetten.
VEILIGE GREEP
Dit is een veiligheidsfunctie die
automatisch de elektrische parkeerrem
inschakelt in het geval van een
omstandigheid die gevaarlijk is voor het
voertuig.
Als:
de voertuigsnelheid is lager is dan
3 km/h;
op voertuiten met automatische
versnelling is een andere versnelling dan
P (Parkeren) geactiveerd;
de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is omgelegd;
het bestuurdersportier open staat;
er zijn geen pogingen om druk uit te
oefenen op het rempedaal gedetecteerd.
de elektrische parkeerrem wordt
automatisch ingeschakeld om beweging
van het voertuig te voorkomen.
De functie Safe Hold kan tijdelijk worden
uitgeschakeld door de schakelaar op de
tunnelconsole in te drukken en
tegelijkertijd het rempedaal in te
trappen, als het voertuig stilstaat en het
bestuurdersportier geopend is.
Eenmaal uitgeschakeld zal de functieweer ingeschakeld worden zodra de
voertuigsnelheid 20 km/h bereikt of
wanneer de startinrichting naar STOP en
daarna naar AAN wordt gezet.
BELANGRIJK
103)In geval van parkeermanoeuvres op
wegen met een helling, moeten de
voorwielen naar het trottoir worden
gedraaid (bij het parkeren op een helling
omlaag), of in de tegenovergestelde richting
als het voertuig op een helling omhoog is
geparkeerd. Als de auto op een steile helling
wordt geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
104)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter; zorg ervoor dat wanneer u
het voertuig verlaat, u de contactsleutel bij u
hebt.
105)De elektrische parkeerrem moet altijd
ingeschakeld zijn als het voertuig verlaten
wordt.
109
Page 115 of 204

van de geselecteerde versnelling.
Standen P (Parkeren), R
(Achteruitversnelling) en N (Vrijstand)
werken nog.
Het symbool
kan op het display gaan
branden.
In het geval van een "noodgeval
versnellingsbak" onmiddellijk contact
opnemen met het dichtstbijzijnde Alfa
Romeo Servicepunt.
Tijdelijke storing
Als het waarschuwingslampje aan gaat,
kunt u bevestigen of de storing tijdelijk is
en de juiste werking van de versnelling
herstellen door als volgt te werk te gaan:
breng het voertuig tot stilstand;
zet hem in P (Parkeren);
draai de startinrichting naar STOP;
wacht ongeveer 10 seconden, start
daarna de motor weer;
selecteer de gewenste versnelling: als
het probleem niet opnieuw wordt
vastgesteld is de correcte werking van de
versnellingsbak hersteld.
BELANGRIJK In het geval van een
tijdelijke storing wordt toch geadviseerd
zo spoedig mogelijk contact op te nemen
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.UITSCHAKELINGSSYSTEEM
VERSNELLING INSCHAKELEN ZONDER
INGETRAPT REMPEDAAL
Dit systeem maakt het onmogelijk de
versnellingspook uit de stand P
(Parkeren) te verplaatsen als het
rempedaal niet eerst is ingetrapt.
Om de versnellingspook in een andere
stand dan P (Parkeren) te zetten, moet de
startinrichting in stand AVV (motor aan of
uit) staan en moet het rempedaal zijn
ingetrapt.
BELANGRIJK
107)Gebruik de stand P (Parkeren) nooit in
plaats van de elektrische parkeerrem.
Schakel de elektrische parkeerrem altijd in
als het voertuig geparkeerd wordt om
onverwachte beweging van het voertuig te
voorkomen.
108)Als de stand P (Parkeren) niet is
ingeschakeld, zou het voertuig kunnen
bewegen en letsel kunnen veroorzaken. Zorg
ervoor dat de versnellingspook in stand P
staat en dat de elektrische parkeerrem is
ingeschakeld, voordat u het voertuig verlaat.
109)Schakel de versnellingspook niet naar
N (Vrijstand) en zet de motor niet af wanneer
heuvelafwaarts wordt gereden. Deze manier
van rijden is gevaarlijk en beperkt de
mogelijkheid om in te grijpen in geval van
wijziging van de verkeerssituatie of het
wegdek. U loopt het risico de controle over
het voertuig te verliezen en ongevallen te
veroorzaken.
BELANGRIJK
35)Zet, alvorens de modus P (Parkeren) te
selecteren, de startinrichting in stand ON en
trap het rempedaal in. Anders kan de
versnellingspook beschadigd raken.
36)Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stil staat, de motor
op stationair toerental draait en het
gaspedaal volledig losgelaten is.
113
Page 117 of 204

START & STOP-EVO
Het Start & Stop Evo-systeem zet
automatisch de motor af wanneer het
voertuig stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder weer wil gaan rijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van het
voertuig dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Versies met mechanische
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Versies met automatische
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig en ingetrapt
rempedaal, wordt de motor
uitgeschakeld als de versnellingspook in
een andere stand dan R staat.
Het systeem werkt niet als de
keuzehendel in R staat, om
parkeermanoeuvres makkelijker te
maken.
Als het voertuig heuvelopwaarts totstilstand wordt gebracht, dan wordt het
uitschakelen van de motor verhindert om
de "Hill Start Assist" functie beschikbaar
te houden (die alleen bij draaiende motor
werkt).
OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van ongeveer 10 km/u. Na een
automatische herstart, hoeft u, om de
motor af te zetten, het voertuig slechts
over een korte afstand (met een snelheid
hoger dan 0,5 km/h) te verplaatsen.
Het afzetten van de motor wordt
aangegeven door hetsymbool op de
display van het instrumentenpaneel.
De motor opnieuw starten
Versies met mechanische
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
Als het voertuig niet start door het
intrappen van het koppelingspedaal, de
versnellingspook in de vrijstand zetten en
de procedure herhalen. Als het probleem
aanhoudt, contact op nemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Versies met automatische
versnellingsbak
Laat het rempedaal los om de motor
weer te starten.
Met ingetrapt rempedaal, als deversnellingspook in automatische modus
- D (Drive) staat - kan de motor weer
gestart worden door de pook naar R
(Achteruit) of N (Vrijstand) of "AutoStick"
te verplaatsen.
Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in "AutoStick"-modus
staat - kan de motor weer gestart worden
door de pook naar "+" of "–", of R
(Achteruit) of N (Vrijstand) te
verplaatsen.
Wanneer de motor automatisch is
afgezet kan, door het rempedaal
ingetrapt te houden, de rem gelost
worden terwijl de motor uit blijft, door de
versnellingspook snel naar P (Parkeren)
te zetten.
Om de motor weer te starten, de pook uit
een stand halen die niet P is.
HET SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
110)
37)
Om het systeem handmatig
inschakelen/uitschakelen druk op de
knop aangebracht in het controlepaneel
links van het stuurwiel, fig. 107
115
Page 118 of 204

Led uit: systeem ingeschakeld;
Led aan: systeem uitgeschakeld.
BELANGRIJK
110)Als de accu vervangen moet worden,
neem dan altijd contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Vervang de accu
door een exemplaar van hetzelfde type
(HEAVY DUTY) en met dezelfde
specificaties.
BELANGRIJK
37)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Start&Stop-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
SNELHEIDSBEGRENZER
BESCHRIJVING
Met deze voorziening wordt de snelheid
van het voertuig beperkt tot waarden die
door de bestuurder ingesteld kunnen
worden.
De maximumsnelheid kan zowel bij
rijdend als bij stilstaand voertuig worden
ingesteld. De minimumsnelheid die
ingesteld kan worden is 30 km/h.
Wanneer het systeem actief is, hangt de
snelheid van het voertuig af van de druk
op het gaspedaal, tot de ingestelde
snelheidslimiet wordt bereikt.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
De functie kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld op het Connectsysteem.
Het systeem inschakelen
Om toegang te krijgen tot de functie
moeten in het hoofdmenu de volgende
items in volgorde worden geselecteerd:
"Instellingen", "Veiligheid",
“Snelheidsbegrenzer” and “aan”.
De activering van het apparaat wordt
aangegeven door een groen symbool die
samen verschijnt met de laatst
ingestelde snelheid.
PROGRAMMERING SNELHEIDSGRENS
Om deze functie te gebruiken moeten in
het hoofdmenu achtereenvolgens de
items “Instellingen”, “Veiligheid” en
"Speed Limiter - Instellen" worden
geselecteerd.
Door de Rotary Pad te blijven laten
draaien, neemt de snelheid met 5 km/u.
Toe, van een minimum van 30 km/u tot
een maximum van 180 km/u.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem uitschakelen
Om toegang te krijgen tot de functie
moeten in het hoofdmenu de volgende
items in volgorde worden geselecteerd:
"Instellingen", "Veiligheid",
“Snelheidsbegrenzer” and “uit”.
Automatische uitschakeling van het
systeem
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in geval van een
systeemstoring. Neem in dit geval
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
10707126S0001EM
116
STARTEN EN RIJDEN
Page 120 of 204

wordt losgelaten, daarna wordt de
nieuwe snelheid opgeslagen.
Gas geven bij inhalen
Trap het gaspedaal in: wanneer dit wordt
losgelaten zal het voertuig geleidelijk
terugkeren naar de opgeslagen snelheid.
BELANGRIJK Het systeem bewaart de
opgeslagen snelheid ook bij het bergop
en bergaf rijden. Een geringe variatie in
de snelheid op lichte hellingen is volledig
normaal.
DE SNELHEID WEER OPROEPEN
Bij versies met automatische
versnellingsbak in de automatische
modus D (Drive - automatisch), om de
eerder ingestelde snelheid op te roepen,
de knop RES fig. 108 indrukken en
loslaten.
Bij versies met handgeschakelde
versnellingsbak of automatische
versnellingsbak in Autostick (sequentiële
modus), om de eerder ingestelde snelheid
op te roepen, accelereren tot deze
snelheid wordt benaderd en de knop RES
indrukken en loslaten.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Door het rempedaal een klein stukje in te
trappen wordt de elektronische
Cruise-Control opgeslagen zonder dat de
snelheid gewist wordt.
De Cruise-Control kan ook wordenuitgeschakeld door de elektrische
parkeerrem in te schakelen of door het
remsysteem te gebruiken (door bijv.
gebruik van het ESC-systeem).
In de volgende gevallen wordt de
opgeslagen snelheid gewist:
het drukken op de aan/uit-knop of het
uitschakelen van de motor;
als zich een storing in de elektronische
Cruise-Control voordoet.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
De Cruise-Control wordt uitgeschakeld
door het indrukken van activering/
deactiveringsknop of door de
startinrichting op STOP te zetten.
BELANGRIJK
111)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
112)In geval van slechte werking of storing
van het systeem, contact opnemen met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
113)De Cruise-Control kan gevaarlijk zijn
als het systeem geen constante snelheid kan
handhaven. In bepaalde omstandigheden
kan de snelheid overmatig zijn, hetgeen kan
leiden tot verlies van controle over het
voertuig en ongevallen. Gebruik het systeem
niet in druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
PARKEERSENSORENSYSTEEM
(indien aanwezig)
114)
38) 39) 40)
VERSIES MET 4 SENSOREN
De parkeersensoren in de achterste
bumper fig. 109 detecteren de
aanwezigheid van obstakels en
waarschuwen de bestuurder erover via
een geluidssignaal en, waar voorzien,
visuele indicaties op het
instrumentenpaneeldisplay.
Inschakelen/uitschakelen
Om het systeem buiten werking te stellen
op knop fig. 110 drukken.
De led in de knop licht op of niet wanneer
het systeem van aan naar uit schakelt (en
omgekeerd).
10907176S0001EM
118
STARTEN EN RIJDEN
Page 128 of 204

ALARMKNIPPERLICHTEN
CONTROLE
48)
Druk op de knop fig. 118 om de
gevarenwaarschuwingslichten in of uit te
schakelen.
Wanneer de alarmknipperlichten werken,
knipperen de controlelampjes
en.
Wanneer u van het voertuig weg moet om
hulp te zoeken, blijven de
gevarenwaarschuwingslichten knipperen,
ook al staat de startinrichting in de
STOP-stand.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld door
de wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
Noodremmen
De Alarmknipperlichten zijn ingeschakeld
en waarschuwingslampjes
en
verschijnen op het
instrumentenpaneel in het geval van
remmen voor een noodgeval en volgens
de modus geselecteerd door de “Alfa
DNA™” kiesschakelaar.
Wanneer de “Alfa DNA™” kiesschakelaar
in stand "n" of "a" staat, is de inschakeling
van de activeringsdrempel van de
alarmknipperlichten hoger, aan de andere
kant is de gevoeligheid van de activering
in stand "d" lager dan die in de "n" en "a"
modi.
De lichten gaan automatisch uit wanneer
het noodremmen ophoudt.
BELANGRIJK
48)Een langdurig gebruik van de
gevarenwaarschuwingslampjes kan ervoor
zorgen dat de accu leeg raakt.
EEN LAMP VERVANGEN
119) 120) 121)
49)
ALGEMENE INSTRUCTIESControleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk.
BELANGRIJK In sommige specifieke
klimaatcondities zoals lage temperatuur,
vochtigheid of na het wassen van de auto,
kan er zich een dunne condenslaag
vormen op de interne oppervlakken van
de achterlichten en de koplampen. Dit
fenomeen verdwijnt na het inschakelen
van de lampen
11808016S0001EM
126
NOODGEVALLEN
Page 139 of 204

BELANGRIJK
122)Vervang een zekering nooit door een
exemplaar met een hogere stroomsterkte
(ampère); BRANDGEVAAR
123)Alvorens een zekering te vervangen,
moet gecontroleerd worden of de
startinrichting op STOP staat en of alle
stroomverbruikers uit staan en/of zijn
losgekoppeld.
124)Als een hoofdzekering van een
veiligheidssysteem (airbags, remmen),
transmissiesysteem (motor,
versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
125)Als de zekering opnieuw doorbrandt,
neem dan contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
126)Als een hoofdzekering (MAXI-FUSE,
MEGA-FUSE, MIDI-FUSE) doorbrandt, neem
dan contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
50)Vervang een doorgebrande zekering
nooit door metalen draden of ander
materiaal.
51)Als de motorruimte moet worden
gewassen, zorg er dan voor dat de
waterstraal niet rechtstreeks op de
zekeringenkast en de motortjes van de
ruitenwissers terechtkomt.
BANDENREPARATIEKIT
BESCHRIJVING
127) 128) 129) 130) 131) 132) 133) 134) 135)
52)
3)
De Bandenreparatiekit bevindt zich in de
bagageruimte, in een speciale houder.
Om toegang te krijgen tot de
Bandenreparatiekit, open de
bagageruimte en til het laadplatform op.
De Bandenreparatiekit bevat ook:
een tank 1 fig. 137 met
afdichtvloeistof, geleverd bij: vulleiding
2 en sticker 3 met daarop het opschrift
"max. 80 km/h", die na reparatie van de
band op een voor de bestuurder goed
zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
compressor 4 compleet met
drukmeter en aansluitstukken;
een instructiefolder, die u moet
raadplegen voor een snel en correct
gebruik van de Bandenreparatiekit en die
moet worden overhandigd aan het
personeel dat de band die behandeld is
met afdichtmiddel moet repareren;
een paar beschermende
handschoenen;
enkele adapters voor het oppompen
van verschillende elementen.
BELANGRIJK Het afdichtmiddel werkt bij
buitentemperaturen tussen -40°C en
+50°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum.
OPPOMPEN
127) 128) 130) 131) 132) 133) 134) 135)
Ga als volgt te werk:
schakel de elektrische parkeerrem in.
Breng de tank 1 fig. 138 in met de
afdichtingsvloeistof in de juiste
compressorhouder, en druk hard omlaag.
Draai de ventieldop los, neem de
vulleiding 2 uit en draai de ringmoer op
het ventiel van de band vast;
13708066S0002EM
137
Page 140 of 204

zorg ervoor dat schakelaar 5
fig. 139 van de compressor in stand O
(UIT) staat;
breng de plug in de stekker op de
tunnelconsole, start motor;
start de compressor door de
schakelaar 5 in stand fig. 139 naar stand I
(AAN) te plaatsen;
pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de paragraaf
"Velgen en Banden" (zie hoofdstuk"Technische gegevens"). Controleer de
bandenspanning op de drukmeter 6
fig. 139 doe dit bij uitgeschakelde
compressor om een preciezere aflezing
te verkrijgen;
als deze na 15 minuten nog steeds
geen minstens 1,8 bar bedraagt, koppel
dan de compressor van het ventiel en het
stopcontact af en verplaats vervolgens
het voertuig ongeveer vijf bandenrondes
naar voren of naar achteren, zodat de
afdichtvloeistof zich gelijkmatig in de
band kan verdelen; pomp de band
vervolgens weer op;
als na deze handeling nog steeds geen
1,8 bar (26 psi) wordt verkregen binnen
15 minuten na inschakeling van de
compressor, rij dan niet verder maar
neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk;
stop na ongeveer 8 km, schakel de
elektrische parkeerrem in en controleer
de bandenspanning opnieuw;
als de druk lager is dan 1,8 bar, ga dan
niet terug in de versnelling maar bezoek
een Alfa Romeo dealer;
als een spanning van minstens 1,8 bar
wordt gemeten, herstel dan de correcte
bandenspanning (bij draaiende motor en
ingeschakelde elektrische parkeerrem),
ga onmiddellijk weer rijden en rijd zeer
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde
werkplaats van het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
VERVANGING FLES
AFDICHTINGSMIDDEL
BELANGRIJK Gebruik alleen originele
filterelementen die kunnen worden
aangeschaft bij een Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Ga als volgt te werk:
Verwijder de tank 1 fig. 140 en druk op
de loshaakknop 9;
breng de nieuwe tank in en druk deze
hard omlaag.
BELANGRIJK
127)Beschadigingen op de zijkanten van de
band kunnen niet gerepareerd worden.
Gebruik de Bandenreparatiekit niet als de
band beschadigd is geraakt door het rijden
met een lege band.
13808066S0004EM
13908066S0005EM
14008066S0009EM
138
NOODGEVALLEN
Page 143 of 204

STARTEN MET HULPACCU
136) 137) 138)
Ga als volgt te werk:
schakel alle elektrische apparaten in
het voertuig uit;
schakel de parkeerrem in, zet de
versnellingspook in stand P (Parkeren),
voor versies met automatische
versnellingsbak, of in de vrijstand, voor
versies met handgeschakelde
versnellingsbak, en zet de startinrichting
in STOP;
bij gebruik van de accu van een ander
voertuig, het voertuig parkeren binnen
het bereik van de kabels die gebruikt
worden voor de verbinding, de
parkeerrem inschakelen en controleren
of de startinrichting uitgeschakeld is.
BELANGRIJK Indien de hulpaccu
geïnstalleerd is op een ander voertuig,
controleren of er geen onbedoeld
contact is van metalen onderdelen
tussen de twee voertuigen, aangezien dit
kan leiden tot kortsluiting naar massa,
met het risico van ernstig letsel aan
mensen die in de buurt staan.
BELANGRIJK Het verkeerd uitvoeren van
onderstaande procedure kan leiden tot
ernstige letsel bij mensen of schade aan
het laadsysteem van één of beide
voertuigen. Volg de onderstaande
instructies nauwkeurig op.
Kabels aansluiten
54)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten met een hulpaccu:
sluit een terminal aan het einde van de
positieve kabel aan vanaf de afstands-
positieve pool (+) van de auto met lege
accu;
sluit de terminal aan op het
tegenoverliggende uiteinde van de
positieve (+) kabel naar de positieve (+)
pool van de hulpaccu;
sluit een negatieve kabeleindterminal
aan op de negatieve (-) pool van de
hulpaccu;
sluit de terminal aan op het
tegenovergestelde uiteinde van de
negatieve (-) kabel naar het aardepunt (-)
op het voertuig met de lege accu;
start de motor van de auto met een
hulpaccu, laat deze enkele minuten
stationair draaien en start dan de motor
van de auto met lege accu. In het geval
dat een draagbare accu wordt gebruikt,
wacht enkele secondenna het voltooien
van de aansluiting, voordat u het voertuig
start.
Kabels loskoppelen
Zodra de motor is gestart, verwijder de
aansluitingskabels in omgekeerde
volgorde, zoals hieronder getoond:
sluit de negatieve kabel eindterminal
(-) af van het aardepunt (-) van de auto
met lege accu;
sluit de terminal aan op het
tegenoverliggende uiteinde van de
negatieve (-) pool van de hulpaccu;
sluit de terminal aan op het
tegenoverliggende uiteinde van de
positieve (+) kabel van de positieve (+)
pool van de hulpaccu;
sluit de terminal af aan het einde van
de positieve kabel vanaf de afstands-
positieve pool (+) van de auto met lege
accu.
BELANGRIJK
136)Kom niet te dicht bij de koelventilator
van de radiateur: de elektrische ventilator
kan inschakelen; gevaar voor verwondingen.
Sjaals, dassen of andere loszittende kleding
kunnen door de bewegende onderdelen
worden meegetrokken.
137)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
138)De batterijen bevatten een zuur dat de
huid of de ogen kan verbranden. Accu's
produceren waterstof, dat uiterst brandbaar
en explosief is. Houd ze daarom uit de buurt
van vlammen of apparaten die vonken
kunnen afgeven.
141