Bandenspanning Alfa Romeo Giulia 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2017, Model line: Giulia, Model: Alfa Romeo Giulia 2017Pages: 232, PDF Size: 3.89 MB
Page 56 of 232
Gele waarschuwingslampjes
Lampje Wat betekent dat?
STORING ABS
Wanneer de startinrichting in de stand ON wordt gezet, gaat dit lampje branden. Het moet doven kort nadat de motor is gestart.
Dit lampje gaat branden om een storing van het ABS aan te geven. In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar met
uitsluiting van het ABS-systeem.
Rijd zeer voorzichtig en neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING TPMS
Als dit lampje gaat branden, dan duidt dit op een storing van het TPMS-systeem. Als op een of meerdere wielen geen sensoren
zijn gemonteerd, verschijnt er een bericht op het display tot de oorspronkelijke condities zijn hersteld.
Rijd niet verder met een of meerdere lekke banden, dit kan de bestuurbaarheid van de auto in gevaar brengen. Breng het voertuig
tot stilstand, voorkom bruusk remmen en sturen. Herstel onmiddellijk de correcte spanning van de banden met behulp van de
speciale bandenreparatiekit (zie de paragraaf "Een wiel repareren" in het hoofdstuk "Noodgevallen") en neem zo snel mogelijk
contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Lage bandenspanning
Het waarschuwingslampje gaat branden om aan te geven dat de bandenspanning lager is dan de aanbevolen waarde en/of dat de
band langzaam spanning verliest. Onder deze omstandigheden kunnen een optimale levensduur van de banden en een optimaal
brandstofverbruik niet gegarandeerd worden.
In elke situatie waarin op het display het bericht "Raadpleeg instructieboek" wordt weergegeven, is het VERPLICHT om de inhoud
van de paragraaf "Wielen en velgen" in het hoofdstuk "Technische gegevens" te raadplegen, en moeten de aanwijzingen die u
daarin vindt strikt worden opgevolgd.
ESC-SYSTEEM
Wanneer de startinrichting in ON wordt gezet, gaat het lampje branden maar het moet doven zodra de motor is gestart.
Inwerkingtreden ESC-systeem: inwerkingtreding van het systeem wordt aangegeven door het knipperen van het
waarschuwingslampje: dit geeft aan dat de stabiliteit en de grip van de auto in kritieke toestand verkeren.
Storing ESC-systeem: Als het lampje niet dooft, of blijft branden terwijl de motor loopt, is er een storing in het ESC-systeem
aangetroffen.
Neem in dit soort gevallen zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Storing Hill Start Assist-systeem: het gaan branden van het lampje duidt op een storing van het Hill Start Assist-systeem.
Neem in dit soort gevallen zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 84 of 232
WaarschuwingenHet systeem is niet ontworpen om
botsingen te voorkomen en kan mogelijke
omstandigheden die tot een ongeval
leiden niet van te voren detecteren. Het
niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan leiden tot ernstig of
dodelijk letsel.
Het systeem kan in werking treden,
door de door de auto gevolgde baan te
beoordelen, vanwege de aanwezigheid
van reflecterende metalen voorwerpen
die geen voertuigen zijn, zoals vangrails,
verkeersborden, slagbomen voor
parkeerzones, tolpoorten,
spoorwegovergangen, poorten,
spoorwegen, voorwerpen in de buurt van
wegwerkzaamheden of voorwerpen die
zich hoger dan de auto bevinden (bijv. een
viaduct). Op dezelfde manier kan het
systeem in werking treden binnen
parkeergarages met meerdereverdiepingen of tunnels, of wegens een
schittering op het wegdek. Deze
mogelijke activeringen zijn een gevolg
van de werkelijke rijscenariodekking door
het systeem en mogen niet worden
beschouwd als fouten.
Het systeem is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. Als de
auto wordt gebruikt op een traject, dan
moet het systeem uitgeschakeld worden,
om onnodige waarschuwingen te
voorkomen. Automatische uitschakeling
wordt aangegeven door het aangaan van
het speciale lampje/symbool op het
instrumentenpaneel (zie de aanwijzingen
in de paragraaf "Lampjes en berichten",
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel").
TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System)
62) 63) 64) 65) 66) 67) 68)
30)
De auto is uitgerust met het
controlesysteem van de bandenspanning
TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System), dat de bestuurder een
onvoldoende bandenspanning meldt op
basis van de koude spanning aangegeven
in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Dit systeem omvat een RF-zendersensor
die op elk wiel is gemonteerd (op de velg
in de band) en die gegevens over de
spanningswaarde van elke band naar deregeleenheid stuurt fig. 76.
De spanning varieert op basis van de
temperatuur met ongeveer 0,07 bar elke
6,5°C. Dit betekent dat een afname van
de buitentemperatuur overeenkomt met
een afname van de bandenspanning. Pas
altijd de bandenspanning bij koude
banden aan. De koude bandenspanning is
de spanning na minstens 3 uur stilstand
van het voertuig of een rit van minder dan
1,6 km na dit interval van 3 uur.
De koude bandenspanning mag de
maximale bandenspanning aangegeven
op de schouder van de band niet
overschrijden: zie voor meer informatie
de aanwijzingen in de paragraaf "Velgen
en banden", in het hoofdstuk "Technische
gegevens".
De bandenspanning neemt toe tijdens het
rijden in de auto. Dit is normaal en vereist
geen regeling van de spanning.
7506016S0008EM
7606016S0009EM
82
VEILIGHEID
Page 85 of 232
Het TPMS-systeem informeert de
bestuurder over mogelijk onvoldoende
bandenspanning als deze om welke reden
ook onder de waarschuwingslimiet zakt,
waaronder de effecten van lage
temperatuur en normaal verlies van
bandenspanning.
Het TPMS zal stoppen met het aangeven
van onvoldoende bandenspanning
wanneer deze gelijk of hoger is dan de
voorgeschreven koude bandenspanning.
Dus als een onvoldoende
bandenspanning wordt gemeld (
waarschuwingslampje op
instrumentenpaneel brandt), verhoog dan
de bandenspanning tot de
voorgeschreven koude
spannningswaarde.
Het systeem wordt automatisch
geüpdatet en het waarschuwingslampje
dooft wanneer het systeem de
bijgewerkte waarden van de
bandenspanning ontvangt. Mogelijk moet
de auto maximaal 20 minuten met een
snelheid hoger dan 25 km/h rijden
voordat het TPMS deze informatie
ontvangt.
Werkingsvoorbeeld
Uitgaande van een voorgeschreven
koude bandenspanning (d.w.z. auto staat
minimaal 3 uur stil) van 2,3 bar, een
omgevingstemperatuur van 20°C en een
gedetecteerde bandenspanning van1,95 bar, resulteert een
temperatuurverlaging van -7°C in een
afname van de bandenspanning,
waardoor deze op ongeveer 1,65 bar
komt. Deze spanning is voldoende laag
om het
waarschuwingslampje in te
schakelen.
Het opwarmen van de banden door het
rijden met de auto kan de
bandenspanning tot ongeveer 1,95 bar
verhogen, maar het
waarschuwingslampje zal blijven
branden. In deze situatie, zal het lampje
slechts uitschakelen nadat de banden zijn
opgepompt tot de voorgeschreven koude
spanningswaarde voor de auto.
BELANGRIJK Het TPMS is ontworpen
voor standaardbanden en -wielen. De
voorgeschreven spanningen en de
daaruit volgende alarmdrempels die in
het TPMS zijn ingesteld, zijn gebaseerd
op de afmetingen van de banden die op
de auto zijn gemonteerd. Het gebruik van
reservewielen van een andere maat, type
en/of ontwerp dan de standaardwielen
kan leiden tot onregelmatige werking van
het systeem en beschadiging van de
sensoren. 'After-market' gemonteerde
wielen kunnen de sensoren beschadigen.
Het gebruik van after-market
afdichtmiddelen voor banden kan leiden
tot schade aan de sensoren van het Tyre
Pressure Monitoring Systeem (TPMS).Na gebruik van een after-market
afdichtmiddel voor banden, wordt
geadviseerd naar een werkplaats van het
Alfa Romeo Servicenetwerk te gaan om
de sensoren te laten controleren.
Monteer na controle en afstelling van de
bandenspanning altijd de ventieldop om
te voorkomen dat vocht en vuil
binnendringen die de sensoren van het
Tyre Pressure Monitoring Systeem
kunnen beschadigen.
MELDING ONVOLDOENDE
BANDENSPANNING
Als onvoldoende spanning bij een of meer
banden wordt gedetecteerd, gaat het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden en worden
de speciale berichten op het display
weergegeven. Het systeem geeft de band
of banden met onvoldoende spanning
ook op grafische wijze aan. Er klinkt ook
een geluidssignaal.
Stop in dit geval de auto, controleer de
bandenspanning van elke band en blaas
ze op tot de voorgeschreven koude
bandenspanning, aangegeven op het
display of in het speciale TPMS menu.
83
Page 87 of 232
61)Als de auto op een rollenbank geplaatst
moet worden voor
onderhoudswerkzaamheden of als hij
gewassen wordt in een automatische
wastunnel met een obstakel ervoor (bijv. een
ander voertuig, een muur of een ander
obstakel), dan kan het systeem dit
detecteren en geactiveerd worden. In dit
geval moet het systeem uitgeschakeld
worden via in de instellingen van het
Connectsysteem.
62)De aanwezigheid van het TPMS ontslaat
de bestuurder niet van de verplichting om de
bandenspanning regelmatig te controleren,
met inbegrip van de reserveband, en correct
onderhoud uit te voeren: het systeem is niet
bedoeld om een mogelijk defect aan een
band aan te geven.
63)De bandenspanning moet worden
gecontroleerd bij stilstaande en koude
banden; als de bandenspanning om welke
reden dan ook bij warme banden wordt
gemeten, verlaag de bandenspanning dan
niet, ook al is deze hoger dan de
voorgeschreven waarde. Herhaal de
controle wanneer de banden koud zijn.
64)Bij montage van een of meer wielen
zonder sensoren, zal het systeem niet langer
beschikbaar zijn en verschijnt er een
waarschuwingsbericht op het display, tot
alle wielen met sensoren weer gemonteerd
zijn.
65)Het TPMS-systeem waarschuwt niet bij
een plotselinge afname van de
bandenspanning (bijv. bij een klapband).
Breng in dergelijke gevallen het voertuig tot
stilstand en voorkom bruuske
stuurbewegingen.66)Schommelende buitentemperaturen
kunnen de bandenspanning beïnvloeden. Het
TPMS-systeem kan tijdelijk onvoldoende
spanning aangeven. Controleer in dergelijke
gevallen de bandenspanning bij koude
banden en herstel zo nodig de juiste
spanningswaarde.
67)Wanneer standaardbanden moeten
worden vervangen door winterbanden (en
omgekeerd), moet het TPMS-systeem hierop
worden afgesteld. Dit mag alleen door het
Alfa Romeo Servicenetwerk worden
verricht.
68)Wanneer een wiel wordt vervangen, is
het raadzaam ook de rubberen
ventielpakking te vervangen: neem contact
op met een Alfa Romeo Servicenetwerk. De
montage/verwijdering van de banden en/of
velgen vereisen bijzondere zorg. Om
beschadiging of verkeerde montage van de
sensoren te voorkomen, dienen
montage-/demontagewerkzaamheden
uitsluitend door specialisten uitgevoerd te
worden. Neem contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK
21)Het systeem kan beperkt of niet werken
vanwege weersomstandigheden zoals zware
regen, hagel, dikke mist, hevige sneeuw.
22)De sectie van de bumber voor de sensor
mag niet bedekt zijn met stickers, extra
koplampen of enig ander voorwerp.23)De interventie van het systeem kan
onverwacht of vertraagd zijn wanneer
andere voertuigen ladingen transporteren
die uitsteken vanaf de zijkant, bovenkant of
van de achterkant, in verhouding tot de
normale afmeting van het voertuig.
24)Werking kan in gevaar worden gebracht
door structurele wijzigingen aangebracht
aan het voertuig, zoals modificatie aan de
frontale geometrie, vervanging van wielen of
een zwaardere lading dan de
standaardlading van het voertuig.
25)Incorrecte reparaties verricht op het
voorste deel van het voertuig (bijv. bumper,
chassis) kunnen de positie van de
radarsensor wijzigen en de werking ervan in
gevaar brengen. Ga naar een Alfa Romeo
Servicenetwerk om elke operatie van dit
type.
26)Knoei niet aan of voer geen interventie
uit aan de radarsensor of aan de camera op
de voorruit. Neem in geval van een storing
van de sensor contact op met een Alfa
Romeo Servicenetwerk.
27)Was niet met hogedrukjets in de
onderste zone van de bumber: in het
bijzonder, niet werken op de elektrische
connector van het systeem.
85
Page 156 of 232
zorg ervoor dat schakelaar 5
fig. 154 van de compressor in stand O
(UIT) staat;
breng de plug in de stekker op de
tunnelconsole, start motor;
start de compressor door de
schakelaar 5 in stand fig. 154 naar stand I
(AAN) te plaatsen;
pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de paragraaf
"Velgen en Banden" (zie hoofdstuk
"Technische gegevens"). Controleer de
bandenspanning op de drukmeter 6
fig. 154 doe dit bij uitgeschakelde
compressor om een preciezere aflezing
te verkrijgen;
als deze na 15 minuten nog steeds
geen minstens 1,8 bar bedraagt, koppel
dan de compressor van het ventiel en het
stopcontact af en verplaats vervolgens
het voertuig ongeveer vijf bandenrondes
naar voren of naar achteren, zodat de
afdichtvloeistof zich gelijkmatig in de
band kan verdelen; pomp de band
vervolgens weer op;
als na deze handeling nog steeds geen
1,8 bar (26 psi) wordt verkregen binnen
15 minuten na inschakeling van de
compressor, rij dan niet verder maar
neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk;
stop na ongeveer 8 km, schakel de
elektrische parkeerrem in en controleer
de bandenspanning opnieuw;
als de druk lager is dan 1,8 bar, ga dan
niet terug in de versnelling maar bezoek
een Alfa Romeo dealer;
als een spanning van minstens 1,8 bar
wordt gemeten, herstel dan de correcte
bandenspanning (bij draaiende motor en
ingeschakelde elektrische parkeerrem),
ga onmiddellijk weer rijden en rijd zeer
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde
werkplaats van het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
VERVANGING FLES
AFDICHTINGSMIDDEL
BELANGRIJK Gebruik alleen originele
filterelementen die kunnen worden
aangeschaft bij een Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Ga als volgt te werk:
Verwijder de tank 1 fig. 155 en druk op
de loshaakknop 9;
breng de nieuwe tank in en druk deze
hard omlaag.
15308066S0004EM
15408066S0005EM
15508066S0009EM
154
NOODGEVALLEN
Page 157 of 232
BELANGRIJK
135)Beschadigingen op de zijkanten van de
band kunnen niet gerepareerd worden.
Gebruik de Bandenreparatiekit niet als de
band beschadigd is geraakt door het rijden
met een lege band.
136)Doe de beschermende handschoenen
aan die bij de Bandenreparatiekit zijn
geleverd.
137)Breng de sticker op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats aan, om
eraan te herinneren dat de band behandeld
is met de Bandenreparatiekit. Rijd
voorzichtig, met name in bochten.
Overschrijd de snelheid van 80 km/h niet.
Vermijd abrupt accelereren of remmen.
138)U moet altijd aangeven dat de band
gerepareerd is met behulp van de
Bandenreparatiekit. Overhandig de folder
aan het personeel dat de band zal repareren
die behandeld is met de Bandenreparatiekit.
139)Reparatie is niet mogelijk bij schade
aan de velg (zodanige vervorming van de
groef dat er lucht weglekt). Verwijder niet
het eventueel in de band binnengedrongen
voorwerp (schroef of spijker).
140)Bedien de compressor nooit langer dan
20 minuten achter elkaar. Gevaar voor
oververhitting. De Bandenreparatiekit is niet
geschikt voor definitieve reparatie, dus de
gerepareerde banden mogen slechts tijdelijk
gebruikt worden.141)Zoals wettelijk verplicht door huidige
reglementen omtrent chemicaliën, met
betrekking tot de bescherming van de
menselijke gezondheid en het milieu en het
veilige gebruik van het afdichtmiddel, staat
vermeld op het label van de verpakking.
Naleving van de instructies op het label is
van essentieel belang voor een veilig en
effectief gebruik van het product. Vergeet
niet het label vóór gebruik zorgvuldig te
lezen; de gebruiker van het product is
verantwoordelijk voor eventuele schade
voortvloeiend uit oneigenlijk gebruik. Het
afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Vervang de bus als de
houdbaarheidsdatum van het afdichtmiddel
is verstreken.
142)Rij niet verder als de bandenspanning
onder 1,8 bar is gedaald: de
Bandenreparatiekit kan de vereiste
afdichting niet garanderen omdat de band te
ernstig beschadigd is. Neem contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
143)De Bandenreparatiekit biedt een
tijdelijke reparatie, daarom moet de band zo
snel mogelijk worden onderzocht en
gerepareerd door een specialist. Het
afdichtmiddel is geschikt voor gebruik bij
temperaturen binnen het bereik tussen
-40°C tot +50°C.
BELANGRIJK
61)Als de band door vreemde voorwerpen
lek is geraakt, kan de kit gebruikt worden
voor beschadigingen in het loopvlak of de
schouder met een diameter van max. 6 mm.
BELANGRIJK
3)Laat de bus en het afdichtmiddel niet in
het milieu achter. Zorg dat ze worden
weggegooid overeenkomstig de nationale en
plaatselijke voorschriften.
155
Page 164 of 232
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van het voertuig onder
optimale omstandigheden.
Daarom heeft Alfa Romeo een reeks
controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die op vaste
afstandsintervallen uitgevoerd moeten
worden en, voor bepaalde
versies/markten, op vaste
tijdsintervallen, zoals beschreven in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema.
Vóór elke onderhoudsbeurt is het altijd
noodzakelijk de aanwijzingen in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema
zorgvuldig op te volgen (bijv. regelmatige
controle van de vloeistofniveaus,
bandenspanning, enz.).
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud worden
volgens een vast tijdsschema door het
Alfa Romeo Servicenetwerk uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken
tijdens het uitvoeren van de diverse
inspecties en controles van het
geprogrammeerd onderhoud, mogen
uitsluitend worden uitgevoerd na
uitdrukkelijke toestemming van de
eigenaar.BELANGRIJK De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet
uitvoeren ervan kan het vervallen van de
garantie tot gevolg hebben.
Het is raadzaam het Alfa Romeo
Servicenetwerk onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende servicebeurt.
PERIODIEKE CONTROLES
Elk jaar of elke1000km of vóór een
lange reis controleren en eventueel
bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil (indien onvoldoende,
ga zo snel mogelijk naar een Alfa Romeo
Servicenetwerk);
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwisser/-
sproeiersysteem en stand/slijtage van
wisserbladen.
Elke3.000km motoroliepeil controleren
en eventueel bijvullen.
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO
Als het voertuig onder een van de
volgende omstandigheden wordt
gebruikt:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij lage
snelheden of als de auto lang niet wordt
gebruikt;
in het geval van een lange periode van
stilstand;
de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen
voor/achter op conditie en slijtage
controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
162
ONDERHOUD EN ZORG
Page 182 of 232
BELANGRIJK Bij auto's met verschillende
banden (andere bandenmaten op de
voor- en achteras, bijv. bij de
Quadrifoglio) mogen deze banden niet
worden omgewisseld.
Het omwisselen van banden draagt bij tot
het handhaven van de grip en
tractieprestaties op natte, modderige of
besneeuwde wegen, waarbij optimale
bestuurbaarheid van het voertuig wordt
gegarandeerd. In geval van
onregelmatige slijtage van de banden de
oorzaak hiervan opsporen en het
probleem zo snel mogelijk verhelpen,
door contact op te nemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Uitvoeringen met vierwielaandrijving
(AWD)
Aanbevolen wordt situaties te vermijden
waarbij er een groot verschil in slijtage
bestaat tussen de voorbanden en de
achterbanden en zich streng te houden
aan het gebruik van winterbanden van de
in de tabel “Bijgeleverde velgen en
banden” aangeduide afmetingen.
Het AWD-systeem en de banden van
eerste uitrusting zijn tegelijk ontwikkeld
om de beste prestaties van het voertuig
te garanderen. Daarom wordt aanbevolen
bij de vervanging van de banden, het
vervangen met banden die ook “AR”
gemarkeerd zijn, om het behoudt van hetprestatie- en duurzaamheidsniveau van
de onderdelen te garanderen.
BELANGRIJK
164)De wegligging van de auto is in grote
mate afhankelijk van een juiste
bandenspanning.
165)Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
166)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
BELANGRIJK
80)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/h (of het equivalent in
mijlen) niet. Vermijd putdeksels, rijd niet over
treden of trottoirs en rijd geen lange
afstanden over wegen zonder sneeuw, om
beschadigingen aan zowel het voertuig als
het wegoppervlak te voorkomen.
CARROSSERIE
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE
CARROSSERIE
Lak
81)7)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Sommige delen van het voertuig kunnen
zijn voorzien zijn van een matte lak die,
om intact te blijven, speciale zorg vereist:
zie de aanwijzingen in de waarschuwing
aan het eind van deze paragraaf
82)
Volg onderstaande aanwijzingen om het
voertuig correct te wassen:
als voor het wassen van het voertuig
hogedrukreinigers worden gebruikt, houd
dan een afstand van minimaal 40 cm t.o.v.
de carrosserie aan om beschadiging of
aantasting te voorkomen. Stagnerend
water kan op lange termijn leiden tot
schade aan het voertuig;
om het gemakkelijker te maken elke
afzetting van vuil te verwijderen in de
zone waar de bladen normaal geplaatst
zijn, wordt aanbevolen de ruitenwissers
verticaal te plaatsen (Service Position),
voor meer informatie raadpleeg de
180
ONDERHOUD EN ZORG
Page 190 of 232
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de aanbevolen waarde. Controleer de bandenspanning nogmaals
als de banden koud zijn.
Als het voertuig opgekrikt moet worden, raadpleeg dan de paragraaf "Opkrikken van het voertuig" in het hoofdstuk "Noodgevallen".
Motoren 2.0 T4 MAir en 2.2 JTD
BandenOnbelast/gemiddelde belasting Bij vollast
Voor Achter Voor Achter
205/60 R16
2,7(*)2,9(*)2,7(*)2,9(*)
225/55 R16 2,2 2,4 2,7 3,0
225/50 R17
2,2
(*)2,4(*)2,7(*)3,0(*)
225/45 R18
2,2(*)2,4(*)2,7(*)3,0(*)
225/45 R18 2,0 — 2,4 —
255/40 R18 — 2,2 — 2,6
225/40 R19 2,4 2,6 2,7 3,0
225/40 R19 2,4 — 2,7 —
255/35 R19 — 2,3 — 2,9
(*) Bandenspanningen geschikt voor alle soorten banden (zomer en winter)
188
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 227 of 232
ALFABETISCH REGISTER
"Alfa DNA"-systeem...........118
ABS (systeem)...............72
Accu ....................174
Accu opladen...............175
Achterbank.................21
Achteruitkijkcamera / dynamisch
raster..................135
Achteruitkijkspiegels...........24
Actieve veiligheidssystemen.......72
Active Cruise Control..........123
Afmetingen................190
AFS-functie.................28
Afsluiter van de brandstoftoevoer . .158
Airbag (SRS aanvullend
veiligheidssysteem).........103
Airbags
Frontairbags..............103
Zij-airbags...............107
Alarmknipperlichten...........142
Noodremmen.............142
Alarmsysteem...............14
ATV-systeem (Alfa™ Active Torque
Vectoring).................74
Automatische dual-zone
klimaatregeling.............33
Automatische versnellingsbak.....115
Bagageruimte...............38
Banden (bandenspanning).......188
Bandenreparatiekit...........153BEDIENINGSELEMENTEN.......206
Bedieningen op de tunnel......206
BEDIENINGSELEMENTEN OP HET
STUURWIEL..............209
BEDIENINGSLEMENTEN
Overzichtstabel
bedieningselementen op
stuurwiel................209
Bedieningspaneel en
boordinstrumenten...........42
Belangrijke informatie en
aanbevelingen.............220
Beschermingssystemen
inzittenden................86
Bijgeleverde velgen en banden.....187
Brandstofverbruik............198
BSM (Blind Spot Monitoring).......76
Buitenverlichting..............26
Carrosserie (reiniging en
onderhoud)...............180
CO2-emissie...............200
Contactslot.................12
Cruise-control...............121
Dagverlichting (DRL)...........27
De motor starten.............110
De sleutels.................11
Dimlicht...................26
Dimlicht (lamp vervangen).......145
Display....................44
DTC (systeem)...............72
Een aanhanger trekken
.........139
Een lamp vervangen...........142
Elektrisch schuifdak............36
Elektrisch slot (systeem).........17
Elektrische parkeerrem.........111
Elektrische ruitbediening.........35
Elektrische verwarming stuurwiel....24
Elektrische verwarming
voorstoelen . . .............20
ESC-systeem (Electronic Stability
Control)..................73
Forward Collision Warning
(systeem).................78
Gebruik van het Instructieboek......3
Gepland onderhoudsprogramma
(benzineversies met
2.0 T4 MAir-motor)..........164
GEPROGRAMMEERD onderhoud . . .162
Geprogrammeerd
onderhoudsschema (2.2 JTD
diesel motor versies).........167
Gescheiden inklapbare achterbank.......................21
Gewichten . . ...............191
Gordelspanners..............89
Krachtbegrenzers...........90
Grootlicht..................28
Automatische inschakeling
grootlicht................28
Grootlicht koplampen (lamp
vervangen)...............145