airbag Alfa Romeo Giulia 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2017, Model line: Giulia, Model: Alfa Romeo Giulia 2017Pages: 232, PDF Size: 3.89 MB
Page 55 of 232
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STORING AIRBAG
Wanneer het waarschuwingslampje in de stand ON wordt gezet, gaat dit lampje branden en het moet doven kort nadat
de motor is gestart. Als het lampje permanent blijft branden, dan is er een storing in het airbagsysteem.
27)
VEILIGHEIDSGORDELS VOOR NIET VASTGEMAAKT
Het lampje gaat continu branden wanneer bij stilstaande auto de veiligheidsgordel aan bestuurders- en passagierszijde
(indien een passagier aanwezig is) niet is omgelegd. Het lampje gaat knipperen en er klinkt een geluidssignaal als het
voertuig rijdt en de veiligheidsgordel van de bestuurder of de passagier voorin (indien aanwezig) niet goed is
vastgemaakt.
TE HOGE MOTOROLIETEMPERATUUR
Het waarschuwingslampje gaat branden als de motorolie oververhit is.
Als het probleem aanhoudt, contact op nemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
15)
BELANGRIJK
27)Een storing van het waarschuwingslampjewordt aangegeven door het inschakelen van het pictogramop het instrumentenpaneel. In
dergelijke gevallen kan het lampje mogelijk geen storingen in de veiligheidssystemen aangeven. Laat het systeem onmiddellijk controleren door
het Alfa Romeo Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
28)Als het
waarschuwingslampje niet dooft wanneer de startinrichting naar ON wordt gedraaid of als het blijft branden tijdens het rijden
(terwijl er ook een bericht op het display wordt weergegeven), dan kan er iets mis zijn met de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet in werking treden bij een ongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in werking treden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het Alfa Romeo Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
BELANGRIJK
15)Als het symbool tijdens het rijden gaat branden, het voertuig tot stilstand brengen en de motor onmiddellijk afzetten.
53
28)
Page 73 of 232
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk. Hierin worden de
veiligheidssystemen beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze op de juiste wijze gebruikt
moeten worden.
VEILIGHEID
ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN...................72
RIJHULPSYSTEMEN............................76
BESCHERMINGSSYSTEMEN INZITTENDEN..............86
VEILIGHEIDSGORDELS . .........................86
SBA (Gordelwaarschuwing) SYSTEEM..................88
GORDELSPANNERS.............................89
KINDERZITJES................................91
AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) - AIRBAGS.....103
Page 88 of 232
28)Wees voorzichtig in het geval van
reparaties en nieuwe verf in de zone rond de
sensor (paneel dat de sensor bedekt op de
linkerkant van de bumper). In het geval van
een frontale botsing kan de sensor
automatisch buiten werking worden gesteld
en kan er op het display een bericht worden
weergegeven dat de sensor gerepareerd
moet worden. Ook als er geen
storingsmeldingen worden gegeven, moet
het systeem uitgeschakeld worden als u
denkt dat de plaats van de radarsensor is
gewijzigd (bijv. wegens een frontale
aanrijding op lage snelheid zoals tijdens
parkeermanoeuvres). Ga in deze gevallen
naar een Alfa Romeo Servicenetwerk om de
radarsensor te laten uitlijnen of vervangen.
29)Bij het slepen van een trailer, een
voertuig of tijdens laadmanoeuvres op een
voertuigtransport (of in het voertuig voor
transport), moet het systeem worden
uitgeschakeld via het Connect system.
30)De Bandenreparatiekit, voorzien bij het
voertuig, is compatibel met de TPMS
sensoren. Het gebruik van andere
afdichtmiddelen dan die in de
oorspronkelijke kit kunnen van negatieve
invloed zijn op de werking. Als andere dan de
originele afdichtmiddelen worden gebruikt,
wordt geadviseerd de TPMS-sensoren te
laten controleren door een gekwalificeerd
reparatiecentrum.BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van de auto
behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBA (Gordelwaarschuwing) Systeem;
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang dat
de beschermingssystemen op de juiste
manier gebruikt worden om het maximaal
mogelijke veiligheidsniveau voor de
bestuurder en de passagiers te
garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf "Hoofdsteunen"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
voertuig".
VEILIGHEIDSGORDELS
Alle veiligheidsgordels hebben drie
verankeringspunten, elk met hun eigen
oprolmechanisme.
Het mechanisme van de oprolautomaat
werkt door vergrendeling van de gordel
wanneer er heftig geremd wordt of door
een sterke deceleratie wegens een
botsing. Zo kan de gordel vrij schuiven en
kan hij zich aanpassen aan het lichaam
van de inzittende. In het geval van een
ongeval, zal de gordel geblokkeerd
worden waardoor het risico van impact
binnenin het interieur en het naar buiten
geslingerd worden van een persoon
beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt gebruikt
houden en moet er ook voor zorgen dat
andere inzittenden van het voertuig deze
voorschriften naleven.
Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
86
VEILIGHEID
Page 96 of 232
GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE KINDERZITJES
In overeenstemming met de Europese Richtlijn 2000/3/EG is de geschiktheid van elke passagiersstoel voor de montage van
universele kinderzitjes in de volgende tabel weergegeven:
“Universeel” kinderzitje monteren
Groep GewichtsgroepPassagier voor Passagiers achter
Passagier airbags
aanPassagier airbags
uitPassagier achterin in
het midden
(indien aanwezig)Passagiers
achterin aan de
zijkanten
Groep 0 tot 10 kg X U X U
Groep
0+ tot13 kg X U X U
Groep 1 9-18 kg X U X U
Groep 2 15-25 kg U U X U
Groep 3 22-36 kg U U X U
X = Ongeschikte zitplaats voor kinderen in deze gewichtscategorie.
U = geschikt voor kinderzitjes van de "Universele" categorie overeenkomstig de Europese ECE/R44-norm voor de aangegeven
"Groepen".
94
VEILIGHEID
Page 104 of 232
Belangrijke aanbevelingen voor het
veilig vervoeren van kinderen
Monteer de kinderzitjes op de
achterbank, omdat die plaats bij een
ongeval de meeste bescherming biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes die tegen de rijrichting in
gemonteerd zijn, tot ze 3-4 jaar zijn.
Indien een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
is gemonteerd, aan passagierszijde, dan
wordt geadviseerd de hoofdsteun te
verwijderen (zie de procedure
beschreven in de paragraaf
"Hoofdsteun", hoofdstuk "Kennismaking
met het voertuig"). De hoofdsteun moet
weer goed op zijn plaats gezet worden als
er geen kinderzitje gemonteerd is.
Als de passagiersairbag buiten
werking is gesteld, controleer dan of het
lampje op het dashboard brandt om er
zeker van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Neem de aanwijzingen die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren zorgvuldig in acht. Bewaar
deze aanwijzingen samen met de overige
documenten en dit instructieboek in het
voertuig. Gebruik geen gebruikte
kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor slechts
één kind: vervoer nooit twee kinderen in
één zitje.
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
Laat een kind nooit het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of achter
zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot, ook
geen pasgeborenen. Niemand is in staat
om een kind vast te houden bij een
ongeval.
Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
BELANGRIJK
75)ZEER GEVAARLIJK Plaats NOOIT een
kinderzitje tegen de rijrichting in op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe klein
ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de
dood van het kind tot gevolg hebben. Het is
raadzaam kinderen altijd in kinderzitjes op
de achterbank te vervoeren: bij een ongeval
biedt de achterbank de meeste
bescherming.76)Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld moet
worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
wordt gemonteerd. Neem altijd de
aanwijzingen op de zonneklep aan
passagierszijde in acht (zie de paragraaf
"Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) -
Airbag").
77)Mocht het toch nodig zijn om een kind in
een tegen de rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de passagiersstoel voor te
vervoeren, dan moeten de frontairbag en
zijairbag aan passagierszijde worden
uitgeschakeld via het hoofdmenu van het
Connectsysteem (zie de paragraaf
Aanvullend Veiligheidssysteem (SRS) -
Airbag"), de uitschakeling moet geverifieerd
worden door te controleren of de led
OFF
op het dashboard brandt. Bovendien moet
de passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voorkomen
dat het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard.
78)Verplaats de voorste passagiersstoel of
de achterbank niet als er een kind op zit of
als het kind in een geschikt kinderzitje zit
79)Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij
een ongeval kan het kinderzitje loskomen en
kan het kind zelfs dodelijk gewond raken.
Houd u bij het monteren van kinderzitjes
voor pasgeborenen of kinderen strikt aan de
aanwijzingen van de fabrikant.
102
VEILIGHEID
Page 105 of 232
80)Wanneer het kinderzitje niet in gebruik
is, zet het dan vast met de veiligheidsgordel
of met de ISOFIX-bevestigingen, of
verwijder het uit het voertuig. Laat het
kinderzitje niet los in het interieur liggen. Zo
kan het in geval van abrupt remmen of een
ongeval geen letsel bij de inzittenden
veroorzaken.
81)Verplaats de stoel niet als er een
kinderzitje is geplaatst: verwijder altijd eerst
het kinderzitje alvorens de stoel anders in te
stellen.
82)Zorg er altijd voor dat het borstgedeelte
van de veiligheidsgordel niet onder de armen
door of achter de rug van het kind langs
loopt. Bij een ongeval zal de
veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen
houden, met het risico van zelfs dodelijk
letsel. Daarom moet het kind de
veiligheidsgordel altijd correct omleggen.
83)Gebruik één onderste verankeringspunt
niet voor de installatie van meer dan één
kinderzitje.
84)Als een universeel ISOFIX-kinderzitje
niet aan alle drie de verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind
niet goed kunnen beschermen. In geval van
een aanrijding zou het kind ernstig gewond
kunnen raken of zelfs kunnen overlijden.
85)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaande auto. Het kinderzitje is op de
juiste wijze aan de beugels bevestigd als de
vergrendeling hoorbaar vastklikt. De
instructies voor montage, demontage en
plaatsing moeten in elk geval worden
opgevolgd. De fabrikant van het kinderzitje
is verplicht deze instructies bij het
kinderzitje te leveren.86)Als het voertuig bij een ongeluk van een
zekere ernst betrokken is geweest, moeten
de ISOFIX verankeringen en het kinderzitje
vervangen worden.
87)Als het voertuig bij een ongeluk van een
zekere ernst betrokken is geweest, moeten
het kinderzitje en de veiligheidsgordel
waarmee deze vastzat, vervangen worden.AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Het voertuig is voorzien van:
frontairbag bestuurderszijde;
frontairbag passagierszijde;
airbags aan passagiers- en
bestuurderszijde ter bescherming van
bekken, borst en schouders (zijairbags);
zijairbags ter bescherming van het
hoofd van passagiers op de voorstoel en
op de achterbank (gordijnairbag).
De plaats van de airbags in het voertuig is
gemarkeerd met het woord "AIRBAG" in
het midden van het stuurwiel, oonder het
Alfa Romeo-embleem, op het dashboard,
op de bekleding aan de zijkant of met een
sticker die in het gebied waar de airbag
wordt opgeblazen zit.
FRONTAIRBAGS
De frontairbags (bestuurder en
passagier) beschermen de inzittenden
voorin bij middelzware en zware frontale
botsingen, door de airbag tussen de
inzittende en het stuurwiel of het
dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen bij
andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan enz.),
wijst dit niet op een storing van het
systeem.
103
Page 106 of 232
De frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling
hierop. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen daarbuiten.
Bij een botsing worden degenen die geen
veiligheidsgordel dragen naar voren
geworpen en kunnen zo in contact komen
met een airbag die nog niet volledig
opgeblazen is. Onder deze
omstandigheden wordt de inzittende
minder door de airbag beschermd.
In de volgende omstandigheden kan het
voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet het
front van het voertuig zijn (bijv. spatbord
tegen de vangrail, etc. );
de auto schuift onder andere auto’s of
veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld onder
vrachtwagens of vangrails).
Als de airbags onder de hierboven
beschreven omstandigheden niet
opgeblazen worden, dan bieden ze geen
aanvullende bescherming ten opzichte
van de veiligheidsgordels, zodat hun
activering geen zin heeft.
In deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van het
systeem.Frontairbag bestuurderszijde
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel is
geplaatst fig. 94.
Frontairbag passagierszijde
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in dashboard fig. 95 is
opgeborgen; deze airbag heeft een groter
volume dan de bestuurdersairbag.Frontairbag passagier en kinderzitjes
PlaatsNOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen, kan
dit leiden tot dodelijk letsel van het kind.
Houd uALTIJDaan de instructies die
vermeld zijn op het etiket dat op de
zonneklep aan passagierszijde fig. 96 is
geplakt en getoond in de tabel fig. 99.
9406106S0001EM
9506106S0002EM
9606106S0003EM
104
VEILIGHEID
Page 107 of 232
Inschakeling/uitschakeling van de
airbags aan passagierszijde:
frontairbag en zijairbag
(indien aanwezig)
Voor het uitschakelen van de voor- en
zijairbags passagierszijde, selecteer op
het Connectsysteem de volgende
functies in volgorde uit het hoofdmenu,
die kunnen worden geopend door te
drukken op de MENU-knop:
"Instellingen", "Veiligheid",
"Passagiersairbag" die kunnen worden
gekozen door te draaien aan en te
drukken op de Roterende Knop fig. 97.
Het systeem zal activering/deactivering
van de airbags detecteren en de
statuswijziging bevestigen. Druk op de
Roterende Knop om verder te gaan.De leds met de UIT en AAN status zijn
voorzien op het voorste plafondlampje.
Wanneer de startinrichting op AVV wordt
gezet, gaan de twee leds enkele
seconden branden. Zo niet, neem contact
op met een Alfa Romeo Servicenetwerk.
Tijdens de eerste seconden geeft het
branden van de led niet de werkelijke
toestand van de passagiersbescherming
aan, maar heeft alleen tot doel om de
correcte werking ervan te controleren.
Na een test van enkele seconden zullen
de leds de beschermingsstatus van de
passagiersairbag aangeven.
Passagiersbescherming ingeschakeld: de
LED AAN fig. 98 gaat continu branden.
Passagiersbescherming uitgeschakeld:
de UIT LED gaan vast branden.
9706106S0007EM9806106S0008EM
105
Page 108 of 232
Frontairbag passagierszijde en kinderzitjes: BELANGRIJK
99J0A0215
106
VEILIGHEID
Page 109 of 232
ZIJ-AIRBAGS
Om de bescherming van de inzittenden in
geval van een flankbotsing te vergroten,
is de auto uitgerust met zijairbags voorin
en hoofdairbags.
Zijairbag
Deze bestaan uit twee kussens die zich in
de rugleuningen van de voorstoelen
bevinden fig. 100 en die het bekken, de
borst en schouders van de inzittenden bij
middelzware zijdelingse botsingen
beschermen.
De plaats van deze airbags is gemarkeerd
met het etiket "AIRBAG" bevestigd op de
buitenzijde van de voorstoelen.Hoofdairbag
Deze bestaat uit een “omlaag vallend”
kussen, dat zich achter de bekledingen
aan de zijkant van het dak bevinden en die
afgedekt zijn met afwerkingselementen
fig. 101.
Deze zijn ontworpen om het hoofd van de
inzittenden voorin en achterin te
beschermen bij flankbotsingen, dankzij
het grote oppervlak dat in opgeblazen
toestand wordt beslagen.
Bij lichte flankbotsingen is het opblazen
van de hoofdairbags niet vereist.
Het systeem biedt de beste bescherming
bij een zijdelingse botsing als de
passagier correct op zijn stoel zit, zodat
de hoofdairbag zo goed mogelijk
opgeblazen kan worden.
88) 89) 90) 91) 92) 93) 94) 95) 96) 97) 98) 99) 100) 101)
Waarschuwingen
Reinig de stoelen niet met water of
stoom onder druk (met de hand of in een
automatisch wasapparaat).
De front- en/of zijairbags kunnen in
werking treden bij heftige botsingen
tegen de onderkant van het voertuig (bijv.
botsing met treden, trottoirbanden,
kuilen of verkeersdrempels, enz.).
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt er een kleine hoeveelheid
poeder: dit poeder is niet schadelijk en
duidt niet op het begin van een brand. Dit
poeder kan echter de huid en ogen
irriteren: was ze in dit geval met neutrale
zeep en water.
De controle, reparatie en vervanging van
de airbags moeten door het Alfa Romeo
Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als de auto wordt gesloopt, moet het
airbagsysteem onbruikbaar gemaakt
worden door het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Gordelspanners en airbags worden op
verschillende manieren geactiveerd,
afhankelijk van het type botsing. Als een
of meerdere van deze voorzieningen niet
in werking treden, dan duidt dat niet op
een storing in het systeem.
10006106S0004EM
10106106S0005EM
107