dashboard Alfa Romeo Giulia 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2017, Model line: Giulia, Model: Alfa Romeo Giulia 2017Pages: 232, PDF Size: 3.89 MB
Page 12 of 232
INSTRUMENTENPANEEL
1. Lichtschakelaar; 2. Luchtroosters; 3. Linker hendel; 4. Bedieningstoetsen op
stuurwiel; 5. Instrumentenpaneel; 6. Stuurwiel; 7. Rechterhendel; 8. Connect; 9. Automatische dual-zone
klimaatregeling; 10. Dashboardkastje; 11. Air Bag passagierszijde;
103036S0001EM
10
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 22 of 232
verplaatst worden na het openen/sluiten
van het portier; het vergrendelen/
ontgrendelen van het voertuig of het
inschakelen van de plafondverlichting
middenvoor.
Verstelling inclinatie zitting
(schuinstelling)
(indien aanwezig)
De hoek van de zitting van de stoel kan
worden versteld in vier standen. Trek het
voorste deel van bediening 1
fig. 14 omhoog of druk het in om het
voorste deel van de stoel in de gewenste
richting te verplaatsen. Laat bediening
1 los wanneer de zitting de gewenste
positie heeft bereikt.
Verstelling van de rugleuning
(indien aanwezig)
Druk op de schakelaars 4 fig. 15 om de
breedte van de rugleuning aan te passen,
door het inbrengen van lucht in de vulling
aan de zijkant, aan de eigen
lichaamskenmerken.
Een omhullender rugleuning garandeert
een betere steun voor het lichaam tijdens
het rijden in bochten.De standen van de bestuurdersstoel in
het geheugen opslaan
Met de knoppen 5 fig. 15 kunnen drie
verschillende standen van de
bestuurdersstoel worden opgeslagen en
opgeroepen. Het opslaan en oproepen is
mogelijk met de contactsleutel in de
stand ON en gedurende 3 minuten na het
bestuurdersportier te hebben geopend
of zolang het portier gesloten is, ook met
de contactsleutel in de stand STOP. Ga
als volgt te werk om een stoelstand op te
slaan: gebruik de bedieningselementen
om de stoel te verstellen en houd de knop
1,5 seconden ingedrukt wanneer de
gewenste stand is bereikt die u wilt
opslaan. Druk kort op de betreffende
knop om een opgeslagen stand op te
roepen.
ELEKTRISCHE VERWARMING
VOORSTOELEN
(indien aanwezig)
Druk, met de startinrichting in stand AAN,
op de knoppen
fig. 16 op het
dashboard.
Er kunnen drie verwarmingsniveaus
gekozen worden:
"minimale verwarming": er brandt één
oranje led op de knoppen;
"gemiddelde verwarming": er branden
twee oranje leds op de knoppen;
"maximale verwarming": er branden
twee oranje leds op de knoppen.
Houd de knoppen voor een paar
seconden ingedrukt om de "snelle
maximale verwarming" functie te
activeren.
1504066S0015EM
1604066S0004EM
20
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 28 of 232
door middel van een nieuwe bediening op
hetzelfde apparaat.
BELANGRIJK De spiegels moeten tijdens
het rijden altijd geopend zijn en mogen
nooit ingeklapt zijn.
ELEKTRISCH DIMBARE
BUITENSPIEGELS
(indien aanwezig)
Net als een achteruitkijkspiegel, is een
elektrisch dimbare spiegel ook
beschikbaar op sommige versies, die zijn
reflecterende eigenschappen
automatisch aanpast om oogverblinding
van de bestuurder te voorkomen. De
oogverblindingpreventie elektrochrome
inschakel-/uitschakelknop fig. 26 is
dezelfde voor alle achteruitkijkspiegels.
BELANGRIJK
16)Omdat de buitenspiegels gebogen zijn,
kunnen zij uw perceptie van de afstand
enigszins wijzigen.
BUITENVERLICHTING
LICHTSCHAKELAAR
De lichtschakelaars fig. 29, die zich op de
linkerzijde (versies met stuur links) of op
de linkerzijde (versies met stuur rechts)
van het dashboard bevindt, worden de
koplampen, het stadslicht, de
dagrijlichten, het dimlicht, de mistlampen,
mistachterlichten en de regeling
lichtsterkte instrumentenpaneel en de
symbolen op de bedieningsknoppen
bediend.
De externe lampen kunnen alleen worden
ingeschakeld wanneer de startinrichting
in de ON positie staat, behalve voor
parkeerlichten. Zie de "Parkeerlichten"
paragraaf, in dit hoofdstuk voor meer
informatie.Het instrumentenpaneel en de
verschillende bedieningstoetsen op het
dashboard worden verlicht wanneer de
buitenverlichting wordt ingeschakeld.AUTO-FUNCTIE (schemersensor)
Dit is een infrarood-ledsensor die samen
met de regensensor werkt en die zich op
de voorruit bevindt. Deze kan variaties in
het buitenlicht detecteren op basis van
de lichtgevoeligheid die ingesteld is via
het Connectsysteem.
Hoe hoger de gevoeligheid, des te minder
buitenlicht is er nodig om de verlichting in
te schakelen.
Inschakeling van de functie
Draai de lichtschakelaar naar AUTO.
BELANGRIJK De functie kan alleen
worden ingeschakeld met de
startinrichting in stand AAN.
Uitschakeling van de functie
Om de functie uit te schakelen, draai de
lichtschakelaar naar een andere stand
dan AUTO.
DIMLICHT
Draai de lichtschakelaar naarom het
stadslicht, de verlichting van het
instrumentenpaneel en het dimlicht in te
schakelen.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
2904126S0005EM
26
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 36 of 232
Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen van de voorruit
en de voorste zijruiten om deze te
ontwasemen/ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters
in het midden en aan de zijkant van
het dashboard om de borst en het
gezicht tijdens het warme seizoen
te verkoelen.
Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen voor de
beenruimten voor en achter. Deze
luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur,
waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
Luchtstroomverdeling tussen
uitstroomopeningen beenruimten
(hetere lucht) en
uitstroomopeningen
midden/zijkanten dashboard
(koelere lucht). Deze luchtverdeling
is bijzonder nuttig op zonnige dagen
in het voor- en najaar.
Luchtstroom verdeeld over
uitstroomopeningen beenruimten
en uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien
voorruit/voorste zijruiten. Deze
luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur en
voorkomt dat de ruiten beslaan.
Luchtstroomverdeling tussen de
uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien voorruit en
de uitstroomopeningen in het
midden en aan de zijkant van het
dashboard. Zo kan de lucht op de
voorruit worden gericht bij sterk
zonlicht.
Luchtstroomverdeling naar alle
uitstroomopeningen van het
voertuig.
In de AUTO-modus beheert de
airconditioning automatisch de
luchtverdeling. Bij handmatige bediening
wordt de ingestelde luchtverdeling
aangegeven door de betreffende
symbolen op het Connectsysteemdisplay
dat inschakelt.
START & STOP-EVO
De automatische dual-zone
klimaatregeling heeft een wisselwerking
met het Stop Start&Evo-systeem (motor
wordt afgezet wanneer devoertuigsnelheid 0 km/h is) om een
passend comfort in het interieur te
garanderen.
De klimaatregeling schakelt het
Start&Stop Evo met name uit als:
de klimaatregeling is ingesteld op de
AUTO-modus (led op de knop brandt) en
de temperatuuromstandigheden in het
voertuig verre van comfortabel zijn;
de klimaatregeling is ingesteld op LO
voor maximale verkoeling;
de klimaatregeling is ingesteld op
MAX DEF.
Wanneer het Start & Stop Evo-systeem
werkt (motor afgezet en
voertuigsnelheid is gelijk aan 0 km/h),
wordt de luchtstroom zo veel mogelijk
beperkt, om de comfortabele toestand in
het interieur langer te handhaven.
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt het koelmiddel
R1234YF dat het milieu niet verontreinigt
als het per ongeluk weglekt. Gebruik onder
geen enkele omstandigheid R134a en
R12 vloeistoffen, die niet compatibel zijn
met de componenten van het systeem.
34
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 41 of 232
Openen van binnenuit
Waneer ontgrendeld, kan de achterklep
worden geopend vanuit de binnenkant
van het voertuig met behulp van de
openingsknop fig. 41 die zich onder het
dashboard bevindt (nabij de
openingshendel voor de voorklep) totdat
u de ontgrendelingsklik hoort.
SLUITEN
12)
Pak een van de handgrepen fig. 42 vast
en laat de achterklep zakken, druk in de
buurt van het slot tot het vastklikt.
BELANGRIJK Voor het sluiten van de
achterklep ervoor zorgen dat u de sleutel
bij zich heeft om te voorkomen dat deze
opgesloten blijft liggen in de
bagageruimte. De bagageruimte wordt
automatisch vergrendeld en kan alleen
worden geopend met een andere sleutel.
INITIALISERING BAGAGERUIMTE
BELANGRIJK Als de accu losgekoppeld is
of als er een zekering is doorgebrand, dan
moet het mechanisme voor het
openen/sluiten van de bagageruimte
opnieuw worden geïnitialiseerd. Ga
hiervoor als volgt te werk:
sluit alle portieren en de
bagageruimte;
druk op de knopvan de
afstandsbediening;
druk op de knopvan de
afstandsbediening.
BELANGRIJK
12)Als u de accu moet loskoppelen of
verwijderen, sluit de achterklep dan niet. Om
onbedoelde sluiting te voorkomen, wordt
aanbevolen een obstakel (bijv. een doek) op
het slot te leggen zodat de achterklep niet
gesloten kan worden.
4104206S0002EM
4204206S0003EM
39
Page 104 of 232
Belangrijke aanbevelingen voor het
veilig vervoeren van kinderen
Monteer de kinderzitjes op de
achterbank, omdat die plaats bij een
ongeval de meeste bescherming biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes die tegen de rijrichting in
gemonteerd zijn, tot ze 3-4 jaar zijn.
Indien een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
is gemonteerd, aan passagierszijde, dan
wordt geadviseerd de hoofdsteun te
verwijderen (zie de procedure
beschreven in de paragraaf
"Hoofdsteun", hoofdstuk "Kennismaking
met het voertuig"). De hoofdsteun moet
weer goed op zijn plaats gezet worden als
er geen kinderzitje gemonteerd is.
Als de passagiersairbag buiten
werking is gesteld, controleer dan of het
lampje op het dashboard brandt om er
zeker van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Neem de aanwijzingen die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren zorgvuldig in acht. Bewaar
deze aanwijzingen samen met de overige
documenten en dit instructieboek in het
voertuig. Gebruik geen gebruikte
kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor slechts
één kind: vervoer nooit twee kinderen in
één zitje.
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
Laat een kind nooit het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of achter
zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot, ook
geen pasgeborenen. Niemand is in staat
om een kind vast te houden bij een
ongeval.
Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
BELANGRIJK
75)ZEER GEVAARLIJK Plaats NOOIT een
kinderzitje tegen de rijrichting in op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe klein
ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de
dood van het kind tot gevolg hebben. Het is
raadzaam kinderen altijd in kinderzitjes op
de achterbank te vervoeren: bij een ongeval
biedt de achterbank de meeste
bescherming.76)Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld moet
worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
wordt gemonteerd. Neem altijd de
aanwijzingen op de zonneklep aan
passagierszijde in acht (zie de paragraaf
"Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) -
Airbag").
77)Mocht het toch nodig zijn om een kind in
een tegen de rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de passagiersstoel voor te
vervoeren, dan moeten de frontairbag en
zijairbag aan passagierszijde worden
uitgeschakeld via het hoofdmenu van het
Connectsysteem (zie de paragraaf
Aanvullend Veiligheidssysteem (SRS) -
Airbag"), de uitschakeling moet geverifieerd
worden door te controleren of de led
OFF
op het dashboard brandt. Bovendien moet
de passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voorkomen
dat het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard.
78)Verplaats de voorste passagiersstoel of
de achterbank niet als er een kind op zit of
als het kind in een geschikt kinderzitje zit
79)Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij
een ongeval kan het kinderzitje loskomen en
kan het kind zelfs dodelijk gewond raken.
Houd u bij het monteren van kinderzitjes
voor pasgeborenen of kinderen strikt aan de
aanwijzingen van de fabrikant.
102
VEILIGHEID
Page 105 of 232
80)Wanneer het kinderzitje niet in gebruik
is, zet het dan vast met de veiligheidsgordel
of met de ISOFIX-bevestigingen, of
verwijder het uit het voertuig. Laat het
kinderzitje niet los in het interieur liggen. Zo
kan het in geval van abrupt remmen of een
ongeval geen letsel bij de inzittenden
veroorzaken.
81)Verplaats de stoel niet als er een
kinderzitje is geplaatst: verwijder altijd eerst
het kinderzitje alvorens de stoel anders in te
stellen.
82)Zorg er altijd voor dat het borstgedeelte
van de veiligheidsgordel niet onder de armen
door of achter de rug van het kind langs
loopt. Bij een ongeval zal de
veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen
houden, met het risico van zelfs dodelijk
letsel. Daarom moet het kind de
veiligheidsgordel altijd correct omleggen.
83)Gebruik één onderste verankeringspunt
niet voor de installatie van meer dan één
kinderzitje.
84)Als een universeel ISOFIX-kinderzitje
niet aan alle drie de verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind
niet goed kunnen beschermen. In geval van
een aanrijding zou het kind ernstig gewond
kunnen raken of zelfs kunnen overlijden.
85)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaande auto. Het kinderzitje is op de
juiste wijze aan de beugels bevestigd als de
vergrendeling hoorbaar vastklikt. De
instructies voor montage, demontage en
plaatsing moeten in elk geval worden
opgevolgd. De fabrikant van het kinderzitje
is verplicht deze instructies bij het
kinderzitje te leveren.86)Als het voertuig bij een ongeluk van een
zekere ernst betrokken is geweest, moeten
de ISOFIX verankeringen en het kinderzitje
vervangen worden.
87)Als het voertuig bij een ongeluk van een
zekere ernst betrokken is geweest, moeten
het kinderzitje en de veiligheidsgordel
waarmee deze vastzat, vervangen worden.AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Het voertuig is voorzien van:
frontairbag bestuurderszijde;
frontairbag passagierszijde;
airbags aan passagiers- en
bestuurderszijde ter bescherming van
bekken, borst en schouders (zijairbags);
zijairbags ter bescherming van het
hoofd van passagiers op de voorstoel en
op de achterbank (gordijnairbag).
De plaats van de airbags in het voertuig is
gemarkeerd met het woord "AIRBAG" in
het midden van het stuurwiel, oonder het
Alfa Romeo-embleem, op het dashboard,
op de bekleding aan de zijkant of met een
sticker die in het gebied waar de airbag
wordt opgeblazen zit.
FRONTAIRBAGS
De frontairbags (bestuurder en
passagier) beschermen de inzittenden
voorin bij middelzware en zware frontale
botsingen, door de airbag tussen de
inzittende en het stuurwiel of het
dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen bij
andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan enz.),
wijst dit niet op een storing van het
systeem.
103
Page 106 of 232
De frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling
hierop. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen daarbuiten.
Bij een botsing worden degenen die geen
veiligheidsgordel dragen naar voren
geworpen en kunnen zo in contact komen
met een airbag die nog niet volledig
opgeblazen is. Onder deze
omstandigheden wordt de inzittende
minder door de airbag beschermd.
In de volgende omstandigheden kan het
voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet het
front van het voertuig zijn (bijv. spatbord
tegen de vangrail, etc. );
de auto schuift onder andere auto’s of
veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld onder
vrachtwagens of vangrails).
Als de airbags onder de hierboven
beschreven omstandigheden niet
opgeblazen worden, dan bieden ze geen
aanvullende bescherming ten opzichte
van de veiligheidsgordels, zodat hun
activering geen zin heeft.
In deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van het
systeem.Frontairbag bestuurderszijde
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel is
geplaatst fig. 94.
Frontairbag passagierszijde
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in dashboard fig. 95 is
opgeborgen; deze airbag heeft een groter
volume dan de bestuurdersairbag.Frontairbag passagier en kinderzitjes
PlaatsNOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen, kan
dit leiden tot dodelijk letsel van het kind.
Houd uALTIJDaan de instructies die
vermeld zijn op het etiket dat op de
zonneklep aan passagierszijde fig. 96 is
geplakt en getoond in de tabel fig. 99.
9406106S0001EM
9506106S0002EM
9606106S0003EM
104
VEILIGHEID
Page 110 of 232
BELANGRIJK
88)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag, op de zijkant van de
dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats
nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons)
op het dashboard aan passagierszijde,
omdat deze het correct openen van de
passagiersairbag kunnen hinderen en tevens
de inzittenden ernstig kunnen verwonden.
89)Rijd altijd met de handen op de rand van
het stuurwiel zodat de airbag indien nodig
ongehinderd opgeblazen kan worden. Rijd
niet met het lichaam naar voren gebogen,
maar houd de rugleuning in een rechte stand
en steun er goed tegen met uw rug.
90)De passagiersairbag kan buiten werking
worden gesteld via het Connectsysteem
door het selecteren van de volgende functies
in volgorde op het hoofdmenu: ‘Instellingen’;
‘Veiligheid’; ‘Air Bag passagier’ en
‘uitschakeling’.
91)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
92)Steun niet met het hoofd, de armen of de
ellebogen tegen het portier, de ruiten of in
het gebied van de Hoofdairbag om mogelijke
verwondingen tijdens het opblazen te
voorkomen.
93)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.94)Als het startsysteem op ON wordt gezet
en het
lampje niet gaat branden of tijdens
het rijden blijft branden, dan is er mogelijk
een storing in de veiligheidssystemen; in dat
geval kunnen de airbags of gordelspanners
niet in werking treden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld
in werking treden. Neem onmiddellijk
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren alvorens verder te rijden.
95)In het geval van een storing van de led
OFF(bevindt zich op de instapverlichting
voor), verschijnt het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel.
96)Bedek bij voertuigen met zijairbags de
rugleuning van de voorstoelen niet met extra
hoezen.
97)Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd niets in de mond (pijp,
pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking treedt.
98)Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door een Alfa Romeo
Servicepunt controleren.
99)Een storing van het airbaglampje wordt
aangegeven door het aangaan van het
symbool "storing airbag" en een speciaal
bericht op het display van het
instrumentenpaneel. De pyrotechnische
ladingen zijn niet uitgeschakeld. Neem
onmiddellijk contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren alvorens verder te rijden.
100)De activeringsdrempel van de airbag is
hoger dan die van de gordelspanners. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.101)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de zijairbags en
de veiligheidsgordels beschermd, die dus
altijd gedragen moeten worden.
108
VEILIGHEID
Page 146 of 232
Lampen Type VermogenReferentieafbeelding
(1) Grootlicht, voorkant lichten/ daglicht looplicht (DRL) H15 55/15W D
(1) Dimlicht H7 55
WD
(1) Richtingaanwijzers voor PY24W 24W B
(1) Mistlampen H11 55 W E
Koplampen grootlicht/dimlicht (Xenon gasontladingslampen) D5S 25 W F
Koplampen grootlicht/dimlicht (Xenon gasontladingslampen) D3S 35 W F
Verlichting zonneklep 1.5CP 2.1W C
Dashboardkastverlichting W5W 4 W A
Bagageruimteverlichting W5W 5 W A
Puddle lichten (onder deurpaneel) W5W 5 W A
(1) Alleen voor de basisversie koplampen met halogeen- grootlicht/dimlichten
144
NOODGEVALLEN