ESP Alfa Romeo Giulietta 2014 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2014, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2014Pages: 280, PDF Size: 6.6 MB
Page 5 of 280

Beste klant,Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen. Wij hebben dit boekje samengesteld om u te helpen alle kenmerken
van de auto te leren kennen en hem op de beste manier te gebruiken. Wij raden aan het aandachtig door te lezen voordat u voor de eerste
keer gaat rijden.
Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van de auto, zodat u het maximum uit de
technologische eigenschappen van uw Alfa Romeo kunt halen. Dit boekje geeft tevens een beschrijving van de speciale kenmerken, essentiële
informatie over het correcte onderhoud van uw Alfa Romeo, alsmede tips voor veilig rijden.
Wij vragen u de waarschuwingen en aanwijzingen aandachtig te lezen die in de tekst gemarkeerd zijn met de volgende symbolen:
veiligheid van de inzittenden;conditie van de auto;milieubescherming.
OPMERKING Deze symbolen zijn, indien nodig, aan het einde van elke paragraaf weergegeven en gevolgd door een getal. Dat
getal heeft betrekking op de overeenkomstige waarschuwing aan het einde van het betreffende deel.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook een beschrijving van de Diensten die Alfa Romeo haar klanten biedt, het Garantiecertificaat en
de details van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service van de mensen
bij Alfa Romeo zult waarderen.
Veel leesplezier en een goede reis gewenst!
In dit instructieboek zijn alle versies van de Alfa Romeo Giulietta beschreven; neem alstublieft uitsluitend de informatie in
beschouwing die betrekking heeft op het uitrustingsniveau, de motor en de versie van uw auto. De gegevens in deze
publicatie zijn slechts indicatief. Fiat Group Automobiles kan op elk moment de in deze publicatie beschreven
specificaties van het automodel om technische of commerciële redenen wijzigen. Neem voor meer informatie contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Page 35 of 280

WERKWIJZEN
KLIMAATREGELSYSTEEM
Het systeem kan op verschillende
manieren ingeschakeld worden: het
verdient echter aanbeveling op de
AUTO-knop te drukken en de
draaiknoppen te gebruiken om de
gewenste temperatuur in te stellen.
Op die manier wordt de temperatuur,
de hoeveelheid en de verdeling van de
lucht in het interieur volledig
automatisch door het systeem
geregeld. Het systeem regelt ook de
luchtrecirculatie en de inschakeling van
de aircocompressor.
Tijdens de automatische werking van
het systeem, kan men op elk ogenblik
de ingestelde temperatuur, de
luchtdistributie en de ventilatorsnelheid
wijzigen d.m.v. de betreffende knoppen:
het systeem past automatisch de
eigen instellingen aan aan de nieuwe
instellingen.
Wanneer tijdens de automatische
werking (AUTO) de luchtdistributie en/of
de luchtopbrengst gewijzigd worden
en/of de inschakeling van de
compressor en/of de recirculatie, dan
verdwijnt de melding AUTO.Wanneer tijdens de volledige
automatische werking (FULL AUTO) de
luchtdistributie en/of de luchtopbrengst
gewijzigd worden en/of de inschakeling
van de compressor en/of de
recirculatie, dan verdwijnt de melding
FULL.
Op die manier regelt het
klimaatregelsysteem alle functies
automatisch, uitgezonderd de functies
die handmatig werden versteld. De
ventilatorsnelheid is gelijk voor alle
zones in de passagiersruimte.
REGELING
LUCHTTEMPERATUUR
Draai de knop A of L naar rechts of
naar links om de luchttemperatuur te
regelen: knop A voor de zone linksvoor,
knop L voor de zone rechtsvoor in het
interieur. De ingestelde temperaturen
worden op de displays weergegeven.
Druk op de knop MONO om de
temperatuur tussen de twee zones uit
te lijnen.
Draai aan de knop L om terug te keren
naar gescheiden beheer van
luchttemperaturen in de twee zones.Draai de knoppen helemaal naar rechts
of links om respectievelijk de functie
HI (maximaal verwarming) of LO
(maximale koeling) in te schakelen.
Draai aan de knop om deze functies uit
te schakelen en om de gewenste
temperatuur in te stellen.
REGELING
LUCHTVERDELING
Door op een van de knoppen (
/
/
) te drukken, kan handmatig een
van de 7 instellingen voor de
luchtverdeling worden gekozen:Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen van de
voorruit en de voorste zijruiten om
deze te ontwasemen of te
ontdooien.Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen in het midden
en aan de zijkant van het
dashboard om de borst en het
gelaat tijdens het warme seizoen te
verkoelen.Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen voor de
beenruimten voor en achter. Deze
luchtverdeling zorgt voor een
snelle verwarming van het interieur,
waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
31
Page 74 of 280

Wanneer de hendel A fig. 75 in de
stand “d” wordt gebracht, wordt de
“Dynamic” modus ingeschakeld en
wordt dit aangegeven door het variëren
van de felheid (knipperen) van de
verlichting het instrumentenpaneel.
RIJMODUSSEN
De hendel A beschikt over een stabiele
stand. Met andere woorden, de hendel
blijft altijd in de middelste stand.
De gekozen rijmodus wordt
aangegeven met een brandende led op
het paneel en wordt op het
herconfigureerbaar multifunctioneel
display as volgt aangegeven:
❒Dynamische modusfig. 76
(displayweergave beschikbaar voor
bepaalde versies/markten)
❒All Weather Modusfig. 77“Natural”
Wanneer de modus “Natural” is
gekozen, worden er geen meldingen en
symbolen op de display weergegeven.
ESC en ASR systemen:de
activeringsdrempels zijn ingesteld voor
comfort en veiligheid onder normale
grip- en rijomstandigheden.
"ELECTRONIC Q2" systeem:het
systeem is gekalibreerd om een
maximaal rijcomfort te verzekeren.
Stuurwielafstelling:functies ingesteld
voor comfort onder normale
gebruiksomstandigheden.
DST:standaard remregeling
gecombineerd met ABS/ESC.
Standaard regeling van zijdelingse
versnelling. Overstuurcompensatie: met
een lichte impuls op het stuurwiel
wordt de bestuurder geadviseerd om
de geschiktste manoeuvre uit te voeren.
Motor:standaard respons.INSCHAKELING/
UITSCHAKELING
“Dynamic” MODUS
Inschakeling
Breng hendel A fig. 75 omhoog (ter
hoogte van de letter “d”) en houd hem
0,5 seconde in deze stand tot de
betreffende led brandt of tot het woord
“Dynamic” op het display verschijnt
(zie fig. 78).
Nog het loslaten keert de hendel A
terug naar de middelste stand.
ESC en ASR:activeringsdrempels voor
een aangenamere, sportievere rijstijl,
waarbij stabiliteit van het voertuig wordt
verzekerd.76
A0K0591
77
A0K0592
78
A0K1510
70
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 75 of 280

"ELECTRONIC Q2" systeem:het
systeem is gekalibreerd om de tractie te
verhogen bij acceleratie in bochten,
voor een maximale wendbaarheid van
het voertuig.
Stuurwielafstelling:gebruikt de
sportfunctie.
DST:standaard remregeling
gecombineerd met ABS/ESC.
Standaard regeling van zijdelingse
versnelling. Compenseert overstuur
afhankelijk van de ESC/ASR
activeringsdrempels: met een lichte
impuls op het stuurwiel wordt de
bestuurder geadviseerd de geschiktste
manoeuvre uit te voeren.
Motor:snellere respons + Overboost
voor maximalisatie van het
koppelniveau (voor bepaalde
versies/markten).
RAB:voorinstelling van de remblokken
(voor en achter) gevolgd door het
snel loslaten van het gaspedaal om de
remtijd te reduceren, de remweg te
verkorten en het gevoel van het
rempedaal te verbeteren.Wanneer de Dynamic modus wordt
ingeschakeld, verandert ook de
lichtintensiteit van het
instrumentenpaneel die eerst afneemt,
vervolgens toeneemt en tenslotte
weer terugkeert naar de vooringestelde
waarde.
Uitschakeling
Om de “Dynamic” modus uit te
schakelen en terug te keren naar
“Natural”, moet dezelfde beweging van
de hendel binnen dezelfde tijd herhaald
worden. In dit geval gaat de led van
de “Natural” modus branden en wordt
het opschrift “Natural on” op het display
weergegeven (zie fig. 79).INSCHAKELING/
UITSCHAKELING
“All Weather” MODUS
Inschakeling
Breng de hendel A fig. 75 omlaag (nabij
de letter “a”) en houd hem in deze
stand gedurende 0,5 seconden tot de
betreffende leds branden of tot het
opschrift “All Weather” op de display
verschijnt (zie fig. 80).
ESC en ASR systemen:de
activeringsdrempels zijn ingesteld om
een maximale veiligheid bij lage
gripcondities te verzekeren. Bij
montage van sneeuwkettingen is
raadzaam om de "All Weather" modus
in te schakelen.
"ELECTRONIC Q2" systeem:het
system is uitgeschakeld.
79
A0K1059
80
A0K1511
71
Page 76 of 280

Stuurwielafstelling:maximum
comfort.
DST:hogere remregeling
gecombineerd met ABS/ESC.
Standaard regeling van zijdelingse
versnelling. Compenseert overstuur
afhankelijk van de ESC/ASR
activeringsdrempels: met een lichte
impuls op het stuurwiel wordt de
bestuurder geadviseerd de geschiktste
manoeuvre uit te voeren.
Motor:standaard respons.
Uitschakeling
Om de “All Weather” modus uit te
schakelen en terug te keren naar de
“Natural” modus, ga op dezelfde wijze
te werk als voor de “Dynamic” modus,
maar beweeg de hendel A fig. 75
naar “a”.BELANGRIJK
❒Direct schakelen van de “Dynamic”
naar de “All Weather” modus en
omgekeerd is niet mogelijk. Om de
andere modus in te schakelen moet
eerst worden teruggekeerd naar
de “Natural” modus.
❒De rijmodus die ingeschakeld was
voordat de motor werd
uitgeschakeld, wordt gehandhaafd
als de motor weer gestart wordt.
❒Bij een storing in het systeem of een
defect van de hendel A, kunnen
geen rijmodi worden gekozen. Het
display toont dan een
waarschuwingsmelding.
START&STOP
SYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder weer wil gaan rijden.
Dit verhoogt de efficiency van de
auto dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en
geluidsoverlast.
WERKING
Uitschakelmodus
van de motor
Bij stilstaande auto, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in
de vrijstand staat en het
koppelingspedaal niet is ingetrapt.
OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
72
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 78 of 280

OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Bij ingeschakeld systeem wordt, om
redenen van comfort, emissiecontrole
en veiligheid, de motor niet afgezet
onder de volgende omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het
remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als
bergaf wordt gereden);
❒als de motor langer dan circa 3
minuten is afgezet door het
Start&Stop-systeem;
❒bij versies met dual zone
automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer
een comfortabele temperatuur in
het interieur moet worden bereikt of
bij ingeschakelde MAX-DEF functie.
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal helemaal in te
trappen. De start wordt aan de
bestuurder gemeld met een bericht en,
voor bepaalde versies/markten, gaat
het symbool
op de display
knipperen.Opmerkingen
Als de bestuurder het koppelingspedaal
niet intrapt, kan de motor, 3 minuten
na het afzetten, alleen m.b.v. de
contactsleutel worden gestart.
Als de motor onbedoeld is afgeslagen,
bijvoorbeeld door het koppelingspedaal
te snel los te laten met ingeschakelde
versnelling, en het Start&Stop-systeem
is actief, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal
helemaal in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand
te schakelen.
VEILIGHEIDS
INSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurdersportier of het
passagiersportier, dan kan men de
motor alleen herstarten m.b.v. de
contactsleutel.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht door een geluidssignaal, het
knipperen van het symbool
op de
display en bij sommige versies
verschijnt ook een melding op de
display."ENERGY SAVING"
FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende 3
minuten geen enkele handeling uitvoert,
dan schakelt het Start&Stop-systeem
de motor definitief uit om brandstof
te kunnen besparen. In dergelijke
gevallen kan men de motor alleen
herstarten m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING De motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door het
Start&Stop-systeem uit te schakelen.
ONREGELMATIGE
WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Start&Stopsysteem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht van de storing door het
knipperende
symbool (uitvoeringen
met multifunctioneel display) of
symbool (uitvoeringen met
herconfigureerbaar multifunctioneel
display). Voor bepaalde
uitvoeringen/markten, indien aanwezig,
wordt er ook een bericht weergegeven.
Neem in dit geval contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
74
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 84 of 280

De autoradio moet in het hiervoor
bestemde vak A fig. 87 gemonteerd
worden; toegang tot dit vak wordt
verkregen door te drukken op de twee
borglipjes in het vak zelf; de
voedingskabels kunnen hier gevonden
worden.
57)BELANGRIJK
57) Neem voor verbinding van de
radio met de inbouwvoorbereiding
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om elk probleem
te voorkomen dat de veiligheid
van de auto in gevaar brengt.
OPTIONELE
ACCESSORIESAls men na aanschaf van het voertuig
accessoires wil monteren die constante
elektrische voeding nodig hebben
(radio, diefstalalarm, satellietbewaking
via GPS enz.) of veel stroom verbruiken,
dient men contact op te nemen met
het gespecialiseerde personeel van het
Alfa Romeo Servicenetwerk. Zij kunnen
de meest geschikte apparatuur uit
het assortiment Lineaccessori
Alfa Romeo aanbevelen en controleren
of de elektrische installatie berekend
is op de vereiste belasting en of het
noodzakelijk is een accu met een
grotere capaciteit te monteren.
58)
MONTAGE VAN
ELEKTRISCHE/
ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN
Elektrische/elektronische systemen die
na aanschaf van de auto door de
aftersales-service worden gemonteerd,
moeten van het volgende merkteken
zijn voorzien:fig. 88Fiat Group Automobiles S.p.A.
autoriseert de montage van zend-/
ontvangstapparatuur op voorwaarde
dat deze door een gespecialiseerd
bedrijf op vakkundige wijze en
overeenkomstig de aanwijzingen van de
fabrikant wordt uitgevoerd.
BELANGRIJK In geval van montage van
systemen waarbij de kenmerken van
de auto worden gewijzigd, kan het
kentekenbewijs door de bevoegde
instanties ingenomen worden. Dit kan
ook de ongeldigheid van de garantie
met zich meebrengen voor defecten
veroorzaakt door voornoemde wijziging
of die direct of indirect hierop terug te
voeren zijn.
Fiat Group Automobiles S.p.A. wijst
elke aansprakelijkheid af voor schade
die het gevolg is van montage van
accessoires die niet door Fiat Group
Automobiles S.p.A. zijn geleverd of
aanbevolen en die niet conform de
verschafte aanwijzingen zijn
gemonteerd.
88
DISPOSITIVI-ELETTRONICI
80
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 95 of 280

GEAR SHIFT INDICATOR
De "GSI" (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling
in te schakelen via een speciale melding
op de display fig. 99.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Daarom is het voor een zuinig
brandstofverbruik raadzaam om de
rijmodus "Natural" of "All Weather" te
selecteren, en om de aanwijzingen van
de Gear Shift Indicator op te volgen
wanneer de verkeersomstandigheden
dit toelaten.Wanneer het pictogram SHIFT UP
(
SHIFT) op de display wordt
getoond, geeft de GSI het advies om
een hogere versnelling in te schakelen,
terwijl wanneer het pictogram SHIFT
DOWN (
SHIFT) wordt getoond,
de bestuurder wordt geadviseerd een
lagere versnelling in te schakelen.
OpmerkingDe aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden
zolang de bestuurder niet schakelt of
zolang de rijomstandigheden niet
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
WELCOME MOVEMENT
Bij sommige versies gebeurt het
volgende wanneer de sleutel in de
stand MAR-ON wordt gezet:
❒snelle beweging (op en neer) van de
wijzers van de snelheidsmeter en de
toerenteller;
❒verlichting van grafische symbolen/
display;
❒weergave van een grafische animatie
van het autoprofiel.Wijzerbewegingen
❒Als de sleutel uit het contactslot
wordt verwijderd terwijl de wijzers
bewegen, keren ze onmiddellijk naar
hun beginstand terug.
❒Nadat de wijzers de maximum
schaalwaarden hebben bereikt, keren
ze terug naar de door de auto
aangegeven waarde.
❒De beweging van de wijzers stopt
wanneer de motor is gestart.
Verlichting van
grafische symbolen/
display
Enkele seconden nadat de sleutel is
ingebracht, worden de meters, de
grafische symbolen en de display
achter elkaar verlicht.
Weergave van een
grafische animatie
Wanneer de sleutel uit het contactslot
wordt verwijderd (bij gesloten portieren),
blijft de display branden en wordt een
grafische animatie weergegeven.
De displayverlichting wordt geleidelijk
aan gedimd en tenslotte volledig
uitgeschakeld.
99
A0K0540
91
Page 101 of 280

❒houd de SET/
knop nogmaals
ingedrukt om terug te keren naar
het standaardscherm of het
hoofdmenu in functie van waar men
zich bevindt.
Meeteenheid
(Meeteenheid instellen)
Met deze functie kunnen de
meeteenheden via drie submenu’s
ingesteld worden: “Afstand”, “Verbruik”
en “Temperatuur“.
Ga als volgt te werk om de
meeteenheid in te stellen:
❒druk kort op de SET/
knop om
de drie submenu's weer te geven;
❒druk op de knop ""of"
"
om de drie submenu's te doorlopen;
❒nadat het te wijzigen submenu is
gekozen, kort op de SET/
knop
drukken;
❒wanneer het submenu “Afstand”
wordt gekozen: kortstondig drukken
op SET/
toont "km" of "mi" ,
afhankelijk van de vorige instelling;
❒druk op de knop "
"of"
"
om te kiezen;❒wanneer het submenu “Verbruik”
wordt gekozen: kortstondig drukken
op SET/
toont km/l, l/100 km
of mpg, afhankelijk van de vorige
instelling;
Wanneer “km” is ingesteld, wordt het
brandstofverbruik in km/l of l/100km op
de display weergegeven.
Wanneer “mi” is ingesteld, wordt het
brandstofverbruik in “mpg" op de
display weergegeven.
❒druk op de knop "
"of"
"
om te kiezen;
❒wanneer het submenu “Temperatuur”
wordt gekozen: drukken op
SET/
toont “°C” of “°F”,
afhankelijk van de vorige instelling;
❒druk op de knop "
"of"
"
om te kiezen;
Wanneer de gewenste instellingen zijn
uitgevoerd, druk kortstondig op de
SET/
knop om terug te keren naar
het menuscherm of druk langdurig
op de knop om terug te keren naar het
hoofdmenu zonder op te slaan.
Druk nogmaals langdurig op de
SET/knop om terug te keren naar
het standaardscherm of het hoofdmenu
in functie van waar men zich bevindt.Taal (Taal instellen)
De meldingen op de display kunnen in
de volgende talen worden
weergegeven: Italiano, English,
Deutsch, Português, Español, Français,
Nederlands, Türk en Português
Brasileiro.
Ga als volgt te werk om de gewenste
taal in te stellen:
❒druk kortstondig op de SET/
knop: op het display begint de
voorheen ingestelde "taal" te
knipperen;
❒druk op de knop "
"of"
"
om te kiezen;
❒druk kort op de SET/
knop om
terug te keren naar het menuscherm
of druk langdurig op de knop om
terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Geluidssterkte
waarschuwingen
(Volumeregeling
geluidssignaal
storing/waarschuwing)
Met deze functie kan het volume van de
zoemer, die klinkt als een storing/
waarschuwing op de display wordt
weergegeven, worden ingesteld op 8
niveaus.
97
Page 140 of 280

VEILIGHEIDSG
ORDELSGEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
Pak, om de gordel om te leggen, de
gesp A fig. 106 en steek deze in de
sluiting B, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op
knop C en begeleid de gordel tijdens
het teruglopen met de hand, zodat
hij niet draait.
70) 71) 72)
De oprolautomaat kan blokkeren als de
auto op een steile helling staat: dit is
normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
De achterbank is voorzien van
driepuntsveiligheidsgordels met
oprolautomaat.
Leg de achterste veiligheidsgordels om
zoals getoond in fig. 107.
BELANGRIJK De rugleuning is correct
vergrendeld als de rode streep B fig.
108 op de hendel voor het neerklappen
van de rugleuning A onzichtbaar is.
Deze rode streep geeft aan dat de
rugleuning niet is vergrendeld.BELANGRIJK Als de achterbankleuning
na het neerklappen weer in de normale
stand wordt geplaatst, controleer dan
of de veiligheidsgordels zodanig
geplaatst zijn dat ze klaar voor gebruik
zijn.
BELANGRIJK
70) Druk nooit op knop fig. 106
tijdens het rijden.
71) Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel
dragen bij een ongeval
blootgesteld worden aan een
groot risico en bovendien een
gevaar opleveren voor de
inzittenden voorin.
106
A0K0659
107
A0K0161
108
A0K0628
136
VEILIGHEID