dashboard Alfa Romeo Giulietta 2014 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2014, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2014Pages: 280, PDF Size: 6.6 MB
Page 50 of 280

Til de klep A op om de lichtjes aan te
zetten.
BAGAGERUIMTE
VERLICHTING
Dit bevindt zich links in de achterklep
fig. 39.
Wanneer de achterklep wordt geopend,
gaat de bagageruimteverlichting
automatisch branden. Wanneer de
achterklep wordt gesloten, gaat de
verlichting automatisch uit.
De stand van de sleutel in het
contactslot beïnvloedt de werking van
de bagageruimteverlichting niet.DASHBOARD
KASTVERLICHTING
Wanneer het dashboardkastje wordt
geopend gaat deze verlichting
automatisch branden, wanneer het
kastje wordt gesloten gaat de
verlichting uit.
De stand van de sleutel in het
contactslot beïnvloedt de werking van
de verlichting niet.
BEDIENINGSELEMENTENALARMKNIPPERLICHTEN
Werking
Druk op schakelaar A fig. 40 om de
lichten in/uit te schakelen.
Bij ingeschakelde alarmknipperlichten
gaan de controlelampjes
en
op
het instrumentenpaneel branden en
knippert de schakelaar A.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
en
op het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
17)
38
A0K0563
39
A0K0564
40
A0K0622
46
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 52 of 280

❒schakel de richtingaanwijzer rechts
uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts
in;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts
uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒draai de contactsleutel naar de
stand STOP;
❒draai de contactsleutel naar de stand
MAR.
BELANGRIJK
17) Het gebruik van
alarmknipperlichten wordt
geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het
land waar u rijdt: neem de
wettelijke voorschriften in acht.
18) Als na een botsing een
brandstoflucht wordt geroken of
brandstoflekkage wordt
geconstateerd, het systeem niet
opnieuw inschakelen om het
risico op brand te voorkomen.
INTERIEURUITRUSTINGOPBERGVAKKEN
19)
Bovenste opbergvak
Open het opbergvak A fig. 43 in het
punt aangegeven met de pijl.
Dashboardkastje
passagierszijde
Trek aan de handgreep A fig. 44 om het
dashboardkastje te openen.
Wanneer het kastje geopend wordt,
gaat er een lampje branden.
Er is een documentenhouder in het
dashboardkastje en een brillenhouder
op de achterkant van de klep.43
A0K0565
48
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 56 of 280

BELANGRIJK
19) Rijd nooit met open
dashboardkastje: bij een ongeval
kunnen de inzittenden voorin
hierdoor verwond raken.
20) De aansteker wordt bijzonder
heet. Hanteer hem voorzichtig
en zorg ervoor dat hij niet door
kinderen wordt gebruikt: risico op
brand en/of brandwonden.
21) Gebruik de asbak niet als
prullenbak: papiertjes en
dergelijke kunnen door peuken in
brand raken.
ELEKTRISCH
SCHUIFDAK(voor bepaalde versies/markten)
Het elektrische schuifdak bestaat uit 2
glazen panelen, een vast paneel achter
en een verstelbaar paneel voor. Deze
panelen zijn voorzien van twee
zonneschermen (voor en achter) en
kunnen handmatig worden versteld.
De zonneschermen kunnen bij gesloten
schuifdak in alle standen worden
versteld.
BEDIENING
Het schuifdak kan alleen bediend
worden als de contactsleutel in de
stand MAR staat.
Met de knoppen A en B fig. 56 op de
bekleding naast de voorste
plafondverlichting kunnen de functies
voor het openen/sluiten van het
schuifdak bediend worden.
Schuifdak openen
Houd knop A fig. 56ingedrukt: het
voorste glazen paneel gaat naar de
"spoilerstand". Druk nogmaals en
langer dan een halve seconde op de
knop A om het schuifdak automatisch
in een tussenstand te brengen
("Comfortstand").Als knop A fig. 56 nogmaals langer dan
een halve seconde wordt ingedrukt,
wordt het dak automatisch tot de
eindaanslag gebracht. Het voorste
glazen paneel kan in een tussenstand
worden stopgezet door nogmaals
op knop A te drukken.
3)22)
Het schuifdak sluiten
Druk vanaf de compleet geopende
stand langer dan een halve seconde op
knop B fig. 56: als de knop langer dan
een halve seconde wordt ingedrukt,
wordt het glazen paneel automatisch in
de tussenstand staan (“Comfort”-
stand).
55
A0K0575
56
A0K0576
52
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 57 of 280

Als de knop nogmaals langer dan een
halve seconde wordt ingedrukt, wordt
het schuifdak in de spoilerstand
gebracht. Tenslotte, als nogmaals op
de sluitknop B wordt gedrukt, wordt het
schuifdak in de volledig gesloten stand
gebracht.
KNELBEVEILIGING
Het schuifdak is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten
van het dak een eventueel obstakel kan
herkennen; wanneer dit gebeurt,
onderbreekt het systeem de beweging
en keert de beweging van de voorste
ruitpaneel onmiddellijk om.
ZONNESCHERMEN
Om de zonneschermen te openen, trek
het handvat A fig. 57 in de richting
van de pijl tot de gewenste stand wordt
bekomen.Ga in omgekeerde volgorde te werk om
de zonneschermen te sluiten.
INITIALISATIEPROCEDURE
Als de accu werd losgekoppeld of als
een zekering is doorgebrand, dan moet
de werking van het schuifdak opnieuw
worden geïnitialiseerd.
Ga als volgt te werk:
❒houd knop B fig. 56 ingedrukt tot het
schuifdak helemaal gesloten is. Laat
daarna de knop los;
❒druk op knop B en houd deze
minstens 10 seconden ingedrukt
en/of tot het glazen paneel vooruit
vastklikt. Laat de knop vervolgens
los;
❒druk binnen 5 seconden na de vorige
bediening opnieuw op knop B en
houd deze ingedrukt: het voorste
ruitpaneel zal een volledige cyclus
openen en sluiten uitvoeren. Laat de
knop pas na afloop van deze cyclus
los.ONDERHOUD/
NOODBEDIENING
In geval van nood of onderhoud, kan
het schuifdak handmatig worden
versteld wanneer er geen stroom
aanwezig is (voorste ruitpaneel
openen/sluiten) door de volgende
werkzaamheden uit te voeren:
❒verwijder de beschermdop A fig. 58
op de binnenbekleding, tussen de
twee zonneschermen;
❒neem de meegeleverde Allen sleutel
B uit het dashboardkastje of uit de
gereedschapshouder in de
bagageruimte;
❒steek de betreffende sleutel in de
zitting C en draai hem rechtsom
om het schuifdak te openen of
linksom om het schuifdak te sluiten.57
A0K0577
58
A0K0578
53
Page 58 of 280

BELANGRIJK
3) Open het schuifdak niet als er
sneeuw of ijs op ligt: risico op
beschadiging.
BELANGRIJK
22) Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto wordt
verlaten om het risico op letsel te
voorkomen als het schuifdak
per ongeluk wordt bediend.
Oneigenlijk gebruik van het
schuifdak kan gevaarlijk zijn.
Controleer voor en tijdens het
bedienen altijd of iemand kan
worden verwond door het
bewegende schuifdak of door
voorwerpen die door het
mechanisme worden meegesleept
of geraakt.
PORTIERENCENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
De portieren
vergrendelen van
buitenaf
Druk bij gesloten portieren op de knopvan de afstandsbediening (of op
het dashboard fig. 59) of steek en draai
de metalen baard (in de sleutel) in het
slot van het bestuurdersportier.
De portiervergrendeling werkt:
❒als alle portieren gesloten zijn;
❒als alle portieren gesloten zijn en de
achterklep open is:De portieren
ontgrendelen van
buitenaf
Druk op de knop
van de
afstandsbediening of steek en draai de
metalen baard (in de sleutel) in het
slot van de bestuurdersportier.
De portieren ver-/
ontgrendelen van
binnenuit
Druk op de knopfig. 59 op het
dashboard.
BELANGRIJK Bij ingeschakelde
centrale portiervergrendeling, kan het
portier aan passagierzijde worden
ontgrendeld door aan de binnenste
handgreep te trekken. Als aan de
binnenste handgreep van het
bestuurdersportier wordt getrokken,
worden alle portieren ontgrendeld.
BELANGRIJK De achterportieren
kunnen niet van binnenuit worden
geopend als het kinderslot is
ingeschakeld.
Als er geen stroomtoevoer is
(doorgebrande zekering, losgekoppelde
accu, enz.) kunnen de portieren nog
steeds met de hand worden
vergrendeld.
59
A0K0588
54
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 59 of 280

KINDERSLOT
Deze voorziening zorgt ervoor dat de
achterportieren van binnenuit niet
geopend kunnen worden.
Het kinderslot A fig. 60 kan alleen bij
geopende portieren worden
ingeschakeld:
❒stand 1 - kinderslot ingeschakeld
(portier vergrendeld);❒stand 2 - kinderslot uitgeschakeld
(portier kan van binnenuit worden
geopend).
De voorziening blijft ook ingeschakeld
wanneer de portieren centraal
ontgrendeld worden.
4) 5)
BELANGRIJK De achterportieren
kunnen niet van binnenuit worden
geopend als het kinderslot is
ingeschakeld.
NOODVERGRENDELING
PORTIEREN
Voorportier aan
passagierszijde
De voorportier aan passagierszijde is
voorzien van een
vergrendelingssysteem wanneer er
geen stroom aanwezig is.
Om de vergrendeling in te schakelen,
steek de metalen baard van de sleutel
in de opening A fig. 61 en trek hem
omhoog.
Achterportieren
De achterportieren zijn voorzien van een
noodsysteem waarmee de portieren
kunnen worden vergrendeld wanneer er
geen stroom aanwezig is.
In dit geval moet men als volgt te werk
gaan:❒steek de metalen baard van de
contactsleutel in de zitting B;
❒draai de sleutel linksom en verwijder
hem uit de zitting B.
Ga als volgt te werk om het knopje van
het slot weer in dezelfde stand te zetten
(alleen wanneer de acculading hersteld
is):
❒druk op knop
van de sleutel;
❒druk op de knop
voor
vergrendeling/ontgrendeling op het
dashboard;
❒open het voorportier door de sleutel
in het slot te steken;
❒trek aan de binnenhandgreep van het
portier.
6)
60
A0K0579
61
A0K0580
55
Page 60 of 280

Initialisatie open-/
sluitmechanisme
Als de accu is losgekoppeld of als een
zekering is doorgebrand, dan moet
het open-/sluitmechanisme als volgt
opnieuw geïnitialiseerd worden:
❒sluit alle portieren;
❒druk op de knop
van de sleutel of
op de knop
op het dashboard;
❒druk op de knop
van de sleutel of
op de knop
op het dashboard.
BELANGRIJK
4) Gebruik dit mechanisme altijd
wanneer kinderen worden
vervoerd.
5) Controleer na bediening van dit
mechanisme op bij beide
achterportieren of het
daadwerkelijk is ingeschakeld
door aan de handgreep aan de
binnenzijde van de portieren te
trekken.6) Als bij ingeschakeld kinderslot en
de eerder beschreven
vergrendelingswijze de
binnenhandgreep van een
achterportier wordt bediend, lukt
het niet om het portier te openen
en komt alleen het knopje van
de sloten omhoog. Om het portier
te openen, moet de buitenste
handgreep worden bediend. Bij
inschakeling van de
noodvergrendeling wordt de knop
van de centrale
portiervergrendeling
niet buiten
werking gesteld.
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENINGDeze werkt met de contactsleutel in de
stand MAR en gedurende circa 3
minuten nadat de contactsleutel naar
de stand STOP is gedraaid of
verwijderd is als een van de
voorportieren geopend is.
De bedieningsknoppen bevinden zich
op de portierpanelen fig. 62 (vanaf
het paneel van het bestuurdersportier
kunnen alle ruiten bediend worden).
Er is een knelbeveiliging aanwezig die
tijdens het sluiten van de voor- en
achterruiten werkt.
23)
BEDIENINGSELEMENTEN
Bestuurdersportier
fig. 62
❒A: openen/sluiten zijruit linksvoor;
"continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten ruit;
❒B: openen/sluiten zijruit rechtsvoor;
"continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten ruit;
❒C: inschakeling/uitschakeling
bediening achterste zijruiten;
56
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 81 of 280

Druk, voor het uitvoeren van de RESET
bij stilstaande auto en contactsleutel
op MAR, 2 seconden op de knop
fig.
86 op het dashboard; na de RESET
toont het display de melding "RESET
OPGESLAGEN", wat aangeeft dat het
"inleren" is gestart.
WERKINGSCONDITIES
50) 51) 52) 53) 54) 55)
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
In sommige situaties (zoals een
sportieve rijstijl, een winters klimaat of
onverharde wegen) kan de melding
vertraagd zijn.Onder speciale omstandigheden (bijv.
auto asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van sneeuwkettingen, gebruik
van verschillende banden per as) kan
het systeem valse indicaties geven
of tijdelijk uitgeschakeld zijn.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het waarschuwingslampje
circa 75 seconden en gaat
vervolgens vast branden; tegelijkertijd
toont het display de melding
"CONTROLE BANDENSPANNING
NIET BESCHIKBAAR". Deze
aanduiding wordt ook aangegeven na
het afzetten en opnieuw starten van de
motor, als de correcte
werkingscondities niet hersteld worden.
BELANGRIJKE
INFORMATIE
BELANGRIJK
50) Als het systeem een
spanningsafname van een
bepaalde band aangeeft, wordt
geadviseerd om de spanning van
alle vier de banden te controleren.51) Het iTPMS ontslaat de
bestuurder niet van de
verplichting om de
bandenspanning elke maand te
controleren en mag niet
beschouwd worden als een
systeem dat het onderhoud of de
veiligheid vervangt.
52) De bandenspanning moet bij
koude banden gecontroleerd
worden. Als de bandenspanning
om welke reden dan ook bij
warme banden moet worden
gecontroleerd, dan mag de
spanning niet worden verlaagd,
ook wanneer de gemeten waarde
hoger is dan de voorgeschreven
spanningswaarde. Controleer
de bandenspanning nadien
nogmaals bij koude banden.
53) Het iTPMS-systeem waarschuwt
niet bij een plotselinge afname
van de bandenspanning
(bijvoorbeeld bij een klapband).
Breng in dergelijke gevallen de
auto tot stilstand en voorkom
bruuske stuurbewegingen.
54) Het systeem waarschuwt alleen
dat de bandenspanning laag is:
het is niet in staat om de banden
op te blazen.
86
A0K0608
77
Page 83 of 280

DUAL PINION
STUURBEKR
ACHTIGINGWerking
Dit systeem werkt alleen als de
contactsleutel in de stand MAR-ON
staat en bij draaiende motor. De
stuurinrichting zorgt ervoor dat de
benodigde kracht voor het verdraaien
van het stuurwiel wordt aangepast aan
de rijomstandigheden. Met de
DNA-standen van de “Alfa DNA
Systeem” hendel kunnen verschillende
soorten stuurbekrachtiging worden
gekozen (zie de paragraaf “Alfa
DNA-Systeem”).
56)
BELANGRIJK Na loskoppeling van de
accu moet de stuurbekrachtiging
geïnitialiseerd worden. Het lampje gaat
branden om dit aan te geven. Ga
hiervoor als volgt te werk: draai het
stuurwiel van het ene uiteinde naar het
andere of rijd circa honderd meter op
een rechtlijnig stuk weg.
BELANGRIJK
56) After-market werkzaamheden
waarbij wijzigingen van de
stuurinrichting of de stuurkolom
betrokken zijn (bv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten
strengste verboden. Dergelijke
werkzaamheden kunnen de
prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar
brengen waardoor de auto niet
meer aan de typegoedkeuring
voldoet.
INBOUWVOOR
BEREIDING VOOR
AUTORADIO(voor bepaalde versies/markten)
Als er bij de auto geenUconnect™5"
Radio ofUconnect™ 6.5" Radio Nav
is aangevraagd, wordt de auto geleverd
met een dubbel opbergvak in het
dashboard fig. 87.
De inbouwvoorbereiding voor een
autoradio bestaat uit:
❒voedingskabels autoradio, speakers
voor en achter en een antenne;
❒vak voor autoradio;
❒antenne op dak.87
A0K0665
79
Page 87 of 280

Versie met sensoren voor en achter
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm van
fig. 93 op het herconfigureerbare
multifunctionele display.
Informatie over de aanwezigheid en de
afstand van obstakels wordt gegeven
door middel van een zoemer en een
aanduiding op het display.
Wanneer er meerdere obstakels zijn,
wordt het dichtstbijzijnde obstakel
weergegeven. Bij de versie met
sensoren voor en achter, wordt het
dichtstbijzijnde obstakel in de zone voor
en achter de auto weergegeven.GELUIDSSIGNAAL
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel ten opzichte
van de auto wordt gegeven door
middel van geluidssignalen uit zoemers
die in het interieur zijn gemonteerd:
❒bij de versies met sensoren achter,
meldt een zoemer in de
dashboardzone de aanwezigheid van
obstakels achter de auto;
❒bij de versies met sensoren voor en
achter, meldt een zoemer voorin de
aanwezigheid van obstakels vóór
de auto en een zoemer achterin de
aanwezigheid van obstakels achter
de auto. Dit informeert de bestuurder
over de plaats (voor/achter) van de
obstakels.
Afhankelijk van de plaats van het
obstakel (voor of achter) wordt het
geluid door de bijbehorende zoemers
(voor of achter) geproduceerd. Het
obstakel dat zich het dichtst bij de auto
bevindt wordt gesignaleerd.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt automatisch een
geluidsmelding ingeschakeld wanneer
er zich een obstakel achter de auto
binnen het meetbereik bevindt.Het geluidssignaal:
❒neem toenaarmate de afstand
tussen de auto en het obstakel
afneemt;
❒wordt ononderbrokenwanneer de
afstand tussen de auto en het
obstakel minder dan 30 cm bedraagt
en stopt onmiddellijk als de afstand
toeneemt;
❒blijft constantals de afstand
ongewijzigd blijft; als deze situatie de
zijsensoren betreft, zal de zoemer
na circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen
tijdens manoeuvres langs muren.
BELANGRIJK Het volume van het
geluidssignaal kan worden ingesteld via
de optie "Geluidssterkte
waarschuwingen" van het "Set-up
menu" (zie de paragraaf "Menuopties"
in het hoofdstuk "Kennismaking met
het bedieningspaneel").93
A0K0814
83