ABS Alfa Romeo Giulietta 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2018, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2018Pages: 228, PDF Size: 3.7 MB
Page 37 of 228

voorschriften die in dat land van kracht
zijn. Ga in ieder geval, als de tijdslimiet in
het betreffende land verstreken is, naar
een Alfa Romeo Servicepunt om de tank
te laten vervangen.
LPG-/BENZINESCHAKELAAR
20)
15)
Deze motor loopt normaal op LPG
behalve tijdens het starten, dan werkt hij
op benzine.
De omschakeling naar LPG vindt
automatisch plaats en wordt op het
display aangegeven door het uitgaan van
het symbool
, vlakbij de letters LPG.
Om over te schakelen naar het andere
brandstoftype op knop
drukken bij
stilstaande auto en lopende motor, of
tijdens het rijden.
Als de LPG op gaat tijdens de LPG
bewerking schakelt het systeem
automatisch over op benzine.
De vier streepjes naast de letters LPG op
het display geven het LPG-niveau in de
tank aan.
TANKEN
LPG
Maximale vulcapaciteit (inclusief
reserve): 38 liter. Er is bij de waarde
reeds rekening gehouden met de 80%
vullimiet van de tank en de
resthoeveelheid die nodig is voor de
opvoering; deze waarde
vertegenwoordigt de maximum
toelaatbare vulinhoud. Bovendien kan
deze maximuminhoud, na herhaaldelijk
tanken, afwijken wegens verschillen
tussen de toevoerdrukwaarden bij de
tankstations, pompen met verschillende
toevoer-/blokkeringswaarden, of een
tank die niet helemaal leeg is.
BELANGRIJK Om een inconsistente
weergave van de LPG-meter op het
instrumentenpaneel te voorkomen, is het
raadzaam om bij elke tankbeurt minstens
10 liter te tanken.
BELANGRIJK
19)Let wel dat in sommige landen (inclusief
Italië) wettelijke beperkingen gelden voor
het parkeren/stallen van auto's die rijden op
gas dat dichter is dan zuurstof; LPG valt
onder deze categorie.
20)Schakel niet om tussen de twee
werkingsmethodes tijdens het starten van
de motor.21)Als er gaslucht wordt waargenomen,
schakel dan over van werking op LPG naar
werking op benzine en ga onmiddellijk naar
een Alfa Romeo Servicepunt om het voertuig
te laten controleren en eventuele
systeemstoringen uit te sluiten.
BELANGRIJK
10)De auto is uitgerust met een hiervoor
specifiek ontworpen gasvormig LPG
inspuitsysteem: daarom is het absoluut
verboden de configuratie van het systeem of
de componenten ervan te wijzigen. Het
gebruik van andere componenten of
materialen zou kunnen leiden tot een slechte
werking en verminderde veiligheid; neem dus
in geval van problemen altijd contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk. Wanneer
het voertuig gesleept of opgekrikt wordt, de
aanwijzingen in het instructieboek in
paragraaf "Slepen van het voertuig"
opvolgen om beschadigingen aan de
onderdelen van het gassysteem te
voorkomen.
11)Het systeem werkt op temperaturen
tussen -20°C en 100°C.
35
Page 50 of 228

Lampjes op
instrumentenpaneelWat het betekent Wat te doen
BRANDSTOFRESERVE/BEPERKTE ACTIERADIUS
Het lampje gaat branden wanneer er nog circa8à10liter
brandstof in de tank is.
Wanneer de resterende actieradius minder is dan
ongeveer 50 km (of het equivalent in mijl) is, verschijnt bij
sommige versies een waarschuwing op het display.
26)
MISTACHTERLICHTEN
Dit lampje gaat branden wanneer de mistachterlichten
worden ingeschakeld.
STORING ABS
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar
de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet even later
doven.
Het lampje gaat branden om een systeemstoring aan te
geven. In dat geval blijft het remsysteem normaal werken,
maar met uitsluiting van het ABS-systeem.Rijd zeer voorzichtig en neem zo snel mogelijk contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
48
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 62 of 228

BELANGRIJK
22)Als hetwaarschuwingslampje niet dooft wanneer de startinrichting naar ON wordt gedraaid of als het blijft branden tijdens het rijden
(terwijl er ook een bericht op het display wordt weergegeven), dan kan er iets mis zijn met de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet in werking treden bij een ongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in werking treden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het Alfa Romeo Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
23)Een fout met het waarschuwingslampje
wordt gesignaleerd door het oplichten van het lampjeop het instrumentenpaneeldisplay en het
knipperen van het lampje dat de uitgeschakelde passagiersairbag op het achteruitkijkspiegeltje aanduidt. Ook zorgt het airbagsysteem voor de
automatische uitschakeling van de airbags aan passagierszijde (voor bepaalde versies/markten). In dergelijke gevallen kan het lampje mogelijk
geen storingen in de veiligheidssystemen aangeven. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Alfa Romeo Servicenetwerk alvorens
verder te rijden.
24)Wanneer het lampje gaat branden, moet de afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk geval binnen 500 km na het aangaan van het
lampje, worden ververst. Het niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor en de garantie ongeldig maken.
Vergeet niet dat het knipperen van dit lampje niets te maken heeft met het oliepeil in de motor; voeg dus absoluut geen motorolie toe als het lampje
begint te knipperen.
25)Als het lampje tijdens het rijden gaat knipperen, neem dan contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
26)Als, tijdens het rijden, het lampje gaat knipperen (of het pictogram op het display verschijnt), contact opnemen met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
27)Rijd altijd met een snelheid die is afgestemd op de verkeerssituatie, de weersomstandigheden en de wegenverkeerswetgeving. De motor
afzetten zelfs terwijl het
lampje brandt is toegestaan, maar het meermaals onderbreken van het regeneratieproces kan leiden tot voortijdig
kwaliteitsverlies van de motorolie. Daarom wordt het aanbevolen om altijd te wachten tot het symbool is gedoofd voordat de motor wordt
afgezet, door bovenstaande aanwijzingen te volgen. Voltooi het DPF-regeneratieproces niet terwijl het voertuig stil staat.
BELANGRIJK
17)Als hetlampje tijdens het rijden gaat branden, zet dan de motor onmiddellijk af en neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
18)Als, wanneer de startinrichting naar MAR wordt gedraaid, het waarschuwingslampjeniet gaat branden of tijdens het rijden continu blijft
branden of gaat knipperen (bij bepaalde versies verschijnt er ook een bericht op het display), neem dan zo snel mogelijk contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
19)Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen draaien. Als het symbool
wordt
weergegeven, zo snel mogelijk contact opnemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk om het systeem af te laten tappen. Als de bovengenoemde
aanwijzingen onmiddellijk voorkomen na het tanken, kan het zijn dat er tijdens het tanken water in de tank terecht is gekomen: zet de motor
onmiddellijk uit en neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
60
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 64 of 228

ACTIEVE
VEILIGHEIDSSYSTEMEN
ABS-SYSTEEM
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat het
voertuig ook tijdens paniekremmen
onder controle gehouden kan worden en
de remweg wordt geoptimaliseerd.
Inwerkingtreding van het systeem
De bestuurder kan merken wanneer het
ABS in werking treedt omdat het
rempedaal iets pulseert en het systeem
meer geluid maakt: dit is volkomen
normaal wanneer het systeem in werking
treedt.
33) 34) 35) 36) 37) 38) 39)
ASR (AntiSlip Regulation)SYSTEEM
40) 41) 42)
Dit systeem maakt integraal deel uit van
het ESC-systeem en treedt automatisch
in werking als één of beide aangedreven
wielen slippen, grip verliezen op natte
wegen (aquaplaning) en tijdens het
optrekken op glad, besneeuwd of met
ijzel bedekt wegdek, enz.Inwerkingtreding van het systeem
Het systeem werkt op het
motorvermogen en remmen.
Dit wordt aangegeven door het knipperen
van het lampje
op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder te
waarschuwen dat de stabiliteit en de grip
van de auto kritiek zijn.
MSR-SYSTEEM (Motor
Schleppmoment Regelung)
Het systeem voorkomt dat de
aandrijfwielen mogelijk vergrendelen,
hetgeen kan gebeuren, bijvoorbeeld, als
het gaspedaal plotseling wordt
losgelaten of in het geval van een
plotseling naar een lagere versnelling
schakelen in omstandigheden van slechte
grip op de weg.
In deze omstandigheden zou het
motorremeffect ervoor kunnen zorgen
dat de aandrijfwielen slippen, waardoor
het voertuig zijn stabiliteit verliest. Het
systeem grijpt in dergelijke situaties in
door het motorkoppel te regelen om zo
de stabiliteit te bewaren en de veiligheid
van het voertuig te verhogen.
HBA-SYSTEEM (Hydraulic Brake
Assist)
43) 44) 45)
Het HBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van de auto tijdens
noodremmen te verbeteren: het
HBA-systeem voltooit daarom het
ABS-systeem.
Er wordt maximale assistentie van het
HBA-systeem verkregen als het
rempedaal continue zeer snel wordt
ingetrapt.
DST SYSTEEM (Dynamic Steering
Torque)
46)
De DST-functie gebruikt de integratie
van het ESC-systeem in de elektrische
stuurbekrachtiging om het
veiligheidsniveau van het hele voertuig te
verhogen.
In kritieke situaties (remmen in
verschillende gripomstandigheden),
regelt het ESC-systeem via de
DST-functie de besturing om een
aanvullende koppelverdeling te
implementeren op het stuurwiel, om de
bestuurder de meest correcte
manoeuvre voor te stellen.
62
VEILIGHEID
Page 65 of 228

De gecoördineerde actie van de remmen
en de stuurinrichting verhoogt het gevoel
van veiligheid en controle over het
voertuig.
EBD-SYSTEEM
Het EBD-systeem maakt deel uit van het
ESC-systeem en grijpt in tijdens het
remmen door de remkracht op optimale
wijze over voor- en achterwielen te
verdelen.
Dit garandeert meer remstabiliteit aan
de auto, door het plotselinge blokkeren
van de achterwielen en de daaruit
volgende instabiliteit van de auto te
voorkomen.
ESC-SYSTEEM
Het ESC-systeem verbetert de
richtingscontrole en stabiliteit van de
auto onder diverse rijomstandigheden.
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van de auto door
de remkracht naar de juiste wielen te
sturen. Ook het door de motor geleverde
koppel kan verlaagd worden om de
controle over het voertuig te behouden.
28) 29) 30) 31) 32)
Het ESC-systeem bevat de actieve
veiligheidssystemen zoals: ABS, EBD,
ASR, HILL HOLDER, etc.
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart; het kan niet worden
uitgeschakeld.
Inwerkingtreding van het systeem
Dit wordt aangegeven door het knipperen
van het lampje
op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder te
waarschuwen dat de stabiliteit en de grip
van de auto kritiek zijn.
CBC (Cornering Brake Control)
SYSTEEM
Dit systeem grijpt in wanneer in bochten
geremd wordt, waarbij de verdeling van
de remkracht over de vier wielen wordt
geoptimaliseerd: het systeem voorkomt
dat de wielen in de binnenbocht (minder
beïnvloed door het gewicht van de auto)
blokkeren, waardoor betere stabiliteit en
richting wordt gegarandeerd.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit systeem is een integraal onderdeel
van het ESC-systeem en assisteert de
bestuurder bij het wegrijden op hellingen
omhoog of omlaag door op de remmen te
werken:
achter zonder de handrem te hebben
aangetrokken, de motor te hebben
uitgeschakeld en de eerste versnelling te
hebben ingeschakeld, zodat de
geparkeerde auto in veilige
omstandigheden verkeert (lees ook de
paragraaf "Parkeren" in het hoofdstuk
"Starten en rijden").
BELANGRIJK Er kunnen situaties op
kleine hellingen (minder dan 8%)
voorkomen waarin, bij beladen auto, het
Hill Holder-systeem niet in werking
treedt en de auto zich iets naar achteren
verplaatst, waardoor het risico op een
botsing met een ander voertuig of
voorwerp toeneemt. De bestuurder is in
elk geval verantwoordelijk voor een
veilige rijstijl.
“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)
Het "Electronic Q2"-systeem grijpt in bij
acceleratie in bochten door het
binnenwiel af te remmen en hierdoor de
aandrijving van het buitenwiel te
verbeteren (die meer van het
autogewicht draagt): het koppel wordt op
die manier op optimale wijze over de
aangedreven wielen verdeeld, afhankelijk
van de rijomstandigheden en het wegdek,
waardoor een bijzonder effectieve,
sportieve rijstijl wordt bereikt.
63
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is
geen parkeerrem; laat de auto dus nooit
Page 66 of 228

"PRE-FILL"-SYSTEEM (RAB - Ready
Alert Brake)
(alleen bij ingeschakelde
"Dynamic"-functie)
Deze functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer het gaspedaal snel
wordt losgelaten, door de slag van het
remblok (zowel voor als achter) te
verminderen. Dit heeft als doel om het
remsysteem voor te bereiden en zijn
reactievermogen te verbeteren,
waardoor de remafstand bij het volgende
remmen afneemt.
BELANGRIJK
28)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
29)Het ESC-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.
30)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
31)Voor een goede werking van het
ASR-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.32)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is de auto
voorzien van de systemen ESC en ASR. Uw
rijstijl moet altijd aangepast zijn aan de
conditie van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is altijd
verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid.
33)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld, is
een trilling aan het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de wegomstandigheden.
34)Een inrijperiode van circa 500 km is
vereist om het beste uit het remsysteem te
halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.
35)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van de
banden op het wegdek is bereikt: verlaag de
snelheid en pas deze aan de beschikbare
grip aan.
36)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
37)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.
38)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen in
gevaar komt.
39)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.40)Het ASR kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
41)Het ASR-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.
42)De capaciteiten van het ASR mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen in
gevaar komt.
43)Het HBA-systeem kan de door het
wegdek geboden grip niet boven de limieten
van de natuurkundige wetten laten
toenemen.
44)Het HBA-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.
45)De prestaties van het HBA-systeem
mogen nooit op onvoorzichtige of
gevaarlijke manier getest worden, met de
mogelijkheid dat de veiligheid van de
bestuurder, de inzittenden of andere
weggebruikers in gevaar komt.
46)DST is een hulp voor bij het rijden en
neemt de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de auto te besturen niet weg.
64
VEILIGHEID
Page 73 of 228

KINDEREN VEILIG VERVOEREN
Om een optimale bescherming bij een
ongeval te kunnen garanderen, moeten
alle inzittenden zitten en gebruik maken
van goedgekeurde beveiligingssystemen,
ook pasgeborenen en kinderen!
Dit is een wettelijke verplichting in alle
EU-landen, conform de Europese richtlijn
2003/20/EG.
Kinderen met een lengte van minder dan
1,50 meter en tot de leeftijd van 12 jaar
moeten beschermd worden door
geschikte kinderzitjes en moeten op de
achterbank zitten. Statistieken over
ongevallen tonen aan dat de achterbank
een betere bescherming biedt voor
kinderen.
Vergeleken met een volwassene, is het
hoofd van kleine kinderen in verhouding
tot de rest van het lichaam groter en
zwaarder, maar de spieren en de
botstructuur van kinderen zijn nog niet
volledig ontwikkeld. Daarom zijn correcte
veiligheidssystemen, naast
veiligheidsgordels voor volwassenen,
noodzakelijk om het gevaar van letsel in
geval van een aanrijding, remmen of
plotselinge manoeuvre, zo veel mogelijk
te beperken.Kinderen moeten veilig en comfortabel
zitten. Afhankelijk van de eigenschappen
van de gebruikte kinderzitjes, wordt
geadviseerd om kinderzitjes zo lang
mogelijk tegen de rijrichting in te
monteren (tot het kind minstens 3–4 jaar
oud is), omdat die stand bij een ongeval
de meeste bescherming biedt.
60) 61) 62)
63)
Om het meest geschikte kinderzitje te
kiezen, moet rekening worden gehouden
met het gewicht van het kind; er zijn
verschillende types kinderzitjes en
geadviseerd wordt altijd het type te
kiezen dat het meest geschikt is voor het
kind.
Kinderen langer dan 1,50 m worden voor
wat betreft beveiligingssystemen
gelijkgesteld met volwassenen en
moeten de standaard veiligheidsgordels
dragen.
In Europa vallen de eigenschappen van
kinderzitjes onder de norm ECE-R44, die
ze in vijf gewichtsgroepen indeelt:
Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22 - 36 kg
Alle beveiligingssystemen moeten
voorzien zijn van de
typegoedkeuringsgegevens en het
keurmerk op een label dat stevig
bevestigd moet zijn op het kinderzitje
en dat absoluut niet verwijderd mag
worden.
In het Lineaccessori MOPAR
®assortiment zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen. Het gebruik
van deze kinderzitjes wordt ten zeerste
aanbevolen, omdat ze speciaal voor Alfa
Romeo voertuigen ontworpen zijn.
BELANGRIJK
60)ZEER GEVAARLIJK Plaats NOOIT een
kinderzitje tegen de rijrichting in op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe klein
ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de
dood van het kind tot gevolg hebben. Het is
raadzaam kinderen altijd in kinderzitjes op
de achterbank te vervoeren: bij een ongeval
biedt de achterbank de meeste
bescherming.
61)Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld moet
worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
wordt gemonteerd. Neem altijd de
aanwijzingen op de zonneklep aan
passagierszijde in acht (zie de paragraaf
"Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) -
Airbag").
71
Page 101 of 228

DE OPGESLAGEN SNELHEID
VERHOGEN
Zodra de elektronische Cruise-Control is
ingeschakeld, kan de snelheid verhoogd
worden door op de knop SET + te
drukken.
DE OPGESLAGEN SNELHEID
VERLAGEN
Zodra de elektronische Cruise-Control is
ingeschakeld, kan de snelheid verlaagd
worden door op de knop SET + te
drukken.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
door de ringmoer 1 fig. 66 in de
OFF-stand te draaien;
door de motor uit te schakelen;
door het rem-, koppelings- of
gaspedaal in te drukken; in het laatste
geval wordt het systeem eigenlijk niet
uitgeschakeld, maar wordt voorrang aan
het acceleratieverzoek gegeven. Het
systeem blijft actief, zonder de noodzaak
om de RES-knop te bedienen om na het
accelereren naar de vorige toestand
terug te keren.Automatische uitschakeling
In de volgende gevallen wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld:
als het ABS- of het ESC-systeem
ingrijpt;
bij een voertuigsnelheid onder de
ingestelde limiet;
in geval van een systeemstoring.
99)
BELANGRIJK
99)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
100)In geval van slechte werking of storing
van het systeem, contact opnemen met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde versies/markten)
Deze sensoren bevinden zich in de
voorbumper en de achterbumper en
detecteren de aanwezigheid van
obstakels achter het voertuig en
waarschuwen de bestuurder met een
geluidssignaal.
INSCHAKELING
Versie met sensoren achter
Bij de versie met sensoren achter wordt
het systeem automatisch ingeschakeld
wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Versie met sensoren voor en achter
Bij versies met sensoren voor en achter,
wordt het systeem ingeschakeld wanneer
de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld of de knop
wordt
ingedrukt.
Wanneer de achteruit wordt
uitgeschakeld, blijven de sensoren voor
en achter geactiveerd totdat een
snelheid van circa 15 km/h wordt
overschreden, om voltooiing van de
parkeermanoeuvre toe te staan.
De sensoren worden uitgeschakeld door
opnieuw op de knop
te drukken of
wanneer een snelheid van 15 km/h wordt
99
overschreden: de led in de knop is uit
wanneer het systeem niet actief is.
Page 104 of 228

Neem de snelheidsbeperkingen van het
land waar u bent voor auto’s met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.
MONTAGE VAN DE TREKHAAK
Neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk voor de montage van een
trekhaak.
103) 104)
BELANGRIJK
103)Het ABS waarmee de auto is uitgerust
heeft geen controle over het remsysteem
van de aanhanger. Wees daarom bijzonder
voorzichtig op gladde wegen.
104)Breng, onder geen enkele voorwaarde,
wijzigingen aan het remsysteem van het
voertuig aan om het remsysteem van de
aanhanger te regelen. Het remsysteem van
de aanhanger moet volledig onafhankelijk
zijn van het hydraulisch systeem van de auto.
TANKEN
Zet de motor af alvorens te tanken.
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije 95 RON
benzine die aan de Europese norm
EN228 voldoet. Het octaangetal van de
benzine (RON) mag niet lager zijn dan 95.
Om beschadiging aan de katalysator te
voorkomen, de tank nooit bijvullen, niet in
noodgevallen en evenmin met een
minimale hoeveelheid, met loodhoudende
benzine.
DIESELMOTOREN
Tank uitsluitend dieselolie die aan de
Europese norm EN590 voldoet. Het
gebruik van andere producten of
mengsels kan de motor onherstelbaar
beschadigen en derhalve de garantie,
door de veroorzaakte schade, ongeldig
maken.Werking bij lage temperaturen
Bij zeer lage buitentemperaturen kan de
vloeibaarheid van de dieselolie
onvoldoende worden wegens de vorming
van paraffine met een slechte werking
van het brandstoftoevoersysteem als
gevolg.
Om deze problemen te voorkomen, zijn
afhankelijk van het seizoen verschillende
soorten Dieselolie beschikbaar:
zomerdiesel, winterdiesel en arctische
diesel (koude landen).
Als diesel wordt getankt met
specificaties die niet geschikt zijn voor
de gebruikstemperatuur, wordt
geadviseerd om TUTELA DIESEL ART
additief in de op de verpakking
aangegeven verhoudingen met de
brandstof te mengen. Schenk het additief
vóór de brandstof in de tank.
Als de auto gedurende een lange periode
in de bergen of in koude zones wordt
gebruikt of geparkeerd, wordt
geadviseerd om met de plaatselijk
beschikbare brandstof te tanken. In dit
geval wordt tevens geadviseerd om de
tank meer dan 50% gevuld te houden.
LPG-MOTOREN
De vulopening voor het gas zit naast de
benzinevuldop. Hij heeft een
terugslagklep, die in het feitelijke
vullichaam zit.
102
STARTEN EN RIJDEN
Page 149 of 228

MOTOROLIE
Controleer of het oliepeil tussen de
referentietekens MIN en MAX op de
peilstok 3 staat.
Als het oliepeil vlakbij of onder het
MIN-teken staat, olie toevoegen via de
vulopening 2 totdat het MAX-teken
wordt bereikt.
131)42)
Neem de oliepeilstok 3 uit, maak hem
schoon met een niet pluizende doek en
breng hem weer in. Neem de peilstok
weer uit en controleer of het peil zich
tussen het MIN- en MAX-teken op de
peilstok bevindt.
Motorolieverbruik
43)3)
Gewoonlijk ligt het maximale
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km. Tijdens de eerste
gebruiksperiode van de auto, moet de
motor worden ingereden. Daarom is het
motorolieverbruik pas stabiel na de
eerste 5000 - 6000 km.
MOTORKOELVLOEISTOF
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop 1 los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
44)132)
VLOEISTOF VOOR RUITENSPROEIERS /
ACHTERRUITSPROEIER
Verwijder, als het niveau te laag is, de
reservoirdop 6 en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
133) 134)
BELANGRIJK De koplampsproeiers
zullen niet werken bij een laag
ruitensproeiervloeistofniveau, ook al
blijven de ruitensproeiers/
achterruitsproeier werken. Voor
bepaalde versies/markten is er een
referentiemerkteken op de peilstok (zie
vorige pagina's): ALLEEN de
voorruit/achterruitwisser werkt met het
niveau onder deze referentie.
REMVLOEISTOF
Controleer of de vloeistof op het
maximumniveau staat.
Draai, als het vloeistofniveau te laag is,
de reservoirdop 4 los en vul de vloeistof
bij zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
45)135) 136)
OLIE VOOR INSCHAKELING
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
(voor bepaalde versies/markten)
Wend u voor de controle van het
transmissieolieniveau uitsluitend tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
4)
BELANGRIJK
41)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met een
ongeschikte vloeistof kan leiden tot ernstige
schade aan het voertuig.
42)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
43)Vul geen olie bij met andere kenmerken
dan de olie waarmee de motor is gevuld.
44)Gebruik voor het bijvullen hetzelfde type
vloeistof als het type dat al in het reservoir
van het motorkoelsysteem zit. De vloeistof
mag niet gemengd worden met andere types
antivriesvloeistoffen. Als er toch bijgevuld is
met een ongeschikt product, start dan in
geen geval de motor en neem contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
45)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte delen.
Spoel bij contact onmiddellijk uit met rijkelijk
water.
BELANGRIJK
129)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
147